Toelichting bij COM(2024)428 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)428 - . |
---|---|
bron | COM(2024)428 |
datum | 03-10-2024 |
Dit voorstel betreft het besluit over het namens de Unie in te nemen standpunt in de associatieraad van de Euro-mediterrane overeenkomst tussen de EU en Israël in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit tot wijziging van protocol nr. 4 bij die overeenkomst.
2. Achtergrond van het voorstel
2.1. De Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds
De Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds1 (“de overeenkomst”) heeft tot doel de voorwaarden vast te leggen voor de geleidelijke liberalisering van het goederen-, diensten- en kapitaalverkeer. De overeenkomst is op 1 juni 2000 in werking getreden.
2.2. De associatieraad
De associatieraad die is opgericht overeenkomstig de bepalingen van artikel 67 van de overeenkomst, kan besluiten de bepalingen van protocol nr. 4 betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking te wijzigen (artikel 39 van protocol nr. 4). Besluiten en aanbevelingen van de associatieraad worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de partijen.
2.3. De beoogde handeling van de associatieraad
Op de volgende vergadering of via briefwisseling zal de associatieraad een besluit vaststellen over de wijziging van de bepalingen van protocol nr. 4 betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking (“de beoogde handeling”).
De beoogde handeling heeft tot doel twee wijzigingen aan te brengen in de bepalingen van protocol nr. 4 betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking.
De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 69, lid 1, tweede alinea, van de overeenkomst.
3. Namens de Unie in te nemen standpunt
Algemene context
De Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels (de conventie) bevat bepalingen over de oorsprong van goederen die op grond van de desbetreffende overeenkomsten tussen de overeenkomstsluitende partijen worden verhandeld. De EU en Israël hebben de conventie op respectievelijk 15 juni 2011 en 10 oktober 2013 ondertekend.
De EU en Israël hebben hun akte van aanvaarding op respectievelijk 26 maart 2012 en 28 augustus 2014 bij de depositaris van de conventie neergelegd. Als gevolg daarvan is op grond van artikel 10, lid 3, van de conventie de conventie voor de EU en Israël op respectievelijk 1 mei 2012 en 1 oktober 2014 in werking getreden.
In artikel 6 van de conventie is bepaald dat elke partij de nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de conventie daadwerkelijk wordt toegepast. Daartoe moet de associatieraad, opgericht bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds, een besluit nemen om de regels van de conventie op te nemen in protocol nr. 4 betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking. Dit gebeurt door in het gewijzigde protocol een verwijzing naar de conventie op te nemen, zodat deze toepasbaar wordt.
Bovendien komen producten die zijn geproduceerd in de Israëlische nederzettingen binnen het grondgebied dat sinds juni 1967 onder Israëlisch bestuur is gebracht, niet in aanmerking voor een preferentiële tariefbehandeling op grond van de overeenkomst1.
Tegelijkertijd heeft het proces tot wijziging van de conventie geleid tot een nieuwe reeks gemoderniseerde en flexibelere oorsprongsregels. De formele wijziging van de conventie is op 7 december 2023 met eenparigheid van stemmen door de overeenkomstsluitende partijen aangenomen. De gewijzigde conventie geldt echter pas vanaf 1 januari 2025.
Tegen deze achtergrond heeft Israël verzocht in afwachting van het resultaat van het wijzigingsproces de gewijzigde reeks regels zo spoedig mogelijk toe te passen als alternatief voor de huidige regels van de conventie. Dit verzoek wordt hieronder toegelicht.
Algemene toepassing van de overgangsregels van oorsprong
De bedoeling van deze alternatieve oorsprongsregels is dat de EU en Israël ze voorlopig, op facultatieve en bilaterale basis, toepassen in afwachting van inwerkingtreding van de wijziging van de conventie. Zij zijn bedoeld om te worden toegepast als alternatief voor de regels van de conventie, aangezien de regels van de conventie geen afbreuk doen aan de beginselen die in de desbetreffende overeenkomsten en andere daarmee verband houdende bilaterale overeenkomsten tussen de overeenkomstsluitende partijen zijn opgenomen. Deze regels zullen dus niet verplicht zijn, maar kunnen optioneel worden toegepast door marktdeelnemers die preferenties wensen op basis van de alternatieve regels en niet op basis van de regels van de conventie. Zij zijn niet bedoeld om de conventie te wijzigen, die van toepassing zal blijven tussen de overeenkomstsluitende partijen, en zullen de rechten en plichten van de overeenkomstsluitende partijen bij de conventie niet wijzigen.
