Toelichting bij COM(2025)171 - Evaluatie van het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding, het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur, het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen, het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad, het Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken, en het Uitvoerend Agentschap onderzoek

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

3.

Brussel, 16.4.2025


COM(2025) 171 final


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER

Evaluatie van het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding, het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur, het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen, het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad, het Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken, en het Uitvoerend Agentschap onderzoek

{SWD(2025) 87 final} - {SWD(2025) 88 final} - {SWD(2025) 89 final} - {SWD(2025) 90 final} - {SWD(2025) 91 final} - {SWD(2025) 92 final}


4.

Verklarende woordenlijst


Begrip of acroniemBetekenis of definitie
AgentschappenUitvoerende agentschappen
CBAKosten-batenanalyse
ChafeaUitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding
CineaUitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu
CommissieEuropese Commissie
EaceaUitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur
EasmeUitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen
EismeaUitvoerend Agentschap Europese Innovatieraad en het mkb
ErceaUitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad
EUEuropese Unie
HadeaUitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid
INEAUitvoerend Agentschap innovatie en netwerken
ITInformatietechnologie
REAUitvoerend Agentschap onderzoek
VWEUVerdrag betreffende de werking van de Europese Unie


Inhoudsopgave

1.

Inleiding




Voor het behalen van haar doelen ondersteunt de Europese Unie met behulp van verschillende financieringsprogramma’s een breed scala aan beleidsterreinen. Via deze programma’s worden subsidies en andere vormen van financiering verleend aan lidstaten, ondernemingen, onderzoekers, niet-gouvernementele organisaties en anderen.

Overeenkomstig artikel 317 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is de Commissie verantwoordelijk voor de uitvoering van de EU-begroting. Overeenkomstig artikel 62 van het Financieel Reglement 1 voert de Commissie de begroting op verschillende wijzen uit: op directe wijze, in gedeeld beheer met de lidstaten, of op indirecte wijze, door taken tot uitvoering van de begroting toe te vertrouwen aan derden (zoals derde landen, lidstaatorganisaties, internationale organisaties, publiek-private partnerschapsorganen).

Naar aanleiding van de vaststelling van Verordening (EG) nr. 58/2003 2 heeft de Commissie besloten dat het doeltreffender en doelmatiger zou zijn om het beheer van bepaalde uitvoeringstaken voor een aantal direct beheerde programma’s te delegeren aan haar uitvoerende agentschappen. Gaandeweg heeft de Commissie een groter aantal EU-financieringsprogramma’s gedelegeerd aan deze agentschappen. Hierdoor kon zij zich richten op haar institutionele kerntaken.

Uitvoerende agentschappen zijn organen van de Unie die de EU-financieringsprogramma’s uitvoeren, een aantal of alle stadia van projecten beheren, hiertoe de noodzakelijke controles verrichten en de bijbehorende begrotingen uitvoeren. Uitvoerende agentschappen zijn autonome organen die onder toezicht staan van de Commissie.

Het externaliseren van beheerstaken aan de uitvoerende agentschappen moet evenwel geschieden met inachtneming van de beperkingen die het institutioneel kader van het VWEU stelt. Dit brengt mee dat taken die bij het VWEU aan de instellingen zijn opgedragen en die een beoordelingsmarge voor het maken van politieke keuzes behelzen, niet voor externalisering in aanmerking komen. Een besluit tot externalisering moet bovendien worden gebaseerd op een kosten-batenanalyse.

De werking van elk uitvoerend agentschap wordt driejaarlijks beoordeeld om na te gaan of het goed functioneert en of de verwachte resultaten uit de voorafgaande kosten-batenanalyse zijn behaald 3 . Dit verslag heeft betrekking op de evaluaties van de zes uitvoerende agentschappen waaraan de Commissie de uitvoering van de programma’s uit hoofde van het meerjarig financieel kader voor 2014-2020 heeft toevertrouwd:

·Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding (Chafea) 4

·Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (Eacea) 5

·Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen (Easme) 6

·Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad (Ercea) 7

·Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken (INEA) 8

·Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA) 9

De precieze evaluatieperiode verschilt per agentschap, aangezien zij op verschillende tijdstippen zijn opgericht. Voor het Chafea, het INEA en het Easme hebben de afzonderlijke evaluaties betrekking op de periode van 2017 tot en met 2021, terwijl zij voor het Eacea, het Ercea en het REA betrekking hebben op de periode van 2018 tot en met 2021.

