Toelichting bij COM(2023)528 - Belastingstelsel voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In haar toespraak over de Staat van de Unie van 2022 erkende Commissievoorzitter Ursula von der Leyen het belang van het nemen van verdere maatregelen om het voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) gemakkelijker te maken om zaken te doen op de interne markt, en kondigde zij een steunpakket voor kmo’s aan. Het steunpakket voor kmo’s, dat de Commissie vandaag heeft vastgesteld, levert de broodnodige steun aan kmo’s om kasstroom te genereren, om te vereenvoudigen, te investeren en te groeien. Dit initiatief maakt deel uit van het pakket.

De huidige systemen voor de belastingheffing op ondernemingen in de EU zorgen voor een aanzienlijke mate van complexiteit. Daardoor krijgen bedrijven te maken met hoge nalevingskosten, belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten, risico’s van dubbele en/of overbelasting die leiden tot belastingonzekerheid en frequente, tijdrovende juridische geschillen. Deze obstakels vormen verhoudingsgewijs een hogere last voor kmo’s dan voor grote ondernemingsgroepen. Kmo’s besteden ongeveer 2,5 % van hun omzet aan de naleving van hun belastingverplichtingen (bv. vennootschapsbelasting, btw en inkomstenbelasting), terwijl grote ondernemingen hier slechts 0,7 % van hun omzet aan besteden, omdat zij van schaalvoordelen kunnen profiteren1. Als kmo’s grensoverschrijdend actief willen zijn, worden zij in meer dan één lidstaat belastbaar zodra hun activiteiten in het buitenland een vaste inrichting creëren. De naleving van deze verplichtingen brengt vaste kosten met zich mee, die een belemmering vormen voor kmo’s om hun activiteiten grensoverschrijdend te ontplooien. Dit is met name het geval in de beginfase van de uitbreiding, wanneer de omvang van de activiteiten in het buitenland hoofdzakelijk aanvullend is op de primaire bedrijfsactiviteiten in de staat van herkomst.

Het is derhalve van belang dat kmo’s die door middel van vaste inrichtingen over de grens heen willen groeien en uitbreiden, de belastingregels waarmee zij bekend zijn, kunnen blijven toepassen voor de berekening van het belastbare resultaat van hun vaste inrichtingen in andere lidstaten. Dit biedt deze kmo’s de mogelijkheid om een zakelijk besluit te nemen dat het beste bij hen past, namelijk doorgaan met het toepassen van verschillende belastingregels op hun bedrijfsactiviteiten, of kiezen voor belastingheffing volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor (de “HOT”-regels, Head Office Taxation rules), rekening houdende met de hoogte van de nalevingskosten en de administratieve complexiteit die kunnen voortvloeien uit het feit dat afzonderlijke belastingregels worden gehanteerd.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

In 2005 heeft de Europese Commissie een mededeling vastgesteld waarin een mogelijke oplossing werd geschetst voor de nalevingskosten en andere fiscale obstakels waarmee kmo’s worden geconfronteerd2. In de mededeling werd een stelsel voor belastingheffing volgens de regels van de thuisstaat gepresenteerd, gebaseerd op het idee van vrijwillige wederzijdse erkenning en aanvaarding van belastingregels door de EU-lidstaten. Het stelsel was zo ontworpen dat het zowel voor de lidstaten als voor ondernemingen vrijwillig was en gedurende een proefperiode van vijf jaar zou lopen. Het toepassingsgebied ervan was ruimer. Het had betrekking op zowel vaste inrichtingen als dochterondernemingen en voorzag in een complexer belastingkader, zoals een geconsolideerde belastinggrondslag en toewijzing van de belastinggrondslag op basis van objectieve factoren. Toch hebben de lidstaten de aanbevolen oplossingen van het proefproject nooit geïmplementeerd.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Europese Unie

Het voorstel is volledig in overeenstemming met het beleid van de Commissie ter ondersteuning van kmo’s. In 2020 heeft de Commissie een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa3 gelanceerd, waarin acties werden voorgesteld op basis van drie pijlers: ·capaciteitsopbouw en steun voor de transitie naar duurzaamheid en digitalisering; vermindering van de regeldruk en verbetering van de markttoegang; en ·verbetering van de toegang tot financiering.

