Toelichting bij COM(2024)227 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)227 - .
bron COM(2024)227
datum 30-05-2024
1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Administratief Comité dat is opgericht bij de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR1 van 14 november 1975 (hierna “de TIR-overeenkomst” genoemd) met betrekking tot de voorgenomen vaststelling van verscheidene technische wijzigingen van de TIR-overeenkomst.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1. De Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR

De TIR-overeenkomst strekt ertoe het internationale vervoer van goederen van de douanekantoren van vertrek naar de douanekantoren van bestemming, via zoveel landen als nodig is, te vergemakkelijken. De overeenkomst is in 1978 in werking getreden. Sinds februari 2024 telt de overeenkomst 78 partijen, namelijk 77 staten en de Europese Unie.

De Europese Unie is sinds 20 juni 1983 partij bij de TIR-overeenkomst2, evenals alle lidstaten.

2.2. Het Administratief Comité

Het bij artikel 58 bis opgerichte Administratief Comité handelt in het kader van de TIR-overeenkomst. Het comité is het hoogste orgaan van de overeenkomst, ziet toe op de toepassing ervan, onderzoekt voorstellen tot wijziging en stelt deze vast. Deze voorstellen worden in stemming gebracht en elke staat die partij bij de overeenkomst is en op de zitting van het Administratief Comité vertegenwoordigd is, heeft één stem. De Unie heeft exclusieve bevoegdheid op het gebied van douane, waarop de TIR-overeenkomst betrekking heeft. Als douane-unie en economische unie heeft de Unie echter geen stemrecht naast dat van haar lidstaten, overeenkomstig artikel 52, lid 3, van de TIR-overeenkomst. Alle lidstaten van de Unie zijn overeenkomstsluitende partijen met stemrecht.

Wijzigingen van de TIR-overeenkomst worden aangenomen met een meerderheid van twee derde van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen. Om een besluit te kunnen nemen, is een quorum vereist van ten minste een derde van de staten die partij zijn bij de overeenkomst.

2.3. De beoogde handeling van het Administratief Comité

In oktober 2024 zal het Administratief Comité, tijdens zijn 83e of een van de daaropvolgende zittingen, een besluit nemen over de goedkeuring van de voorgestelde wijzigingen van de TIR-overeenkomst (“de beoogde handeling”).

De beoogde handeling strekt ertoe een duidelijker kader te creëren voor de beëindiging van de betrekkingen tussen de internationale organisatie die verantwoordelijk is voor de TIR-garantieketen, en een nationale aansprakelijke organisatie. Daarnaast zal zij voor meer flexibiliteit zorgen bij het gebruik van het certificaat van goedkeuring van een TIR-voertuig.

De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 60 van de TIR-overeenkomst3. Artikel 60 betreft een bijzondere procedure voor het wijzigen van de bijlagen 1 tot en met 10 bij de TIR-overeenkomst en luidt als volgt: “Ieder voorstel tot wijziging van de bijlagen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 die is onderzocht overeenkomstig artikel 59, leden 1 en 2, treedt in werking op de datum die het Administratief Comité bij het aannemen van de wijziging vaststelt, tenzij op een tegelijkertijd door het Administratief Comité vast te stellen eerdere datum een vijfde van de Staten die Overeenkomstsluitende Partij zijn of, indien dit minder is, vijf Staten die Overeenkomstsluitende Partij zijn, de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties ervan in kennis hebben gesteld dat zij bezwaar maken tegen de wijziging. “De in dit lid bedoelde data worden door het Administratief Comité vastgesteld met een meerderheid van twee derde van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen.”

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

De Unie steunt het voorstel tot wijziging van bijlage 6 met een nieuwe toelichting 8.10. e) bij de TIR-overeenkomst om een mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing tussen belanghebbenden in te voeren in geval van een geschil tussen de internationale organisatie en een nationale aansprakelijke organisatie dat gevolgen kan hebben voor de werking van de TIR-garantieketen. Dit wijzigingsvoorstel gaat vergezeld van een wijziging van bijlage 6, toelichting 0.6.2 bis-1, waarbij een opzegtermijn van ten minste zes maanden wordt ingevoerd vóór de beëindiging van een overeenkomst tussen de internationale organisatie en een nationale organisatie.

De invoering van deze mechanismen was een verzoek van de Roemeense autoriteiten, dat werd gesteund door de Commissie en de andere lidstaten, om in de toekomst een crisis tussen een nationale organisatie en de internationale organisatie te voorkomen waarbij de douaneautoriteiten voor een voldongen feit komen te staan en onvoldoende tijd hebben om een nieuwe nationale organisatie te machtigen tot afgifte van TIR-carnets.

Daarom zullen deze twee mechanismen de stabiliteit van de TIR-garantieketen binnen de EU verbeteren.

De Unie steunt ook de wijzigingen van bijlage 3, punt 4, en bijlage 4 “Model van het certificaat van goedkeuring van een wegvoertuig”, bladzijde 4, Belangrijke punten, punt 3, die tot doel hebben de geldigheidsduur van het certificaat van goedkeuring van een wegvoertuig te verlengen van twee tot drie jaar, alsmede de invoering van een nieuw punt 6 in bijlage 4 “Model van het certificaat van goedkeuring van een wegvoertuig”, bladzijde 4, Belangrijke punten, dat voorziet in de aanvaarding van het certificaat van goedkeuring tot de laatste geldigheidsdatum om met een TIR-vervoer te beginnen, ook al eindigt het vervoer later. Deze wijzigingen zorgen ervoor dat het voor TIR-houders eenvoudiger wordt om het certificaat te gebruiken en dat het interessanter wordt om gebruik te maken van de TIR-overeenkomst.

4. Rechtsgrondslag

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1. Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt4.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval

Het Administratief Comité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de TIR-overeenkomst5.

De door het Administratief Comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 60 van de TIR-overeenkomst uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

4.2.1. Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.


4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

4.3. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het Administratief Comité de TIR-overeenkomst zal wijzigen, moet deze na vaststelling ervan bekend worden gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.