In haar mededeling “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”( 1 ) heeft de Commissie gewezen op het belang van een regelgevingssysteem dat ervoor zorgt dat doelstellingen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Daarom wil zij een nieuwe impuls geven aan het rationaliseren en vereenvoudigen van rapportagevereisten, met als doel dat dergelijke lasten met 25% worden teruggedrongen zonder dat dit ten koste gaat van de daarmee samenhangende beleidsdoelstellingen.
Rapportagevereisten zijn van essentieel belang voor een correcte handhaving en goede monitoring van wetgeving. De kosten van deze vereisten vallen per saldo grotendeels weg tegen het voordeel dat ze opleveren, met name op het gebied van de monitoring en zorg voor de naleving van essentiële beleidsmaatregelen. Rapportagevereisten kunnen belanghebbenden, en met name kmo’s (het mkb) en micro-ondernemingen, echter ook opzadelen met onevenredige lasten, mede gezien de organisatorische en technologische ontwikkelingen die een aanpassing van de oorspronkelijke rapportagevereisten wenselijk maken. Wanneer deze vereisten zich in de loop der tijd opstapelen, kan dit resulteren in overbodige, overlappende of achterhaalde verplichtingen, in een inefficiënte frequentie en timing of in inadequate verzamelmethoden.
Daarom geniet de stroomlijning van rapportageverplichtingen en terugdringing van administratieve lasten prioriteit. In dit verband beoogt dit voorstel de vereisten op het beleidsterrein vervoer te vereenvoudigen, met name met betrekking tot het wegvervoer en de luchtvaart, en zal het bijdragen tot de grote ambitie “Een economie die werkt voor de mensen”.
Het voorstel zal de rapportageverplichtingen rationaliseren door middel van een combinatie van maatregelen, met name door de frequentie van de rapportagevereisten te verminderen en bepaalde elementen van de rapportageverplichtingen te schrappen.
De rapportagevereisten zijn van toepassing op overheidsinstanties en hebben betrekking op het volgende:
·De rapportage door de lidstaten aan de Commissie over schone voertuigen die zijn aangekocht in het kader van Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad 2 en de rapportage door de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad zouden om de vijf jaar in plaats van om de drie jaar plaatsvinden.
·De verplichting voor de lidstaten uit hoofde van Richtlijn 2022/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad 3 om gegevens over het vervoer van gevaarlijke goederen aan de Commissie te rapporteren, zou worden vereenvoudigd. Bovendien zouden zij deze gegevens om de twee jaar in plaats van elk jaar moeten rapporteren. De Commissie zou om de vier jaar in plaats van om de drie jaar verslag uitbrengen aan het Parlement en de Raad, zodat zij rekening kan houden met twee reeksen verslagen die zij van de lidstaten heeft ontvangen.
·De verplichting voor de lidstaten om de Commissie in kennis te stellen van de lijst van luchthavens die onderworpen zijn aan de verplichting om de regels inzake grondafhandelingsdiensten uit hoofde van Richtlijn 96/67/EG van de Raad 4 toe te passen, zou worden geschrapt, evenals de verplichting van de Commissie om die lijst bekend te maken.
·De verplichting voor de lidstaten om de lijst te publiceren van de luchthavens waarop de regels inzake luchthavengelden van Richtlijn 2009/12/EG van het Europees Parlement en de Raad 5 van toepassing zijn, zou worden geschrapt.
•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Het voorstel maakt deel uit van een eerste maatregelenpakket om rapportagevereisten te rationaliseren. Dit is een stap in een continu proces waarin uitgebreid wordt gekeken naar de bestaande rapportagevereisten om te zien of ze nog zinvol zijn en in hoever de efficiëntie ervan kan worden vergroot.
De door deze maatregelen ingevoerde rationalisering zal geen invloed hebben op de verwezenlijking van de doelstellingen op het beleidsterrein, aangezien zij geen belemmering vormen voor de naleving door de lidstaten van de onderliggende verplichtingen.
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
In het kader van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit) zorgt de Commissie ervoor dat haar wetgeving geschikt is voor het beoogde doel, dat ze is toegesneden op de behoeften van belanghebbenden en dat de doelstellingen ervan worden bereikt met zo beperkt mogelijke lasten. Het voorstel maakt derhalve deel uit van het Refit-programma om de uit de juridische omgeving van de EU voortvloeiende rapportagedruk minder complex te maken.
Bepaalde rapportagevereisten zijn van essentieel belang, maar ze moeten wel zo efficiënt mogelijk zijn door overlappingen te voorkomen, overbodige lasten weg te nemen en zo veel mogelijk gebruik te maken van digitale en interoperabele oplossingen.
