Toelichting bij COM(2024)416 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)416 - . |
---|---|
bron | COM(2024)416 |
datum | 23-09-2024 |
Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie in de Ledenraad van de Internationale Olijfraad (IOR) moet worden ingenomen met betrekking tot twee aan te nemen besluiten betreffende de handelsnorm voor olijfolie en olie uit perskoeken van olijven.
2. Achtergrond van het voorstel
2.1. Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven
De Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven (“de overeenkomst”) heeft tot doel: i) te streven naar harmonisatie van de nationale en internationale wetgeving met betrekking tot de fysisch-chemische en organoleptische kenmerken van olijfolie, olie uit perskoeken van olijven, en tafelolijven om handelsbelemmeringen te vermijden, ii) activiteiten te organiseren met betrekking tot fysisch-chemische en organoleptische analysen om de kennis over de samenstelling en de kwaliteitskenmerken van olijfproducten te verbeteren met het oog op het consolideren van internationale normen, en iii) de rol van de IOR als het forum bij uitstek voor de internationale wetenschappelijke gemeenschap op het gebied van olijven en olijfolie te versterken.
De nieuwe versie van de overeenkomst is op 1 januari 2017 in werking getreden.
De Europese Unie is partij bij de overeenkomst1.
2.2. De Ledenraad
De Ledenraad is de hoogste autoriteit en het besluitvormingsorgaan van de IOR. De Ledenraad oefent alle bevoegdheden uit en verricht alle taken die nodig zijn om de doelstellingen van deze overeenkomst te bereiken. Als partij bij de overeenkomst is de Europese Unie lid van de IOR en is zij vertegenwoordigd in de Ledenraad. De besluiten van de Ledenraad worden genomen bij consensus van de leden. Als geen consensus kan worden bereikt, worden besluiten betreffende de handelsnorm geacht te zijn aangenomen, tenzij ze worden verworpen door ten minste een kwart van de leden of door een of meerdere leden die alleen of samen over ten minste honderd aandelen beschikken.
Er zijn momenteel 19 leden in de IOR en de Europese Unie beschikt over 659 van de in totaal 1 000 aandelen.
2.3. Beoogde handeling van de Ledenraad
In juni 2024 heeft het uitvoerend secretariaat van de IOR de IOR-leden de tekst voorgelegd van twee besluiten betreffende chemische aspecten en normalisering die in november 2024 door de Ledenraad zouden worden aangenomen. Met deze besluiten wordt de handelsnorm voor olijfolie en olie uit perskoeken van olijven gewijzigd en wordt de methode voor de bepaling van het gehalte aan wassen en ethylesters van vetzuren door middel van capillaire gaschromatografie herzien.
De methode voor de bepaling van het gehalte aan wassen en ethylesters van vetzuren met behulp van capillaire gaschromatografie moet worden gebruikt voor normcontroles overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2105 van de Commissie van 29 juli 2022 tot vaststelling van voorschriften inzake de handelsnormcontroles voor olijfolie en inzake de analysemethoden voor de kenmerken van olijfolie2.
Het bij dit voorstel gevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie bevat de tekst van de besluiten en de herziene handelsnorm en methode, zoals voorgelegd door het uitvoerend secretariaat.
Overeenkomstig artikel 20, lid 3, van de overeenkomst gelden de kwaliteits- en zuiverheidscriteria van de bovengenoemde handelsnorm van de Ledenraad voor de internationale handel van de leden. Voorts moeten, op grond van artikel 75, lid 5, punt e), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad3, bij de handelsnormen de standaardaanbevelingen van de internationale instanties in acht worden genomen. Derhalve hebben de besluiten over de methode voor de bepaling van het gehalte aan wassen en ethylesters van vetzuren door middel van capillaire gaschromatografie en over de herziening van de handelsnorm voor olijfolie en olie uit perskoeken van olijven gevolgen voor het EU-recht.
Indien de aanneming van de besluiten tijdens de 120e zitting van de IOR wordt uitgesteld omdat sommige leden niet in staat zijn hun goedkeuring te verlenen, zal het in dit besluit uiteengezette standpunt namens de Unie ook worden ingenomen in het kader van een eventuele procedure waarbij de Ledenraad besluiten aanneemt door middel van briefwisseling overeenkomstig artikel 10, lid 6, van de overeenkomst, die wordt ingeleid vóór de volgende gewone zitting van de Ledenraad in juni 2025.
3. Namens de Unie in te nemen standpunt
- de wijziging van handelsnorm COI/T.15/NC nr. 3 voor olijfolie en olie uit perskoeken van olijven door aanpassing van het aantal herzieningen van de methode voor de organoleptische beoordeling van olijfolie van de eerste persing en de methode voor de bepaling van het gehalte aan wassen en ethylesters van vetzuren door middel van capillaire gaschromatografie;
- de herziening van methode COI/T.20/Doc. No. 28/Rev. 3 Corr. 1 (Bepaling van het gehalte aan wassen en ethylesters van vetzuren door middel van capillaire gaschromatografie).
Wetenschappelijke en technische deskundigen van de Commissie en de lidstaten op het gebied van olijfolie hebben de bovengenoemde besluiten besproken. Die besluiten dragen bij tot de internationale harmonisatie van de normen voor olijfolie en bevatten een kader dat borg staat voor eerlijke handelsconcurrentie in de olijfoliesector. Daarom moeten ze worden gesteund.
De bovengenoemde besluiten passen in het beleid van de Unie inzake handelsnormen voor landbouwproducten als bedoeld in deel II, titel II, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad.
De agenda van de zitting van de Ledenraad van de IOR van november 2024 zal nog worden aangepast en mogelijk aangevuld met andere besluiten die van invloed zijn op het acquis. Om de efficiëntie van de werkzaamheden van de Ledenraad van de IOR te garanderen en tegelijk de bepalingen van de Verdragen na te leven, zal de Commissie dit voorstel tijdig aanvullen en/of wijzigen om de Raad in staat te stellen ook ten aanzien van die besluiten te bepalen welk standpunt moet worden ingenomen.
Rekening houdend met het besluitvormingsproces in de Ledenraad van de IOR is het standpunt van de Unie nodig voor het aannemen van de in de bijlage vervatte besluiten.
4. Rechtsgrondslag
4.1. Procedurele rechtsgrondslag
4.1.1. Beginselen
Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van de “standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”1.
4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval
De Ledenraad is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de Internationale Overeenkomst voor olijfolie en tafelolijven.
De door de Ledenraad aan te nemen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen zullen overeenkomstig artikel 20, lid 3, van de overeenkomst uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn en kunnen beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving, te weten: gedelegeerde en uitvoeringshandelingen op basis van Verordening (EU) nr. 1308/2013 die betrekking hebben op handelsnormen voor olijfolie. De reden daarvoor is dat, op grond van artikel 75, lid 5, punt e), van Verordening (EU) nr. 1308/2013, bij de handelsnormen de standaardaanbevelingen van de internationale instanties in acht moeten worden genomen.
De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.
4.2. Materiële rechtsgrondslag
4.2.1. Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval
De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, VWEU.
4.3. Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.