Bij de evaluaties werd beoordeeld of elk agentschap zijn taken op doeltreffende en doelmatige wijze had uitgevoerd, en of er overlappingen, lacunes of inconsistenties waren in het beheer van zijn portefeuille. Ook werd nagegaan of er een duidelijke afbakening van de taken was tussen het agentschap en zijn bevoegde DG of andere uitvoerende agentschappen.

De evaluaties omvatten een retrospectieve kosten-batenanalyse die de daadwerkelijke prestaties gedurende de evaluatieperiode van drie jaar vergelijkt met de verwachte prestaties uit de voorafgaande kosten-batenanalyse 10 . Alle evaluaties zijn ondersteund door externe onderzoeken 11 op basis van dezelfde methode en de beginselen van betere regelgeving van de Commissie 12 .

De COVID-19-pandemie heeft het functioneren van alle uitvoerende agentschappen tegen het einde van hun mandaat ondermijnd. Bij de aanpak van de pandemie leefden zij weliswaar de richtsnoeren van de Commissie na, maar hun activiteiten moesten worden aangepast wat betreft dagelijkse werkafspraken (bv. digitalisering van werkprocessen, thuiswerken en samenwerking op afstand) en projectbeheer (bv. uitstel of opschorting van projecten waardoor onderzoeken en betalingen moesten worden aangepast of uitgesteld). Dit was tevens een cruciaal moment bij het opstellen van het volgende meerjarig financieel kader.

Voor veel van de verbeterpunten die naar voren kwamen uit de onderzoeken ter ondersteuning van de evaluatie, is sinds de pandemie reeds actie ondernomen, en voorgesteld is gedelegeerde programma’s anders over de agentschappen te verdelen teneinde meer consistentie te waarborgen, synergieën tot stand te brengen en bij te dragen tot efficiëntieverbeteringen.

Met ingang van 1 april 2021 zijn uit hoofde van het meerjarig financieel kader voor 2021-2027 nieuwe agentschappen tot stand gebracht als opvolgers van de agentschappen INEA, Eacea, Easme, REA en Ercea. Op hetzelfde tijdstip werd het Chafea ontbonden en werd een nieuw agentschap — het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid (Hadea) — tot stand gebracht.

Door de evaluatie van de zes uitvoerende agentschappen kon een vergelijkende analyse op basis van een aantal kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren worden uitgevoerd, zoals hieronder nader toegelicht.


5.

2.ALGEMENE PRESTATIES


Alle agentschappen hebben hun gedelegeerde programma’s over het algemeen op doelmatige wijze uitgevoerd en voor de meeste kernprestatie-indicatoren goede resultaten behaald, terwijl zij steeds grotere operationele begrotingen uitvoerden. Door agentschappen nagestreefde efficiëntieverbeteringen zijn gerealiseerd via een breed scala aan maatregelen, uiteenlopend van interne maatregelen (reorganisaties, vereenvoudiging van processen en procedures) tot beheersdaden en transversale maatregelen, zoals de consolidering van diensten voor de validering van deelnemers aan alle programma’s binnen het REA en de invoering van vereenvoudigde regels en procedures voor Horizon 2020 13 . Ook de voortdurende verbetering van zowel lokale als organisatiebrede IT-tools heeft de doelmatigheid van de agentschappen verbeterd.

De toename van de operationele begrotingen van de agentschappen tijdens de analyseperiode is hieronder weergegeven. De grootste groei tussen 2017 en 2021 vond plaats bij het INEA (62 %) en bij het Chafea (42 %), terwijl de kleinste groei plaatsvond bij het Easme (17 %).

6.

Operationele begroting (miljoen EUR) wat betalingen betreft voor alle agentschappen, 2017-2020



Bron: Onderzoek ter ondersteuning van de driejaarlijkse evaluaties van de uitvoerende agentschappen

De indicatoren voor uitvoerende agentschappen hebben te maken met financieel beheer, voornamelijk de tijdige evaluatie van de voorstellen en de afronding van subsidieovereenkomsten (kennisgevingstermijn, termijn voor subsidietoekenning en tijdige uitvoering van betalingen). Agentschappen hebben aan de meeste indicatoren op het gebied van subsidiebeheer en financieel beheer voldaan, zij het dat een aantal afwijkingen zijn vastgesteld, zoals nader omschreven in de bij dit verslag gevoegde werkdocumenten.

