Toelichting bij COM(2025)103 - Machtiging van Italië om in bepaalde geografische gebieden verlaagde belastingtarieven toe te passen op gasolie en lpg voor verwarmingsdoeleinden in overeenstemming met artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)103 - Machtiging van Italië om in bepaalde geografische gebieden verlaagde belastingtarieven toe te passen op gasolie en lpg voor ... |
---|---|
bron | COM(2025)103 |
datum | 13-03-2025 |
• Motivering en doel van het voorstel
De belastingheffing van energieproducten en elektriciteit in de Unie is geregeld bij Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit1 (“de energiebelastingrichtlijn” of “de richtlijn”).
Behalve op grond van met name de artikelen 5, 15 en 17 kan de Raad ook uit hoofde van artikel 19, lid 1, van de richtlijn op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluiten dat een lidstaat uit specifieke beleidsoverwegingen wordt gemachtigd om verdere belastingvrijstellingen of -verlagingen in te voeren.
Krachtens Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/814 van de Raad van 17 mei 20192 is Italië al gemachtigd om in bepaalde bijzonder benadeelde geografische gebieden verlaagde belastingtarieven toe te passen op gasolie en lpg voor verwarmingsdoeleinden, teneinde de hoge stookkosten van de bewoners van die gebieden ten dele te compenseren.
Dit voorstel strekt ertoe die machtiging te verlengen conform het verzoek van Italië, gelet op het feit dat de huidige derogatie op 31 december 2024 vervalt.
De hoge stookkosten zijn te wijten aan zeer strenge klimatologische omstandigheden dan wel het gevolg van strenge klimatologische omstandigheden of een afgelegen ligging in combinatie met een moeilijke brandstofbevoorrading. De belastingverlaging geldt in de geografische gebieden die aan de volgende voorwaarden voldoen: Op grond van artikel 8, lid 10, van de Italiaanse wet nr. 448/1998 geldt het voordeel voor leveringen van de brandstoffen in kwestie (gasolie en lpg) die worden gebruikt in gemeenten: die zijn ingedeeld in klimaatzone F (zeer strenge klimatologische omstandigheden op het Italiaanse grondgebied), zoals bedoeld in presidentieel besluit nr. 412 van 26 augustus 1993; die niet over een gasdistributienet beschikken en zijn ingedeeld in klimaatzone E, zoals bedoeld in voornoemd presidentieel besluit nr. 412/1993. In dit geval vervalt het voordeel, zoals bepaald in artikel 8, lid 10, onder c), punt 4, van wet nr. 448/1998 zodra een gemeente wordt aangesloten op het gasdistributienet3; in de regio Sardinië en op de kleinere eilanden, zolang het aardgasnet niet beschikbaar is in de gemeenten in kwestie. Dit deel van de regeling omvat alle Italiaanse eilanden behalve Sicilië.
Bij brief van 24 april 2024 hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van hun voornemen de huidige maatregel te verlengen tot en met 31 december 2030. Bij brief van 12 september en 21 november 2024 hebben de Italiaanse autoriteiten aanvullende informatie verstrekt.
De initieel gevraagde geldigheidsduur liep van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2030, wat binnen de in artikel 19 van de energiebelastingrichtlijn vastgestelde maximumtermijn valt. Na overleg tussen de Italiaanse autoriteiten en de Commissie is, met name gezien de voorgestelde herziening4 van Richtlijn 2003/96/EG, een eerdere einddatum overeengekomen, namelijk 31 december 2028.
De gevraagde verlagingen zijn dezelfde als die welke in het vorige besluit zijn toegestaan, en bedragen 122,56 EUR per 1 000 liter voor gasolie die als verwarmingsbrandstof wordt gebruikt, en 151,01 EUR per 1 000 kg voor lpg dat als verwarmingsbrandstof wordt gebruikt5. Het belastingvoordeel kan niet worden gecombineerd met andere accijnsverlagingen.
