Toelichting bij COM(2024)37 - Standpunt EU in het Comité van de Partijen bij het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld over wijzigingen van het reglement van orde van het Comité met betrekking tot aangelegenheden die verband houden met de instellingen en het openbaar bestuur van de Unie - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)37 - Standpunt EU in het Comité van de Partijen bij het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van ... |
---|---|
bron | COM(2024)37 |
datum | 24-01-2024 |
Dit voorstel betreft het besluit tot va stste Ming van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Comité van de Pa rt ij en bij het Ver drag van de Raad van Europa
inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld ("het Verdrag van Istanbul" of 'het verdrag'), in verband met de beoogde vaststelling van
wijzigingen van het reglement van orde van het Comité van de Partijen met betrekking tot de samen stelling van het Comité (artikel 2) en de stemregels (artikelen 20, 21 en 25). Na de toetreding van de Europese Unie tot het Ve r d rag van Istanbul is een wijziging van dit reglement van orde noodzakelijk geworden.
Inhoudsopgave
- Achtergrond van het voorstel
- Dit voorstel betreft het besluit tot va stste Ming van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Comité van de Pa rt ij en bij het Ver drag van de Raad van Europa
- 2.1. HetVe rdrag van Istanbul
- 2.2. HetC omitévan de rartijen bij het verdrag
- Het reglement van orde van het Comité van de Pa rt ij en is toegesneden op de deelname van staten die partij zijn, waarbij elke partij één stem heeft, artikel 20 van het reglement van orde
- P a rt ij e n
- 3. Namens de Unie in te nemen standpunt
- stemregel (artikel 20) wordt gehandhaafd, maar aangevuld met tw e e nieuwe elementen. Het secretariaat van het Comité van de Pa rt ij en stelt als eer ste element
- 4.1. P rocedurele rechtsgrondslag
- hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend
- Arrest van het Hof van 7 oktober 2014, B ondsrepubliek Uu itsland /Raad van de Europese Unie, C-
- De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 336 VWEU, in samenhang met
H et Ve r d rag van Istanbul beoogt alomvattende en geharmoniseerde regels vast te st ellen ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld in Europa en daarbuiten. Met verdrag is op I augustus 2014 in werking getreden.
De EU heeft het verdrag in Juni 2017 o n d e rte kend en op 28juni 2023 de to etr e d i n g s p r o c e d u r e afgerond met de nederlegging van twee akten van goedkeuring, waardoor het verdrag voor de EU op 1 o kto b e r 2023 in werking is getreden. De EU is tot het verdrag toegetreden voor
aangelegenheden die onder haar exclusieve bevoegdheid vallen, namelijk aangelegenheden die verband houden met de instellingen en het openbaar bestuur van de Unie en aangelegenheden die verband houden metjustitiële samenwerking in strafzaken, asiel en non-refoulement . Ierland en Denemarken zijn niet gebonden door uitoefening van de bevoegdheden van de Unie op het gebied van aangelegenheden die verband houden met Justitiële samenwerking in strafzaken, asiel en non~refoulement . Alle EU-, idstaten hebben het verdrag ondertekend, maar op 10 januari 2024 waren er slechts 22 EU-, idstaten die het verdrag hebben geratificeerd en derhalve stemrecht hebben in het Comité van de Pa rt ij en . Er zijn momenteel 39 partijen bij het verdrag, de EU m e e g ete I d .
Het C omité van de ra rt ij en is het politieke orgaan van het toezichtmechanisme van het Verdrag van Istanbul en bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen bij het verdrag. De aan het Comité toevertrouwde taken staan in artikel 1 van het reglement van orde. Krachtens
a n
Document IC"CP(201 5)2, a angenomen op 4 mei 2015.
Besluit (EU) 2023/1075 van de Raad van 1 juni 2023 over de slu iting, namens de Europese Un het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en b estr ij den van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, met b etr e kking tot de in ste Hingen en het openbaar bestuur van de Unie, PB L 143 I van 2.6.2023, blz. 1.
Besluit (EU) 2023/1076 van de Raad van 1 juni 2023 over de slu iting, namens de Europese Unie, van h et Verdrag van de Ra ad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld te gen vrouwen en huiselijk geweld, met b et rekking tot aangelegenheden die verband houden metjustitiële samenwerking
in strafzaken en met betrekking tot asiel en n o n ~ r ef o u I e m e n t, PB L 143 I van 2.6.2023, mz. 4.