De COVID-19-pandemie bracht extra uitdagingen met zich mee als het gaat om projectbeheer, en de agentschappen gaven blijk van flexibiliteit bij hun respons, door voortdurend te monitoren, hun procedures aan te passen en nieuwe financieringsmaatregelen 14 te nemen om in te spelen op de behoeften die als gevolg van de pandemie ontstonden.

In deze omstandigheden hebben sommige agentschappen hun prestaties op een aantal specifieke punten zelfs nog weten te verbeteren. Zo hebben het REA en het INEA verhoudingsgewijs meer betalingen verricht voor het verstrijken van de contractuele termijn, en het Ercea heeft zijn procedure voor het wijzigen van subsidies vereenvoudigd.

Door de uitbraak van de pandemie deden zich daarnaast enkele vertragingen voor bij het uitvoeren van gedelegeerde handelingen. In het geval van het REA is het aandeel van binnen de termijn voor subsidietoekenning verleende subsidies in 2020 met twee procentpunten gedaald tot 98 %, doordat aanvragers aangaven dat hun consortiums meer tijd nodig hadden om aan de administratieve verplichtingen te voldoen alvorens de subsidieovereenkomst te ondertekenen. Voor het Easme hebben deze vertragingen onder meer geleid tot het uitstel van projecten of de aanpassing van deliverables wanneer de beperkingen als gevolg van de pandemie oplevering in de weg stonden. Andere activiteiten werden toegevoegd en waren van invloed op de werklast, zoals de pan-Europese Hackathon van de EIC om de COVID-19-uitdagingen het hoofd te bieden, of op de aanbodketen van door het Enterprise Europe Network beschikbaar gestelde adviesdiensten. In het geval van het Eacea houden de vertragingen als gevolg van de pandemie verband met de aard van de programma’s (jongeren die in het buitenland studeren of culturele/audiovisuele projecten).

Wat de begroting per operationele medewerker betreft, heeft het INEA de grootste waarde bereikt vergeleken met andere agentschappen. Dit kwam omdat het gemiddeld omvangrijkere subsidies toekende in het kader van het programma Connecting Europe Facility (CEF) 15 . De agentschappen die onderzoeksprogramma’s uitvoeren, hebben betere resultaten behaald dan het Eacea en het Chafea. In het geval van het Eacea had dit te maken met de complexiteit en diversiteit van de programmaportefeuille, de verscheidenheid aan aanvragers en begunstigden, het grote aantal aanvragen en subsidies, en de gemiddeld geringe omvang ervan. In het geval van het Chafea kwam dit door de geringe omvang van het agentschap, de verscheidenheid van zijn programmaportefeuille, en het ontbreken van complementaire activiteiten en synergieën.

7.

Begrotingsvastleggingen (miljoen EUR) per operationele medewerker (voltijds equivalent) voor alle agentschappen, 2018-2020



Bron: Onderzoek ter ondersteuning van de driejaarlijkse evaluaties van de uitvoerende agentschappen

De kwaliteit van de door agentschappen geleverde diensten werd over het algemeen positief beoordeeld door begunstigden (tussen 86 % en 94 %) 16 en deskundigen (tussen 92 % en 99 %) en in mindere mate door onsuccesvolle aanvragers (tussen 55 % en 79 %), zoals hieronder nader omschreven:

8.

Tevredenheidspercentage van onsuccesvolle aanvragers en begunstigden voor alle agentschappen



■■■■■■ Tevredenheid van onsuccesvolle aanvragers

■■■■■■·· Tevredenheid van begunstigden

■■■■■■ Tevredenheid van onsuccesvolle aanvragers en begunstigden

■■ ■■ ■■ De gemiddelde waarde van gecombineerde tevredenheid van onsuccesvolle aanvragers en begunstigden voor alle uitvoerende agentschappen


Bron: Onderzoek ter ondersteuning van de driejaarlijkse evaluaties van de uitvoerende agentschappen


Met betrekking tot de rechtmatigheid en regelmatigheid van transacties stelt de Commissie de kaderprogramma’s voor onderzoek en interne controlestrategieën vast en is zij belast met de selectie van te controleren deelnames en bepaalt zij de intensiteit van de controles achteraf. De restfoutenpercentages lagen voor de meeste onderdelen van de gedelegeerde programma’sonder de drempel. Sommige agentschappen hadden voor bepaalde programmaonderdelen echter foutenpercentages die boven de drempel uitkwamen, zoals het REA voor ruimte, veiligheid en op kmo’s gerichte acties uit hoofde van het zevende kaderprogramma 17 , wat grotendeels kan worden toegeschreven aan de complexiteit van dit programma.