Sinds 1 september 2021 is tussen de partijen bij de conventie reeds een netwerk van bilaterale protocollen inzake oorsprongsregels in werking getreden, waardoor de overgangsregels van toepassing zijn geworden2. Het proces ter uitvoering van de overgangsregels met de overige partijen is lopende, en hangt af van de voltooiing door de partijen van de vaststellingsprocedures. Dit netwerk maakt het gebruik van cumulatie mogelijk tussen de overeenkomstsluitende partijen die de overgangsregels toepassen.
Begin 2021 heeft de EU een voorstel3 verzonden om deze nieuwe oorsprongsregels vast te stellen. Tijdens de 11e vergadering van het Subcomité douanesamenwerking en belastingen, die op 12 januari 2023 in Brussel werd gehouden, deelde Israël de EU mee dat deze regels werden aanvaard mits de “permeabiliteit” wordt gewaarborgd. Vervolgens moet een nieuw voorstel met deze bepaling worden ingediend.
De partijen zijn overeengekomen de overgangsregels vooraf toe te passen om de handelsstromen en douanepraktijken aan te passen aan de aanstaande inwerkingtreding van de wijziging van de conventie (waarop de overgangsregels zijn gebaseerd).
Permeabiliteit van de regels tussen de conventie en de overgangsregels van oorsprong
Dankzij de overgangsregels is er sprake van permeabiliteit tussen de twee reeksen oorsprongsregels: er kan een bewijs van oorsprong achteraf worden afgegeven op basis van een bewijs dat overeenkomstig de regels van de conventie is afgegeven, met inachtneming van de voorwaarde dat de producten in kwestie voldoen aan de vereisten van beide reeksen regels (artikel 21, lid 1, punt d)).
Na de toepassing van de overgangsregels van oorsprong tussen andere overeenkomstsluitende partijen in de PEM-zone parallel aan de regels van de conventie, hebben de belanghebbenden de Commissie erop gewezen dat het naast elkaar bestaan van de twee reeksen regels een correcte toepassing van de overgangsregels in de weg staat vanwege de omslachtige procedure voor de toepassing van het beginsel van permeabiliteit tussen de twee reeksen regels.
Het doel van de overgangsregels van oorsprong is minder strenge regels in te voeren om de kwalificatie van de preferentiële oorsprong voor goederen te vergemakkelijken. Aangezien de overgangsregels van oorsprong over het algemeen minder streng zijn dan die van de conventie, kunnen goederen die aan de regels van de conventie voldoen, ook worden aangemerkt als van oorsprong krachtens de overgangsregels van oorsprong, met uitzondering van sommige landbouwproducten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 2, 4 tot en met 15, 16 (behalve verwerkte visserijproducten) en de hoofdstukken 17 tot en met 24.
De overeenkomstsluitende partijen die de overgangsregels toepassen, zijn overeengekomen dat een bewijs van oorsprong dat is afgegeven op grond van de oorsprongsregels van de conventie automatisch als geldig moet worden beschouwd op grond van de overgangsregels van oorsprong, mits aan drie voorwaarden is voldaan:
permeabiliteit mag niet mogelijk zijn als de oorsprong wordt verkregen door toepassing van cumulatie met materialen (of verwerking) van oorsprong uit een partij bij de conventie die de overgangsregels niet toepast, of waarmee cumulatie niet mogelijk is;
permeabiliteit moet uitsluitend worden beperkt tot producten waarvoor de overgangsregels soepeler zijn dan die van de conventie;
alleen producten die aan de huidige PEM-regels voldoen, kunnen volgens de overgangsregels als van oorsprong worden beschouwd.
