Toelichting bij COM(2025)44 - Standpunt EU ten aanzien van het besluit van de deelnemers aan de Sectorovereenkomst inzake exportkredieten voor burgerluchtvaartuigen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)44 - Standpunt EU ten aanzien van het besluit van de deelnemers aan de Sectorovereenkomst inzake exportkredieten voor ... |
---|---|
bron | COM(2025)44 |
datum | 17-02-2025 |
Dit voorstel betreft een besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de vergaderingen van de deelnemers aan de sectorovereenkomst inzake exportkredieten voor burgerluchtvaartuigen, bijlage III bij de OESO-regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten (de “regeling”) met betrekking tot wijzigingen van de sectorovereenkomst inzake exportkredieten voor burgerluchtvaartuigen (“Sectorovereenkomst voor luchtvaartuigen” of “ASU”).
2. Achtergrond van het voorstel
2.1. De regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten en de sectorovereenkomst voor luchtvaartuigen
De regeling is een “gentlemen’s agreement” tussen Australië, Canada, Japan, Korea, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Turkije, de Unie, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Zwitserland (“de deelnemers”), en heeft ten doel een kader te creëren voor het ordelijke gebruik van door de overheid gesteunde exportkredieten. In de praktijk betekent dit dat wordt gezorgd voor een gelijk speelveld tussen de deelnemers (zodat de mededinging wordt gebaseerd op de prijs en de kwaliteit van de uitgevoerde goederen en diensten in plaats van op de geboden financiële voorwaarden), terwijl wordt gewerkt aan het uitbannen van subsidies en verstoringen van de handel met betrekking tot door de overheid gesteunde exportkredieten. De regeling is in april 1978 in werking getreden, is van onbepaalde duur en hoewel het OESO-secretariaat de uitvoering ervan ondersteunt, is het geen besluit van de OESO1.
Sommige regels van de regeling zijn sectorspecifiek en nader uitgewerkt in de sectorale bijlagen bij de regeling (“sectorovereenkomsten” genoemd). De ASU is een op zichzelf staande overeenkomst voor door de overheid gesteunde exportkredieten in verband met burgerluchtvaartuigen. De ASU functioneert onafhankelijk van de regeling.
De ASU wordt beheerd door de eigen deelnemers daaraan: Australië, Brazilië, Canada, de Europese Unie, Japan, Korea, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Zwitserland.
De ASU wordt regelmatig bijgewerkt, waarbij rekening wordt gehouden met ontwikkelingen op de financiële markten en in het beleid, die van invloed zijn op de verstrekking van door de overheid gesteunde exportkredieten. De ASU is omgezet en derhalve in de Unie juridisch bindend gemaakt bij Verordening (EU) nr. 1233/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 20112. Overeenkomstig artikel 2 van die verordening worden herzieningen van de voorwaarden van de regeling in het EU-recht opgenomen door middel van gedelegeerde handelingen.
2.2. De deelnemers aan de sectorovereenkomst voor luchtvaartuigen en de besluitvorming
De Europese Commissie vertegenwoordigt de Unie in vergaderingen van de deelnemers aan de ASU en in de schriftelijke besluitvormingsprocedures van de deelnemers aan de ASU. Alle besluiten over wijzigingen van de regeling worden bij consensus genomen.
2.3. De beoogde handeling van de deelnemers aan de ASU
Hoewel de ASU zich richt op exportkredieten in verband met de export van burgerluchtvaartuigen, verlenen de deelnemers ook steun in het kader van de ASU voor transacties die betrekking hebben op het verlenen van onderhouds- en andere diensten alsmede op de uitvoer van reserveonderdelen en motorkits. De ervaring met de ASU in de loop der jaren heeft echter onduidelijkheden aan het licht gebracht met betrekking tot de toepassing van de regels op dergelijke transacties. Daarom is voorgesteld om specifieke voorwaarden voor onderhouds- en dienstverleningscontracten, alsook met betrekking tot reserveonderdelen en motorkits (voor door de ASU bestreken luchtvaartuigen) in de ASU op te nemen. De regels zouden zorgen voor een coherente toepassing en interpretatie van de ASU-voorwaarden voor die transacties, wat zou bijdragen tot een gelijker speelveld.
De regels zouden met name:
- langere krediettermijnen toestaan voor transacties boven een bepaalde contractwaarde;
- het percentage van de minimumaanbetaling verlagen van 30 % tot 15 % van de waarde van het exportcontract, en
- de definitie van de aanvangsdatum van het krediet (die momenteel is gebaseerd op het tijdstip waarop de koper het belangrijkste vliegtuig ontvangt, en niet op de dienstendimensie) aan te passen om te voldoen aan de in die contracten gebruikelijke mijlpalen voor de levering.
Sinds 2022 hebben de deelnemers aan de ASU besprekingen gevoerd over de toevoeging van deze regels, en een resultaat wordt verwacht in het eerste kwartaal van 2025.
3. Namens de Unie in te nemen standpunt
Het voorgestelde standpunt van de Unie bestaat erin een wijziging in de tekst van de ASU met betrekking tot de ondersteuning voor onderhouds- en dienstverleningscontracten, reserveonderdelen en motorkits voor door de ASU bestreken luchtvaartuigen te steunen. De nieuwe specifieke regels zouden ertoe bijdragen een coherente toepassing van de ASU met betrekking tot die transacties te waarborgen en het gelijke speelveld tussen de deelnemers aan de ASU versterken.
4. Rechtsgrondslag
4.1. Procedurele rechtsgrondslag
4.1.1. Beginselen
Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen ook instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”3.
4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval
De beoogde handeling zal een beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-wetgeving, namelijk Verordening (EU) nr. 1233/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de toepassing van bepaalde richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten en tot intrekking van de Beschikkingen 2001/76/EG en 2001/77/EG van de Raad. Artikel 1 van deze verordening luidt namelijk: “De richtsnoeren in de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten (“de regeling”) zijn in de Unie van toepassing. De tekst van de regeling is als bijlage bij deze verordening gevoegd.”. Even relevant is artikel 2 van die verordening, waarin is bepaald: “De Commissie stelt overeenkomstig artikel 3 gedelegeerde handelingen vast om bijlage II te wijzigen naar aanleiding van wijzigingen in de richtsnoeren die de deelnemers aan de regeling overeenkomen.”. Hieronder vallen wijzigingen van de bijlagen bij de regeling, zoals de ASU.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.
4.2. Materiële rechtsgrondslag
4.2.1. Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen.
4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval
De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op exportkredieten, die binnen de werkingssfeer van de gemeenschappelijke handelspolitiek vallen. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.
4.3. Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.
5. Bekendmaking van de beoogde handeling
Aangezien de handeling van de deelnemers aan de ASU de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten – die bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1233/2011 vormt – zal wijzigen, is het passend deze handeling na de aanvaarding ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.