In september 2022 kondigde Commissievoorzitter Ursula von der Leyen in haar toespraak over de Staat van de Unie aanvullende maatregelen aan, zoals het steunpakket voor kmo’s4, dat de Commissie vandaag heeft vastgesteld en waarvan dit initiatief deel uitmaakt. Dit zou kmo’s de broodnodige steun moeten bieden om kasstroom te genereren, regelgevingsverplichtingen na te komen, en te investeren en te groeien. In de mededeling over het steunpakket voor kmo’s wordt ook ingegaan op de toegang van kmo’s tot financiering en vaardigheden en op het ondersteunend regelgevingskader. Ten slotte omvat het pakket de herziene regels inzake betalingsachterstanden5, die tot doel hebben de betalingsdiscipline te verbeteren en bedrijven te beschermen tegen de negatieve gevolgen van betalingsachterstanden bij handelstransacties.

De voorgestelde richtlijn is, via de gecentraliseerde procedures voor de aangifte, de vaststelling en de inning van belastingen en het éénloketsysteem, ook volledig in overeenstemming met de doelstelling van de Commissie om de rapportagevereisten voor bedrijven en overheden te rationaliseren en te vereenvoudigen, zoals uiteengezet in de mededeling over het concurrentievermogen van de EU op de lange termijn van maart 2023 (COM(2023) 168 final).

Bovendien mobiliseert de kapitaalmarktenunie grensoverschrijdende particuliere investeringen in ondernemingen van eender welke omvang, hetgeen een aanvulling vormt op de overheidssteun en ertoe leidt dat kmo’s minder afhankelijk zijn van één enkele bron of één enkele aanbieder van financiering.


Tot slot, om kmo’s in staat te stellen rechtstreeks te profiteren van de voordelen van de interne markt zonder onnodige extra administratieve lasten, voorziet Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad6 tot oprichting van één digitale toegangspoort in algemene regels voor het online verstrekken van informatie, procedures en ondersteunende diensten die relevant zijn voor de werking van de interne markt. Informatie over de belastingbepalingen van deze richtlijn moet ook toegankelijk worden gemaakt voor grensoverschrijdende gebruikers via deze digitale toegangspoort, overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1724, onder categorie L.5.


De voorgestelde richtlijn is dus in overeenstemming met deze aanpak, aangezien zij kmo’s aanmoedigt om over de grenzen heen uit te breiden en tot doel heeft ervoor te zorgen dat fiscale nalevingskosten kmo’s er niet van weerhouden ten volle te profiteren van de interne markt, terwijl zij nuttige informatie openbaar en toegankelijk maakt.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel valt binnen het toepassingsgebied van artikel 115 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De regels van het voorstel zijn erop gericht de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten nader op elkaar af te stemmen, aangezien deze rechtstreeks van invloed zijn op de totstandbrenging of de werking van de interne markt. Het voorstel wordt derhalve volgens een bijzondere wetgevingsprocedure overeenkomstig dit artikel en in de vorm van een richtlijn vastgesteld. De bevoegdheid van de Unie op dit gebied wordt gedeeld met de lidstaten.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Bedrijven in de EU zijn steeds vaker grensoverschrijdend actief op de interne markt, maar het huidige belastingkader in de EU bestaat uit 27 verschillende vennootschapsbelastingstelsels. Deze veelvoud van regels leidt tot versnippering en vormt een ernstige belemmering voor bedrijfsactiviteiten. Op de interne markt hebben grensoverschrijdende ondernemingen immers te maken met hoge fiscale nalevingskosten, aangezien zij aan verschillende wettelijke kaders moeten voldoen. Dit geldt met name voor kmo’s, waarvoor deze kosten verhoudingsgewijs veel hoger zijn7. Bovendien zorgen de bestaande verschillen tussen de lidstaten voor discrepanties die tot dubbele (niet-)heffing kunnen leiden.

Deze problemen komen in alle lidstaten voor en kunnen niet doeltreffend worden aangepakt met afzonderlijke nationale maatregelen. Aangezien zij in de eerste plaats het resultaat zijn van de werking van verschillende belastingstelsels, zouden afzonderlijke nationale maatregelen onvoldoende en ongecoördineerde gevolgen hebben. Hoewel een betere samenwerking ook nuttig kan zijn, is deze aanpak hoofdzakelijk bilateraal en beperkt geweest.