In het geval van het Easme werd de drempel voor de restfoutenpercentages in 2018 en 2020 stelselmatig overschreden voor CIP-IEE II en CIP-Eco-Innovation 18 , en hetzelfde gold voor COSME 19 . Er werden echter corrigerende maatregelen genomen, waaronder het beter voorlichten van begunstigden en het verbeteren van de mechanismen voor controles vooraf.

Voor het INEA overschreden de restfoutenpercentages in 2019 en 2020 de vooraf vastgestelde doelstellingen voor CEF Telecom, doordat veel ngo’s en kmo’s deelnamen, de gedeclareerde kosten voor een groot deel terug te voeren waren op personeelskosten en er weinig gebruik werd gemaakt van certificaten betreffende de financiële staten.

Het Chafea kende in 2019 een hoog restfoutenpercentage voor het volksgezondheidsprogramma 20 als gevolg van één controle achteraf die leidde tot een grote terugvordering (circa 75 000 EUR en ruim 50 % van de EU-bijdrage) die werd opgenomen in de steekproef. Het Ercea en het Eacea hadden tijdens de evaluatieperiode geen restfoutenpercentages die boven de drempel uitkwamen.

Alle agentschappen hebben interne controleprocessen opgezet en voortdurend geactualiseerd om te waarborgen dat eventuele risico’s in verband met de rechtmatigheid en regelmatigheid van de onderliggende transacties naar behoren werden beheerd. Het INEA heeft een overkoepelende controlestrategie met een groot aantal controle- en meldingsmechanismen ingevoerd. Hierdoor kon de tegen de doelstellingen afgezette voortgang nauwlettend worden gemonitord en konden mogelijke risico’s voor zijn verrichtingen tijdig en doeltreffend worden voorkomen en verzacht. Het REA en het Ercea hebben daarnaast hun bedrijfsvoering verbeterd en corrigerende maatregelen genomen om gevolg te geven aan de opmerkingen en aanbevelingen in de jaarverslagen van de Europese Rekenkamer en andere auditverslagen.

Het Eacea voerde een grondige herziening van zijn interne controlesysteem uit en bracht gedurende de evaluatieperiode duurzame verbeteringen aan om gevolg te geven aan de auditaanbevelingen. In dit verband heeft het Eacea ook het “EACEA Transformation Project” uitgevoerd en interne synergieën tot stand gebracht door bepaalde bedrijfsprocessen en -procedures te centraliseren voor programma’s in horizontale ondersteunende eenheden. Dit maakte het mogelijk een omvangrijke exercitie op het gebied van interne mobiliteit uit te voeren om loopbaanontwikkeling te bevorderen en optimaal gebruik te maken van de kennis en kunde van medewerkers. Aan het einde van de evaluatieperiode beschikte het Eacea aantoonbaar over een doeltreffend en betrouwbaar intern controlesysteem dat afgestemd is op de beginselen van goed financieel beheer.

Het Easme heeft alle tijdens de evaluatieperiode geconstateerde problemen naar behoren verholpen; zo heeft het zijn beleid inzake gevoelige functies 21 geactualiseerd en hiervan in latere jaarlijkse activiteitenverslagen 22 verslag gedaan.

Het Chafea heeft de beschikbare controleresultaten en indicatoren stelselmatig geanalyseerd, en gevolg gegeven aan de opmerkingen en auditaanbevelingen. Het heeft zijn financieel beheer tijdens de evaluatieperiode voortdurend verbeterd, door een geconsolideerde meerjarige controlestrategie voor transacties op te stellen, financiële circuits tegen het licht te houden, controles en werkstromen te stroomlijnen, en zijn eigen fraudebestrijdingsstrategie te ontwikkelen en uit te voeren.

