Toelichting bij COM(2023)776 - Standpunt EU op de 13e Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie over de toetreding van Oost-Timor tot de WTO - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)776 - Standpunt EU op de 13e Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie over de toetreding van Oost-Timor tot de WTO. |
---|---|
bron | COM(2023)776 |
datum | 11-12-2023 |
Dit voorstel betreft het besluit van de Raad tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de 13e Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (“WTO”) in verband met de beoogde aanneming van een besluit inzake de toetreding van de Democratische Republiek Oost-Timor tot de WTO.
2. Achtergrond van het voorstel
2.1. De Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie
De Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (“WTO-overeenkomst”) heeft tot doel de in de preambule van de overeenkomst genoemde doelstellingen te verwezenlijken. De overeenkomst is op 1 januari 1995 in werking getreden.
De Europese Unie (“EU”) is partij bij de overeenkomst1. Ook alle 27 lidstaten van de EU zijn partij bij de overeenkomst. De WTO kan besluiten nemen overeenkomstig de procedures in de WTO-overeenkomst.
2.2. Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie
De Ministeriële Conferentie is het hoogste besluitvormingsorgaan van de WTO en komt ten minste een keer per twee jaar bijeen. In rechte en in feite worden besluiten bij consensus genomen.
De volgende bijeenkomst van de Ministeriële Conferentie vindt van 26 tot en met 29 februari 2024 plaats in Abu Dhabi (Verenigde Arabische Emiraten).
2.3. De beoogde handeling tijdens de Ministeriële Conferentie van de WTO en de reden voor en het doel van het voorstel
Tijdens de 13e Ministeriële Conferentie van de WTO (“MC13”) kan een besluit worden aangenomen betreffende de toetreding van de Democratische Republiek Oost-Timor (“Oost-Timor”) tot de WTO.
De leden van de WTO en Oost-Timor hebben de fase bereikt waarin een overeenkomst kan worden gesloten over de voorwaarden voor de toetreding van Oost-Timor tot de organisatie. Dit komt na jaren van onderhandelingen, die van start zijn gegaan nadat Oost-Timor in 2016 een aanvraag tot toetreding tot de WTO had ingediend.
Nu de Commissie de voorwaarden voor toetreding van Oost-Timor tot de WTO ter goedkeuring aan de Raad voorlegt, beschouwt zij deze voorwaarden als een evenwichtig en ambitieus pakket van verbintenissen tot openstelling van de markt, dat zowel Oost-Timor als zijn handelspartners in de WTO aanzienlijke voordelen zal opleveren. Het toetredingsverzoek van Oost-Timor is onderzocht overeenkomstig de richtsnoeren van de Algemene Raad van de WTO inzake de toetreding van de minst ontwikkelde landen (MOL’s).
2.4. Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Multilateralisme vormt de kern van de handelspolitiek van de EU, en de EU steunt de toetreding van derde landen tot de WTO op juiste voorwaarden.
2.5. Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
In overeenstemming met het externe optreden en het ontwikkelingsbeleid van de EU zal het voorstel Oost-Timor in het multilaterale handelssysteem verankeren overeenkomstig de richtsnoeren van de Algemene Raad van de WTO inzake de toetreding van de MOL’s.
3. Namens de Unie in te nemen standpunt
Algemene opmerkingen
Met dit voorstel wordt beoogd de EU de mogelijkheid te bieden zich aan te sluiten bij een mogelijke consensus in de WTO over de goedkeuring van de beoogde handeling, namelijk een besluit betreffende de toetreding van Oost-Timor tot de WTO.
Hoewel het nog niet duidelijk is of, en zo ja, in hoeverre, de WTO-leden tot een consensus over de beoogde handeling zullen kunnen komen, moet de Raad ingevolge artikel 218, lid 9, VWEU het standpunt van de EU op MC13 op voorhand bepalen2.