In dit verband kan alleen een EU-breed initiatief voor vereenvoudiging doeltreffend zijn en is dit het enige geschikte rechtsinstrument. De complexiteit en de gevolgen van die complexiteit zouden aanzienlijk worden verminderd als er een vereenvoudigingskader voor kmo’s zou bestaan dat hen de mogelijkheid biedt om één reeks belastingregels toe te passen als zij zich in het buitenland willen ontplooien.

Als er op EU-niveau actie wordt ondernomen, zou dat een duidelijke meerwaarde hebben. Voor kmo’s kan vereenvoudiging alleen doeltreffend werken als wordt aanvaard dat voor de belasting van vaste inrichtingen, die slechts een verlengstuk zijn van de rechtspersoonlijkheid van het hoofdkantoor, de belastingregels in de lidstaat van herkomst (hoofdkantoor) kunnen worden toegepast voor het berekenen van de belastinggrondslag in de lidstaten van “uitbreiding”, dat wil zeggen waar de vaste inrichtingen zich bevinden. Bovendien zouden kmo’s, in plaats van in elke lidstaat waar een kmo een belastbare aanwezigheid heeft in de vorm van een vaste inrichting, alle vereisten via het hoofdkantoor en alleen in de lidstaat van het hoofdkantoor (éénloketsysteem) kunnen naleven. Voor belastingdiensten, die momenteel de belastingschuld van dezelfde grensoverschrijdende bedrijven afzonderlijk vaststellen, maar elk uitsluitend met eigen middelen, is dit ook efficiënter.

Dit initiatief is daarom in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel dat is vastgelegd in artikel 5, lid 3, VWEU, aangezien de doelstellingen niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt door middel van afzonderlijke nationale maatregelen en een gemeenschappelijke aanpak voor alle lidstaten de grootste kans biedt om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

Evenredigheid

De beoogde maatregelen gaan niet verder dan wat minimaal nodig is om grensoverschrijdende activiteiten van kmo’s te vergemakkelijken en zo de goede werking van de interne markt te waarborgen. Zij zijn derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het toepassingsgebied van de voorgestelde maatregel betreft slechts de berekening van het belastbare resultaat in beperkte situaties, zonder de belastingregels in de lidstaten te harmoniseren. Vaste inrichtingen hebben geen aparte rechtspersoonlijkheid los van het hoofdkantoor. Zij zijn een belastbare aanwezigheid van een kmo in een andere lidstaat die evenwel belastingrechten creëert voor de lidstaat waar de vaste inrichting zich bevindt. In het voorstel wordt geen harmonisatie van de vennootschapsbelastingstelsels voorgeschreven, maar alleen de mogelijkheid geboden voor kleine en middelgrote ondernemingen om één enkele reeks belastingregels (d.w.z. de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor) te gebruiken voor het berekenen van het belastbare resultaat met betrekking tot activiteiten die worden verricht via een vaste inrichting. Het systeem is gebaseerd op wederzijdse erkenning en aanvaarding door de lidstaten van elkaars belastingregels voor kmo’s met vaste inrichtingen. Bovendien is een dergelijke vereenvoudiging facultatief voor alle in aanmerking komende kmo’s. Het belastingtarief en het handhavingsbeleid blijven de bevoegdheid van de lidstaten van de vaste inrichtingen. Bijgevolg is dit initiatief ook in overeenstemming met het in artikel 5, lid 3, VWEU neergelegde evenredigheidsbeginsel, aangezien de inhoud en de vorm ervan niet verder gaan dan noodzakelijk is en in verhouding staan tot de beoogde doelstellingen.

Keuze van het instrument

1.

Het voorstel betreft een richtlijn, het enige toegestane rechtsinstrument volgens de rechtsgrondslag (artikel 115 VWEU).


3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Resultaten van de raadpleging van de belanghebbenden

In het kader van het bredere pakket voor het heffen van belasting op de inkomsten van bedrijven in Europa (Business in Europe: Framework for Income Taxation, Befit) hebben de diensten van de Commissie een openbare raadpleging georganiseerd waarin ook aspecten aan bod kwamen die relevant zijn voor kmo’s. Alle ontvangen bijdragen zijn naar behoren in aanmerking genomen, ook met betrekking tot kmo’s.

Tijdens een bijeenkomst met het netwerk van kmo-gezanten, een deskundigengroep die regelmatig door de Commissie wordt geraadpleegd, zijn belanghebbenden uit het midden- en kleinbedrijf geraadpleegd en standpunten uitgewisseld over de opties die specifiek zijn overwogen voor kmo’s die grensoverschrijdend actief zijn.