Gedurende de evaluatieperiode nam het totale aantal bezette functies binnen elk agentschap toe (behalve voor het Eacea). De grootste toename van het aantal personeelsleden vond plaats binnen het Chafea (van 61 in 2017 naar 77 in 2020, ofwel 26 %) en het INEA (van 249 in 2017 naar 312 in 2020, ofwel 25 %). De overgrote meerderheid van het personeel van de agentschappen hield zich bezig met de uitvoering van de programma’s en slechts een beperkt aantal medewerkers hadden ondersteunende taken.

9.

Aantal (feitelijk bezette) functies voor alle agentschappen in 2017-2020



10.

2017 2018 2019 2020 ---Gemiddelde personeelsaantallen voor alle uitvoerende agentschappen, 2020


Bron: Onderzoek ter ondersteuning van de driejaarlijkse evaluaties van de uitvoerende agentschappen

De administratieve begroting nam tijdens de evaluatieperiode toe voor alle agentschappen, in overeenstemming met de groei van de operationele begroting. De grootste toename vond plaats binnen het Chafea (34 %) 23 en het INEA (27 %), terwijl de kleinste toename binnen het Easme (5 %) en het Eacea (8 %) plaatsvond.

11.

Administratieve begroting (miljoen EUR) wat betalingen betreft voor alle agentschappen, 2017-2020



Bron: Onderzoek ter ondersteuning van de driejaarlijkse evaluaties van de uitvoerende agentschappen

2.

Kosten


EFFECTIVITEIT

De kosten-batenanalyse achteraf analyseert in hoeverre elk agentschap zijn resultaten behaalt tegen lagere kosten dan het geval zou zijn bij intern beheer door de Commissie.

Uit de analyse bleek dat de daadwerkelijke kosten van het uitvoerende agentschap aanzienlijk lager waren dan de geraamde kosten van het scenario met intern beheer. Net als bij de vorige evaluatie 24 bleek dat de daadwerkelijke besparingen voor de meeste agentschappen (met uitzondering van het Chafea) de oorspronkelijk geraamde besparingen ruimschoots overtroffen. De gemiddelde daadwerkelijke besparingen voor alle agentschappen bedroegen 74,5 miljoen EUR.

De besparingen van het Chafea vielen lager uit dan oorspronkelijk geraamd (4,1 miljoen EUR, in vergelijking met 7,37 miljoen EUR in het specifieke financieel memorandum en 9,88 miljoen EUR volgens de kosten-batenanalyse). Dit is te verklaren door de hoger dan verwachte personeelskosten van het Chafea 25 , die niet volledig werden gecompenseerd door lager dan verwachte overheadkosten (infrastructuur en huishoudelijke uitgaven en uitgaven voor programmaondersteuning).

Geschatte en daadwerkelijke besparingen tijdens de evaluatieperiode 2017/2018-2021 (miljoen EUR) 26


12.

Raming in het kader van de kosten-batenanalyse Raming in het kader van het specifieke financieel memorandum

Daadwerkelijk ---Daadwerkelijke gemiddelde kosten voor alle uitvoerende agentschappen

Bron: Onderzoek ter ondersteuning van de driejaarlijkse evaluaties van de uitvoerende agentschappen

Het onderzoek ter ondersteuning van de evaluatie wees echter ook op de hogere daadwerkelijke kosten in verband met personeelsuitgaven (Titel 1) vergeleken met de eerste ramingen, iets wat de agentschappen met elkaar gemeen hebben. Dit terwijl de daadwerkelijke personeelsaantallen en de samenstelling van uit de EU-bijdrage gefinancierd personeel nochtans naar behoren waren geraamd in het specifieke financieel memorandum.

Deze stijging hangt deels samen met het feit dat in de oorspronkelijke kostenramingen onvoldoende werd geanticipeerd op de loonindexering, promotie en toenemende personeelsbehoeften. Verder waren de daadwerkelijke personeelskosten van de agentschappen hoger dan de geraamde gemiddelde personeelskosten, deels omdat zij personeel met een hogere rang (met meer IT-vaardigheden) in dienst hadden, zodat de agentschappen hun personele middelen konden concentreren op meer inhoudelijke taken (een feit dat bij de evaluatie van het REA naar voren was gekomen), of vanwege de behoefte aan gespecialiseerd personeel om meerdere programma’s tegelijkertijd te beheren (binnen het Chafea) of eenvoudigweg om werken voor het agentschap aantrekkelijk te houden, vanwege de hogere kosten van levensonderhoud in Luxemburg (voor het Chafea).