Volgens de Italiaanse autoriteiten is de belastingdifferentiatie gebaseerd op objectieve criteria en moet zij zorgen voor geografische continuïteit met de rest van het Italiaanse grondgebied, dat wil zeggen voor meer gelijkheid tussen de bewoners van de betrokken gebieden en de rest van Italië, door hun onevenredig hoge stookkosten te drukken.
Voor alle gebruikers is de belastingverlaging even groot; het enige doel is de extra stookkosten van de bewoners van de betrokken gebieden als gevolg van het koude klimaat of de moeilijke brandstofbevoorrading ten dele op te vangen.
Specifiek voor de eilanden is ook dat de geografische kenmerken slechts een beperkt aanbod van brandstoffen toelaten, die door het extra transport bovendien duurder zijn dan op het Italiaanse vasteland. De belastingverlaging houdt geen overcompensatie in en doet de prijzen van lpg en gasolie ook niet dalen onder het prijsniveau op het vasteland. Wat de toepassing van de subsidie op de kleinere eilanden betreft, wijzen zij erop dat de kosten in de toeleveringsketen daar onvermijdelijk hoger zijn dan op het Italiaanse vasteland. De hogere kosten zijn het gevolg van een gebrek aan primaire logistieke infrastructuur, hetgeen aanleiding geeft tot hogere distributiekosten. Zij zijn ook te wijten aan een vaak omslachtige bereikbaarheid over de weg, hogere kosten voor motorbrandstoffen dan op het vasteland, de transportkosten naar de kleinere eilanden en de beperkte omvang van afzonderlijke leveringen.
De Italiaanse autoriteiten stelden dat de belastingverlaging tussen 2019 en 2023 gemiddeld 9 % bedroeg van de prijs van gasolie die voor verwarmingsdoeleinden wordt gebruikt, en 13 % van de prijs van lpg dat voor dergelijke doeleinden wordt gebruikt.
Wat de extra transportkosten betreft in de benadeelde gebieden die onder de maatregel vallen (bergachtige gebieden, Sardinië en kleine eilanden), gaan de ramen ervan uit dat deze ongeveer 120 % hoger liggen in vergelijking met andere delen van Italië. Er moeten namelijk langere (en complexere) routes worden gebruikt om meer afgelegen gebieden te bereiken en bovendien kleinere vervoermiddelen worden ingezet. Het bovenstaande cijfer is een gemiddelde waarbij ook rekening wordt gehouden met de mogelijke extra kosten van de bevoorrading van Sardinië en de kleine eilanden per schip.
In de gebieden die voor de verlaging in aanmerking komen, liggen de uitgaven voor lpg dat voor verwarmingsdoeleinden wordt gebruikt, volgens ramingen ongeveer 90 % hoger in klimaatzone E en 170 % hoger in klimaatzone F.
Rekening houdend met al deze factoren liggen de kosten van gasolie en lpg die voor verwarmingsdoeleinden worden gebruikt, in de klimaatzones E en F en op Sardinië en de kleine eilanden momenteel gemiddeld 10 % lager dan wanneer de belastingen niet zouden zijn verlaagd.
Wat het aantal begunstigden van de maatregel betreft, wordt het aantal potentiële begunstigden momenteel geraamd op 3 961 546 huishoudens.
De jaarlijkse begrotingsuitgaven van de maatregel bedragen ongeveer 142,8 miljoen EUR.
• Bepalingen van de energiebelastingrichtlijn
“Naast de bepalingen van de voorgaande artikelen, met name de artikelen 5, 15 en 17, kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluiten dat een lidstaat uit specifieke beleidsoverwegingen wordt gemachtigd verdere vrijstellingen of verlagingen in te voeren.”
Er kan worden overwogen om op basis van artikel 19 van de richtlijn in bepaalde benadeelde geografische gebieden te voorzien in een fiscaal gunstige behandeling van gasolie en lpg voor verwarmingsdoeleinden; dat artikel strekt er namelijk toe de lidstaten de mogelijkheid te geven uit specifieke beleidsoverwegingen verdere vrijstellingen of verlagingen in te voeren.
