Overwegingen bij COM(2022)304 - Nature restoration

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2022)304 - Nature restoration.
document COM(2022)304
datum 24 juni 2024
 
(1) Op het niveau van de Unie moeten regels worden vastgesteld voor het herstel van ecosystemen om het herstel van de biodiversiteit en de veerkracht van de natuur op het gehele grondgebied van de Unie te waarborgen. Het herstel van ecosystemen draagt ook bij tot de doelstellingen van de Unie inzake mitigatie van en aanpassing aan de klimaatverandering.

(2) In de Europese Green Deal43 is een ambitieus stappenplan vastgesteld om de Unie om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, met als doel het natuurlijk kapitaal van de Unie te beschermen, te behouden en te verbeteren en de gezondheid en het welzijn van burgers te beschermen tegen milieugerelateerde risico’s en effecten. In het kader van de Europese Green Deal heeft de Commissie een EU-biodiversiteitsstrategie voor 203044 vastgesteld.

(3) De Unie en haar lidstaten hebben zich, als partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit, goedgekeurd bij Besluit 93/626/EEG van de Raad45, verbonden tot de strategische langetermijnvisie die de Conferentie van de Partijen in 2010 heeft goedgekeurd bij Besluit X/2, “Strategic Plan for Biodiversity 2011-2020”46, namelijk dat de biodiversiteit tegen 2050 moet worden gewaardeerd, behouden, hersteld en verstandig gebruikt, door ecosysteemdiensten te handhaven, een gezonde planeet in stand te houden en ze te laten profiteren van voordelen die essentieel zijn voor alle mensen.

(4) [aanduiding voor het op herstel gerichte streefdoel van het nieuwe mondiale biodiversiteitskader waarover tijdens de CBD COP 15 overeenstemming moet worden bereikt]

(5) In de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties47, met name de doelstellingen 14.2, 15.1, 15.2 en 15.3, wordt verwezen naar de noodzaak om de instandhouding, het herstel en het duurzame gebruik te waarborgen van zoetwaterecosystemen op het land en in de binnenwateren en hun diensten, met name bossen, wetlands, bergen en drylands.

(6) De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft in een resolutie van 1 maart 201948 voor de periode 2021-2030 het VN-decennium voor het herstel van ecosystemen uitgeroepen, met als doel de inspanningen om de aantasting van ecosystemen wereldwijd te voorkomen, een halt toe te roepen en om te keren, te ondersteunen en op te voeren en het bewustzijn omtrent het belang van het herstel van ecosystemen te vergroten.

(7) De EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 heeft tot doel ervoor te zorgen dat de biodiversiteit in Europa tegen 2030 op weg naar herstel is gebracht ten behoeve van de mensen, de planeet, het klimaat en onze economie. In de strategie wordt een ambitieus EU-plan voor het herstel van de natuur vastgesteld, met inbegrip van een toezegging om een voorstel in te dienen voor juridisch bindende EU-streefdoelen voor natuurherstel in het kader waarvan aangetaste ecosystemen moeten worden hersteld, met name die met het grootste potentieel om koolstof af te vangen en op te slaan, natuurrampen te voorkomen en de gevolgen ervan te beperken.

(8) In zijn resolutie van 9 juni 202149 was het Europees Parlement zeer ingenomen met de toezegging om een wetgevingsvoorstel met bindende streefdoelen voor natuurherstel op te stellen, en was het voorts van mening dat er naast een algemeen op herstel gericht streefdoel ook ecosysteem-, habitat- en soortspecifieke op herstel gerichte streefdoelen moeten worden opgenomen die betrekking hebben op bossen, grasland, wetlands, veengebieden, bestuivers, vrij stromende rivieren, kustgebieden en mariene ecosystemen.

(9) In zijn conclusies van 23 oktober 202050 erkende de Raad dat het voorkomen van een verdere achteruitgang van de huidige toestand van biodiversiteit en natuur essentieel zal zijn, maar niet voldoende om de natuur weer terug in ons leven te brengen. De Raad bevestigde dat er meer ambitie nodig is op het gebied van natuurherstel, zoals wordt voorgesteld in het nieuwe EU-plan voor het herstel van de natuur, dat maatregelen omvat om de biodiversiteit buiten de beschermde gebieden te beschermen en te herstellen. De Raad verklaarde tevens te hebben gewacht op een voorstel voor juridische streefdoelen voor natuurherstel, waarvoor een effectbeoordeling moet worden uitgevoerd.

