Toelichting bij COM(2024)577 - Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Regulations (EU) No 1308/2013, (EU) 2021/2115 and (EU) 2021/2116 as regards the strengthening of the position of farmers in the food supply chain

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Na opeenvolgende hervormingen is het zwaartepunt van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (hierna “GLB” genoemd) verschoven naar inkomenssteun en marktgerichtheid met vrije prijsvorming voor landbouwproducten. Met die hervormingen werd vooral gereageerd op endogene uitdagingen, overschotten en crises. De meeste uitdagingen voor de landbouwsector worden echter veroorzaakt door factoren van buiten de landbouw en vragen om een bredere beleidsreactie.

Het GLB voorziet al in bepaalde maatregelen voor het versterken van de positie van landbouwers in de voedseltoeleveringsketen. Verwacht wordt echter dat de druk op de landbouwinkomens zal aanhouden, omdat landbouwers worden geconfronteerd met toenemende risico’s, stijgende kosten van productiemiddelen en striktere productie-eisen.

De COVID-19-pandemie en de aanhoudende aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne hebben geleid tot een ongekende stijging van de energiegerelateerde kosten van landbouwproductiemiddelen en tot een langdurige periode van hoge inflatie, met alle gevolgen van dien voor de kosten van landbouwers en de voedselprijzen. Tegelijk blijven landbouwers inspanningen leveren om conform EU-normen milieuvriendelijker te produceren.

Bovendien hebben veel consumenten, die te maken hebben met hogere kosten van levensonderhoud, hun consumptiepatroon aangepast en kopen zij minder dure voedingsmiddelen. Daardoor is de verdeling van de meerwaarde over de verschillende schakels van de voedseltoeleveringsketen nog onevenwichtiger geworden, met als gevolg een scheve spreiding van de winsten en kosten over de actoren in de keten, oplaaiende protesten en toenemend wantrouwen.

Op 15 maart 2024 heeft de Commissie een discussienota gepresenteerd waarin zij een reeks maatregelen aankondigt om de positie van landbouwers in de voedseltoeleveringsketen te versterken. Tot die maatregelen behoort onder meer een gerichte wijziging van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en de daarmee verband houdende GLB-verordeningen.

De Raad Landbouw en Visserij van 26 maart 2024 steunde de in de discussienota aangekondigde maatregelen.

In de politieke beleidslijnen van de Europese Commissie voor 2024-2029 wordt benadrukt dat landbouwers een billijk en toereikend inkomen moeten hebben en dat bestaande onevenwichtigheden moeten worden gecorrigeerd, de positie van landbouwers moet worden versterkt en landbouwers nog meer moeten worden beschermd tegen oneerlijke handelspraktijken.

Voorts wordt in het eindverslag1 van de strategische dialoog over de toekomst van de landbouw in de EU, die op 13 september 2023 door de voorzitter van de Europese Commissie in haar toespraak over de Staat van de Unie werd aangekondigd en in januari 2024 van start ging en waaraan 29 belangrijke belanghebbenden uit de Europese agrovoedingssectoren, het maatschappelijk middenveld, plattelandsgemeenschappen en de academische wereld deelnamen, opgeroepen tot aanpassingen in de positie van landbouwers in de waardeketen. In de Guiding Political Principles van het verslag over de strategische dialoog wordt duidelijk benadrukt dat landbouwers en andere actoren in de voedselketen ondanks de marktomstandigheden toch een fatsoenlijk inkomen moeten hebben en dat de machtsverhoudingen in de voedselketen evenwichtig moeten zijn. Het eerste hoofdstuk van de aanbevelingen van de strategische dialoog handelt over het creëren van een eerlijke en concurrerende voedselwaardeketen door het versterken van de positie van landbouwers in die keten. In die aanbevelingen wordt met name gewezen op contracten en wordt opgeroepen om te overwegen in contractonderhandelingen gegevens over productiekosten en -prijzen als relevante punten mee te nemen, alsook de mogelijkheid om onderhandelingen te starten in geval van een uitzonderlijke kostenstijging. Ook wordt gewezen op het belang van bemiddelingsmechanismen. Wat samenwerking betreft, wordt opgeroepen tot het versterken van producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties, tot het vereenvoudigen van de erkenningsprocedure voor die organisaties en unies en tot het verlenen van gerichte steun aan hen. In het verslag wordt erkend dat de economische, de sociale en de milieudimensie van duurzaamheid alle drie even belangrijk zijn voor de Europese samenlevingen in het algemeen en de agrovoedingssystemen in het bijzonder en dat het GLB positieve sociale en milieu-uitkomsten moet bevorderen en de diversificatie van een duurzaam bedrijfsmodel, met inbegrip van bijvoorbeeld korte toeleveringsketens, moet ondersteunen.