De hoofdstukken 2, 4 tot en met 15, 16 (behalve verwerkte visserijproducten) en de hoofdstukken 17 tot en met 24 moeten worden uitgesloten, aangezien de regels van de conventie die op deze producten van toepassing zijn, niet strenger zijn.
Deze aanpak zou een wijziging vereisen van de verschillende bilaterale handelsregelingen tussen de EU en haar partners die de overgangsregels van oorsprong toepassen, namelijk een wijziging van de protocollen inzake oorsprongsregels (artikel 8, lid 1, punt b), van aanhangsel A van het protocol inzake oorsprongsregels).
Israël heeft verzocht om van meet af aan de automatische permeabiliteit in de nieuwe reeks alternatieve regels op te nemen.
Het door de EU in de associatieraad in te nemen standpunt moet door de Raad worden vastgesteld.
De voorgestelde wijzigingen zijn, voor zover zij betrekking hebben op de huidige conventie, technisch van aard en hebben geen invloed op de inhoud van het thans geldende protocol inzake oorsprongsregels. Zij vereisen dus geen effectbeoordeling.
3.1. Nadere informatie over de alternatieve oorsprongsregels
De voorgestelde wijzigingen met betrekking tot de invoering van de alternatieve reeks oorsprongsregels bieden meer flexibiliteit en omvatten moderniseringselementen, waarover de Unie reeds overeenstemming heeft bereikt in andere bilaterale overeenkomsten (de Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen de EU en Canada, de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Vietnam, de economische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Japan, de economische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika) of preferentiestelsels (stelsel van algemene preferenties). Dit zijn de voornaamste wijzigingen:
a) Geheel en al verkregen producten – voorwaarden inzake “schepen”
De zogenoemde voorwaarden inzake schepen in de alternatieve regels zijn eenvoudiger en zorgen voor meer flexibiliteit. In vergelijking met de huidige tekst (artikel 5) zijn bepaalde voorwaarden geschrapt (d.w.z. specifieke eisen voor de bemanning); andere zijn gewijzigd met het oog op een verdere versoepeling (eigendom).
b) Toereikende be- of verwerking – Op basis van gemiddelden
De voorgestelde reeks alternatieve regels (artikel 4) biedt de exporteur de flexibiliteit om de douaneautoriteiten te verzoeken de prijs af fabriek en de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen te berekenen op basis van een gemiddelde om rekening te houden met de schommelingen van de kosten en de wisselkoersen. Dit moet exporteurs meer voorspelbaarheid bieden.
Inhoudsopgave
De huidige tolerantie (artikel 6) bedraagt 10 % van de prijs af fabriek van het product.
De voorgestelde tekst (artikel 5) voorziet voor landbouwproducten in een tolerantie van 15 % van het nettogewicht van het product en voor industrieproducten in een tolerantie van 15 % in waarde van de prijs af fabriek van het product.
Met de tolerantie in gewicht wordt een objectiever criterium ingevoerd en een drempel van 15 % zou voldoende flexibiliteit moeten bieden. Dit zorgt er ook voor dat internationale prijsschommelingen van grondstoffen geen gevolgen hebben voor de oorsprong van landbouwproducten.
De voorgestelde tekst (artikel 7) handhaaft diagonale cumulatie voor alle producten, op voorwaarde dat dezelfde reeks alternatieve oorsprongsregels wordt aanvaard door de bij de cumulatie betrokken partners. Bovendien voorziet de tekst in een algemene volledige cumulatie voor alle producten, met uitzondering van textiel en kleding in de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem (GS).
Voorts voorziet de tekst voor producten van de GS-hoofdstukken 50 tot en met 63 in bilaterale volledige cumulatie. Tot slot zullen de Unie en Israël over de mogelijkheid beschikken om overeen te komen dat de algemene volledige cumulatie ook voor producten van de GS-hoofdstukken 50 tot en met 63 geldt.
Volgens de huidige regels (artikel 20 van “de conventie”) kunnen de douaneautoriteiten het gebruik van een gescheiden boekhouding toestaan wanneer “het aanzienlijke kosten of materiële moeilijkheden met zich brengt om afzonderlijke voorraden aan te houden”. De gewijzigde regel (artikel 12) bepaalt dat de douaneautoriteiten het gebruik van een gescheiden boekhouding mogen toestaan indien “zowel van oorsprong als niet van oorsprong zijnde onderling vervangbare materialen worden gebruikt”.
