Toelichting bij COM(2024)536 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)536 - . |
---|---|
bron | COM(2024)536 |
datum | 11-11-2024 |
Dit voorstel betreft het besluit betreffende het tijdens de Conferentie over het Energiehandvest door de lidstaten in te nemen standpunt in verband met de beoogde aanneming van een voorgestelde wijziging van artikel 49 (Depositaris) van het Verdrag inzake het Energiehandvest (“EHV”) en de goedkeuring van i) een nieuw memorandum met betrekking tot artikel 49 EHV over de rol van het secretariaat van het Energiehandvest (“secretariaat”), en ii) een besluit van de Conferentie over het Energiehandvest over de aanwijzing van het secretariaat als depositaris krachtens artikel 49 EHV tijdens de overgangsperiode vanaf 2 februari 2025. De aanneming van de wijziging van het EHV en de aanvullende goedkeuringen moeten gelijktijdig door de Conferentie over het Energiehandvest worden onderschreven.
2. Achtergrond van het voorstel
2.1. Verdrag inzake het Energiehandvest
Het EHV is een multilaterale handels- en investeringsovereenkomst die van toepassing is op de energiesector en die in 1994 is ondertekend en in 1998 in werking is getreden. Het EHV bevat bepalingen inzake bescherming van investeringen, handel in en doorvoer van energiegrondstoffen en -producten, en mechanismen voor geschillenbeslechting. Het EHV stelt ook een kader in voor internationale samenwerking op energiegebied tussen de verdragsluitende partijen. De Europese Unie is partij bij het EHV, samen met Euratom1 en de meeste EU-lidstaten, alsook Japan, het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland, Turkije en de meeste landen van de Westelijke Balkan en de voormalige Sovjet-Unie, met uitzondering van Rusland2 en Belarus3. Op 30 mei 2024 heeft de Raad een besluit4 vastgesteld betreffende de terugtrekking van de Europese Unie uit het EHV en tegelijkertijd de lidstaten opgedragen zich niet te verzetten tegen de aanneming van de gemoderniseerde bepalingen van het EHV tijdens de komende Conferentie over het Energiehandvest op 3 december 2024. De Unie heeft de depositaris van het EHV in kennis gesteld van haar terugtrekking, die op 28 juni 2025 in werking treedt.
2.2. Conferentie over het Energiehandvest
De Conferentie over het Energiehandvest is het door het EHV opgerichte bestuurs- en besluitvormingsorgaan. Alle staten of regionale organisaties voor economische integratie (zoals de EU en Euratom) die het EHV hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden, zijn lid van de conferentie, die regelmatig bijeenkomt om kwesties die van invloed zijn op de samenwerking op energiegebied tussen de ondertekenaars van het EHV te bespreken, de uitvoering van de bepalingen van het EHV en het Protocol betreffende energie-efficiëntie en daarmee samenhangende milieuaspecten te evalueren en mogelijke nieuwe instrumenten en gezamenlijke activiteiten in het kader van het Energiehandvest te overwegen. De Conferentie over het Energiehandvest neemt met name teksten van wijzigingen van het EHV aan en keurt wijzigingen en technische aanpassingen van de bijlagen bij het EHV goed. Bij de stemming over voorgestelde wijzigingen van de tekst van het EHV neemt de Conferentie over het Energiehandvest een besluit om de wijzigingen met eenparigheid van stemmen van de aanwezige en aan de stemming deelnemende verdragsluitende partijen aan te nemen, waarbij een quorum geldt van ten minste de helft van alle verdragsluitende partijen. De EU en Euratom hebben een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal van hun lidstaten die verdragsluitende partij zijn bij het EHV, op voorwaarde dat de EU en Euratom hun stemrecht niet uitoefenen indien hun lidstaten hun stemrecht uitoefenen, en vice versa.
2.3. De beoogde handeling van de Conferentie over het Energiehandvest
In artikel 49 EHV wordt bepaald dat de regering van de Portugese Republiek de depositaris van het EHV is. Op 1 februari 2024 heeft de Portugese Republiek kennisgegeven van haar voornemen om zich terug te trekken uit het EHV en er niet langer depositaris van te zijn, met ingang van 2 februari 2025. De verdragsluitende partijen hebben derhalve in juli en augustus 2024 besprekingen gehouden over de voorstellen om het secretariaat na de terugtrekking van de Portugese Republiek aan te wijzen als nieuwe depositaris krachtens artikel 49 EHV. Zij kwamen met name overeen de volgende voorstellen voor te leggen aan de Conferentie over het Energiehandvest en erover te stemmen in het kader van het reeds voorbereide moderniseringspakket van het EHV:
(a) een wijziging van artikel 49 EHV waarbij het secretariaat van het Energiehandvest wordt aangewezen als depositaris van het EHV (CC 760 REV2);
(b) een nieuw memorandum met betrekking tot artikel 49 EHV over de rol van het secretariaat van het EHV, als secretariaat en als depositaris (CC 762 REV2).