Dit voorstel betreft een mogelijk tijdens MC13 aan te nemen besluit over de toetreding van Oost-Timor tot de WTO. In 2016 heeft de regering van Oost-Timor een verzoek om toetreding tot de WTO ingediend. Op 7 december 2016 is een werkgroep inzake de toetreding van Oost-Timor opgericht. De zesde vergadering van de werkgroep vond plaats op 11 oktober 2023. De multilaterale onderhandelingen over extra handelsgerelateerde gebieden zijn nog aan de gang. In maart 2023 heeft de Commissie namens de EU bilaterale onderhandelingen afgerond over een uitgebreide reeks verbintenissen van Oost-Timor tot openstelling van de markt. De toetreding tot de WTO zal naar verwachting een blijvende positieve bijdrage leveren aan het proces van economische hervorming en duurzame ontwikkeling in Oost-Timor. De EU moet de toetreding van Oost-Timor steunen.
Aangezien er momenteel nog wordt onderhandeld, verwacht de Commissie dat de Raad zijn besluit over het standpunt van de EU met betrekking tot de uitkomst van de onderhandelingen zal vaststellen zodra er duidelijkheid ten aanzien van de desbetreffende teksten komt bij aanvang van of tijdens de Ministeriële Conferentie zelf.
Het initiatief is volledig in overeenstemming met bestaande beleidsbepalingen. Soortgelijke besluiten zijn opgesteld voor eerdere Ministeriële Conferenties van de WTO, waaronder meest recentelijk voor de tiende Ministeriële Conferentie van de WTO in 20153.
Samenvatting van de voorwaarden voor toetreding tot de WTO
Lijst van verbintenissen: goederen en diensten
Tarieven voor goederen
Het douanetarief van Oost-Timor bevat 10 810 tarieflijnen. Oost-Timor consolideert 100 % van zijn lijst en zal vanaf de datum van toetreding het definitieve geconsolideerde tarief toepassen, behalve enkele tarieflijnen voor informatietechnologieproducten (378 in 2027 en 27 in 2030).
- Industriegoederen: het gemiddelde definitieve geconsolideerde tarief voor andere dan landbouwproducten bedraagt 10,0 % (de hoogste tarieven zijn 80 % voor verse vis en bamboe).
- Landbouwproducten: het gemiddelde definitieve geconsolideerde tarief voor landbouwproducten bedraagt 15,7 % (de hoogste tarieven zijn 80 % voor koffie en cacao).
Deze gemiddelde tarieven zijn zeer ambitieus voor een MOL, met name gezien de geringe omvang en de kwetsbaarheid van de economie van Oost-Timor.
Diensten
De lijst van Oost-Timor met specifieke verbintenissen op het gebied van diensten is zeer uitgebreid en ambitieus gezien de MOL-status van Oost-Timor. Oost-Timor zal verbintenissen inzake markttoegang en nationale behandeling aangaan in een breed scala van dienstensectoren, waaronder professionele, computer- en andere zakelijke diensten, communicatiediensten, bouwdiensten, distributiediensten, onderwijsdiensten, milieudiensten, financiële diensten (verzekeringen en banken), gezondheids- en sociale diensten, toerisme en reizen, diensten voor cultuur, sport en recreatie, en vervoersdiensten. Oost-Timor zal zich ook aansluiten bij het referentiedocument inzake binnenlandse regelingen voor diensten.
4. Rechtsgrondslag
4.1. Procedurele rechtsgrondslag
4.1.1. Beginselen
Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”4.
4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval
De Ministeriële Conferentie van de WTO is een krachtens een overeenkomst, namelijk de WTO-overeenkomst, opgericht lichaam dat op grond van artikel IV, lid 1, van de WTO-overeenkomst bevoegd is om besluiten over alle onder multilaterale handelsovereenkomsten vallende aangelegenheden te nemen, waaronder besluiten met rechtsgevolgen.
De bovenbedoelde beoogde handelingen vormen handelingen met rechtsgevolgen, aangezien zij de volkenrechtelijke rechten en verplichtingen van de Unie kunnen raken.
De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 218, lid 9, VWEU.
4.2. Materiële rechtsgrondslag
4.2.1. Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval
De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.
De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.
4.3. Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.