(10) In de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 wordt toegezegd om ten minste 30 % van het land, met inbegrip van binnenwateren, en 30 % van de zee in de Unie wettelijk te beschermen, waarvan ten minste een derde strikt moet worden beschermd, met inbegrip van alle resterende oerbossen. In de criteria en richtsnoeren voor de aanwijzing van aanvullende beschermde gebieden door de lidstaten51 (de “criteria en richtsnoeren”), die door de Commissie in samenwerking met de lidstaten en belanghebbenden zijn ontwikkeld, wordt benadrukt dat indien de herstelde gebieden, zodra het herstel volledig effect sorteert, voldoen of naar verwachting zullen voldoen aan de criteria voor beschermde gebieden, die herstelde gebieden ook moeten bijdragen tot de verwezenlijking van de streefdoelen van de Unie inzake beschermde gebieden. In de criteria en richtsnoeren wordt ook benadrukt dat beschermde gebieden in belangrijke mate aan de op herstel gerichte streefdoelen van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 kunnen bijdragen door de voorwaarden te scheppen die ervoor moeten zorgen dat op herstel gerichte inspanningen succes hebben. Dit geldt met name voor gebieden die zich op natuurlijke wijze kunnen herstellen door de druk van menselijke activiteiten weg te nemen of te beperken. Het strikt beschermen van dergelijke gebieden, ook in het mariene milieu, zal in sommige gevallen volstaan om de natuurlijke waarden die zij herbergen te herstellen. Bovendien wordt in de criteria en richtsnoeren benadrukt dat van alle lidstaten wordt verwacht dat zij bijdragen tot de verwezenlijking van de streefdoelen van de Unie inzake beschermde gebieden die zijn opgenomen in de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030, in een mate die in verhouding staat tot de natuurlijke waarden die zij herbergen en het potentieel voor natuurherstel dat zij hebben.

(11) In de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 wordt als streefdoel vastgesteld dat de instandhoudingstrends of -toestand van beschermde habitats en soorten niet verslechteren en dat ten minste 30 % van de soorten en habitats die momenteel niet in een gunstige toestand verkeren onder die categorie zal vallen of een sterke positieve trend zal vertonen om tegen 2030 onder die categorie te vallen. In de richtsnoeren52 die de Commissie in samenwerking met de lidstaten en belanghebbenden heeft ontwikkeld om de verwezenlijking van deze streefdoelen te ondersteunen, wordt benadrukt dat er voor de meeste van die habitats en soorten waarschijnlijk inspanningen voor instandhouding en herstel nodig zijn, hetzij door de huidige negatieve trends ervan tegen 2030 te stoppen, hetzij door de huidige stabiele of verbeterende trends te handhaven, hetzij door te voorkomen dat habitats en soorten met een gunstige staat van instandhouding achteruitgaan. In de richtsnoeren wordt voorts benadrukt dat die op herstel gerichte inspanningen in de eerste plaats op nationaal of regionaal niveau moeten worden gepland, uitgevoerd en gecoördineerd en dat bij de selectie en prioritering van de soorten en habitats die tegen 2030 moeten worden verbeterd, synergieën met andere streefdoelen van de Unie en internationale streefdoelen, met name milieu- of klimaatdoelstellingen, moeten worden nagestreefd.

(12) In het verslag van de Commissie over de stand van de natuur van 202053 werd opgemerkt dat de Unie er nog niet in is geslaagd de achteruitgang van beschermde habitattypen en soorten waarvan de instandhouding van EU-belang is, te doen stoppen. Die achteruitgang wordt voornamelijk veroorzaakt door het opgeven van extensieve landbouw, de intensivering van beheerspraktijken, de verandering van hydrologische regimes, verstedelijking en verontreiniging, alsook niet-duurzame bosbouwactiviteiten en de exploitatie van soorten. Bovendien vormen uitheemse invasieve soorten en klimaatverandering grote en toenemende bedreigingen voor de inheemse flora en fauna in de Unie.