Italië heeft verzocht om toepassing van de maatregel voor de in artikel 19, lid 2, van de richtlijn vastgestelde maximumtermijn, namelijk zes jaar (van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2030). In beginsel moet de geldigheidsduur van de derogatie lang genoeg zijn om de betrokken geografische gebieden voldoende zekerheid te bieden.
Na overleg tussen de Italiaanse autoriteiten en de Commissie is, met name gezien de voorgestelde herziening van Richtlijn 2003/96/EG, een eerdere einddatum overeengekomen, namelijk 31 december 2028. Gelet op het feit dat de huidige regeling geen negatieve gevolgen lijkt te hebben gehad voor de handel binnen de EU noch voor het algemene niveau van de belasting op brandstoffen in Italië, wil de Commissie voorstellen om de gevraagde machtiging te verlenen voor een periode van vier jaar, dat wil zeggen van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2028, teneinde de betrokken geografische gebieden rechtszekerheid te bieden. Om toekomstige algemene ontwikkelingen van het bestaande juridische kader niet te ondergraven, moet bovendien worden bepaald dat, mocht de Raad op grond van artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of een andere toepasselijke bepaling van dat Verdrag, een gewijzigde algemene regeling voor de belasting van energieproducten invoeren waaraan deze machtiging niet zou zijn aangepast, dit besluit vervalt op de dag waarop die gewijzigde regelgeving van toepassing wordt.
Onder deze omstandigheden lijkt het passend de machtiging voor de bovengenoemde periode te verlenen.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Ieder derogatieverzoek uit hoofde van artikel 19 van de energiebelastingrichtlijn moet door de Commissie worden onderzocht met inachtneming van de goede werking van de interne markt, de noodzaak eerlijke mededinging te verzekeren, en het gezondheids-, milieu-, energie- en vervoersbeleid van de EU.
De belastingdifferentiatie ondervangt ten dele de extra stookkosten van burgers in bepaalde geografische gebieden in Italië die bijzonder benadeeld zijn ten opzichte van de rest van het Italiaanse grondgebied en waarvoor bijgevolg de normale belastingtarieven die van toepassing zijn op lpg en gasolie voor verwarmingsdoeleinden, zouden resulteren in een te hoge belastingdruk. Het geografische nadeel vertaalt zich in extra stookkosten die te wijten zijn aan de strenge klimatologische omstandigheden of de afgelegen ligging van die gebieden, in combinatie met het ontbreken van alternatieve verwarmingsbronnen, met name het ontbreken van toegang tot het aardgasnet. De verlaagde belastingtarieven voor zowel gasolie als lpg blijven boven de in de energiebelastingrichtlijn vastgestelde EU-minimumbelastingniveaus en compenseren slechts ten dele de extra stookkosten in de geografische gebieden in kwestie.
De verlaging kan dus worden geacht verenigbaar te zijn met het streven naar fiscale stimulering van energie-efficiëntie.
De maatregel blijkt niet onverenigbaar te zijn met het relevante milieu- en energiebeleid van de EU.
Voorts is de maatregel aanvaardbaar in het licht van de goede werking van de interne markt en de noodzaak om eerlijke mededinging te verzekeren. Hij heeft uitsluitend tot doel de extra stookkosten die verband houden met de objectieve omstandigheden in de betrokken gebieden, ten dele te compenseren. De belastingverlaging wordt niet gecombineerd met andere vormen van belastingverlaging en geldt niet voor ander gebruik van de verwarmingsbrandstoffen dan voor de verwarming van ruimten.