Een exporteur hoeft bij het aanvragen van een vergunning voor het scheiden van de boekhouding niet langer te motiveren dat het aanhouden van afzonderlijke voorraden aanzienlijke kosten of materiële moeilijkheden met zich meebrengt; het zal volstaan om aan te geven dat onderling vervangbare materialen worden gebruikt.
In het geval van suiker, als een materiaal of als een eindproduct, hoeven de van oorsprong zijnde en niet van oorsprong zijnde voorraden niet langer fysiek gescheiden te worden gehouden.
Volgens de huidige regels (artikel 12) mogen bepaalde be- of verwerkingen onder bepaalde voorwaarden buiten het grondgebied plaatsvinden, met uitzondering van de producten van de GS-hoofdstukken 50 tot en met 63, zoals textiel. De voorgestelde regels (artikel 12) bevatten niet langer een uitzondering voor textiel.
De voorgestelde niet-wijzigingsregel (artikel 14) voorziet in een versoepeling voor het verkeer van producten van oorsprong tussen de overeenkomstsluitende partijen. Dit moet voorkomen dat producten waarvan de oorsprong niet ter discussie staat, worden uitgesloten van het voordeel van het preferentiële tarief bij invoer, omdat niet is voldaan aan de formele vereisten van de bepaling inzake rechtstreeks vervoer.
Volgens de huidige regels (artikel 15) is het algemene beginsel van het verbod op de teruggave van toepassing op materialen die worden gebruikt bij de vervaardiging van om het even welk product. In de voorgestelde regels (artikel 16) wordt het verbod afgeschaft voor alle producten, met uitzondering van materialen die worden gebruikt bij de vervaardiging van producten die onder het toepassingsgebied van de GS-hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen. De tekst voorziet echter ook in enkele uitzonderingen op het verbod op de teruggave van douanerechten op deze producten.
De tekst voorziet in één type bewijs van oorsprong (EUR.1 of oorsprongsverklaring) in plaats van zowel EUR.1 als EUR-MED, waardoor het systeem aanzienlijk wordt vereenvoudigd. Omdat fouten als gevolg van complexe regels zo worden vermeden, moet dit voor een betere naleving door de marktdeelnemers zorgen en het beheer door de douaneautoriteiten vergemakkelijken. Tegelijkertijd zou dit geen invloed mogen hebben op de mogelijkheid om oorsprongsbewijzen te controleren, die onveranderd blijft.
De gewijzigde regels (artikel 17) bevatten ook de mogelijkheid om overeen te komen dat een systeem van geregistreerde exporteurs (REX) wordt toegepast. Deze in een gemeenschappelijke databank geregistreerde exporteurs zullen zelf een attest van oorsprong moeten opstellen zonder daartoe de procedure van de toegelaten exporteur te doorlopen. Het attest van oorsprong heeft dezelfde juridische waarde als de oorsprongsverklaring of het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
De gewijzigde regels voorzien ook in de mogelijkheid om overeen te komen dat elektronisch afgegeven en/of ingediende oorsprongsbewijzen worden gebruikt.
Om producten van oorsprong overeenkomstig de alternatieve regels te kunnen onderscheiden van producten van oorsprong overeenkomstig de conventie, moeten certificaten van oorsprong of factuurverklaringen die op de alternatieve regels zijn gebaseerd, een verklaring betreffende de toegepaste regels bevatten.
Er wordt voorgesteld om de geldigheidsduur van een bewijs van oorsprong te verlengen van vier tot tien maanden. Ook dit moet voor een versoepeling van het verkeer van producten van oorsprong tussen de partijen zorgen.
3.2. Lijstregels
3.2.1. Landbouwproducten
De limiet van niet-oorsprongsmaterialen werd alleen uitgedrukt in waarde. De nieuwe drempels zijn uitgedrukt in gewicht om prijsschommelingen en wisselkoersschommelingen te vermijden (bv. ex hoofdstukken 19, 20, 2105 en 2106) en tegelijk worden bepaalde drempels voor suiker geschrapt (bv. hoofdstuk 8 of GS 2202).
