Toelichting bij COM(2025)55 - Machtiging van Frankrijk overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG een verlaagd belastingtarief toe te passen op loodvrije benzine die in de Corsicaanse departementen tot verbruik wordt uitgeslagen om daar als motorbrandstof te worden gebruikt

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De belastingheffing van energieproducten en elektriciteit in de EU is geregeld bij Richtlijn 2003/96/EG van de Raad (hierna “de richtlijn” genoemd). In deze richtlijn is precies omschreven welke producten belastbaar zijn, door welk gebruik zij belastbaar worden alsmede de minimumtarieven waarnaar zij in de heffing worden betrokken al naargelang ze als motorbrandstof, voor bepaalde industriële of commerciële doeleinden of voor verwarming worden gebruikt.

Overeenkomstig artikel 19, lid 1, van de richtlijn kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluiten dat een lidstaat uit specifieke beleidsoverwegingen verdere vrijstellingen of verlagingen van de accijns mag invoeren.

Dit voorstel strekt ertoe Frankrijk te machtigen een verlaagd belastingtarief te blijven toepassen op loodvrije benzine die in de Corsicaanse departementen tot verbruik wordt uitgeslagen om daar als motorbrandstof te worden gebruikt, als gedeeltelijke compensatie voor de extra kosten die het gevolg zijn van de afgelegen ligging van en de moeilijke aanvoer naar het eiland.

Verzoek en algemene context

Bij Beschikking 2007/880/EG van de Raad van 20 december 2007 werd Frankrijk gemachtigd een verlaagd accijnstarief toe te passen op loodvrije benzine die in de Corsicaanse departementen tot verbruik wordt uitgeslagen om daar als motorbrandstof te worden gebruikt, op voorwaarde dat de verlaging niet meer bedroeg dan de extra kosten voor vervoer, opslag en distributie ten opzichte van diezelfde kosten op het Franse vasteland. Bij Uitvoeringsbesluit 2013/192/EU van de Raad van 22 april 2013 en Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/372 van de Raad van 5 maart 2019 werd Frankrijk overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG gemachtigd een verlaagd belastingtarief te blijven toepassen op loodvrije benzine die in de Corsicaanse departementen tot verbruik wordt uitgeslagen om daar als motorbrandstof te worden gebruikt.

Deze beschikking en uitvoeringsbesluiten strekten ertoe Frankrijk in staat te stellen de extra kosten die het gevolg zijn van de afgelegen ligging van en de moeilijke aanvoer naar Corsica, gedeeltelijk te compenseren. Op grond van deze beschikking en uitvoeringsbesluiten past Frankrijk een verlaging toe van 1 EUR per hectoliter loodvrije benzine.

Bij brief van 31 oktober 2024 hebben de Franse autoriteiten verzocht om de verlaging van 1 EUR per hectoliter te mogen blijven toepassen gedurende een nieuwe periode van zes jaar, namelijk van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2030. Bij brief van 27 november 2024 hebben de Franse autoriteiten aanvullende informatie verstrekt.

Net als in hun vorige verzoeken betogen de Franse autoriteiten dat de verlaging van het accijnstarief nodig is om de hogere prijs van loodvrije benzine gedeeltelijk te compenseren. In Corsica ligt de prijs van loodvrije benzine aan de pomp meer dan 10 % hoger dan de gemiddelde prijs op het Franse vasteland. Volgens de Franse autoriteiten zijn er meerdere oorzaken van deze extra kosten. Corsica wordt uitsluitend over zee met brandstof bevoorraad, waardoor de uiteindelijke brandstofprijs stijgt. Het vervoer van brandstoffen over de weg naar benzinestations is ook duurder, aangezien het langer duurt door het bergachtig terrein. De seizoensgebondenheid van de vraag, die is gekoppeld aan het toeristische zomerseizoen, leidt er ten slotte toe dat voorraden just-in-time worden beheerd, en brengt het risico met zich mee dat quota’s aanzienlijke extra kosten veroorzaken, aangezien de opslagcapaciteit van de oliedepots op Corsica laag is.

