Toelichting bij COM(2024)480 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)480 - .
bron COM(2024)480
datum 25-10-2024
1. Achtergrond van het voorstel

Dit besluit heeft betrekking op de beschikbaarstelling, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad1 (hierna “de SFEU-verordening” genoemd), van een bedrag van 116 031 553 EUR uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (hierna “het SFEU” genoemd) voor het verlenen van steun aan Duitsland en Italië naar aanleiding van natuurrampen (overstromingen) die zich in 2024 hebben voorgedaan.

Deze beschikbaarstelling gaat vergezeld van Besluit nr. 14/2024, waarin wordt voorgesteld een bedrag van 116 031 553 EUR van de reserve voor Europese solidariteit (hierna “de ESR” genoemd) naar het begrotingsonderdeel voor beleidsuitgaven van het SFEU over te schrijven, in de vorm van vastleggings- en betalingskredieten.

2. Informatie en voorwaarden

2.1 Duitsland – grote ramp: overstromingen in Zuid-Duitsland in mei 2024

Op 30 mei 2024 werd Duitsland getroffen door slagregens die begin juni in Zuid-Duitsland extreme overstromingen veroorzaakten.

Hierop heeft Duitsland financiële steun uit het SFEU aangevraagd.

Op 20 augustus 2024 heeft Duitsland een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage uit het SFEU ter financiering van nood- en herstelacties naar aanleiding van de overstromingen in Zuid-Duitsland in mei 2024.

Duitsland heeft de aanvraag voor een bijdrage uit het SFEU ingediend binnen de termijn van twaalf weken na de eerste schade die door de ramp op 30 mei 2024 werd veroorzaakt. De aanvraag bevat de overeenkomstig artikel 4 van de SFEU-verordening gevraagde informatie.

De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.

(4) De Duitse autoriteiten ramen de totale directe schade veroorzaakt door de ramp op 4 139,9 miljoen EUR. De Commissie heeft 4 131,6 miljard euro als plausibele totale directe schade aanvaard. Dit bedrag overschrijdt de drempel voor een “grote natuurramp” voor Duitsland, namelijk 3 miljard EUR in prijzen 2011, hetgeen neerkomt op 3,8 miljard EUR in prijzen 2024. De ramp kan derhalve worden aangemerkt als een “grote natuurramp” in de zin van artikel 2, lid 2, van de SFEU-verordening.

De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het SFEU. De financiële bijdrage mag uitsluitend worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als gedefinieerd in artikel 3 van de SFEU-verordening.

Duitsland heeft niet verzocht om betaling van een voorschot overeenkomstig artikel 4 bis van de SFEU-verordening.

Op 30 mei 2024 werden de deelstaten Beieren en Duitsland getroffen door slagregens die begin juni in Zuid-Duitsland extreme overstromingen veroorzaakten. Het waterpeil op veel plaatsen overschreed historische hoogtes en in 18 Beierse districten werd de noodtoestand uitgeroepen. Bij de overstromingsramp vielen zes dodelijke slachtoffers en deden er zich verschillende damdoorbraken voor in de regio, waardoor verscheidene gemeenten moesten worden geëvacueerd en reddingsmissies moesten worden uitgevoerd. Overstromingswater en puin beschadigden bruggen, spoorwegnetwerken en wegen, met gevolgen voor het vervoer over land in de getroffen gebieden. Treindiensten werden zwaar getroffen en in één geval ontspoorde een sneltrein met 185 reizigers aan boord na een aardverschuiving.

De Duitse autoriteiten verzochten niet om bijstand via het Uniemechanisme voor civiele bescherming.