In overeenstemming met de aanbevelingen van het verslag over de strategische dialoog is het derhalve passend maatregelen te nemen om de contractuele positie van landbouwers te versterken en het vertrouwen van de actoren in de voedseltoeleveringsketen te herstellen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Krachtens artikel 39 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna “VWEU” genoemd) heeft het GLB de volgende doelstellingen:

- de productiviteit van de landbouw te doen toenemen door de technische vooruitgang te bevorderen en door zowel de rationele ontwikkeling van de landbouwproductie als een optimaal gebruik van de productiefactoren, met name de arbeidskrachten, te verzekeren;
- aldus de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te verzekeren, met name door de verhoging van het hoofdelijk inkomen van hen die in de landbouw werkzaam zijn;
- de markten te stabiliseren;
- de voorziening veilig te stellen;
- redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren.

Dit voorstel is in overeenstemming met die doelstellingen en met de algemene filosofie van de vigerende GLB-verordeningen (de verordening gemeenschappelijke marktordening2, de verordening inzake de strategische GLB-plannen3 en de verordening inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het GLB4).

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel wijzigt een beperkt aantal bepalingen van de vigerende GLB-verordeningen, zonder de essentie ervan te wijzigen. Omdat die bepalingen in overeenstemming zijn met ander beleid van de Unie, is het voorstel ook in overeenstemming met dat andere beleid.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 42, eerste alinea, en artikel 43, lid 2, VWEU, omdat: i) dit voorstel de Verordeningen (EU) nr. 1308/2013, (EU) 2021/2115 en (EU) 2021/2116 wijzigt, die alle drie op artikel 43, lid 2, VWEU berusten, en ii) Verordening (EU) nr. 1308/2013 ook op artikel 42, eerste alinea, VWEU is gebaseerd en dit voorstel ook bepalingen bevat waarin de (niet-)toepassing van mededingingsregels is geregeld.


Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Dit voorstel wijzigt bestaande verordeningen die op EU-niveau zijn aangenomen en in alle lidstaten van toepassing zijn.

De wijzigingen moeten de positie van landbouwers in de agrovoedingsketen versterken door het i) vereenvoudigen van de voorschriften voor de erkenning van producentenorganisaties, ii) versterken van de voorschriften voor het sluiten van contracten, iii) geven van voorschriften voor het gebruik van sectoroverschrijdende facultatieve vermeldingen als “eerlijk”, “billijk” en soortgelijke vermeldingen en “korte toeleveringsketens”, iv) invoeren van de mogelijkheid om de lidstaten financiële steun van de Unie te verlenen voor maatregelen die door marktdeelnemers in perioden van ernstige marktverstoring worden genomen, en v) verbeteren van de organisatiegraad van de landbouwsector in de lidstaten door het ondersteunen van producentenorganisaties die operationele programma’s uitvoeren, en het beter benutten van sectorale interventies in de andere sectoren bedoeld in artikel 42, punt f), van Verordening (EU) 2021/2115.

De wijzigingen doen geen afbreuk aan het gelijke speelveld voor producenten, noch aan de harmonisatie die reeds door de bestaande verordeningen tot stand is gebracht. Al met al wordt ervan uitgegaan dat de lidstaten er niet in zullen slagen als ze ieder een eigen aanpak volgen.

Evenredigheid

Het voorstel wijzigt de bestaande verordeningen alleen voor zover dat strikt noodzakelijk is om de bovengenoemde doelstellingen te verwezenlijken, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de wijzigingen doelgericht zijn en voorzien in passende flexibiliteit.