Frankrijk wees er ook op dat de maatregel past in het specifieke overheidsbeleid ten behoeve van de ontwikkeling van Corsica, dat is gerechtvaardigd door het insulaire karakter waarmee de regio te kampen heeft. Volgens de Franse autoriteiten is deze derogatie ook bedoeld om de structurele tekortkomingen in het openbaar vervoer op Corsica te verhelpen, die verband houden met een zeer beperkt spoorwegnet en een moeilijk wegennet als gevolg van het bergachtige reliëf van het eiland.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit.

Toetsing van de maatregel in het kader van artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG

Specifieke beleidsoverwegingen

1.

Artikel 19, lid 1, eerste alinea, van de richtlijn luidt als volgt:


“Naast de bepalingen van de voorgaande artikelen, met name de artikelen 5, 15 en 17, kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluiten dat een lidstaat uit specifieke beleidsoverwegingen wordt gemachtigd verdere vrijstellingen of verlagingen in te voeren.”

De belastingdifferentiatie bewerkstelligt een grotere gelijkheid tussen de verbruikers van loodvrije benzine op Corsica en die op het vasteland doordat de extra kosten voor de verbruikers op Corsica gedeeltelijk worden gecompenseerd. De voorgestelde maatregel voldoet dus aan een aantal doelstellingen van het regionale beleid en het cohesiebeleid.

De belastingverlaging overschrijdt de extra vervoers- en distributiekosten voor verbruikers op Corsica niet. De verlaging van de kosten van loodvrije benzine met 1 EUR per hectoliter compenseert slechts voor een klein deel het prijsverschil voor de eindverbruiker.

Daarnaast is het verlaagde belastingtarief dat momenteel geldt voor loodvrije benzine die op Corsica tot verbruik wordt uitgeslagen (67,29 EUR/hl), nog altijd aanzienlijk hoger dan het bij Richtlijn 2003/96/EG vastgestelde EU-minimumniveau (35,90 EUR/hl).

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie

Wanneer de Commissie een verzoek bestudeert, houdt zij rekening met de goede werking van de interne markt, de noodzaak om eerlijke mededinging te verzekeren, en de tenuitvoerlegging van het EU-beleid op het gebied van gezondheid, milieu, energie en vervoer.

De maatregel is aanvaardbaar wat betreft de goede werking van de interne markt en de noodzaak om eerlijke mededinging te verzekeren. Hij heeft slechts tot doel de extra kosten die samenhangen met het insulaire karakter van Corsica, gedeeltelijk te compenseren. Gelet op de afgelegen en insulaire aard van de departementen waarop de maatregel van toepassing is en het feit dat het slechts om een bescheiden verlaging van een belasting gaat die nog altijd zeer hoog is in vergelijking met het voor de EU vastgestelde minimum, valt geen verandering in het brandstofverbruik te verwachten doordat consumenten van buiten deze gebieden zouden worden aangetrokken.

Aangezien geen noemenswaardig effect van de belastingvermindering op het vervoer wordt verwacht, en er compenserende maatregelen zijn gevonden voor eventuele marginale effecten die zouden kunnen optreden, is de maatregel niet onverenigbaar met het gezondheids-, milieu-, energie- en vervoersbeleid van de Unie.

Geldigheidsduur van de maatregel en ontwikkeling van het EU-kader voor energiebelasting

Volgens artikel 19, lid 2, van Richtlijn 2003/96/EG is de maximumduur van dit soort maatregelen zes jaar, maar is verlenging mogelijk. De gevraagde geldigheidsduur had aanvankelijk betrekking op de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2030, wat binnen de in artikel 19 van de energiebelastingrichtlijn vastgestelde maximumtermijn valt. Na overleg tussen de Franse autoriteiten en de Commissie is, met name met het oog op de voorgestelde herziening van Richtlijn 2003/96/EG1, een eerdere einddatum overeengekomen, namelijk 31 december 2028. Rekening houdende met het feit dat de huidige regeling geen negatieve gevolgen heeft gehad voor de handel binnen de EU noch voor het algemene niveau van de belasting op brandstoffen in Frankrijk, wil de Commissie voorstellen om de gevraagde machtiging te verlenen voor een periode van vier jaar, dat wil zeggen van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2028, teneinde de regio rechtszekerheid te bieden. Om toekomstige algemene ontwikkelingen van het bestaande juridische kader niet te ondergraven, moet ook worden bepaald dat dit besluit, mocht de Raad op grond van artikel 113 van het Verdrag een gewijzigde algemene regeling voor de belasting van energieproducten invoeren waaraan deze machtiging niet zou zijn aangepast, vervalt op de dag waarop die gewijzigde regelgeving van toepassing wordt.