De hogere personeelsuitgaven onder Titel 1 werden gecompenseerd door lagere daadwerkelijke uitgaven onder Titel 2 — Infrastructuur en huishoudelijke uitgaven en Titel 3 — Uitgaven voor programmaondersteuning.

Een andere indicator om de kosteneffectiviteit van agentschappen te meten, zijn de kosten voor het programmabeheer, die de verhouding weergeven tussen de administratieve en operationele begroting qua betaalbaar gestelde vastleggingen. Uit de evaluatie bleek dat de meeste agentschappen na verloop van tijd kostenefficiënter werden — met uitzondering van het Easme, waarvoor de verhouding toenam van 3,11 % in 2017 tot 3,46 % in 2020, maar dicht bij de gemiddelde verhouding van 3,39 % en onder het streefcijfer van 5,5 % bleef.

De grootste besparing op de kosten voor het beheer van de programma’s werd gerealiseerd door het Eacea en het Chafea, waar de verhouding verbeterde, respectievelijk met 1,76 procentpunten (van 6,97 % in 2017 tot 5,21 % in 2020) en met 1,26 procentpunten (van 7,24 % tot 5,98 % tijdens dezelfde periode). Deze agentschappen hadden echter hogere programmabeheerkosten vergeleken met de gemiddelde verhouding van 3,39 % voor alle agentschappen in 2020.

13.

Programmabeheerkosten (verhouding tussen de administratieve en operationele begroting qua vastleggingen) voor alle agentschappen, 2017-2020



Bron: Onderzoek ter ondersteuning van de driejaarlijkse evaluaties van de uitvoerende agentschappen


14.

4.SAMENHANG


Zoals hierboven vermeld, werden agentschappen beschouwd als kosteneffectieve structuren voor het beheer van de uitvoering van de programma’s, vergeleken met een scenario waarin sprake is van intern beheer. De portefeuille van sommige agentschappen bestond echter uit diverse programma’s (Eacea, Easme, INEA, Chafea) of dezelfde programma’s, maar die een breed spectrum van onderwerpen bestreken (REA, Ercea).

Dit heeft tot een complexe werkomgeving geleid (hoge werklast en administratieve rompslomp, afwijkende regels en procedures, afstemming met een groot aantal bevoegde DG’s) en de mogelijkheden beperkt om het beheer van de programma’s te verbeteren en synergieën en complementariteit te benutten. Als gevolg hiervan moest ook de breedte van hun portefeuille worden beperkt, zoals is gebeurd in het huidige meerjarig financieel kader.

Voor alle agentschappen en alle gedelegeerde programma’s was volgens de evaluatie over het algemeen sprake van een duidelijke en passende afbakening van rollen tussen hen en hun bevoegde DG’s en er werden geen overlappingen geconstateerd, in overeenstemming met het rechtskader en het memorandum van overeenstemming.

In het geval van het Chafea werd in een verslag van de dienst Interne Audit 27 de afbakening van taken in verband met missies op hoog niveau aangemerkt als verbeterpunt. Dit werd aangepakt door de interne richtsnoer die in 2018 werd ontwikkeld door het Chafea en het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling. Andere maatregelen vielen samen met de overdracht van de portefeuille voor het programma voor de afzetbevordering van landbouwproducten 28 van het Chafea naar het REA, via herziene richtlijnen en het opstellen van een apart memorandum van overeenstemming met specifieke eisen ten aanzien van i) voorlichting en ii) afzetbevorderende maatregelen voor landbouwproducten.

Wat transversale thema’s van gemeenschappelijk belang betreft, bracht de evaluatie de noodzaak aan het licht om een gestructureerd kader voor de stelselmatige terugkoppeling over beleid te ontwikkelen, gekoppeld aan een mechanisme voor het indienen van individuele beleidsverzoeken. Dit aspect werd aan de orde gesteld in het huidige meerjarig financieel kader.


15.

5.CONCLUSIE EN LESSEN VOOR DE TOEKOMST


De agentschappen hebben aangetoond kosteneffectieve structuren voor de uitvoering van EU-financieringsprogramma’s te zijn, hetgeen aanzienlijke besparingen oplevert vergeleken met het scenario van intern beheer. Zij hebben hun belangrijkste doelstellingen verwezenlijkt en grotendeels aan hun kernprestatie-indicatoren voldaan. Hun voornaamste belanghebbenden stelden hun diensten op prijs, zoals bleek uit de hoge graad van tevredenheid over de dienstverlening.