Het huidige voorstel rationaliseert bepaalde rapportagevereisten zodat de wetgevingsdoelstellingen op efficiëntere wijze en met minder rompslomp voor overheidsinstanties en, indirect, voor bedrijven worden bereikt.
De rechtsgrondslag van Richtlijn 2009/33/EG is artikel 175, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG), thans artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De rechtsgrondslag van Richtlijn 96/67/EG is artikel 84, lid 2, VEG en die van Richtlijn 2009/12/EG is artikel 80, lid 2, VEG, beide nu artikel 100, lid 2, VWEU. De rechtsgrondslag van Richtlijn (EU) 2022/1999 is artikel 91 VWEU. Daarom moeten artikel 91, artikel 100, lid 2, en artikel 192, lid 1, VWEU de rechtsgrondslag van dit wijzigingsbesluit zijn.
•
Subsidiariteit
De desbetreffende rapportagevereisten worden opgelegd door het EU-recht. Om de rechtszekerheid en consistentie van de rapportage te waarborgen, vindt de rationalisering ervan dan ook het best op EU-niveau plaats. Dit zal indirect zorgen voor een gelijk speelveld voor bedrijven en vooral voor overheidsinstanties in de hele EU, die baat zullen hebben bij de uit dit voorstel voortvloeiende rationalisering van de rapportagevereisten.
•
Evenredigheid
Met de rationalisering van bepaalde rapportagevereisten wordt het rechtskader vereenvoudigd doordat minimale wijzigingen in bestaande vereisten worden doorgevoerd die niet van invloed zijn op de inhoud van de bredere beleidsdoelstelling. Het voorstel blijft dus beperkt tot de wijzigingen die nodig zijn om een efficiënte rapportage te waarborgen zonder dat de wezenlijke elementen van de betrokken wetgeving veranderen.
•
Keuze van het instrument
Het voorgestelde besluit wijzigt vier richtlijnen die een verenigbare rechtsgrondslag hebben; deze wijzigingen zijn derhalve geschikt om in één wetgevingsvoorstel te worden opgenomen. Aangezien de wijzigingen alleen betrekking hebben op de verplichting voor de lidstaten om gegevens te verstrekken, hetgeen geen omzetting door de lidstaten vereist, wordt een besluit van het Europees Parlement en de Raad geacht het meest geschikte rechtsinstrument te zijn.
3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
n.v.t.
•
Raadpleging van belanghebbenden
n.v.t.
•Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Deze voorstellen zijn tot stand gekomen na een interne doorlichting van bestaande rapportageverplichtingen en op basis van de ervaring die is opgedaan met de uitvoering van de desbetreffende wetgeving. Het gaat om een stap in het proces van permanente toetsing van rapportagevereisten die voortvloeien uit EU-wetgeving. De doorlichting van dergelijke lasten en van de gevolgen ervan voor belanghebbenden loopt na deze stap dus gewoon door.
•
Effectbeoordeling
Het voorstel betreft beperkte wijzigingen in de wetgeving die gericht zijn op de rationalisering van bepaalde rapportagevereisten. Deze wijzigingen berusten op de ervaring die is opgedaan met de uitvoering van de wetgeving. Ze hebben geen significante gevolgen voor het beleid, maar zorgen slechts voor een efficiëntere en effectievere uitvoeringspraktijk. Door het gerichte karakter ervan en door het gebrek aan relevante beleidsopties is een effectbeoordeling niet nodig.
•Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Dit is een Refit-voorstel om de wetgeving te vereenvoudigen en de lasten voor de belanghebbenden, met name overheidsinstanties, te doen afnemen.
In Richtlijn 2009/33/EG zijn minimumstreefcijfers voor overheidsopdrachten voor schone voertuigen vastgesteld, uitgedrukt als minimumpercentages schone voertuigen in het totale aantal wegvoertuigen waarvoor gedurende twee referentieperioden van vijf jaar contracten zijn gegund. Het is rationeler om van de lidstaten te verlangen dat zij deze gegevens na een referentieperiode, dus om de vijf jaar, rapporteren. Dit zal ook de frequentie van de rapportage doen afnemen, waardoor dit minder belastend wordt voor de nationale overheden.
