Toelichting bij COM(2024)468 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)468 - . |
---|---|
bron | COM(2024)468 |
datum | 18-10-2024 |
Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het krachtens het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (“het verdrag”) opgezette regionale stuurcomité, met betrekking tot de beoogde wijzigingen van de regels voor zwangerschapsverlof die van toepassing zijn op de personeelsleden van het permanente secretariaat van de Vervoersgemeenschap.
2. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
2.1 Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap
Tegen 1 mei 2019 hadden de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Noord-Macedonië, Kosovo*, Montenegro en de Republiek Servië (hierna “de Zuidoost-Europese partijen” genoemd) het verdrag geratificeerd. De Europese Unie is partij bij het verdrag doordat ze op 4 maart 2019 een Besluit van de Raad betreffende de sluiting van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap heeft aangenomen1. Het verdrag is op 1 mei 2019 in werking getreden.
2.2 Het regionale stuurcomité
Het regionale stuurcomité is ingesteld bij artikel 24 van het verdrag en is verantwoordelijk voor het beheer en de correcte uitvoering van het verdrag. Daartoe doet het aanbevelingen en neemt het besluiten in de gevallen waarin het verdrag voorziet. Het regionale stuurcomité:
a) bereidt de werkzaamheden van de ministerraad voor;
b) neemt besluiten tot instelling van technische comités;
c) doet aanbevelingen en neemt besluiten overeenkomstig het verdrag;
d) neemt passende maatregelen naar aanleiding van de vaststelling van nieuwe EU-handelingen, met name door de herziening van bijlage I bij het verdrag;
e) stelt, na raadpleging van de ministerraad, de directeur van het permanente secretariaat aan;
f) kan één of meer adjunct-directeuren van het permanente secretariaat aanstellen;
g) bepaalt de regels van het permanente secretariaat;
h) kan door een besluit de bijdragen aan de begroting wijzigen;
i) stelt de jaarlijkse begroting van het verdrag vast;
j) stelt een besluit vast waarin de procedure voor de uitvoering van de begroting, voor het overleggen en controleren van de rekeningen en voor inspecties wordt gespecificeerd;
k) neemt besluiten over geschillen die door de verdragsluitende partijen zijn voorgelegd;
l) stelt algemene beginselen vast voor de toegang tot documenten die in het bezit zijn van bij of op grond van het verdrag opgerichte instanties;
m) neemt ten behoeve van de ministerraad jaarlijkse verslagen aan over de verwezenlijking van het uitgebreide netwerk; en
n) bepaalt de termijnen waarbinnen en de wijze waarop de Zuidoost-Europese partijen bepaalde EU-handelingen moeten omzetten.
Het regionale stuurcomité bestaat uit één vertegenwoordiger en één plaatsvervanger van elke verdragsluitende partij. Alle EU-lidstaten kunnen deelnemen als waarnemer. Het regionale stuurcomité handelt met eenparigheid van stemmen.
2.3 De beoogde handeling van het regionale stuurcomité
Het ontwerpbesluit van de Raad heeft betrekking op de vaststelling van een besluit van het regionale stuurcomité over de herziening van de regels voor zwangerschapsverlof van personeelsleden van het permanente secretariaat van de Vervoersgemeenschap.
De momenteel toepasselijke regels voor zwangerschapsverlof van personeelsleden van het permanente secretariaat van de Vervoersgemeenschap zijn beschreven in punt 10.4 van het personeelsstatuut van de Vervoersgemeenschap (vastgesteld op grond van bijlage II bij Besluit nr. 2019/3 van het regionale stuurcomité van 5 juni 2019). De beoogde wijziging omvat met name een voorstel om het aantal weken betaald zwangerschapsverlof van personeelsleden van het permanente secretariaat van de Vervoersgemeenschap te verhogen van 16 tot 20 weken.
3. NAMENS DE UNIE IN TE NEMEN STANDPUNT
Het permanente secretariaat van de Vervoersgemeenschap heeft eerder benadrukt dat het momenteel toepasselijke aantal weken betaald zwangerschapsverlof voor vrouwelijke personeelsleden van het permanente secretariaat van de Vervoersgemeenschap aanzienlijk lager is dan het minimumaantal weken waar vrouwelijke personeelsleden in de Zuidoost-Europese Partijen recht op hebben. Bovendien benadrukte het permanente secretariaat van de Vervoersgemeenschap dat de momenteel toepasselijke regels personeelsleden met pasgeboren kinderen voor problemen stellen, omdat er in Belgrado weinig kinderdagverblijven zijn die kinderen jonger dan zes maanden toelaten.
De vaststelling van het beoogde besluit door het regionale stuurcomité is daarom noodzakelijk voor de uitvoering van het verdrag en voor de goede werking van het permanente secretariaat. Omdat de Unie partij is bij het verdrag, moet zij een standpunt innemen ten aanzien van het beoogde besluit.
In dat opzicht wordt eraan herinnerd dat het verdrag een element is dat de regionale samenwerking in de Westelijke Balkan moet versterken, zoals verder uitgelegd in het voorstel van de Commissie voor een Besluit van de Raad betreffende de ondertekening van het verdrag2.
4. RECHTSGRONDSLAG
4.1 Procedurele rechtsgrondslag
4.1.1 Beginselen
In artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is bepaald dat de Raad besluiten vaststelt tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”3.
4.1.2 Toepassing op het onderhavige geval
Het regionale stuurcomité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap.
De handeling die door het regionale stuurcomité moet worden vastgesteld, is een handeling met rechtsgevolgen. Overeenkomstig artikel 30 van het verdrag is het regionale stuurcomité bevoegd om regels voor het permanente secretariaat te bepalen, met name met betrekking tot de aanwerving, de arbeidsomstandigheden en het geografisch evenwicht van het personeel van het secretariaat. Bovendien is het regionale stuurcomité op grond van artikel 24, lid 1, van het verdrag belast met het beheer en de correcte uitvoering ervan.
Vanwege hun aard, en als onderdeel van het op het regionale stuurcomité toepasselijke internationale recht, bevatten de beoogde regels elementen die gevolgen hebben voor de rechtspositie van de partijen bij het verdrag en dus ook van de Unie. Bijgevolg moet worden aangenomen dat die regels rechtsgevolgen hebben.
De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het verdrag.
De procedurele rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit is daarom artikel 218, lid 9, VWEU.
4.2 Materiële rechtsgrondslag
4.2.1. Beginselen
De materiële rechtsgrondslag van een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Als de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
Als een beoogde handeling tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit bij wijze van uitzondering de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen als materiële rechtsgrondslag hebben.
4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval
De voorgestelde handeling is noodzakelijk voor de correcte werking van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap. Het verdrag heeft doelstellingen en componenten op het gebied van enerzijds wegvervoer, spoorvervoer en vervoer over de binnenwateren, vervoerswijzen die onder artikel 91 VWEU vallen, en anderzijds op het gebied van zeevervoer, dat onder artikel 100, lid 2, VWEU valt. Door zijn horizontale karakter heeft het beoogde besluit gevolgen voor al die elementen.
Het voorgestelde besluit heeft daarom de volgende artikelen als materiële rechtsgrondslag: artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU.
4.3 Conclusie
De rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit is artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.