Effectbeoordeling

Het bij dit voorstel gevoegde effectbeoordelingsverslag is gebaseerd op het ontwerp van het effectbeoordelingsverslag dat door de Raad voor regelgevingstoetsing is onderzocht en op de desbetreffende vergadering van 24 mei 2022 is besproken. In het advies van 26 mei 2023 heeft de Raad voor regelgevingstoetsing aanbevelingen gedaan.

Het werd noodzakelijk geacht de in het verslag beoordeelde initiatieven die een positief advies met voorbehoud van de Raad voor regelgevingstoetsing ontvingen, als afzonderlijke voorstellen te presenteren. Om deze reden wordt in het genoemde effectbeoordelingsverslag alleen de impact van dit voorstel beoordeeld.

Het effectbeoordelingsverslag bij dit voorstel bevat een getrouwe weergave van de analyse betreffende kmo’s in de onderzochte ontwerpeffectbeoordeling en neemt in dat opzicht de aanbevelingen van de Raad voor regelgevingstoetsing over.

2.

In het rapport wordt de impact van het voorstel onderzocht aan de hand van verschillende beleidsopties, waarvan er drie worden beoordeeld:


Bij de basisoptie (status quo) zou het bestaande beleidskader gehandhaafd blijven. Dit betekent dat de EU doorgaat met 27 verschillende vennootschapsbelastingstelsels en dat er geen administratieve vereenvoudiging wordt geboden voor kmo’s met een belastbare aanwezigheid in een andere lidstaat/andere lidstaten. Dit zou resulteren in aanhoudende belemmeringen voor de goede werking van de interne markt, aangezien kmo’s geconfronteerd zullen blijven met onevenredig hogere nalevingskosten en een ongelijk speelveld. Vergeleken met de beleidsopties zou dit een economisch verlies impliceren als gevolg van de aanhoudende ondervertegenwoordiging van kmo’s op de interne markt.


Optie 1: Facultatief belastingstelsel volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor (HOT-systeem) voor kmo’s met vaste inrichtingen

Een optie is om alleen kmo’s met vaste inrichtingen in andere lidstaten onder het toepassingsgebied van het voorstel te laten vallen, en kmo’s met dochterondernemingen niet. Dergelijke kmo’s zouden via vaste inrichtingen een belastbare aanwezigheid in een of meer andere lidstaten hebben. Bij deze optie wordt voorgesteld dat de belastbare resultaten van elke vaste inrichting van de kmo worden berekend overeenkomstig de toepasselijke regels van de lidstaat van het hoofdkantoor als de kmo voor dit systeem kiest. Kmo’s zouden zich uitdrukkelijk moeten aanmelden. Om omzeiling te voorkomen, zouden de regels worden gekoppeld aan de eis dat een deelnemende kmo de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor gedurende een minimale periode, bijvoorbeeld vijf jaar, toepast. Bovendien zullen kmo’s het recht hebben om hun keuze onbeperkt elke vijf jaar te verlengen, zolang ze aan de deelnamevereisten blijven voldoen. De deelname- maar ook de beëindigingsbepalingen zijn bedoeld om misbruik en mogelijke praktijken op het gebied van fiscale planning, zoals de doelbewuste verplaatsing van het hoofdkantoor naar een laagbelastend land, te ontmoedigen.

Optie 2: Facultatief belastingstelsel volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor (HOT-systeem) voor kmo’s met vaste inrichtingen en dochterondernemingen

Als alternatief is een tweede optie om in aanmerking komende kmo’s toe te staan dezelfde reeks regels toe te passen bij het berekenen van de belastbare resultaten van zowel vaste inrichtingen als dochterondernemingen. Op dezelfde manier zou de berekening gebeuren op basis van de regels die van toepassing zijn in de lidstaat van het hoofdkantoor of de hoofdzetel. Hierdoor zou het toepassingsgebied van het voorstel worden uitgebreid tot groepen entiteiten. De analyse van de technische elementen is dezelfde als bij de eerste optie, maar de implicaties zijn anders, afhankelijk van de vraag of de gemeenschappelijke regels worden toegepast op dochterondernemingen of op vaste inrichtingen, aangezien eerstgenoemde afzonderlijke rechtspersonen zijn, terwijl vaste inrichtingen deel uitmaken van dezelfde juridische entiteit als het hoofdkantoor.