• Regels inzake staatssteun
De maatregel kan staatssteun vormen overeenkomstig artikel 107, lid 1, VWEU. Aangezien de verlaagde tarieven boven de EU-minimumtarieven liggen, lijkt de maatregel onder artikel 44 van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie te vallen, waarin is bepaald onder welke voorwaarden steun in de vorm van belastingverlagingen krachtens Richtlijn 2003/96/EG kan worden vrijgesteld van de verplichte melding van staatssteun. In dit stadium kan echter niet worden vastgesteld of aan alle voorwaarden van deze verordening is voldaan en het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad doet geen afbreuk aan de verplichting van de lidstaat om de staatssteunregels en met name - in het geval van vrijgestelde steun - Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie na te leven. Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad doet evenmin afbreuk aan de verplichting van de lidstaat om de steun overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU bij de Commissie aan te melden alvorens deze uit te voeren, indien de nieuwe steun niet onder een groepsvrijstelling valt.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
Artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad.
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Het onder artikel 113 VWEU vallende gebied van de indirecte belastingen ressorteert als zodanig niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie in de zin van artikel 3 VWEU.
Op grond van artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG heeft de Raad evenwel, via afgeleid recht, een exclusieve bevoegdheid gekregen om een lidstaat te machtigen verdere vrijstellingen of verlagingen in de zin van dat artikel in te voeren. De lidstaten kunnen derhalve niet in de plaats van de Raad treden. Bijgevolg is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing op het onderhavige uitvoeringsbesluit. Aangezien deze handeling niet een ontwerp van wetgevingshandeling is, dient zij hoe dan ook niet te worden toegezonden aan de nationale parlementen overeenkomstig protocol nr. 2 bij de Verdragen ter beoordeling van de naleving van het subsidiariteitsbeginsel.
• Evenredigheid
Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. De belastingverlaging gaat niet verder dan wat nodig is om de gestelde doelen te bereiken. De belastingverlagingen zijn van toepassing op bepaalde geografische gebieden. De toegestane belastingtarieven liggen boven de in de richtlijn voorgeschreven minimumbelastingniveaus.
• Keuze van het instrument
Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad. Artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG voorziet uitsluitend in dit soort maatregel.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
De maatregel vereist geen evaluatie van bestaande wetgeving.
• Raadpleging van belanghebbenden
Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Italië en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat. Daarom zijn er geen belanghebbenden geraadpleegd.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Er hoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.
• Effectbeoordeling
Er is geen effectbeoordeling uitgevoerd.
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
De maatregel voorziet niet in een vereenvoudiging. Hij vloeit voort uit het verzoek van Italië en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.
• Grondrechten
De maatregel heeft geen gevolgen voor de grondrechten.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De maatregel leidt niet tot financiële of administratieve lasten voor de Unie. Het voorstel heeft derhalve geen gevolgen voor de begroting van de Unie.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Er is geen uitvoeringsplan nodig. Dit voorstel betreft een machtiging voor een belastingverlaging, gericht tot een afzonderlijke lidstaat, op diens eigen verzoek. Zij wordt verleend voor een beperkte periode, namelijk tot en met 31 december 2028. De belastingtarieven die zullen worden toegepast, moeten in overeenstemming zijn met de in de energiebelastingrichtlijn vastgestelde minimumbelastingniveaus. De maatregel kan worden geëvalueerd indien er na de geldigheidsduur een verzoek om verlenging wordt ingediend.
• Toelichtende stukken (bij richtlijnen)
Het voorstel vereist geen toelichtende stukken over de omzetting.
• Artikelsgewijze toelichting
In artikel 1 is bepaald dat Italië wordt gemachtigd om in bepaalde benadeelde geografische gebieden verlaagde belastingtarieven toe te passen op gasolie en lpg voor verwarmingsdoeleinden. Deze tarieven moeten in overeenstemming zijn met de in de richtlijn vastgestelde minimumbelastingniveaus.
In artikel 2 is bepaald dat sommige van de geografische gebieden in kwestie slechts in aanmerking komen indien het aardgasnet in de betrokken gemeenten niet beschikbaar is.
In artikel 3 is bepaald dat de gevraagde machtiging wordt verleend van 1 januari 2025, hetgeen naadloos aansluit op het huidige Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/814 van de Raad, tot en met 31 december 2028, binnen de door de richtlijn toegestane maximumtermijn.