Overeenkomstig de protocollen nr. 21 en nr. 22 bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Stand van de ratificaties op 10januar, 2024: AT (2013); BE (2016); CY (2017); DE (2017); DK (2014); IE (2019); EL (2018); ES (2014); EE (2017); Fl (2015); FR (2014); HR (2018); IT (2013); LU (2018); MT (2014); NL (2015); PL (2015); PT (2013); RO (2016); SI (2015); SV (2014); LV (2023).
Comité van de Partijen — Verdrag van Istanbul inzake de bestrijding van geweld te gen vrouwen en huiselijk geweld (coe.int),
1
arti kei 67, Md 2, van het verdrag heeft het Uo m ité de taak de leden van de vjroep van
deskundigen inzake actie tegen geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld ("GREVIO") te
kiezen. Uvereenkomstig artikel 68, Md 12, van het verdrag kan het Uo m ité van de Partijen, op basis van het rapport en de conclusies van GREVIO, aanbevelingen aan de staten die partij zijn aannemen betreffende de uitvoering van het verdrag. Het C omité houdt ook toezicht op de uitvoering van die aanbevelingen na de uitvoeringstermijn van drie Jaar . Daarnaast bestudeert het Uo m ité de uitkom st en van bijzondere onderzoeken die GREVIO overeenkom stig artikel 68, Md 15, van het verdrag aan het Uo m ité heeft toegezonden. Met Comité kiest ook zijn eigen bureauleden, een voorzitter en twee v i c e v o o r z i tte rs .
Het reglement van orde van het Comité van de Pa rt ij en is toegesneden op de deelname van staten die partij zijn, waarbij elke partij één stem heeft, artikel 20 van het reglement van orde
inzake stemrechten bepaalt dat 'ieder lid van het Comité één stem heeft' en dat het voor besluiten van het Comité vereiste quorum 'een tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen' is. Hetzelfde quorum is ook vereist voor de wijziging van het reglement van orde
l a rt i kei 25). A rt i kei 21 van het reglement van orde voorziet in specifieke regels voor de verkiezing van de leden van GREVIO.
De toetreding van de EU tot het verdrag vereist bepaalde aanpassingen van die regels, omdat de Unie op gebieden die onder haar bevoegdheid vallen, haar stemrecht uitoefent met een aantal stemmen dat gel ij k is aan het aantal lidstaten dat gebonden is door de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie, en dat aantal afhankelijk is van het onderwerp van de ste m m i n g .
2.3. De beoogde wijziging van het reglement van orde van het Uo m ité van de
Op 28 a u g u st u s 2023 heeft het secretariaat van het Uo m ité van de ra rt ij en een informatiedocument en o n tw erpwijzigingen van het reglement van orde ver st rekt. Deze wijzigingen zijn bedoeld om rekening te houden met de gevolgen van de toetreding van de EU tot h et Ver d rag van Istanbul voor de werking van het Comité van de Pa rt ij en, en met name de gevolgen hiervan voor de stemregels. Het secretariaat van het Co mi té heeft de staten die partij zijn, de mogelijkheid geboden om opmerkingen te maken. A Meen h et Vere n i g d Koninkrijk heeft schriftelijke opmerkingen ingediend, waarin enkele redactionele wijzigingen worden voorges te ld.
Het secretariaat van het Comité van de Partijen heeft de EU verzocht haar opmerkingen over de voorgestelde o n tw erpwijzigingen in te dienen. De wijzigingen van het reglement van orde zullen op 6 juni 2024 tijdens de 16e vergadering van het Uo m ité van de ra rt ij en worden besproken en, indien mogelijk, worden goedgekeurd. Indien de delegaties meer tijd nodig hebben voor overleg, kunnen de wijzigingen ook worden goedgekeurd tijdens de daaropvolgende vergadering van het Uo m ité van de ra rt ij en in december 2024.
De door het secretariaat van het Comité van de Pa rt ij en voorgestelde wijzigingen van het reglement van orde kunnen als volgt worden samengevat.
— Het huidige quorum van tw ee derde van de uitgebrachte stemmen als algemene
stemregel (artikel 20) wordt gehandhaafd, maar aangevuld met tw e e nieuwe elementen. Het secretariaat van het Comité van de Pa rt ij en stelt als eer ste element
Zie het 'Framework for supervising the implementation of the recommendations addressed to state parties' (Kader voor het toezicht op de uitvoering van de aanbevelingen aan staten die partij zijn),
goedgekeurd door het Comité van de Partijen op 13 april 2021, IC-CP/lnf (2021)2.