Op 3 december 2024 wordt tijdens de 35e vergadering van de Conferentie over het Energiehandvest over de overeengekomen voorstellen gestemd. Om besluiten met betrekking tot de modernisering van het EHV te kunnen nemen, is eenparigheid van stemmen en een quorum van ten minste de helft van alle aanwezige verdragsluitende partijen vereist. Indien de stemming succesvol verloopt, worden de besluiten geacht te zijn aangenomen door de Conferentie over het Energiehandvest. Deze aanneming zal de aanzet geven tot daaropvolgende processen voor de ratificatie, voorlopige toepassing en uiteindelijke inwerkingtreding van de verschillende elementen van het hervormingspakket, waaronder het gewijzigde artikel 49 EHV en een nieuw memorandum met betrekking tot dat artikel over de rol van het secretariaat.
De voorlopige toepassing van de wijzigingen van het EHV, met inbegrip van de nieuwe wijziging van artikel 49 EHV over de depositaris, en de andere elementen van de modernisering zullen worden geregeld door het besluit betreffende de inwerkingtreding en voorlopige toepassing van wijzigingen van de tekst van het EHV en aanpassingen/wijzigingen van de bijlagen en memoranda daarbij. Tijdens de besprekingen is echter duidelijk geworden dat niet alle verdragsluitende partijen de wijziging van artikel 49 EHV en het nieuwe memorandum over de depositaris voorlopig zullen kunnen toepassen. Met het oog op de institutionele continuïteit van de taak van depositaris met ingang van 2 februari 2025 zijn de verdragsluitende partijen overeengekomen om aan de Conferentie over het Energiehandvest een aanvullend, autonoom ontwerpbesluit voor te leggen waarbij het secretariaat wordt aangewezen als depositaris krachtens artikel 49 EHV tijdens de overgangsperiode vanaf 2 februari 2025 tot de inwerkingtreding van het gemoderniseerde EHV (CC 814).
Laatstgenoemd besluit zal als zodanig geen deel uitmaken van het moderniseringspakket van het EHV en zal op de Conferentie worden aangenomen met een meerderheid van drie vierde van alle verdragsluitende partijen.
3. Namens de Unie in te nemen standpunt
De Commissie stelt voor dat de lidstaten die partij zijn bij het EHV, tijdens de vergadering van de Conferentie over het Energiehandvest de hieronder beschreven standpunten innemen.
3.1. Betreffende de aanneming van een wijziging van artikel 49 EHV (CC 760 REV2)
De aanwijzing van een nieuwe depositaris na de daadwerkelijke terugtrekking van de Portugese Republiek uit het EHV is van essentieel belang voor de institutionele werking van het EHV, waarbij de Unie en verschillende lidstaten partij zijn. De wijziging van artikel 49 EHV tot aanwijzing van het secretariaat als nieuwe depositaris is opgenomen in het gemoderniseerde EHV-pakket, waarover de Conferentie over het Handvest op 3 december 2024 zal stemmen.
De aanneming van de wijziging van het EHV heeft in beginsel geen rechtsgevolgen. Volgens het internationaal recht staat die aanneming niet gelijk aan een ondertekening, maar aan de parafering van de tot stand gekomen tekst.
Daarom stelt de Commissie voor dat de lidstaten tijdens de Conferentie over het Energiehandvest een standpunt innemen dat de aanneming van de voorgestelde wijziging van artikel 49 EHV niet belemmert. Dit standpunt vormt een aanvulling op Besluit (EU) 2024/1644 van de Raad van 30 mei 20245.
3.2. Betreffende de goedkeuring van een nieuw memorandum met betrekking tot artikel 49 EHV over de rol van het secretariaat van het Energiehandvest (CC 762 REV2)
Het nieuwe memorandum is bedoeld om de verschillende rollen van het secretariaat in het kader van het EHV te verduidelijken. Enerzijds vervult het secretariaat zijn secretariaatstaken overeenkomstig artikel 35 EHV. Anderzijds vervult het de rol van depositaris krachtens het gewijzigde artikel 49 EHV, zodra dat is aangenomen. Het nieuwe memorandum zal worden geïntegreerd in het gemoderniseerde EHV-pakket, waarover de Conferentie over het Handvest op 3 december 2024 zal stemmen.
De aanneming van een memorandum heeft in beginsel geen rechtsgevolgen. Volgens het internationaal recht staat die aanneming niet gelijk aan een ondertekening, maar aan de parafering van de tot stand gekomen tekst.