Met de alternatieve reeks regels wordt de drempel van gewicht verhoogd (van 20 % tot 40 %) en wordt voor een aantal posten de mogelijkheid geboden om te kiezen tussen waarde of gewicht. De wijziging heeft voornamelijk betrekking op de GS-hoofdstukken en -posten ex 1302, 1704 (alternatieve regels gewicht of waarde), 18 (1806: alternatieve regel gewicht of waarde), 1901.
Voor andere landbouwproducten (d.w.z. plantaardige oliën, noten, tabak) gelden flexibelere regels die zijn aangepast aan de economische realiteit, met name voor de GS-hoofdstukken 14, 15, 20 (met inbegrip van post 2008), 23 en 24. De alternatieve reeks regels zorgt voor een evenwicht tussen regionale en mondiale toelevering, zoals voor de hoofdstukken 9 en 12. De regels zijn ook vereenvoudigd (minder uitzonderingen) in de hoofdstukken 4, 5, 6, 8, 11 en ex 13.
3.2.2. Industrieproducten (behalve textiel)
Het voorgestelde compromis bevat aanzienlijke veranderingen ten opzichte van de huidige regels:
- met betrekking tot een aantal producten bevat de huidige regel voor het hoofdstuk een dubbele cumulatieve voorwaarde. Dit wordt één enkele voorwaarde (GS-hoofdstukken 74, 75, 76, 78 en 79);
- een groot aantal specifieke regels die afwijken van de regel van het hoofdstuk, zijn geschrapt (GS-hoofdstukken 28, 35, 37, 38 en 83). Deze horizontalere benadering is overzichtelijker voor de marktdeelnemers en de douanediensten;
- aan de huidige regel van het hoofdstuk wordt een alternatieve regel toegevoegd die de exporteur meer keuzemogelijkheden biedt om aan het oorsprongscriterium te voldoen (hoofdstukken 27, 40, 42, 44, 70 en 83, 84 en 85).
Al deze wijzigingen leiden tot geactualiseerde en gemoderniseerde lijstregels, wat het in het algemeen gemakkelijker maakt om te voldoen aan het criterium voor het verkrijgen van de oorsprongsstatus van een product. De bovengenoemde mogelijkheid om de prijs af fabriek en de waarde van niet van oorsprong zijnde producten te berekenen op basis van een gemiddelde over een bepaalde periode, zal voor de exporteurs bovendien een verdere vereenvoudiging met zich meebrengen.
3.2.3. Textiel
Wat textiel en kleding betreft, zijn er nieuwe opties met betrekking tot passieve veredeling en toleranties. Ook zijn er nieuwe oorsprongsverleningsprocessen voor deze producten geïntroduceerd, met name voor weefsels die gemakkelijker beschikbaar zouden worden. Tot slot zal de volledige bilaterale cumulatie ook op deze producten van toepassing zijn. Met deze cumulatie zal bij het productieproces in de cumulatiezone rekening kunnen worden gehouden met de be- en verwerking van textielstoffen (d.w.z. weven, spinnen enz).
4. Rechtsgrondslag
4.1. Procedurele rechtsgrondslag
4.1.1. Beginselen
Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het akkoord”.
Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van het op het betrokken lichaam toepasselijke internationale recht. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die niet bindend zijn uit hoofde van het internationale recht, maar die “beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”1.
4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval
De associatieraad is een orgaan dat is ingesteld bij een overeenkomst, zijnde de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds.
De door de associatieraad vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal bindend zijn uit hoofde van het internationale recht overeenkomstig artikel 69, lid 1, tweede alinea, van de overeenkomst.
De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.
4.2. Materiële rechtsgrondslag
4.2.1. Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen.
4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval
De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.
De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.
4.3. Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.