Duitsland heeft de kosten voor nood- en herstelacties die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de SFEU-verordening subsidiabel zijn, op 235 miljoen EUR geraamd, en een uitsplitsing naar soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de kosten voor de noodacties heeft betrekking op het herstel van de werking van de infrastructuur en de energie- en watervoorzieningsinstallaties, afvalwatersystemen, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs en bedraagt 132 miljoen EUR. Het op een na grootste deel van de kosten heeft betrekking op de veiligstelling van de preventieve infrastructuur en op maatregelen ter bescherming van het cultureel erfgoed en bedraagt 72,9 miljoen EUR. Het op twee na grootste onderdeel van de kosten heeft betrekking op voorlopige huisvestingsmaatregelen en de inzet van hulpdiensten en bedraagt 27,5 miljoen EUR. De kosten voor reinigingswerkzaamheden in het geteisterde gebied bedragen 2,6 miljoen EUR.

Richtlijn 2007/60/EG2 is in Duitsland volledig in de wet op het waterbeheer (Wasserhaushaltsgesetz) opgenomen. De uitvoering van de wet wordt gemonitord op het niveau van de deelstaten.

Op het moment dat de aanvraag werd ingediend, liepen tegen Duitsland geen inbreukprocedures op het vlak van de Uniewetgeving in verband met de aard van de ramp.

De Duitse autoriteiten hebben aangegeven dat verzekerde schade in de eerste plaats voor particuliere huishoudens en bedrijven is en dat schade in de publieke sector niet door een verzekering wordt gedekt. De Duitse autoriteiten hebben niet aangegeven dat subsidiabele kosten door verzekeringen werden gedekt.


2.2 Italië - regionale ramp: overstromingen in de regio Valle d’Aosta

Op 29 juni 2024 kreeg Italië af te rekenen met hevige stormen die ertoe hebben geleid dat rivieren en stromen in de autonome regio Valle d’Aosta buiten hun oevers zijn getreden.

Hierop heeft Italië financiële steun uit het SFEU aangevraagd.

(1) Op 20 september 2024 heeft Italië een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage uit het SFEU voor de financiering van nood- en herstelacties na de overstromingen in de Italiaanse autonome regio Valle d’Aosta op 29 juni 2024.

Italië heeft de aanvraag voor een bijdrage uit het SFEU ingediend binnen de termijn van twaalf weken na de eerste schade die door de ramp op 29 juni 2024 werd veroorzaakt. De aanvraag bevat de overeenkomstig artikel 4 van de SFEU-verordening gevraagde informatie.

De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.

In de aanvraag is de ramp voorgesteld als een “regionale natuurramp” overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de SFEU-verordening, namelijk een natuurramp in een regio op NUTS-niveau 2 van een subsidiabele staat die tot directe schade van meer dan 1,5 % van het bruto binnenlands product van die regio leidt. De Italiaanse autoriteiten ramen de totale directe schade van de ramp op 158,39 miljoen EUR. Dit bedrag overschrijdt de aangegeven toepasselijke drempel voor “regionale ramp”, namelijk 71,05 miljoen EUR voor de regio Valle d’Aosta in 20243.

De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het SFEU. De financiële bijdrage mag uitsluitend worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als gedefinieerd in artikel 3 van de SFEU-verordening.

Italië heeft niet verzocht om betaling van een voorschot overeenkomstig artikel 4 bis van de SFEU-verordening.

Op 29 juni 2024 werd de regio tijdens de hevige stormen getroffen door zware regenval met als gevolg dat rivieren en stromen buiten hun oevers zijn getreden. De slagregens leidden tot grote schade aan de infrastructuur, verstoring van de dienstverlening en isolement van gemeenschappen in de autonome regio Valle d’Aosta. 58 % van de gemeenten in Valle d’Aosta werd getroffen door de overstromingen. Het getroffen landoppervlak bedraagt ongeveer 66 % van het totale landoppervlak van de regio. De zwaarst getroffen gemeenten waren Aymavilles, Cogne en Valtournenche. Meer dan 52 000 inwoners en 4 800 bedrijven werden rechtstreeks getroffen door de ramp.

(8) De Italiaanse autoriteiten verzochten niet om bijstand via het Uniemechanisme voor civiele bescherming. Het Italiaanse departement Civiele Bescherming heeft het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties (ERCC) van het directoraat-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp van de Europese Commissie echter op de hoogte gehouden van het verloop van de activiteiten op het gebied van rampenbeheersing.

(9) Italië heeft de kosten voor nood- en herstelactiviteiten die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de SFEU-verordening subsidiabel zijn, op 39 miljoen EUR geraamd, en een uitsplitsing naar soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de kosten voor de noodacties heeft betrekking op het herstel van de werking van de infrastructuur en de energie- en watervoorzieningsinstallaties, afvalwatersystemen, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs en bedraagt 26,3 miljoen EUR. Het op een na grootste deel van de kosten heeft betrekking op de veiligstelling van de preventieve infrastructuur en op maatregelen ter bescherming van het cultureel erfgoed en bedraagt 10 miljoen EUR. Het op twee na grootste deel van de kosten heeft betrekking op opruimwerkzaamheden in het geteisterde gebied en bedraagt 1,7 miljoen EUR. De kosten voor voorlopige huisvestingsmaatregelen en de inzet van hulpdiensten bedragen 0,7 miljoen EUR.

Italië heeft Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad omgezet bij wetsbesluit nr. 49 van 23 februari 2010. In dit wetsbesluit is bepaald dat overstromingsgevaar- en overstromingsrisicokaarten moeten worden vastgesteld voor gebieden die op grond van diezelfde wetgeving zijn afgebakend. Daarnaast is vóór 22 december 2015 een overstromingsrisicobeheersplan, verdeeld in stroomgebiedsdistricten, goedgekeurd.

Op de datum van de aanvraag, liepen tegen Italië geen inbreukprocedures op het vlak van de Uniewetgeving in verband met de aard van de ramp.

De Italiaanse autoriteiten hebben niet aangegeven dat de subsidiabele kosten door verzekeringen werden gedekt.


2.3 Conclusie

In het licht van de bovenstaande overwegingen en na beoordeling van de ingediende informatie concludeert de Commissie dat de in de door Duitsland en Italië ingediende aanvragen bedoelde rampen voldoen aan de voorwaarden van de verordening voor de beschikbaarstelling van middelen uit het SFEU.


3. Financiering

Krachtens Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-20274 (hierna “de MFK-verordening” genoemd) kan de reserve voor solidariteit en noodhulp (SEAR) worden gebruikt ter financiering van het SFEU. In punt 10 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer5 (IIA), alsmede betreffende de nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen, zijn nadere regels vastgesteld voor de beschikbaarstelling van middelen uit het SFEU in het kader van de SEAR.

Aangezien solidariteit de belangrijkste reden voor de oprichting van het SFEU was, is de Commissie van mening dat de SFEU-steun progressief moet zijn. Het deel van de schade dat de drempel voor SFEU-steun bij een “grote natuurramp” overstijgt (0,6 % van het bni of, indien dit bedrag lager is, 3 miljard EUR in prijzen van 2011, zie artikel 2, lid 2 van de SFEU-verordening) geeft bijgevolg recht op een hogere steunintensiteit dan het deel van de schade onder de drempel. Dat betekent dat het steunbedrag voor een land dat is getroffen door een ramp die voldoet aan de voorwaarden voor een “grote natuurramp” wordt berekend door twee bedragen bij elkaar op te tellen: 2,5 % van de totale directe schade onder de drempel en 6 % voor het deel van de totale directe schade boven de drempel.

Het percentage dat wordt toegepast voor het bepalen van de steunbedragen voor “regionale natuurrampen”, die onder de nationale drempel blijven, bedraagt 2,5 % van de totale directe schade.

De methode voor het berekenen van de steun is in het SFEU-jaarverslag 2002-2003 beschreven en door de het Europees Parlement en de Raad goedgekeurd. De Commissie stelt de begrotingsautoriteit derhalve voor de volgende bedragen beschikbaar te stellen voor de aanvragen van Duitsland en Italië:

RampTotale directe schade
(in EUR)
Toegepaste drempel natuurrampen

(in EUR)
2,5 % van de totale directe schade tot de drempel voor grote rampen
(in EUR)
6 % van de directe schade boven de drempel grote rampen
(in EUR)

2,5 % van de totale directe schade

(in EUR)
Voorgesteld totaal steunbedrag

(in EUR)
Voorschot

(in EUR)
Te betalen saldo

(in EUR)
Duitsland – overstromingen (grote ramp)4 131 673 0243 880 820 00097 020 50015 051 181N.v.t.112 071 681N.v.t.112 071 681
Italië (Aostadal) – overstromingen (regionale ramp)158 394 90771 054 400N.v.t.N.v.t.3 959 8723 959 872N.v.t.3 959 872
TOTAAL116 031 553N.v.t.116 031 553

In Verordening (EU, Euratom) 2024/765 van de Raad van 29 februari 20246 tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 is de reserve voor solidariteit en noodhulp (SEAR) opgesplitst in twee afzonderlijke instrumenten: de reserve voor Europese solidariteit en de reserve voor noodhulp. De reserve voor Europese solidariteit met een jaarlijks bedrag van 1 016 miljoen EUR (in prijzen van 2018, wat overeenkomt met 1 144,2 miljoen EUR in prijzen van 2024) zal worden gebruikt voor bijstand om te reageren op noodsituaties die onder het SFEU vallen.

Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de SFEU-verordening en artikel 9, lid 2, tweede alinea, van de MFK-verordening is bepaald dat 25 % van de jaarlijkse SFEU-toewijzing (d.w.z. 286 miljoen EUR voor 2024) op 1 oktober van elk jaar ter beschikking wordt gesteld.

Tot slot is het bedrag van 50 miljoen EUR, overeenkomstig artikel 4 bis, lid 4, van de SFEU-verordening, reeds opgenomen in de algemene begroting 2024 (in de vorm van vastleggings- en betalingskredieten) voor de betaling van mogelijke toekomstige voorschotten.

Het maximumbedrag dat in dit stadium door het SFEU vanuit de toewijzing uit de Europese solidariteitsreserve voor 2024 kan worden gebruikt, voorschotten niet meegerekend, bedraagt derhalve 297 420 718 EUR, waarmee de betalingsbehoeften voor deze beschikbaarstelling kunnen worden gedekt.

Beschikbaar bedrag in het kader van het SFEU in 2024:
Totale jaarlijkse SFEU-toewijzing 2024 (incl. tranche 1 oktober)1 144 181 018
Kredieten voor voorschotten (−)50 000 000
Bedrag beschikbaar gesteld in het kader van het 1e besluit tot terbeschikkingstelling7 (-)796 760 300
Bedrag voor beschikbaarstelling (voorschotten niet meegerekend)297 420 718
Bedrag voorgesteld voor beschikbaarstelling in het kader van het 2e besluit tot terbeschikkingstelling116 031 553
Bedrag dat nog beschikbaar is voor voorschotten12 926 996
Resterend bedrag voor toekomstige aanvragen (voorschotten meegerekend)194 316 161


Ter informatie: van de 50 miljoen EUR die reeds in de algemene begroting van de EU voor 2024 is opgenomen voor voorschotten, heeft de Commissie in 2024 al een voorschot van 25 382 237 EUR betaald aan Griekenland voor de overstromingen door de orkaan “Daniel” en een voorschot van 11 690 767 EUR aan Frankrijk voor de overstromingen in de voormalige regio Nord-Pas-de-Calais. Bijgevolg bedraagt het resterende bedrag voor voorschotten 12 926 996 EUR. Bovenop dit bedrag bedragen de resterende beschikbare middelen 297 420 718 EUR, wat betekent dat de totale resterende beschikbare middelen 310 347 714 EUR bedragen. Na de vaststelling van dit besluit tot terbeschikkingstelling van middelen zullen de resterende beschikbare middelen 194 316 161 EUR bedragen. Overeenkomstig artikel 9, lid 2, van de MFK-verordening kan elk deel van het jaarlijkse bedrag dat in 2024 niet is gebruikt, in 2025 worden gebruikt.