Voor elk agentschap werden meerdere lessen voor de toekomst en verbeterpunten in kaart gebracht, zoals nader beschreven in de werkdocumenten die bij dit verslag zijn gevoegd. De meeste lessen voor de toekomst zijn aan de orde gekomen bij de delegatie van de uitvoering van de programma’s uit hoofde van het meerjarig financieel kader voor 2021-2027 en zullen worden meegenomen in de volgende driejaarlijkse evaluatie van de opvolgende agentschappen voor de periode 2021-2024.


(1)

Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie.

(2)

Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1, data.europa.eu/eli/reg/2003/58/oj).

(3)

Artikel 25 van Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002.

(4)

Uitvoeringsbesluit 2013/770/EU van de Commissie van 17 december 2013 tot oprichting van een Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid en voeding, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2014/927/EU van de Commissie.

(5)

Uitvoeringsbesluit 2013/776/EU van de Commissie van 18 december 2013 tot oprichting van het “Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur”.

(6)

Uitvoeringsbesluit 2013/771/EU van de Commissie van 17 december 2013 tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen.

(7)

Uitvoeringsbesluit 2013/779/EU van de Commissie van 17 december 2013 tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad.

(8)

Uitvoeringsbesluit 2013/801/EU van de Commissie van 23 december 2013 tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken.

(9)

Uitvoeringsbesluit 2013/778/EU van de Commissie van 13 december 2013 tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap onderzoek.

(10)

Cost Benefit Analysis for the delegation of certain tasks regarding the implementation of EU Programmes 2014-2020 to the Executive Agencies (eindverslag voor de Commissie van 19 augustus 2013).

(11)

Onderzoeken: Chafea , Eacea , Easme , Ercea , INEA en REA .

(12)

Richtsnoeren van de Commissie voor betere regelgeving SWD(2021) 305 final en toolbox . De richtsnoeren zijn op evenredige wijze toegepast. Het was niet nodig om de evaluatiecriteria “meerwaarde van de EU” en “relevantie” te beoordelen, daar de agentschappen taken uitvoeren die de Commissie aan hen heeft overgedragen en deze criteria worden beoordeeld bij de evaluatie van de programma’s.


(13)

Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014 -2020).

(14)

In het geval van het Chafea.

(15)

Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen.

(16)

De procentuele marge vertegenwoordigt het kleinste en grootste percentage positieve antwoorden voor elke respectieve categorie respondenten.

(17)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013).

(18)

Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013).

(19)

Verordening (EU) nr. 1287/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (COSME) (2014-2020).

(20)

Besluit nr. 1350/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 tot vaststelling van een tweede communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid (2008-2013).

(21)

www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments">2018 Controle van EU-agentschappen in het kort (europa.eu) .

(22)

Jaarlijks activiteitenverslag 2019 .

(23)

Dit kan worden verklaard door de qua omvang vergelijkbare toename van i) de beheerde operationele begroting en ii) de personeelsaantallen van de agentschappen.

(24)

Verslag van de Commissie COM(2020) 184.

(25)

De hogere personeelskosten van het Chafea kunnen verband houden met: i) zijn locatie in Luxemburg, een regio met hogere kosten van levensonderhoud, waardoor het agentschap functies met een hogere rang moest aanbieden om geschikte kandidaten aan te trekken; ii) de noodzaak om meerdere programma’s tegelijkertijd te beheren, hetgeen meer gespecialiseerd personeel vereist; en iii) de geringe omvang van het agentschap, waardoor het aandeel van hoger betaalde personeelsleden (midden- en hoger kader) in het gemiddelde salaris toenam, in vergelijking met andere agentschappen.

(26)

In deze grafiek zijn de besparingen van alle agentschappen weergegeven om deze onderling te kunnen vergelijken. In het geval van het REA werd het mandaat in 2018 echter uitgebreid, en de oorspronkelijke kosten-batenanalyse van 2013 liet deze verandering in zijn taken en werklast buiten beschouwing.

(27)

Definitief auditverslag inzake het beheer- en controlesysteem van het Chafea voor de uitvoering van de maatregelen voor de afzetbevordering van landbouwproducten — 15.9.2017.

(28)

Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen.