Toelichting bij COM(2024)410 - Besluit (EU) 2024/2912 van de Raad van 5 november 2024 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comite ingesteld bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie wat betreft de vaststelling van een besluit tot toevoeging van twee vastgestelde nieuwe Uniehandelingen aan bijlage 2 bij het Windsor-kader - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)410 - Besluit (EU) 2024/2912 van de Raad van 5 november 2024 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het ... |
---|---|
bron | COM(2024)410 |
datum | 18-09-2024 |
Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het namens de Unie in het Gemengd Comité dat is ingesteld bij het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (“het terugtrekkingsakkoord”), in te nemen standpunt in verband met de beoogde vaststelling van een besluit van het Gemengd Comité tot wijziging van bijlage 2 bij het Windsor-kader1, dat integrerend deel uitmaakt van het terugtrekkingsakkoord.
2. Achtergrond van het voorstel
2.1. Het akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Windsor-kader
Het terugtrekkingsakkoord bevat de regelingen voor de ordelijke terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie en Euratom. Het terugtrekkingsakkoord is op 1 februari 2020 in werking getreden. Op 27 februari 2023 hebben de Europese Commissie en de regering van het Verenigd Koninkrijk een politiek beginselakkoord over het Windsor-kader bereikt. Het bij het terugtrekkingsakkoord ingestelde Gemengd Comité dat op 24 maart 2023 in Londen is bijeengekomen, heeft de nieuwe regelingen met betrekking tot het Windsor-kader vastgesteld en beide partijen zijn overeengekomen om intensief en loyaal samen te werken om alle elementen van het Windsor-kader uit te voeren.
2.2. Het Gemengd Comité
Het bij artikel 164, lid 1, van het terugtrekkingsakkoord ingestelde Gemengd Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Unie en van het Verenigd Koninkrijk. Het wordt gezamenlijk voorgezeten door de Unie en het Verenigd Koninkrijk. Het reglement van orde van het Gemengd Comité is vastgesteld in bijlage VIII bij het terugtrekkingsakkoord. Het Gemengd Comité komt ten minste eenmaal per jaar bijeen op verzoek van de Unie of het Verenigd Koninkrijk en stelt zijn vergaderrooster en -agenda in onderlinge overeenstemming vast.
De taken van het Gemengd Comité zijn vastgesteld in artikel 164 van het terugtrekkingsakkoord en omvatten hoofdzakelijk:
- toezicht houden op de uitvoering en toepassing van het akkoord, rechtstreeks of via de werkzaamheden van de gespecialiseerde comités die aan het Gemengd Comité rapporteren;
- besluiten en aanbevelingen vaststellen, met inbegrip van wijzigingen van het akkoord in de gevallen waarin daarin is voorzien;
- problemen voorkomen en geschillen oplossen die zich kunnen voordoen in verband met de uitlegging en toepassing van het akkoord.
2.3. De beoogde handeling van het Gemengd Comité
Op zijn volgende bijeenkomst zal het Gemengd Comité een besluit vaststellen waarbij twee vastgestelde nieuwe Uniehandelingen die binnen het toepassingsgebied van het Windsor-kader vallen, worden toegevoegd aan bijlage 2 bij het Windsor-kader (“de beoogde handeling”), overeenkomstig artikel 13, lid 4, van dat kader.
De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 166, lid 2, van het terugtrekkingsakkoord voor de partijen bindend zijn. Overeenkomstig regel 9 van het reglement van orde van het Gemengd Comité en de gespecialiseerde comités moet in besluiten van het Gemengd Comité de datum worden vermeld waarop zij van kracht worden.
3. Namens de Unie in te nemen standpunt
3.1. Bijlage 2 bij het Windsor-kader (“Bepalingen van het recht van de Unie als bedoeld in artikel 5, lid 4”)
Bijlage 2 bij het Windsor-kader bevat de bepalingen van het Unierecht als bedoeld in artikel 5, lid 4, van dat kader.
Op 14 mei 2024 heeft de Unie Verordening (EU) 2024/1392 vastgesteld2, die voorziet in tijdelijke autonome handelsmaatregelen (bv. schorsing van invoerrechten, tariefcontingenten en antidumpingrechten) boven op de handelsconcessies die op Oekraïense producten van toepassing zijn in het kader van de Associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne. Die dag heeft de Unie ook Verordening (EU) 2024/15013 vastgesteld, die voorziet in tijdelijke autonome handelsmaatregelen boven op de handelsconcessies die op producten uit Moldavië van toepassing zijn krachtens de Associatieovereenkomst tussen de EU en Moldavië.
Bij beide verordeningen zijn de bestaande tijdelijke autonome handelsmaatregelen voor Oekraïne en Moldavië, d.w.z. die van Verordening (EU) 2023/10774 en Verordening (EU) 2023/15245, met een jaar verlengd. Die laatste verordeningen zijn op 28 september 2023 bij Besluit nr. 4/2023 van het Gemengd Comité6 toegevoegd aan bijlage 2 bij het Windsor-kader. Verordening (EU) 2023/1077 is op 5 juni 2024 verstreken en Verordening (EU) 2023/1524 op 24 juli 2024.
De vastgestelde nieuwe Uniehandelingen hebben betrekking op de handel in goederen met derde landen en vallen derhalve binnen het toepassingsgebied van het Windsor-kader, overeenkomstig de wettelijke voorwaarden die daarop van toepassing zijn. Als zodanig moeten deze besluiten worden toegevoegd aan bijlage 2, onder punt 4 “Algemene handelsaspecten”.
4. Rechtsgrondslag
4.1. Procedurele rechtsgrondslag
4.1.1. Beginselen
Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) voorziet in de vaststelling van besluiten van de Raad tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
Bovendien omvat het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen ook instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”7.
4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval
Het Gemengd Comité is een orgaan dat is ingesteld bij een overeenkomst, zijnde het terugtrekkingsakkoord.
De door het gemengd comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 166, lid 2, van het terugtrekkingsakkoord volkenrechtelijk bindend zijn.
De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het terugtrekkingsakkoord.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.
4.2. Materiële rechtsgrondslag
4.2.1. Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval
Het doel en de inhoud van de beoogde handeling hebben uitsluitend betrekking op het toevoegen van twee vastgestelde nieuwe Uniehandelingen aan bijlage 2 bij het Windsor-kader.
Het terugtrekkingsakkoord is gesloten op grond van artikel 50, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (“VEU”).
Bijgevolg, en overeenkomstig het basisbeginsel dat een handeling alleen kan worden gewijzigd bij een handeling van dezelfde aard, is artikel 50, lid 2, VEU de materiële rechtsgrondslag van het voorgenomen besluit.
4.3. Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 50, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.
5. Bekendmaking van de beoogde handeling
Aangezien de handeling van het Gemengd Comité bijlage 2 bij het Windsor-kader zal wijzigen, is het passend het besluit na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.