In de effectbeoordeling wordt geconcludeerd dat optie 1 de voorkeur geniet. De optie is niet alleen doeltreffend als het gaat om het bereiken van de specifieke doelstellingen van het initiatief, maar is ook efficiënt, aangezien het beperkte toepassingsgebied ervan uitsluitend kmo’s omvat met vaste inrichtingen in een andere lidstaat die zich daadwerkelijk in de beginfase van uitbreiding bevinden.

Voor kmo’s die van plan zijn zich over de grens heen uit te breiden en daarvan zijn weerhouden door het vooruitzicht van hoge nalevingskosten, zou de vereenvoudiging de doelstellingen in grote lijnen realiseren. De regels zijn facultatief voor de kmo’s die binnen het toepassingsgebied vallen en kunnen daarom worden gebruikt door degenen die er baat bij kunnen hebben, wat voor die kmo’s doeltreffendheid moet opleveren.

Het is te verwachten dat kmo’s die over de grens heen willen uitbreiden, dit hoogstwaarschijnlijk in eerste instantie via een vaste inrichting zullen doen in plaats van direct een afzonderlijke rechtspersoon op grond van het vennootschapsrecht van de andere lidstaten op te richten. Dit laatste zou ook aanvullende nalevingskosten met zich meebrengen. Om deze reden zou deze optie ook doeltreffend zijn bij het aanmoedigen van uitbreiding over de grenzen heen en in het bijzonder bij het wegnemen van fiscale obstakels die kmo’s ervan kunnen weerhouden volledig deel te nemen aan de interne markt.

De effectbeoordeling omvat een kosten-batenanalyse van het initiatief, die positieve resultaten laat verwachten. Een van de voordelen voor kmo’s op grond van deze optie is dat de vereenvoudigingen die het initiatief zou introduceren, het potentieel hebben om de huidige fiscale nalevingskosten per bedrijf te verlagen en de verwachting is dat zij investeringen en groei zullen stimuleren via meer grensoverschrijdende activiteiten. Ook aan de kant van de belastingdienst worden voordelen verwacht, in de eerste plaats door de afhandeling van de belastingaangiften, de vaststelling van de belastingen en de inning via één loket, en in de tweede plaats door de vermindering van de risico’s van fraude of misbruik doordat er sprake is van één enkel systeem. Op dit moment is de kans op onregelmatigheden en fraude voor een belastingplichtige met vaste inrichtingen in meerdere lidstaten groter dan wanneer die belastingplichtige met één enkele belastingdienst te maken zou hebben; controles zouden gemakkelijker zijn en korter op de bal spelen.

De kosten van het voorstel kunnen niet nauwkeurig worden geraamd omdat het voorstel geen precedent kent en er geen specifieke gegevens zijn die op betrouwbare wijze kunnen worden gebruikt om nauwkeurige ramingen te maken. Niettemin worden in het verslag de potentiële kosten voor kmo’s en belastingdiensten beschreven en worden enkele ramingen gegeven. De kosten zijn naar schatting gering in vergelijking met de geraamde voordelen van de vereenvoudiging. Deze ramingen zijn te vinden in bijlage 3 bij het effectbeoordelingsverslag.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel is gericht op het verminderen van de regeldruk voor zowel belastingbetalers als belastingdiensten. Fiscale nalevingskosten vormen een last voor kmo’s en één van de grote voordelen van de invoering van het initiatief zal de vermindering daarvan zijn. De geraamde verlaging van de nalevingskosten staat vermeld in het effectbeoordelingsverslag.


Om de doelstellingen van het initiatief op evenredige wijze te verwezenlijken, is optie 1 de voorkeursoptie van het initiatief. Kmo’s met vaste inrichtingen in een andere lidstaat/andere lidstaten zullen de mogelijkheid hebben om de HOT-regels toe te passen om het belastbare resultaat van hun vaste inrichtingen te berekenen. Dit keuzerecht, dat aan de belastingbetaler wordt overgelaten, zou de regeldruk daadwerkelijk moeten verminderen. Kmo’s zullen waarschijnlijk voor deze optie kiezen wanneer zij kunnen profiteren van de vereenvoudiging die de regels bieden. Als dit niet het geval is, zullen zij de bestaande regels blijven toepassen. Op deze manier zorgt het toepassingsgebied van het voorstel ervoor dat de nalevingskosten voor kmo’s laag worden gehouden. Tot slot, aangezien het voorstel in de eerste plaats gericht is op de behoeften van grensoverschrijdende ondernemingen die een belastbare aanwezigheid hebben in meer dan één lidstaat, zullen veel micro-ondernemingen in feite buiten het toepassingsgebied vallen.

Belastingdiensten, met name van de gastlidstaten, zouden ook moeten profiteren van de verwachte afname van de werkdruk, aangezien de aangifte, vaststelling en inning van de belastingen gecentraliseerd zullen worden in de lidstaat van het hoofdkantoor. Deze extra werklast voor laatstgenoemde zal tot op zekere hoogte worden gecompenseerd door een kleiner aantal geschillen en procedures die momenteel voortkomen uit de toepassing van verschillende regels op dezelfde inkomsten of transacties.

Grondrechten

Er wordt niet verwacht dat dit voorstel aanzienlijke gevolgen zal hebben voor de grondrechten. De voorgestelde maatregelen zijn verenigbaar met de rechten, vrijheden en beginselen uit het Handvest van de grondrechten van de EU. Artikel 18 van het voorstel zal er specifiek voor zorgen dat persoonsgegevens worden beschermd. Door het speelveld gelijk te maken, grensoverschrijdende belemmeringen weg te nemen en meer fiscale zekerheid te bieden, zal het voorstel ook bijdragen aan het voorkomen van discriminatie of ongerechtvaardigde beperkingen van de vrijheden die verband houden met het voeren van een bedrijf.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Zie voor nadere informatie het financieel memorandum bij het voorstel. Er worden naar aanleiding van dit voorstel geen grote gevolgen voor de begroting verwacht, aangezien deze gevolgen beperkt zijn tot de uitwisseling van inlichtingen tussen het hoofdkantoor en de gastlidstaten.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage

De Commissie zal de situatie in de lidstaten vijf jaar nadat de regels van de richtlijn van toepassing zijn geworden, beoordelen en een verslag publiceren.

Met het oog op het monitoren en evalueren van de uitvoering van de richtlijn zal het in eerste instantie nodig zijn om de lidstaten de tijd en alle noodzakelijke hulp te geven om de EU-regels naar behoren uit te voeren. De Commissie zal de toepassing van de richtlijn vijf jaar na de inwerkingtreding ervan evalueren en aan de Raad verslag uitbrengen over de werking ervan. Indien nodig kan bij dit verslag ook een voorstel tot wijziging van de richtlijn worden gevoegd. De lidstaten moeten de Commissie alle relevante informatie verstrekken waarover zij beschikken en die nodig kan zijn voor evaluatiedoeleinden.

Naast een evaluatie zal de doeltreffendheid en efficiëntie van het initiatief regelmatig en voortdurend worden gemonitord aan de hand van de volgende vooraf gedefinieerde indicatoren: de nalevingskosten voor kmo’s in verhouding tot hun omzet en tot vergelijkbare kmo’s die de voorgestelde vereenvoudiging niet toepassen; het aantal kmo’s dat zich hiervoor heeft aangemeld; het aantal kmo’s dat zich over de grenzen heen heeft uitgebreid door de oprichting van een vaste inrichting; het aantal kmo’s dat niet meer onder het toepassingsgebied valt door de oprichting van een dochteronderneming; de omzet van kmo’s die binnen het toepassingsgebied vallen, in verhouding tot vergelijkbare kmo’s die de voorgestelde vereenvoudiging niet toepassen.

Artikelsgewijze toelichting

Onderwerp

De richtlijn voorziet in een vereenvoudigde aanpak voor de belastingheffing van onafhankelijke kmo’s die over de grenzen heen actief zijn in de EU, op hun vaste inrichtingen in andere lidstaten. Deze vereenvoudigde aanpak wordt “belastingheffing volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor”, kortweg “HOT-belastingheffing” genoemd (artikel 1). Een dergelijke oplossing beperkt zich tot de belastingregels voor de berekening van het belastbare resultaat van vaste inrichtingen en heeft geen betrekking op de socialezekerheidsregels die worden toegepast in de lidstaat van de vaste inrichting, noch op de bestaande bilaterale verdragen ter voorkoming van dubbele belasting.

Toepassingsgebied

Het toepassingsgebied van de regels is beperkt tot onafhankelijke kmo’s die uitsluitend via vaste inrichtingen in een of meer lidstaten actief zijn (artikel 2).

Deelnamevereisten, optie en uitsluitingen

In aanmerking komende kmo’s hebben de mogelijkheid om de belastbare resultaten van hun vaste inrichtingen uitsluitend te berekenen op basis van de HOT-regels, terwijl de toepasselijke belastingtarieven die van de lidstaat/lidstaten blijven waar de vaste inrichting(en) zich bevindt/bevinden. De keuzemogelijkheid, en de verlenging ervan, wordt echter strikt beperkt door deelnamevereisten die bedoeld zijn om potentiële risico’s op omzeiling van de regels aan te pakken (artikelen 3 en 9). Deze keuze geldt voor vijf jaar (artikel 7), tenzij in de tussentijd de verblijfplaats van het hoofdkantoor verandert of de gezamenlijke omzet van de vaste inrichtingen minimaal het drievoudige van de omzet van het hoofdkantoor wordt (artikel 8), in welk geval de HOT-regels komen te vervallen.

Aan het einde van elke periode van vijf jaar zullen kmo’s het recht hebben om hun keuze onbeperkt met nog eens vijf jaar te verlengen, zolang ze aan de deelnamevereisten blijven voldoen (artikel 9).

De deelname- en beëindigingsbepalingen zijn bedoeld om misbruik en mogelijke praktijken op het gebied van fiscale planning, zoals de doelbewuste verplaatsing van het hoofdkantoor naar een lidstaat met aantrekkelijke kenmerken in zijn belastingstelsel die een lage belastingheffing garanderen, te ontmoedigen. Wanneer een onafhankelijke kmo besluit een dochteronderneming op te richten, of wanneer de gezamenlijke omzet van haar vaste inrichtingen ten minste het dubbele van de omzet van het hoofdkantoor is, of wanneer zij niet langer als kmo kan worden aangemerkt, kan zij de HOT-regels niet verlengen wanneer de periode van vijf jaar verstrijkt (artikel 10).

Gecentraliseerde procedures

Een éénloketsysteem zal ervoor zorgen dat deelnemende kmo’s uitsluitend moeten communiceren met de belastingdienst van de lidstaat waar hun hoofdkantoor is gevestigd, zowel wat betreft de procedure om zich aan te melden als voor aangifteverplichtingen en het betalen van belastingen (artikelen 6, 9, 11 en 14). De “indienende entiteit” voor alle vaste inrichtingen is het hoofdkantoor van de kmo. Kmo’s dienen dus één enkele belastingaangifte in bij de belastingdienst van hun hoofdkantoor (de “autoriteit van aangifte”) (artikel 11). Deze belastingdienst zal de daaruit voortvloeiende belastinginkomsten vervolgens overdragen aan elke lidstaat waar de kmo een vaste inrichting heeft (artikel 14). Een dergelijke aanpak zal een einde maken aan de complexiteit en de daarmee samenhangende kosten elimineren van het via meerdere belastingstelsels en belastingdiensten moeten afhandelen van formaliteiten.

De lidstaat van het hoofdkantoor past de tarieven toe die gelden in de lidstaat/lidstaten waar de kmo vaste inrichtingen heeft en draagt vervolgens de daaruit voortvloeiende belastinginkomsten over aan laatstgenoemde (artikel 12).

Er wordt gezorgd voor een tijdige en gestroomlijnde uitwisseling van inlichtingen tussen de betrokken belastingautoriteiten (artikelen 11 en 14), met name door gebruik te maken van het bestaande kader dat is opgezet door de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen8. Deze uitwisseling wordt zodanig afgestemd dat zij beantwoordt aan de behoeften en het vereenvoudigingsdoel van deze richtlijn.

Controles, beroepen en geschillen

Elke lidstaat blijft bevoegd voor controles van vaste inrichtingen in zijn rechtsgebied en kan ook verzoeken om gezamenlijke audits, waardoor voor de aangezochte lidstaat een verplichting tot actie ontstaat (artikel 13).

Ten slotte is het inherent dat een dergelijke facultatieve toepassing van de regels in beperkte gevallen risico’s op concurrentievervalsing met zich mee kan brengen, omdat vergelijkbare bedrijven uiteindelijk aan verschillende belastingregels kunnen worden onderworpen. De voordelen zullen echter duidelijk opwegen tegen deze risico’s en het systeem compenseert met name de extra en aanzienlijke fiscale nalevingskosten die deze kmo’s met een vaste inrichting anders hadden moeten dragen.