Indien de Raad een dergelijke nieuwe regeling vaststelt en de Commissie van mening is dat de voorgestelde machtiging nog steeds gerechtvaardigd is, zal zij constructief en tijdig ieder verzoek van Frankrijk voor een soortgelijke, aan de nieuwe regeling aangepaste machtiging onderzoeken, om dit voorstel de nodige continuïteit te geven.

Regels inzake staatssteun

De Franse autoriteiten voeren aan dat de maatregel geen staatssteun vormt omdat hij gericht is tot eindverbruikers en toepassing vindt zonder discriminatie op grond van nationaliteit of oorsprong van de producten. De maatregel kan evenwel staatssteun vormen overeenkomstig artikel 107, lid 1, VWEU. Aangezien de verlaagde tarieven boven de EU-minimumtarieven liggen, lijkt de maatregel onder artikel 44 van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie te vallen, waarin is bepaald onder welke voorwaarden steun in de vorm van belastingkortingen krachtens Richtlijn 2003/96/EG kan worden vrijgesteld van de verplichte melding van staatssteun. In dit stadium kan niet worden vastgesteld of aan alle voorwaarden van deze verordening is voldaan. Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad doet geen afbreuk aan de verplichting van de lidstaat om de staatssteunregels en met name, in het geval van vrijgestelde steun, Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie na te leven. Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad doet evenmin afbreuk aan de verplichting van de lidstaat om de steun overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU bij de Commissie aan te melden alvorens deze uit te voeren, indien de nieuwe steun niet onder een groepsvrijstelling valt.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het onder artikel 113 VWEU vallende gebied van de indirecte belastingen ressorteert als zodanig niet onder de exclusieve bevoegdheid van de EU in de zin van artikel 3 van het Verdrag.

Op grond van artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG heeft de Raad evenwel, via afgeleid recht, een exclusieve bevoegdheid gekregen om een lidstaat te machtigen verdere vrijstellingen of verlagingen in de zin van dat artikel in te voeren. De lidstaten kunnen derhalve niet in de plaats van de Raad treden. Bijgevolg is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing op het onderhavige voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad. Aangezien deze handeling niet een ontwerp van wetgevingshandeling is, dient het hoe dan ook niet te worden toegezonden aan de nationale parlementen overeenkomstig protocol nr. 2 bij de Verdragen ter beoordeling van de naleving van het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. De belastingverlaging gaat niet verder dan wat nodig is om het gestelde doel te bereiken.

Keuze van instrumenten

Voorgesteld instrument: uitvoeringsbesluit van de Raad.

Artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG voorziet uitsluitend in dit soort maatregel.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De maatregel vereist geen evaluatie van bestaande wetgeving.

Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel voorziet in een belastingverlaging die uitsluitend betrekking heeft op Frankrijk.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er is geen beroep gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Er is geen effectbeoordeling uitgevoerd.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De maatregel voorziet niet in een vereenvoudiging. Hij vloeit voort uit een verzoek van Frankrijk en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Grondrechten

De maatregel heeft geen gevolgen voor de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De maatregel leidt niet tot financiële of administratieve lasten voor de Unie. Het voorstel heeft derhalve geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Er is geen uitvoeringsplan nodig. Dit voorstel betreft een machtiging voor een belastingverlaging, gericht tot een afzonderlijke lidstaat, op diens eigen verzoek. Deze geldt voor een beperkte periode van vier jaar. Het toegepaste belastingtarief zal hoger zijn dan het in de energiebelastingrichtlijn vastgestelde minimumbelastingniveau. De maatregel kan worden geëvalueerd indien er na de periode van vier jaar een verzoek om verlenging wordt ingediend.

Samenvatting van de voorgestelde maatregel

De Commissie stelt voor de belastingverlaging van 10 EUR per 1 000 liter toe te staan tot en met 31 december 2028, hetgeen betekent dat Frankrijk een verlaagd tarief mag toepassen op loodvrije benzine die in de Corsicaanse departementen tot verbruik wordt uitgeslagen om daar als motorbrandstof te worden gebruikt.