(13) Het is passend een overkoepelende doelstelling voor het herstel van ecosystemen vast te stellen om de economische en maatschappelijke transformatie, het scheppen van hoogwaardige banen en duurzame groei te bevorderen. Ecosystemen met een grote biodiversiteit, zoals wetlands, zoet water en bossen alsook landbouwecosystemen, ecosystemen met schaarse vegetatie, mariene, stedelijke en kustecosystemen leveren, indien zij in goede toestand verkeren, een scala aan essentiële ecosysteemdiensten, en de voordelen van het in goede toestand herstellen van aangetaste ecosystemen in alle land- en zeegebieden wegen ruimschoots op tegen de kosten van herstel. Deze diensten dragen bij tot een breed scala aan sociaaleconomische voordelen, afhankelijk van de economische, sociale, culturele, regionale en lokale kenmerken.

(14) De Statistische Commissie heeft tijdens haar 52e zitting in maart 2021 het systeem van milieu-economische rekeningen – ecosysteemboekhouding (SEEA EA)54 aangenomen. SEEA EA vormt een geïntegreerd en alomvattend statistisch kader voor het organiseren van gegevens over habitats en landschappen, het meten van de omvang, toestand en diensten van ecosystemen, het volgen van veranderingen in ecosysteemactiva en het koppelen van deze informatie aan economische en andere menselijke activiteiten.

(15) Het waarborgen van ecosystemen met een goede biodiversiteit en het aanpakken van de klimaatverandering zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De natuur en op de natuur gebaseerde oplossingen, waaronder natuurlijke koolstofvoorraden en -putten, zijn van fundamenteel belang voor de bestrijding van de klimaatcrisis. Tegelijkertijd zorgt de klimaatcrisis al voor een verandering van terrestrische en mariene ecosystemen en moet de Unie zich voorbereiden op de toenemende intensiteit, frequentie en alomtegenwoordigheid van de effecten ervan. In het speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC)55 over de gevolgen van de opwarming van de aarde met 1,5 °C wordt erop gewezen dat sommige effecten langdurig of onomkeerbaar kunnen zijn. In het zesde beoordelingsverslag van de IPCC56 wordt gesteld dat het herstel van ecosystemen van fundamenteel belang zal zijn om de klimaatverandering te helpen bestrijden en ook om de risico’s voor de voedselzekerheid te verminderen. Het intergouvernementeel platform voor biodiversiteit en ecosysteemdiensten (IPBES) beschouwde in zijn mondiaal evaluatieverslag van 2019 over biodiversiteit en ecosysteemdiensten57 klimaatverandering als een belangrijke oorzaak van veranderingen in de natuur. Het verwachtte dat de effecten ervan in de komende decennia zullen toenemen en in bepaalde gevallen meer impact zullen hebben dan andere oorzaken van veranderingen in ecosystemen, zoals veranderingen in land- en zeegebruik.

(16) Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad58 bevat een bindende doelstelling inzake klimaatneutraliteit in de Unie uiterlijk in 2050 en inzake negatieve emissies daarna, waarbij prioriteit moet worden gegeven aan snelle en voorspelbare emissiereducties en tegelijkertijd verwijderingen per natuurlijke put moet worden verbeterd. Herstel van ecosystemen kan er in belangrijke mate toe bijdragen dat natuurlijke koolstofputten worden behouden, beheerd en verbeterd en dat de biodiversiteit wordt bevorderd en tegelijkertijd de klimaatverandering wordt bestreden. Verordening (EU) 2021/1119 vereist ook dat de desbetreffende instellingen van de Unie en de lidstaten zorgen voor voortdurende vooruitgang bij het vergroten van het vermogen tot aanpassing aan, en het versterken van de veerkracht en het verminderen van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering. De verordening schrijft ook voor dat de lidstaten aanpassing aan de klimaatverandering integreren in alle beleidsterreinen en dat zij op de natuur gebaseerde oplossingen59 en op ecosystemen gebaseerde aanpassing bevorderen.

(17) In de mededeling van de Commissie van 2021 over aanpassing aan de klimaatverandering60 wordt benadrukt dat op de natuur gebaseerde oplossingen moeten worden bevorderd en wordt erkend dat kosteneffectieve aanpassing aan de klimaatverandering kan worden bereikt door het beschermen en herstellen van wetlands, veengebieden en kust- en mariene ecosystemen, het creëren van stedelijke groene ruimten en het aanleggen van groene daken en gevels, en het bevorderen en duurzaam beheren van bossen en landbouwgrond. Een groter aantal ecosystemen met een grote biodiversiteit zorgt voor een grotere weerbaarheid tegen klimaatverandering en maakt het mogelijk om rampen doeltreffender te bestrijden en te voorkomen.