2
een clausule van non"additionaliteit voor, op grond waarvan, afhankelijk van de verdeling van bevoegdheden, ofwel de EU ofwel haar lidstaten het recht hebben om over een bepaalde kwestie te stemmen. Indien de Unie stemt, geldt deze stem als even zoveel stemmen als het aantal EU-liclstaten dat partij is bij het verdrag. Als
tweede element stelt het secretariaat van het Comité van de Partijen een 'dubbele meerderheid' voor, wat betekent dat een besluit slechts geldig is als een gewone
meerderheid van de staten die partij bij het verdrag zijn en die géén EU-, i d sta at z ij n , een positieve stem uitbrengt, als onderdeel van de vereiste tw eederde m eerderheid.
Wat de verkiezing van de leden van GREVIO betreft, wordt het huidige quorum van ten minste een meerderheid van de uitgebrachte stemmen (artikel 21, ,,d 9) gehandhaafd. Elk lid van het Comité heeft één stem voor de verkiezing van de leden van GREVIO. H et beginsel van n i et_ad cl iti o na I iteit is in dit geval niet van toepassing,
wat betekent dat de Unie een 'extra stem' heeft voor de verkiezing van de leden van
GREVIO, naast de individuele stem van elke EU-, idstaat die partij is bij het verdrag. Wat betreft besluiten over verzoeken tot terugtrekking van een of meer kandidaten die niet voldoen aan de vereisten voor lidmaatschap van GREVIO ( arti kei 21, Md 4), wordt het huidige quorum van een tw eederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen eveneens gehandhaafd, maar aangevuld met het vereiste van een dubbele meerderheid.
— Wat de wijzigingen van het reglement van orde (artikel 25) betreft, wordt het huidige
quorum van twee derde van de uitgebrachte stemmen gehandhaafd, maar aangevuld met het vereiste van een dubbele meerderheid.
Voorgesteld wordt dat de EU instemt met de algemene benadering van het secretariaat van het Comité van de Pa rt ij en voor de wijziging van het reglement van orde, maar een aantal aanpassingen aanbrengt, zoals hieronder beschreven.
Ten eerste wordt voorgesteld dat de EU ermee instemt dat in artikel 20, Md 1, van h et
reglement een 'clausule van non additionaliteit' wordt opgenomen, onder voorbehoud van
bepaalde aanpassingen die nodig zijn om rekening te houden met het feit dat de Unie is toegetreden tot het Ver drag van Istanbul wat betreft haar haar eigen instellingen en openbaar bestuur enerzijds, en wat betreft aangelegenheden die verband houden met Justitiële samenwerking in strafzaken, asiel en non~refoulement anderzijds, waarbij ook rekening wordt gehouden met de bijzondere positie van Denemarken en Ierland.
Dienovereenkomstig moet de Unie bij aangelegenheden die onder haar bevoegdheid vallen, haar stemrecht uitoefenen met een aantal stemmen dat gel ij k is aan het aantal lidstaten dat partij is bij het verdrag en dat gebonden is door de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie. W anneer de Unie haar stemrecht uitoefent, wordt er niet gestemd door de lidstaten die partij zijn bij het verdrag en die gebonden zijn door de bevoegdheden van de Unie op het gebied waarover wordt gestemd, terwijl de lidstaten die niet gebonden zijn door de bevoegdheden van de Unie, afzonderlijk kunnen stemmen. Daarentegen oefent de Unie haar stemrecht niet uit in gevallen waarin alle lidstaten die partij zijn bij het verdrag hun stemrecht mogen uitoefenen.
3
Het beginsel van 'non additionaliteit' is in overeenstemming met de gangbare praktijk van
andere verdragen van de Kaad van Luropa waartoe de EU i s toegetreden .
Ten tweede wordt voorgesteld dat de EU ermee instemt dat het vereiste van een 'dubbele meerderheid' in artikel 20, leden 3 en 5, van het reglement wordt opgenomen, zoals
voorgesteld door het secretariaat van het Comité van de Pa rt ij en, onder voorbehoud van bepaalde aanpassingen in verband met de bijzondere positie van Denemarken en Ierland, en enkel met betrekking tot situaties waarin de Unie aan een stemming deelneemt.
Het vereiste van een 'dubbele meerderheid' in artikel 20 is bedoeld om een evenwichtigere
en billijkere weging van alle pa rt ij en bij het verdrag tot stand te brengen en te compenseren dat de EU wat hetaantal stemmen betreft reeds een gewone meerderheid in hetvvomité van de Pa rt ij en heeft. Deze vereiste is bedoeld om de state n die partij zijn bij het verdrag, maar die geen lid zijn van de EU, de zekerheid te geven dat hun standpunten in het kader van het Comité van de Partijen ondanks de toetreding van de EU van belang blijven en niet teniet worden gedaan doordat de EU en haar lidstaten en bloc stem men.