5. Gevolgen voor de begroting
Het uitgangspunt voor de voorgestelde wijzigingen met betrekking tot de invoering van de alternatieve reeks oorsprongsregels is dat de oorsprongsregels moeten worden gemoderniseerd om ze in overeenstemming te brengen met de nieuwe trends in de recente vrijhandelsovereenkomsten. De gewijzigde regels in de conventie bevatten voornamelijk elementen die de douaneprocedures vereenvoudigen of de regels moderniseren, zoals:
toereikende be- of verwerking – op basis van gemiddelden: meer voorspelbaarheid voor exporteurs, omdat de prijs af fabriek en de waarde van niet-oorsprongsmaterialen zullen worden berekend op basis van gemiddelden, rekening houdend met marktschommelingen;
bewijs van oorsprong: dit wordt vereenvoudigd doordat nog slechts één soort certificaat van oorsprong (EUR.1) zal worden gebruikt;
geldigheid van een bewijs van oorsprong: door de geldigheidsduur te verlengen van vier tot tien maanden, wordt het verkeer van oorsprongsproducten versoepeld.
Deze wijzigingen van de conventie hebben geen meetbare impact op de EU-begroting omdat zij hoofdzakelijk beperkt blijven tot het faciliteren van het handelsverkeer en het consolideren van moderne praktijken door de douaneautoriteiten. Zij bieden optionele facilitering op de gebieden die onder de bevoegdheid van de autoriteiten blijven zonder dat dit gevolgen heeft voor de inhoud van de regels (gescheiden boekhouding, bewijs van oorsprong, berekening op basis van gemiddelden). Sommige aspecten van de vereenvoudiging (zoals de minder zware eisen voor schepen) zorgen voor een grotere voorspelbaarheid doordat voorwaarden worden geschrapt die momenteel moeilijk te controleren zijn door de douaneautoriteiten, terwijl andere aspecten (niet-wijziging) betrekking hebben op de logistiek zonder dat zij een impact hebben op de inhoud van de regels.
Hoewel de bepalingen inzake verbod op teruggave van douanerechten zijn gewijzigd, blijft dit verbod van kracht in de textiel- en kledingsector, die een van de belangrijkste sectoren van de handel in de PEM-zone blijft. De gewijzigde regels codificeren de status quo door het verbod dat momenteel met sommige overeenkomstsluitende partijen wordt toegepast, te handhaven. De voorgestelde veralgemening van volledige cumulatie in de PEM-zone strekt ertoe de bestaande handelspatronen binnen de zone en de complementariteit ervan te versterken, maar zou geen noemenswaardig effect mogen hebben op de door de EU geïnde douanerechten, omdat producten die onder de cumulatie vallen, zullen moeten voldoen aan specifieke eisen inzake toegevoegde waarde in de zone om in aanmerking te komen voor preferenties, zoals momenteel het geval is.
De wijzigingen van de lijstregels in de sector van landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten zijn hoofdzakelijk methodologische aanpassingen zonder gevolgen voor de inhoud van de regels. De bestaande drempels die zijn uitgedrukt in waarde, zullen voortaan worden uitgedrukt in gewicht. Dit criterium is objectiever en kan gemakkelijker worden gecontroleerd door de douaneautoriteiten. De vereenvoudiging van de productspecifieke regels voor industrieproducten zou slechts een beperkt effect mogen hebben op de inkomsten uit douanerechten, aangezien zij in veel gevallen eerder zal zorgen voor een wijziging van inkooppatronen dan een stijging van de preferentiële invoer uit PEM-landen ter vervanging van invoer die voordien aan invoerrechten onderworpen was. De gevolgen van deze wijzigingen voor de inkomsten uit douanerechten zijn dus niet kwantificeerbaar. Wat de handel en de gevolgen voor het gebruik van preferenties betreft, leggen de versoepelingen van de nieuwe regels de nadruk op economische integratie in de hele zone, bijvoorbeeld in de textielsector waar al in zeer sterke mate gebruik wordt gemaakt van preferenties. De verbeterde regels inzake textiel en cumulatie strekken er hoofdzakelijk toe de reeds bestaande regionale integratie en beschikbaarheid van materialen in de zone te versterken in plaats van meer niet-oorsprongsmaterialen van buiten de zone te laten invoeren.
6. Bekendmaking van de beoogde handeling
Aangezien de handeling van de associatieraad de overeenkomst zal wijzigen, is het passend de handeling na de vaststelling ervan in het Publicatieblad van de Europese Uniebekend te maken.