Daarom stelt de Commissie voor dat de lidstaten tijdens de Conferentie over het Energiehandvest een standpunt innemen dat geen belemmering vormt voor de goedkeuring van het voorgestelde nieuwe memorandum met betrekking tot artikel 49 EHV over de rol van het secretariaat van het Energiehandvest. Dit standpunt vormt een aanvulling op Besluit (EU) 2024/1644 van de Raad van 30 mei 20246.
3.3. Betreffende de goedkeuring van een besluit tot aanwijzing van het secretariaat van het Energiehandvest als depositaris krachtens artikel 49 EHV tijdens de overgangsperiode vanaf 2 februari 2025 (CC 814)
Het autonome besluit van de Conferentie over het Energiehandvest betreffende de aanwijzing van het secretariaat van het Energiehandvest als voorlopige depositaris van het EHV heeft tot doel de ononderbroken werking van het EHV te waarborgen in de periode tussen de terugtrekking van de Portugese Republiek uit het EHV en de inwerkingtreding van het gemoderniseerde EHV. Daarom wordt daarin bepaald dat het secretariaat de taak van depositaris van het EHV op zich moet nemen vanaf 2 februari 2025, de datum waarop de huidige depositaris, de regering van de Portugese Republiek, ophoudt deze taak te vervullen.
Bijgevolg stelt de Commissie voor dat de lidstaten een standpunt innemen dat geen belemmering vormt voor de goedkeuring van het autonome besluit betreffende de aanwijzing van het secretariaat van het Energiehandvest als depositaris van het EHV in de overgangsperiode vanaf 2 februari 2025.
Rekening houdend met het feit dat de depositaris van het EHV op 27 juni 2024 in kennis is gesteld van de terugtrekking van de EU en Euratom uit het EHV, wordt verwacht dat de EU en Euratom, die op het moment van stemming over de bovengenoemde besluiten van de Conferentie over het Energiehandvest weliswaar nog steeds verdragsluitende partij zijn bij het EHV, niet aanwezig zullen zijn noch zullen stemmen. Daarom wordt in dit voorstel het standpunt bepaald dat de lidstaten die verdragsluitende partij bij het EHV blijven, moeten innemen tijdens de vergadering van de Conferentie over het Energiehandvest die is gepland voor 3 december 2024. Dit laat de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en haar lidstaten onverlet.
4. Rechtsgrondslag
4.1. Procedurele rechtsgrondslag
4.1.1. Beginselen
Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen ook instrumenten die niet bindend zijn uit hoofde van het internationale recht, maar die “beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”7.
4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval
De Conferentie over het Energiehandvest is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het EHV.
De door de Conferentie over het Energiehandvest vast te stellen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen.
Het door de Conferentie over het Energiehandvest aan te nemen besluit om krachtens artikel 34 EHV de voorgestelde wijziging en een memorandum betreffende artikel 49 EHV aan te nemen, vormt in de specifieke omstandigheden van het geval een handeling met volkenrechtelijk bindende rechtsgevolgen, omdat het gelijktijdig moet worden aangenomen met het besluit betreffende de inwerkingtreding en voorlopige toepassing van wijzigingen en memoranda betreffende de tekst van het EHV, dat de verdragsluitende partijen verplicht deze wijzigingen op een overeengekomen datum op voorlopige basis toe te passen, tenzij tijdig een andersluidende verklaring wordt ingediend.
Het door de Conferentie over het Energiehandvest aan te nemen besluit tot goedkeuring van de aanwijzing van het secretariaat van het Energiehandvest als depositaris van het EHV in de overgangsperiode vanaf 2 februari 2025 is ook een handeling met volkenrechtelijk bindende rechtsgevolgen. Het vormt de rechtsgrondslag voor het secretariaat van het Energiehandvest om een stabiele werking van de instellingen van het Handvest te waarborgen en zal onmiddellijk na aanneming in werking treden, zonder dat ratificatie nodig is, overeenkomstig artikel 48 EHV.
De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de ECT.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.
4.2. Materiële rechtsgrondslag
4.2.1. Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
Als een beoogde handeling tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit bij wijze van uitzondering de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen als materiële rechtsgrondslag hebben.
4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval
De beoogde handelingen hebben doelstellingen en componenten op het gebied van energie en het gemeenschappelijk handelsbeleid. Deze elementen van de beoogde handelingen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zonder dat het ene ondergeschikt is aan het andere.
Het voorgestelde besluit heeft daarom de volgende artikelen als materiële rechtsgrondslag: artikel 194, lid 2, en artikel 207 VWEU.
4.3. Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 194, lid 2, en artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.
5. Bekendmaking van de beoogde handeling
Aangezien de besluiten van de Conferentie over het Energiehandvest strekken tot wijziging van het EHV en de bijbehorende memoranda, verklaringen en besluiten en tot aanwijzing van een nieuwe depositaris van het EHV, is het passend deze besluiten na de aanneming ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.