(18) Het klimaatbeleid van de Unie wordt herzien om de in Verordening (EU) 2021/1119 voorgestelde koers te volgen om de netto-emissies tegen 2030 met ten minste 55 % te verminderen ten opzichte van 1990. Het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordeningen (EU) 2018/841 en (EU) 2018/199961 heeft met name tot doel de bijdrage van de landsector aan de algemene klimaatambitie voor 2030 te vergroten en brengt de doelstellingen wat betreft de boekhouding met betrekking tot emissies en verwijderingen in de sector landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (“land use, land use change and forestry”, LULUCF) in overeenstemming met gerelateerde beleidsinitiatieven op het gebied van biodiversiteit. In dat voorstel wordt de nadruk gelegd op de noodzaak om op de natuur gebaseerde koolstofverwijderingen te beschermen en te verbeteren, de klimaatveerkracht van ecosystemen te vergroten, aangetaste bodems en ecosystemen te herstellen en veengebieden te vernatten. Het heeft voorts tot doel de monitoring van en de verslaglegging over broeikasgasemissies en verwijderingen van land dat beschermd en hersteld moet worden, te verbeteren. In dit verband is het belangrijk dat ecosystemen in alle categorieën land, met inbegrip van bossen, grasland, bouwland en wetlands, in goede toestand verkeren om koolstof op doeltreffende wijze te kunnen afvangen en opslaan.

(19) Geopolitieke ontwikkelingen hebben nogmaals aangetoond dat de veerkracht van de voedselsystemen moet worden beschermd62. Er is aangetoond dat het herstel van agro-ecosytemen op lange termijn positieve gevolgen heeft voor de voedselproductiviteit en dat het herstel van de natuur fungeert als een verzekeringspolis om de duurzaamheid en veerkracht van de EU op lange termijn te waarborgen.

(20) In het eindverslag van de Conferentie over de toekomst van Europa roepen de burgers de Unie op de biodiversiteit, het landschap en de oceanen te beschermen en te herstellen, verontreiniging uit te bannen en kennis, bewustzijn, onderwijs en dialogen over het milieu, de klimaatverandering, energieverbruik en duurzaamheid te stimuleren63.

(21) Het herstel van ecosystemen zal, in combinatie met inspanningen om de handel in en de consumptie van wilde dieren en planten te verminderen, ook helpen om mogelijke toekomstige overdraagbare ziekten met zoönotisch potentieel te voorkomen en de weerbaarheid ertegen te vergroten, waardoor het risico op uitbraken en pandemieën afneemt, en zal bijdragen tot de ondersteuning van de inspanningen op EU- en mondiaal niveau om de “één gezondheid”-benadering toe te passen, waarin het intrinsieke verband tussen menselijke gezondheid, diergezondheid en een gezonde, veerkrachtige natuur wordt erkend.

(22) Bodems maken integraal deel uit van terrestrische ecosystemen. De Commissie wijst in haar mededeling van 2021 “EU-bodemstrategie voor 2030”64 op de noodzaak om aangetaste bodems te herstellen en de bodembiodiversiteit te verbeteren.

(23) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad65 en Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad66 hebben tot doel de bescherming, de instandhouding en het voortbestaan op lange termijn van de meest waardevolle en bedreigde soorten en habitats van Europa en de ecosystemen waarvan zij deel uitmaken te waarborgen. Natura 2000, dat in 1992 werd opgericht en het grootste gecoördineerde netwerk van beschermde gebieden ter wereld is, is het belangrijkste instrument voor de verwezenlijking van de doelstellingen van die twee richtlijnen.

(24) Er zijn al een kader en richtsnoeren67 voor het bepalen van de goede toestand van de op grond van Richtlijn 92/43/EEG beschermde habitattypen en voor het bepalen van toereikende kwaliteit en kwantiteit van de habitats van soorten die binnen het toepassingsgebied van die richtlijn vallen. Op basis van dat kader en die richtsnoeren kunnen op herstel gerichte streefdoelen voor die habitattypen en habitats van soorten worden vastgesteld. Een dergelijk herstel zal echter niet volstaan om het verlies aan biodiversiteit om te buigen en alle ecosystemen te herstellen. Daarom moeten er op basis van specifieke indicatoren aanvullende verplichtingen worden vastgesteld om de biodiversiteit van bredere ecosystemen te verbeteren.

(25) Voortbouwend op de Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG en om de verwezenlijking van de in die richtlijnen vastgestelde doelstellingen te ondersteunen, moeten de lidstaten herstelmaatregelen treffen om te voorzien in het herstel van beschermde habitats en soorten, met inbegrip van wilde vogels, in alle gebieden van de Unie, ook in gebieden die buiten Natura 2000 vallen.

(26) Richtlijn 92/43/EEG heeft tot doel de natuurlijke habitats en de wilde dier‑ en plantensoorten die voor de Unie van belang zijn in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen. De richtlijn voorziet echter niet in een termijn om dat doel te bereiken. Richtlijn 2009/147/EG bevat evenmin een termijn voor het herstel van vogelpopulaties in de Unie.

(27) Derhalve moeten er termijnen worden vastgesteld voor het nemen van herstelmaatregelen binnen en buiten Natura 2000-gebieden, teneinde de toestand van beschermde habitattypen in de gehele Unie geleidelijk te verbeteren en deze te herstellen totdat het gunstige referentiegebied dat nodig is om een gunstige staat van instandhouding van die habitattypen in de Unie te bereiken, is verwezenlijkt. Om de lidstaten de nodige flexibiliteit te bieden om grootschalige op herstel gerichte inspanningen te leveren, is het passend habitattypen te groeperen op basis van het ecosysteem waartoe zij behoren en de tijdgebonden en gekwantificeerde gebiedsgebonden streefdoelen voor groepen habitattypen vast te stellen. Dit zal de lidstaten in staat stellen te kiezen welke habitats het eerst binnen de groep moeten worden hersteld.

(28) Soortgelijke voorwaarden moeten worden vastgesteld voor de habitats van soorten die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 92/43/EEG vallen en voor habitats van wilde vogels die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/147/EG vallen; daarbij moet bijzondere aandacht worden besteed aan de verbindingen die tussen beide habitats nodig zijn om de soortenpopulaties te laten floreren.

(29) De herstelmaatregelen voor habitattypen moeten toereikend en geschikt zijn om zo snel mogelijk een goede toestand te bereiken en de gunstige referentiegebieden te verwezenlijken, opdat zij hun gunstige staat van instandhouding bereiken. Het is belangrijk dat de herstelmaatregelen de maatregelen zijn die nodig zijn om de tijdgebonden en gekwantificeerde gebiedsgebonden streefdoelen te halen. Het is ook noodzakelijk dat de herstelmaatregelen voor de habitats van de soorten toereikend en geschikt zijn om hun toereikende kwaliteit en kwantiteit zo snel mogelijk te bereiken teneinde de gunstige staat van instandhouding van de soorten te bereiken.

(30) Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de herstelmaatregelen die in het kader van deze verordening worden genomen een concrete en meetbare verbetering van de toestand van de ecosystemen opleveren, zowel op het niveau van de afzonderlijke gebieden die worden hersteld als op nationaal en Unieniveau.

(31) Om ervoor te zorgen dat de herstelmaatregelen doeltreffend zijn en dat de resultaten ervan mettertijd kunnen worden gemeten, is het, met het oog op de verbetering van de toestand van habitats die binnen het toepassingsgebied van bijlage I bij Richtlijn 92/43/EEG vallen, en het herstel van die habitats en de verbetering van hun verbindingen, van essentieel belang dat de gebieden waarop dergelijke herstelmaatregelen van toepassing zijn, voortdurend verbeteren totdat een goede toestand is bereikt.

(32) Het is ook van essentieel belang dat de gebieden waarop herstelmaatregelen van toepassing zijn met het oog op de verbetering van de kwaliteit en kwantiteit van de habitats van soorten die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 92/43/EEG vallen, alsook van de habitats van wilde vogels die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/147/EG vallen, voortdurend verbeteren om bij te dragen tot het bereiken van toereikende kwantiteit en kwaliteit van de habitats van die soorten.

(33) Het is belangrijk om te zorgen voor een geleidelijke toename van het aantal gebieden met habitattypen die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 92/43/EEG vallen die in goede toestand verkeren op het grondgebied van de lidstaten en van de Unie als geheel, totdat het gunstige referentiegebied voor elk habitattype is bereikt en ten minste 90 % van dat gebied op het niveau van de lidstaat in goede toestand verkeert, zodat die habitattypen in de Unie een gunstige staat van instandhouding kunnen bereiken.

(34) Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de kwaliteit en kwantiteit van de habitats van soorten die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 92/43/EEG vallen en van habitats van wilde vogels die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/147/EG vallen geleidelijk verbeteren, op het grondgebied van de lidstaten en uiteindelijk in de gehele Unie, totdat die toereikend zijn om het voortbestaan van die soorten op lange termijn te waarborgen.

(35) Het is belangrijk dat de gebieden met habitattypen die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen niet verslechteren ten opzichte van de huidige situatie, gezien de huidige herstelbehoeften en de noodzaak om die herstelbehoeften in de toekomst niet verder te vergroten. Het is echter passend de mogelijkheid van overmacht in overweging te nemen, die kan leiden tot verslechtering van gebieden met die habitattypen, alsook van onvermijdelijke habitattransformaties die rechtstreeks het gevolg zijn van de klimaatverandering, of van een plan of project van groot openbaar belang waarvoor geen minder schadelijke alternatieve oplossingen beschikbaar zijn, wat per geval moet worden bepaald, of van een plan of project waarvoor overeenkomstig artikel 6, lid 4, van Richtlijn 92/43/EEG toestemming wordt verleend.

(36) In de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 wordt benadrukt dat er krachtiger moet worden opgetreden om aangetaste mariene ecosystemen te herstellen, met inbegrip van koolstofrijke ecosystemen en belangrijke paai- en kraamgebieden. In de strategie wordt ook aangekondigd dat de Commissie een nieuw actieplan voor de instandhouding van de visbestanden en de bescherming van de mariene ecosystemen zal voorstellen.

(37) De in bijlage I bij Richtlijn 92/43/EEG opgenomen mariene habitattypen zijn ruim gedefinieerd en omvatten veel ecologisch verschillende subtypen met een verschillend herstelpotentieel, waardoor het voor de lidstaten moeilijk is passende herstelmaatregelen op het niveau van die habitattypen vast te stellen. De mariene habitattypen moeten daarom nader worden gespecificeerd aan de hand van relevante niveaus van de classificatie van mariene habitats in het natuurinformatiesysteem van de EU. De lidstaten moeten gunstige referentiegebieden vaststellen om de gunstige staat van instandhouding van elk van die habitattypen te bereiken, voor zover die referentiegebieden niet reeds in andere wetgeving van de Unie aan de orde komen.

(38) Wanneer voor de bescherming van kust- en mariene habitats visserij- of aquacultuuractiviteiten moeten worden gereglementeerd, is het gemeenschappelijk visserijbeleid van toepassing. In Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad68 is met name bepaald dat in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid op het visserijbeheer de ecosysteemgerichte benadering wordt toegepast, om ervoor te zorgen dat de negatieve gevolgen van visserijactiviteiten voor het mariene ecosysteem tot een minimum worden beperkt. In die verordening is ook bepaald dat er met dat beleid naar wordt gestreefd aantasting van het mariene milieu door aquacultuur- en visserijactiviteiten te voorkomen.

(39) Om de doelstelling van continu, langdurig en duurzaam herstel van de biodiversiteit en de veerkracht van de natuur te verwezenlijken, moeten de lidstaten de mogelijkheden die het gemeenschappelijk visserijbeleid biedt optimaal benutten. De lidstaten kunnen onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie met betrekking tot de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee binnen de grens van 12 zeemijl niet-discriminerende maatregelen nemen voor de instandhouding en het beheer van visbestanden, en om de staat van instandhouding van mariene ecosystemen te handhaven of te verbeteren. Daarnaast kunnen lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer besluiten gemeenschappelijke aanbevelingen in te dienen voor instandhoudingsmaatregelen die nodig zijn om verplichtingen uit hoofde van de milieuwetgeving van de Unie na te komen. Dergelijke maatregelen zullen worden beoordeeld en vastgesteld overeenkomstig de regels en procedures van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

(40) Op grond van Richtlijn 2008/56/EG moeten de lidstaten bilateraal en in het kader van regionale en subregionale samenwerkingsmechanismen samenwerken, onder meer via regionale zeeverdragen69, en met betrekking tot visserijmaatregelen ook in de context van de regionale groepen die in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn opgericht.

(41) Het is belangrijk dat er ook herstelmaatregelen worden getroffen voor de habitats van bepaalde mariene soorten, zoals haaien en roggen, die binnen het toepassingsgebied van het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten, maar buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 92/43/EEG vallen, aangezien zij een belangrijke rol spelen in het ecosysteem.

(42) Om het herstel en de voorkoming van de achteruitgang van terrestrische, zoetwater-, kust- en mariene habitats te ondersteunen, kunnen de lidstaten extra gebieden aanwijzen als “beschermde gebieden” of “strikt beschermde gebieden”, om andere doeltreffende gebiedsgebonden instandhoudingsmaatregelen uit te voeren en om maatregelen voor het behoud van particuliere grond te bevorderen.

(43) Stedelijke ecosystemen maken ongeveer 22 % van het landoppervlak van de Unie uit en vormen het gebied waarin de meerderheid van de burgers van de Unie woont. Stedelijke groene ruimten omvatten stadsbossen, -parken en -tuinen, stadsboerderijen, met bomen omzoomde straten, stadsweiden en -heggen, en voorzien in belangrijke habitats voor de biodiversiteit, met name planten, vogels en insecten, met inbegrip van bestuivers. Zij leveren ook vitale ecosysteemdiensten, waaronder beperking en beheersing van het risico op natuurrampen (bv. overstromingen, warmte-eilandeffecten), koeling, recreatie, filtering van lucht en water, alsook mitigatie van en aanpassing aan de klimaatverandering.

(44) Maatregelen om ervoor te zorgen dat stedelijke groene ruimten niet langer het risico lopen te worden aangetast, moeten sterk worden aangescherpt. Om ervoor te zorgen dat stedelijke groene ruimten de nodige ecosysteemdiensten blijven leveren, moet het verlies ervan een halt worden toegeroepen en moeten zij worden hersteld en uitgebreid, onder meer door groene infrastructuur en op de natuur gebaseerde oplossingen beter te integreren in de stadsplanning en door groene infrastructuur, zoals groene daken en gevels, te integreren in het ontwerp van gebouwen.

(45) De EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 vereist meer inspanningen om zoetwaterecosystemen en de natuurlijke functies van rivieren te herstellen. Het herstel van zoetwaterecosystemen moet inspanningen omvatten om de natuurlijke verbindingen in de lengte en breedte van rivieren en hun oeverstroken en overstromingsgebieden te herstellen, onder andere door barrières weg te nemen met het oog op het bereiken van een gunstige staat van instandhouding van rivieren, meren en alluviale habitats en soorten die leven in de habitats die onder de Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG vallen, en door de verwezenlijking van een van de belangrijkste doelstellingen van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030, namelijk het herstel van ten minste 25 000 km aan vrij stromende rivieren. Bij het wegnemen van barrières moeten de lidstaten in de eerste plaats barrières verwijderen die niet langer nodig zijn voor de opwekking van hernieuwbare energie, de binnenvaart, de watervoorziening of andere gebruiksdoeleinden.

(46) In de Unie is het aantal bestuivers de afgelopen decennia drastisch gedaald, waarbij van één op de drie bijensoorten en vlindersoorten de populatie afneemt en een op de tien soorten op het punt van uitsterven staat. Bestuivers bestuiven in het wild groeiende en geteelde gewassen en zijn daardoor van essentieel belang voor de werking van terrestrische ecosystemen, het welzijn van de mens en de voedselzekerheid. Bijna 5 000 000 000 EUR van de jaarlijkse landbouwproductie van de EU is rechtstreeks toe te schrijven aan bestuivende insecten70.

(47) De Commissie is op 1 juni 2018 van start gegaan met het EU-initiatief inzake bestuivers71, naar aanleiding van oproepen van het Europees Parlement en de Raad om de daling van het aantal bestuivers aan te pakken. Uit het voortgangsverslag over de uitvoering van het initiatief72 blijkt dat er aanzienlijke uitdagingen blijven bestaan bij het aanpakken van de oorzaken van de daling van het aantal bestuivers, met inbegrip van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Het Europees Parlement73 en de Raad74 riepen op tot krachtiger maatregelen om de daling van het aantal bestuivers aan te pakken en tot de instelling van een Uniebreed monitoringkader voor bestuivers, en tot duidelijke doelstellingen en indicatoren met betrekking tot de verbintenis om de daling van het aantal bestuivers om te keren. De Europese Rekenkamer heeft de Commissie aanbevolen passende governance- en monitoringmechanismen op te zetten voor maatregelen om bedreigingen voor bestuivers aan te pakken75.