De voorgestelde wijzigingen hebben slechts betrekking op bepaalde aspecten van een beperkt aantal bepalingen in de bestaande verordeningen. Met de wijzigingen worden bestaande bepalingen betreffende contracten van landbouwers en hun organisatie met andere actoren in de keten verder versterkt, krijgen producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties meer onderhandelingsmacht, worden de aan hun erkenning verbonden administratieve lasten teruggedrongen en wordt een stimulerend kader geschapen voor vrijwillige regelingen en overeenkomsten om de beloning van landbouwers te verbeteren, en voor initiatieven op het gebied van sociale duurzaamheid.

Keuze van het instrument

Omdat dit voorstel bestaande verordeningen van het Europees Parlement en de Raad wijzigt, moeten de wijzigingen ook worden doorgevoerd bij een verordening van het Europees Parlement en de Raad.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Het voorstel voor gerichte wijzigingen van de GMO-verordening en andere GLB-gerelateerde verordeningen is een van de maatregelen die in de discussienota van de Commissie van 15 maart 2024 werden aangekondigd. Gezien de urgentie om te reageren op de dringende uitdagingen waarmee de landbouwsector momenteel wordt geconfronteerd, en de urgentie om te reageren op protesten van landbouwers, is de bestaande wetgeving niet aan een ex-postevaluatie/geschiktheidscontrole onderworpen.

Raadpleging van belanghebbenden

Omdat urgent actie moet worden ondernomen om de dringende uitdagingen van de Europese landbouwsector het hoofd te bieden, is geen verzoek om input gepubliceerd of een openbare raadpleging gehouden. Wel werden via gerichte bijeenkomsten de relevante belanghebbenden geraadpleegd (zie “Verzamelen en gebruiken van expertise”).

Verzamelen en gebruiken van expertise

Vanwege de urgentie om actie te ondernemen, werd geen verzoek om input gepubliceerd of een openbare raadpleging gehouden, maar de Commissie heeft de voorgestelde maatregelen meerdere keren aan de Raad voorgelegd, en ook heeft zij deze gepresenteerd aan de Groep voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld in een bijeenkomst waaraan ook andere relevante belanghebbenden deelnamen, aan het Europees Mededingingsnetwerk en, tijdens bilaterale bijeenkomsten, aan alle relevante in de Unie gevestigde verenigingen in de agrovoedingsketen, met inbegrip van consumentenorganisaties.

Effectbeoordeling

Gezien de urgentie om te reageren op de dringende uitdagingen waarmee de landbouwsector momenteel wordt geconfronteerd, was er geen effectbeoordeling mogelijk.

De voorgestelde maatregelen berusten op input die van belanghebbenden is ontvangen, met name in de bijeenkomst, in uitgebreide samenstelling, van de Groep voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld, en in bijeenkomsten met alle relevante in de EU gevestigde verenigingen in de agrovoedingsketen, waaronder consumentenorganisaties, en daarnaast op input van het Europees Mededingingsnetwerk en van de voorzitter van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement.

De maatregelen zijn ook in overeenstemming met de relevante aanbevelingen van september 2024 van de strategische dialoog over de toekomst van de landbouw in de EU.

Het effect van het voorstel zal afhangen van de vraag hoe landbouwers en kopers van landbouwproducten gaan reageren op bepaalde vrijwillige maatregelen en wat de lidstaten gaan doen met de geboden opties en afwijkingen.

Binnen drie maanden na goedkeuring van het voorstel stellen de diensten van de Commissie een werkdocument op. Daarin zal een duidelijke beschrijving worden gegeven van de behandelde kwesties, de voorgestelde gerichte wijzigingen en de waarschijnlijke gevolgen van die wijzigingen. Ook zal het een samenvatting van de ontvangen feedback van belanghebbenden bevatten.

