Overwegingen bij COM(2005)613 - Toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
ê

6. Verordening no. 26 van de Raad van 4 april 1962 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten[6] is ingrijpend gewijzigd[7]. Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

ê 26/62 overweging 1 (aangepast)

7. Uit artikel 36 van het Verdrag vloeit voort, dat de toepassing van de bij het Verdrag voorgeschreven regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten een der bestanddelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vormt. De bepalingen Ö van deze verordening Õ moeten derhalve worden aangevuld met inachtneming van de ontwikkeling van dit beleid.

ê 26/62

8. De regels betreffende de mededinging die gelden voor de in artikel 81 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen, alsmede de regels geldende voor het misbruik maken van machtsposities dienen toegepast te worden op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten, voorzover hun toepassing geen belemmering vormt voor de werking van de nationale organisaties van de landbouwmarkten en de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid niet in gevaar brengt.

9. Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de positie van de verenigingen van landbouwondernemers, voorzover deze met name de gemeenschappelijke voortbrenging van of handel in landbouwproducten of het gebruik van gemeenschappelijke installaties ten doel hebben, tenzij dit gemeenschappelijk optreden de mededinging uitsluit of de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 33 van het Verdrag in gevaar brengt.

ê 26/62 overweging 5 (aangepast)

10. Zowel om de ontwikkeling van een gemeenschappelijk landbouwbeleid niet in gevaar te brengen als om de rechtszekerheid en de niet-discriminerende behandeling van de betrokken ondernemingen te waarborgen, moet uitsluitend de Commissie, onder voorbehoud van het toezicht van het Hof van Justitie, bevoegd zijn om vast te stellen of, met betrekking tot de in artikel 81 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen, aan de in de twee voorgaande Ö overwegingen Õ omschreven voorwaarden is voldaan.

ê 26/62 overweging 7

11. Met het oog op de toepassing in het kader van de ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, van de regels inzake steunmaatregelen ten gunste van de voortbrenging van of de handel in landbouwproducten, moet de Commissie in staat worden gesteld een inventaris op te maken van de bestaande, nieuwe of ontworpen steunmaatregelen, aan de lidstaten terzake dienstige opmerkingen te doen toekomen en hun passende maatregelen voor te stellen,

ê 26/62 (aangepast)