Toelichting bij COM(2023)582 - Wijziging van Richtlijn 2014/62/EU wat betreft bepaalde rapportagevereisten - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)582 - Wijziging van Richtlijn 2014/62/EU wat betreft bepaalde rapportagevereisten. |
---|---|
bron | COM(2023)582 |
datum | 17-10-2023 |
•
Motivering en doel van het voorstel
In haar mededeling “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”( 1 ) heeft de Commissie gewezen op het belang van een regelgevingssysteem dat ervoor zorgt dat doelstellingen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Daarom wil zij een nieuwe impuls geven aan het rationaliseren en vereenvoudigen van rapportagevereisten, met als uiteindelijk doel dat dergelijke lasten met 25% worden teruggedrongen zonder dat dit ten koste gaat van de daarmee samenhangende beleidsdoelstellingen.
Rapportagevereisten zijn van essentieel belang voor een correcte handhaving en goede monitoring van wetgeving. De kosten van deze vereisten vallen per saldo grotendeels weg tegen het voordeel dat ze opleveren, met name op het gebied van de monitoring en zorg voor de naleving van essentiële beleidsmaatregelen. Rapportagevereisten kunnen belanghebbenden, en met name kmo’s (het mkb) en micro-ondernemingen, echter ook opzadelen met onevenredige lasten, mede gezien organisatorische en technologische ontwikkelingen die vragen om een aanpassing van de oorspronkelijke rapportagevereisten. Wanneer deze vereisten zich in de loop der tijd opstapelen, kan dit resulteren in overbodige, overlappende of achterhaalde verplichtingen, in een inefficiënte frequentie en timing of in inadequate verzamelmethoden.
Daarom geniet de stroomlijning van rapportageverplichtingen en terugdringing van administratieve lasten prioriteit. In dit verband vereenvoudigt het onderhavige voorstel een initiatief dat deel uitmaakt van de kernambitie “Een economie die werkt voor de mensen” op het beleidsterrein economische en monetaire unie.
Het voorstel rationaliseert rapportageverplichtingen door rapportages die niet meer nodig zijn, te schrappen.
De rapportagevereisten gelden voor overheidsinstanties. Afgeschaft wordt de verplichting van artikel 11 van Richtlijn 2014/62/EU 2 dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten statistische gegevens aan de Commissie moeten verstrekken over het aantal strafbare feiten op het gebied van vervalsing en over het aantal personen dat vervolgd en veroordeeld is voor dergelijke strafbare feiten. Het kost de autoriteiten van de lidstaten moeite om betrouwbare gegevens te verzamelen en te verstrekken in het kader van deze bepaling, terwijl deze gegevens niet van doorslaggevend belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de betrokken rechtshandeling.
•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Het voorstel maakt deel uit van een eerste maatregelenpakket om rapportagevereisten te rationaliseren. Dit is een stap in een proces waarin uitgebreid wordt gekeken naar de bestaande rapportagevereisten om te zien of ze nog zinvol zijn en in hoever de efficiëntie ervan kan worden vergroot.
De rationalisering die met deze maatregelen wordt doorgevoerd, doet geen afbreuk aan de verwezenlijking van de doelstellingen op het beleidsterrein, en wel om de volgende redenen.
Het primaire doel van Richtlijn 2014/62/EU is de strafrechtelijke bescherming van de euro en andere valuta’s tegen vervalsing.
De richtlijn bevat naast minimumregels met betrekking tot de definitie van strafbare feiten en sancties op het gebied van vervalsing van de euro en andere valuta’s ook gemeenschappelijke bepalingen om dergelijke strafbare feiten harder te bestrijden, het onderzoek ervan te verbeteren en een betere samenwerking in de strijd tegen vervalsing te waarborgen.
De belangrijkste elementen van de richtlijn zijn naast de strafbaarstelling van de “productie” en “verspreiding” van vervalsingen en van “hieraan voorafgaande werkzaamheden”, zoals de productie van veiligheidskenmerken, ook sanctiebepalingen, het territorialiteitsbeginsel en extraterritoriale rechtsmacht. Voorts bevat de richtlijn een bepaling over het gebruik van bepaalde onderzoeksmiddelen en een bepaling die ervoor zorgt dat de nationale analysecentra (NAC’s) en de nationale analysecentra voor munten (CNAC’s) eurovervalsingen mogen analyseren tijdens lopende gerechtelijke procedures. Een doeltreffende omzetting van deze elementen in nationale wetgeving is van essentieel belang om de doelstellingen van de richtlijn te bereiken.
Daarnaast moeten de lidstaten op grond van de richtlijn statistische gegevens aan de Commissie verstrekken over het aantal gepleegde strafbare feiten met betrekking tot valse bankbiljetten en muntstukken en over het aantal vervolgde en veroordeelde personen.
In beginsel kan op basis van deze gegevens een vollediger beeld worden verkregen van het probleem van vervalsing op Unieniveau en dus doeltreffender worden gereageerd.
De ervaring heeft echter geleerd dat de statistische gegevens die de lidstaten conform deze bepaling aanleveren over strafrechtelijke procedures in het kader van eurovervalsingen, onderling niet vergelijkbaar en vaak versnipperd, onvolledig en onnauwkeurig zijn. Daardoor is deze verplichting in de praktijk geen doeltreffend middel om te monitoren en te evalueren of de richtlijn haar doel heeft bereikt.
In het algemeen mogen de lidstaten niet van bepaalde verplichtingen om statistische gegevens te rapporteren, worden ontheven omdat niet aan die verplichtingen wordt voldaan. Dan moet juist naar een oplossing worden gezocht om er wel aan te voldoen. Zo kunnen andere benaderingen worden uitgeprobeerd of kan de Commissie gemeenschappelijke rapportagestandaarden en/of -formaten faciliteren op basis waarvan de lidstaten de vereiste informatie melden.
Met name wat de vervalsing van euro’s betreft, bestaan er echter al rapportageverplichtingen voor het aantal in beslag genomen valse munten en bankbiljetten. De nationale autoriteiten in de EU-landen moeten valse bankbiljetten en munten naar hun nationale analysecentra sturen voor analyse en identificatie. Banken en andere kredietinstellingen moeten alle eurobankbiljetten en -munten waarvan zij vermoeden dat ze vals zijn, uit de circulatie nemen en inleveren bij de nationale autoriteiten.
De omvang en trends van het verschijnsel zijn dus als zodanig goed gedocumenteerd en welbekend bij de bevoegde nationale autoriteiten 3 . Voor deze vorm van criminaliteit is de verplichting om statistische gegevens over strafrechtelijke procedures te verstrekken, dus niet van essentieel belang om de doelstellingen van de richtlijn te verwezenlijken en te monitoren.
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
In het kader van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit) zorgt de Commissie ervoor dat haar wetgeving geschikt is voor het beoogde doel, op de behoeften van belanghebbenden is toegesneden en de doelstellingen ervan worden bereikt met zo beperkt mogelijke lasten. Dit voorstel maakt derhalve deel uit van het Refit-programma om de uit de juridische omgeving van de EU voortvloeiende rapportagedruk minder complex te maken.
Bepaalde rapportagevereisten zijn van essentieel belang, maar ze moeten wel zo efficiënt mogelijk zijn door overlappingen te voorkomen, overbodige lasten weg te nemen en zo veel mogelijk gebruik te maken van digitale en interoperabele oplossingen.
Het huidige voorstel rationaliseert bepaalde rapportagevereisten zodat de wetgevingsdoelstellingen op efficiëntere wijze en met minder rompslomp voor de overheidsinstanties worden bereikt.