Geschiktheid en vereenvoudiging van regelgeving

Dit voorstel is een van de maatregelen die in de discussienota van de Commissie van 15 maart 2024 als onderdeel van het vereenvoudigingspakket werden aangekondigd. In het werkdocument van de diensten van de Commissie zal zoveel mogelijk worden aangegeven in welke mate de administratieve lasten worden teruggedrongen.

Grondrechten

Dit voorstel is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft geen kwantificeerbare gevolgen voor de begroting.

Hoewel de maatregelen 12 tot en met 17 (vermeld in punt 5, “Overige elementen”, onder “Artikelsgewijze toelichting”) de uitvoering van operationele programma’s door producentenorganisaties kunnen versnellen en dus tot hogere uitgaven kunnen leiden, blijven alle daarmee samenhangende uitgaven onder het submaximum dat voor de uitgaven uit het ELGF is vastgesteld.

Wat de uit het ELGF gefinancierde landbouwreserve betreft, worden geen wijzigingen van het totale bedrag van die reserve voorgesteld. Het gebruik van de reserve voor de financiering van maatregelen uit hoofde van artikel 222 van de verordening gemeenschappelijke marktordening kan gevolgen hebben voor de mogelijke toewijzing van bedragen voor andere uitzonderlijke maatregelen in een bepaald jaar, maar deze gevolgen kunnen in dit stadium niet worden gekwantificeerd.

De financiële bijstand van de Unie aan producentenorganisaties in de sector groenten en fruit die door de lidstaten zijn erkend voor de uitvoering van operationele programma’s, blijft beperkt tot een bepaald percentage (4,1 % tot 5,5 %, afhankelijk van het type begunstigden en de nagestreefde doelen) van de waarde van de afgezette productie van die producentenorganisaties.

Het voorstel bevat bepalingen die de lidstaten een zekere flexibiliteit geven met betrekking tot de financiële toewijzingen voor interventietypen in de vorm van rechtstreekse betalingen en voor interventietypen in “andere” sectoren. De middelen die beschikbaar worden gesteld voor financiële bijstand van de Unie aan producentenorganisaties die actief zijn in “andere” sectoren, blijven beperkt tot bedragen die (binnen de grenzen van de desbetreffende wetgevingsbepaling) worden overgeheveld uit de rechtstreekse betalingen waartoe door de lidstaten is besloten en die door de Commissie zijn goedgekeurd. Indien de lidstaten besluiten gebruik te maken van die flexibiliteit, zal dat alleen gevolgen hebben voor de toewijzingen van rechtstreekse betalingen en voor “andere” sectoren binnen het ELGF zelf. Het effect kan in dit stadium niet worden gekwantificeerd.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplannen en regelingen voor monitoring, evaluatie en rapportage

Dit voorstel wijzigt de Verordeningen (EU) nr. 1308/2013, (EU) 2021/2115 en (EU) 2021/2116. Daarom blijven het uitvoeringsplan en de monitoring-, evaluatie- en rapportageregelingen dezelfde als in het huidige kader.

Toelichtende stukken (voor richtlijnen)

Niet van toepassing (de wetgevingstekst is een verordening).

Artikelsgewijze toelichting

Ten eerste moeten minimumeisen worden vastgesteld voor het gebruik van vermeldingen voor handelsmodaliteiten waarmee een eerlijke toewijzing van meerwaarde aan landbouwers wordt verzekerd. Het doel is verhoging van de transparantie en betrouwbaarheid in het gebruik van die vermeldingen zodat de meerwaarde eerlijk over de verschillende schakels van de voedseltoeleveringsketen wordt verdeeld, misbruik van dergelijke vermeldingen wordt voorkomen, en consumenten beschikken over betrouwbare informatie over het eerlijke aandeel van landbouwers in de meerwaarde en over korte toeleveringsketens.

Ten tweede moet voor elke levering van landbouwproducten een schriftelijk contract worden gesloten, op bepaalde uitzonderingen na en met de mogelijkheid voor de lidstaten om bepaalde landbouwproducten van die verplichting vrij te stellen.

Ten derde moeten schriftelijke contracten bepaalde elementen bevatten die zorgen voor transparantie en voorspelbaarheid bij de berekening van de definitieve prijs.