Krachtens Richtlijn (EU) 2022/1999 moeten de lidstaten jaarlijks bepaalde gegevens verstrekken over het vervoer van gevaarlijke goederen. Het voorstel beoogt deze vereiste te vereenvoudigen door schrapping van de verplichting voor de lidstaten om, indien mogelijk, de vastgestelde of geraamde volumes gevaarlijke goederen over de weg te verstrekken. Deze gegevens worden niet op consistente wijze verzameld of gerapporteerd door de lidstaten en de Commissie heeft hoe dan ook toegang tot dergelijke gegevens. Ook al is het verstrekken van deze gegevens afhankelijk van de mogelijkheid voor de lidstaten om deze te verkrijgen, het schrappen van deze bepaling zal de nationale overheid ontheffen van de verplichting om te proberen deze gegevens te verkrijgen en kan de ondernemingen vrijstellen van de verplichting om deze gegevens aan hun respectieve nationale autoriteiten te rapporteren. Bovendien zouden de lidstaten op grond van dit voorstel om de twee jaar verslag moeten uitbrengen over de vereenvoudigde gegevens over het vervoer van gevaarlijke goederen, met betrekking tot elk van de twee jaren van die verslagperiode. Als gevolg daarvan zullen de nationale overheden deze rapportage om de twee jaar in plaats van elk jaar moeten uitvoeren, wat voor hen minder belastend is.
Krachtens Richtlijn 96/67/EG moeten de lidstaten de Commissie jaarlijks informeren over de luchthavens die binnen het toepassingsgebied van de richtlijn vallen, afhankelijk van hun jaarlijkse verkeersvolume in passagiersbewegingen en tonnen vracht. Deze informatie over het jaarlijkse verkeer wordt ter beschikking gesteld van de belanghebbenden, met name de verleners van grondafhandelingsdiensten, en kan rechtstreeks en gemakkelijk worden opgevraagd bij luchthavens, luchthavenverenigingen of Eurostat 6 . Daarom kunnen de lidstaten worden vrijgesteld van de last om jaarlijks deze lijst van luchthavens aan de Commissie te verstrekken.
Evenzo moeten de lidstaten op grond van Richtlijn 2009/12/EG een lijst publiceren van de luchthavens op hun grondgebied waarop deze richtlijn van toepassing is (namelijk de luchthavens met meer dan vijf miljoen passagiersbewegingen of de luchthavens met het hoogste aantal passagiersbewegingen). Om dezelfde redenen als voor Richtlijn 96/67/EG zijn deze gegevens gemakkelijk toegankelijk voor belanghebbenden, met name luchtvaartmaatschappijen of verenigingen van luchtvaartmaatschappijen, aangezien luchthavens deze op hun eigen websites publiceren en regelmatig opnemen in hun jaarverslagen, die openbaar zijn. Daarom kunnen de lidstaten worden vrijgesteld van de last om deze lijst van luchthavens te publiceren.
•Grondrechten
n.v.t.
2.
Gevolgen voor de begroting
n.v.t.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
n.v.t.
•
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 tot wijziging van Richtlijn 2009/12/EG
Artikel 1, lid 3, van Richtlijn 2009/12/EG betreffende de verplichting voor de lidstaten om jaarlijks de lijst te publiceren van luchthavens die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, wordt geschrapt.
Artikel 2 tot wijziging van artikel 10 van Richtlijn 2009/33/EG
In artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2009/33/EG is momenteel bepaald dat de lidstaten uiterlijk op 18 april 2026 en vervolgens om de drie jaar bij de Commissie een verslag over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn moeten indienen. Op grond van artikel 1 van het voorstel zouden zij dat vervolgens om de vijf jaar moeten doen. Krachtens artikel 10, lid 3, moet de Commissie uiterlijk op 18 april 2027 en vervolgens om de drie jaar een verslag indienen bij het Parlement en de Raad. Volgens het voorstel zou zij dat vervolgens om de vijf jaar moeten doen.
Artikel 3 tot wijziging van artikel 9 van Richtlijn (EU) 2022/1999
In artikel 9, lid 1, is momenteel bepaald dat de lidstaten jaarlijks een verslag moeten indienen met een lijst van gegevens over het vervoer van gevaarlijke goederen, met inbegrip van, punt a), “zo mogelijk een op telling of schatting gebaseerd overzicht van het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (in vervoerde ton of tonkilometers)”; bij artikel 3, lid 1, van het voorstel wordt dit punt a) geschrapt. Bovendien zouden de lidstaten deze verslagen met vereenvoudigde gegevens om de twee jaar moeten verstrekken, voor elk jaar van die verslagperiode. Krachtens artikel 9, lid 2, moet de Commissie om de drie jaar een verslag indienen bij het Parlement en de Raad. Op grond van artikel 3, lid 1, van het voorstel zou zij dat vanaf 2025 om de vijf jaar moeten doen.
Artikel 2, lid 2, van het voorstel wijzigt bijlage III bij de richtlijn door de verwijzing naar de geraamde totale hoeveelheid over de weg vervoerde gevaarlijke goederen te schrappen.
Artikel 4 tot wijziging van Richtlijn 96/67/EG
Artikel 1, lid 4, van Richtlijn 96/67/EG betreffende de verplichting voor de lidstaten om jaarlijks de lijst van luchthavens die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen bij de Commissie in te dienen, en de verplichting voor de Commissie om die lijst te publiceren, wordt geschrapt.