Het vereiste van een dubbele meerderheid betekent dat, wanneer de EU aan een stemming deelneemt, het gebruikelijke quorum (d.w.z. twee derde van de uitgebrachte stemmen) wordt aangevuld met het vereiste van een gewone meerderheid van de stemmen die door de andere partijen bij het verdrag zijn uitgebracht. Tot die andere partijen bij het verdrag behoren staten die geen lid zijn van de EU, en, in voorkomend geval, EU-, i d state n die niet gebonden zijn door de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie.
W anneer de Unie deelneemt aan een stemming met een aantal stemmen dat gel ij k is aan het aantal lidstaten dat partij is bij het verdrag, betekent het vereiste van een dubbele meerderheid dat een besluit rechts geldig kan worden vastgesteld indien er een tw eederdemeerderheid is bereikt waarbij de stem van de Unie (gel ij k aan 22 stemmen) wordt ondersteund door een gewone meerderheid van de stemmen die zijn uitgebracht door de 16 n i et" I i dstaten die partij z ij n b ij h et v e r d ra g . W anneer de Unie deelneemt aan een stemming met een aantal stemmen dat gel ij k is aan het aantal lidstaten dat partij is bij het verdrag en dat gebonden is door de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie op het gebied van Justitiële samenwerking in strafzaken, asiel en non~refoulement, wordt er een tw eederdemeerderheid bereikt indien de ste m van de Unie (gel ij k aan 20 stemmen) wordt ondersteund door een gewone meerderheid van de stemmen die zijn uitgebracht door de 16 n i et"l i dstaten die partij zijn bij het verdrag plus Denemarken en Ierland.
Ten derde wordt, wat de specifieke regels voor de verkiezing van de leden van GR EV10 betreft, voorgesteld dat de Unie ermee instemt dat aan artikel 21, Md 7, van het reglement van orde, zoals opgesteld door het secretariaat van Comité van de Partijen, de bepaling wordt toegevoegd dat elk lid van het Uo m ité één stem heeft. Aa ngezien artikel 20 en b ij gevolg het beginsel van n iet_add iti onal iteit niet van toepassing is in het kader van artikel 21 ( a rt i kei 21, lid II, h eeft d e EU één stem naast de individuele stem van elke EU-, id sta at die partij is bij het verdrag. De U nie moet instem men methetvoorstel om artikel 21, Md 4, van het reglement van orde, betreffende besluiten over verzoeken tot terugtrekking van een of meer kandidaten voor GREVIO, te wijzigen door het aan te vullen met het vereiste van een dubbele meerderheid, gezien het uitzonderlijke karakter van dergel ij ke besluiten. In dat geval wordt de gewone meerderheid, die de vereiste tw eederdemeerderheid moet aanvullen, vastgesteld op basis van
Zie. De Europese Overeenkomst inzake de bescherming van dieren tijdens internationaal vervoer (herzien) (ETS nr. 193), Verdrag inzake de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor schade ten gevolge van milieugevaarlijke activiteiten (ETS nr. 150), E uropese wvereenkomst inzake grensoverschrijdende televisie (ETS nr. 132) en het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en plan te n en hun natuurlijk leefmilieu in Europa (ETS nr. 104).
4
de stemmen die zijn uitgebracht door de vertegenwoordigers van andere pa rt ij en dan de EU en haar lidstaten, zoals ook wordt voorgesteld in de schriftelijke opmerkingen van het VK.
Ten vierde moet, wat artikel 25 inzake wijzigingen van het reglement van orde betreft, worden opgemerkt dat dergel ij ke besluiten worden genomen met een tw eederde m eerderhei d van de uitgebrachte stemmen, waarbij elke partij bij het verdrag één stem h e ef t, als bepaald in arti kei 20, Md 1, eerste alinea, wm de hierboven genoemde redenen moet de Unie, onder voorbehoud van bepaalde aanpassingen, instemmen met de toevoeging van het vereiste van een dubbele meerderheid zoals voorgesteld door het secretariaat van het Comité van de Pa rt ij e n . M et name moet worden verduidelijkt dat het beginsel van n i et_ad cl iti o na I iteit als bedoeld in artikel 20, Md 1, in gewijzigde vorm, niet van toepassing is op artikel 25. Bovendien moet de gewone meerderheid ter aanvulling van de vereiste tw eederdem eerderhei d op dezelfde wijze worden vastgesteld als in artikel 21, Md 4.
Ten vijfde wordt voorgesteld dat de EU suggereert de verwijzing naar de Europese Unie te schrappen uit de lijst van vertegenwoordigers die zonder stemrecht of vergoeding van kosten mogen deelnemen aan de vergaderingen van het Uomité van de ra rt ij en in artikel 2, ,id 2, punt b, van het reglement van orde. De regel is achterhaald omdat de Europese Unie nu volwaardig lid is van hetComité van de Pa rt ij en.
De voorges te Ide wijzigingen van het reglement van orde van het Comité van de Pa rt ij en die aan het secretariaat van het Comité moeten worden voorgelegd, zijn opgenomen in de b ij lage bij dit besluit.
Rechtsgrondslag
4.7.7. Beg i nse Ie n
Arti kei 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling Vcill de standpunten die namens de Unie
worden ingenomen in een k r a c hte n s een overeenkom st opgericht lichaam, wa n neer dit lichaam handelingen m et rechts gevolgen va stste It, m et u itzo n der I n g van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst .
Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen
hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend
zijn, maar die ' beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de
I I "9 wetgever van de Unie vaststelt
4,1,2, To epassing op het onderhavige geval
Het Comité van de Pa rt ij en is een lichaam dat is opgericht bij het Ver drag van Istanbul. De door het Comité van de Pa rt ij en vast te st ellen wijziging van het reglement van orde is een handeling met rechts gevolgen. LJe beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 67, Md 3, van het verdrag volkenrechtelijk bindend zijn. De beoogde handeling strektniet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het verdrag. De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, Md 9, VWEU.
Arrest van het Hof van 7 oktober 2014, B ondsrepubliek Uu itsland /Raad van de Europese Unie, C-
399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en m et 64.
5
lemen
4.2. IVIateriële rechtsg ron dslag
4.2. 7. Beg i nse Ie n
De materiële rechts grondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VW EU te n e besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. W anneer de beoogde handeling een tw eeledige doelstelling heeft of bestaat uit tw e e componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkom stig artikel 218, Md 9, VWEU vast te st ellen besluit op één materiële rechts grondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
W anneer een beoogde handeling tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet een overeenkom stig artikel 218, Md 9, VWEU vastte stellen besluit bij wijze van uitzondering de verschil lende desbetreffende rechts grondslagen als materiële rechts grondslag hebben.
4.2.2. Ta epassing op het onderhavige geval
De hoofddoelstelling van de beoogde handeling is de wijziging van het reglement van orde van hetComité van de Pa rt ij en om de gevolgen van detoetreding van de Unie tot het Ver drag van Istanbul voor de werking van het Comité in aanmerking te nemen. Wat de m ate r i ë I e rechts grondslag betreft. de EU is tot het Verdrag van Istanbul toegetreden voor aangelegenheden die onder haar exclusieve bevoegdheid vallen, namelijk aangelegenheden die verband houden met de instellingen en het openbaar bestuur van de
11.10
Unie
aangelegenheden die verband houden metjustitiële samenwerking in strafzaken, asiel en non-refoulement . LJe toetreding van de EU tot het Verdrag van Istanbul is opgesplitst in twee afzonderlijke besluiten van de Raad om rekening te houden met de bijzondere positie van Denemarken en Ierland met betrekking tot titel V van het VWEU. B ij gevolg moet ook het besluit tot va stste Ming van het standpunt dat namens de Unie in het Comité van de Pa rt ij en moet worden ingenomen met betrekking tot de beoogde handeling, worden opgesplitst in tw e e parallelle besluiten.
De rechts grondslag van het onderhavige besluit heeft betrekking op aangelegenheden die verband houden met de instellingen en het openbaar bestuur van de Unie. De m ate r i ëIe rechtsgrondslag van dit besluit is derhalve artikel 336 VWEU.
4.3. C o n c I u s i e
arti kei 218, Md 9, VWEU.
Besluit (EU) 2023/1075 van de Raad van 1 juni 2023 over de slu iting, namens de Europese Unie, van h et Verdrag van de Ra ad van Europa inzake het voorkomen en b estr ij den van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, met b etr e kking tot de in ste Hingen en het openbaar bestuur van de Unie, PB L 143 I van 2.6.2023, blz. 1.
Besluit (EU) 2023/1076 van de Raad van 1 juni 2023 o ver de sluiting, namens de Europese Unie, van h et Verdrag van de Ra ad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld te gen vrouwen en huiselijk geweld, met b et rekking tot aangelegenheden die verband houden metjustitiële samenwerking
in strafzaken en met betrekking tot asiel en n o n ~ r ef o u I e m e n t, PB L 143 I van 2.6.2023, mz. 4.
6