Ten vierde moeten contracten met een looptijd van meer dan zes maanden een herzieningsclausule bevatten op grond waarvan een landbouwer, producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties om herziening van het contract kan verzoeken, met name in situaties waarin de prijs niet langer de productiekosten dekt, en het contract kan opzeggen indien dat verzoek wordt afgewezen.

Ten vijfde moeten de lidstaten een bemiddelingsmechanisme instellen voor partijen die er gebruik van willen maken.

Ten zesde moeten bestaande voorschriften voor de definitie en erkenning van producentenorganisaties worden vereenvoudigd. Om de samenwerking tussen producenten van biologische producten te verbeteren, moet bovendien uitdrukkelijk worden voorzien in de mogelijkheid van oprichting en erkenning van producentenorganisaties door die producenten.

Ten zevende moeten bestaande voorschriften voor producentenorganisaties worden verduidelijkt in de zin dat producentenorganisaties moeten worden opgericht op initiatief van landbouwers en moeten worden gecontroleerd volgens voorschriften op grond waarvan de aangesloten landbouwers op democratische wijze toezicht kunnen uitoefenen op hun organisatie en haar besluiten.

Ten achtste moet het niet-erkende producentenorganisaties, met inbegrip van coöperaties, worden toegestaan om namens hun leden voor de totale productie van de leden of een gedeelte daarvan te onderhandelen over contractvoorwaarden.

Ten negende moeten erkende unies van producentenorganisaties namens de aangesloten erkende producentenorganisaties over contractvoorwaarden kunnen onderhandelen.

Ten tiende moet het bevorderen van het gebruik van initiatieven met facultatieve vermeldingen voor handelsmodaliteiten als “eerlijk”, “billijk” en soortgelijke vermeldingen en “korte toeleveringsketen”, worden opgenomen in de lijst van doelen die een erkende brancheorganisatie kan nastreven.

Ten elfde mogen verticale en horizontale samenwerkingsinitiatieven op het gebied van landbouwproducten en voedingsmiddelen die tot doel hebben bepaalde sociale-duurzaamheidseisen toe te passen die strikter zijn dan de verplichte eisen, niet onder het toepassingsgebied van artikel 101, lid 1, VWEU vallen.

Ten twaalfde moet Verordening (EU) 2021/2115 worden gewijzigd wat betreft de interventietypen in bepaalde sectoren. Bovendien moet de financiële bijstand van de Unie voor operationele programma’s in bepaalde sectoren worden verhoogd.

Ten dertiende moet de financiële steun van de Unie voor operationele programma’s van producentenorganisaties in de sector groenten en fruit in lidstaten waar de organisatiegraad van producenten minder dan 10 % is in drie opeenvolgende jaren voorafgaand aan de uitvoering van het operationele programma, worden verhoogd van 50 % naar 60 %.

Ten veertiende moet bij wijze van stimulans speciale steun worden verleend aan jonge landbouwers en nieuwe landbouwers die zich bij een erkende producentenorganisatie aansluiten en die investeren op de locatie van hun bedrijf.

Ten vijftiende moet de financiële steun van de Unie die in geval van ongunstige weersomstandigheden, natuurrampen, plantenziekten of plagen aan producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties wordt verleend, onder bepaalde voorwaarden worden verhoogd van 50 % naar 70 % van de werkelijke uitgaven.

Ten zestiende moet het de lidstaten met ingang van 2025 worden toegestaan om maximaal 6 % van hun toewijzingen van rechtstreekse betalingen te gebruiken voor de sectoren die zijn vermeld in artikel 1, lid 2, punten a) tot en met h), k), m), o) tot en met t), en w), van Verordening (EU) nr. 1308/2013, en de sectoren van producten die zijn vermeld in bijlage VI bij Verordening (EU) 2021/2115.

Ten zeventiende moet Verordening (EU) 2021/2116 zo worden gewijzigd dat de landbouwreserve kan worden gebruikt voor bepaalde categorieën van collectieve acties van bepaalde particuliere marktdeelnemers om sectoren te stabiliseren die te kampen hebben met een ernstige marktverstoring.