(48) Het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame gebruik van gewasbeschermingsmiddelen [voor goedkeuring op 22 juni 2022, titel en nummer van de vastgestelde handeling invoegen wanneer beschikbaar] beoogt een van de oorzaken van de daling van het aantal bestuivers te reglementeren door middel van een verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen in ecologisch kwetsbare gebieden, waarvan er vele onder deze verordening vallen, zoals gebieden die bestuiversoorten in stand houden die volgens de Europese rode lijsten76 met uitsterven worden bedreigd.

(49) Duurzame en veerkrachtige landbouwecosystemen met een goede biodiversiteit zijn nodig om te zorgen voor veilig, duurzaam, voedzaam en betaalbaar voedsel. Landbouwecosystemen met een rijke biodiversiteit vergroten tevens de weerbaarheid van de landbouw tegen klimaatverandering en milieurisico’s, waarborgen tegelijkertijd voedselveiligheid en voedselzekerheid en scheppen nieuwe banen in plattelandsgebieden, met name banen die verband houden met biologische landbouw, plattelandstoerisme en recreatie. Derhalve moet de Unie de biodiversiteit op haar landbouwgrond verbeteren door middel van een reeks bestaande praktijken die gunstig zijn voor of verenigbaar zijn met de verbetering van de biodiversiteit, met inbegrip van extensieve landbouw. Extensieve landbouw is van vitaal belang voor de instandhouding van veel soorten en habitats in gebieden met een rijke biodiversiteit. Er zijn veel extensieve landbouwmethoden met talrijke en aanzienlijke voordelen voor de bescherming van de biodiversiteit, ecosysteemdiensten en landschapselementen, zoals precisielandbouw, biologische landbouw, agro-ecologie, agrobosbouw en laagintensief gebruikt blijvend grasland.

(50) Er moeten herstelmaatregelen worden genomen om de biodiversiteit van landbouwecosystemen in de gehele Unie te verbeteren, ook in de gebieden waar geen habitattypen voorkomen die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 92/43/EEG vallen. Bij gebrek aan een gemeenschappelijke methode voor de beoordeling van de toestand van landbouwecosystemen op basis waarvan specifieke streefdoelen voor het herstel van landbouwecosystemen zouden kunnen worden vastgesteld, is het passend een algemene verplichting vast te stellen om de biodiversiteit in landbouwecosystemen te verbeteren en de naleving van die verplichting te meten op basis van bestaande indicatoren.

(51) Aangezien akker- en weidevogels bekende en algemeen erkende belangrijke indicatoren voor de gezondheid van landbouwecosystemen zijn, is het passend streefdoelen voor het herstel ervan vast te stellen. De verplichting om die streefdoelen te behalen zou gelden voor de lidstaten en niet voor individuele landbouwers. De lidstaten moeten deze doelstellingen bereiken door doeltreffende herstelmaatregelen op landbouwgrond in te voeren en samen te werken met en steun te verlenen aan landbouwers en andere belanghebbenden bij het ontwerp en de uitvoering ervan in de praktijk.

(52) Landschapselementen met grote diversiteit op landbouwgrond, waaronder bufferstroken, roterende of niet-roterende braakgrond, houtwallen, afzonderlijke bomen of groepen bomen, boomrijen, akkerranden, kleine stukken grond, sloten, waterlopen, kleine wetlands, terrassen, cairns, stapelmuren, kleine vijvers en cultuurelementen, bieden plaats aan wilde planten en dieren, met inbegrip van bestuivers, voorkomen bodemerosie en -uitputting, filteren lucht en water, ondersteunen mitigatie van en aanpassing aan de klimaatverandering alsook de landbouwproductiviteit van gewassen die van bestuiving afhankelijk zijn. Vruchtdragende bomen die deel uitmaken van agrobosbouw op bouwland en vruchtdragende elementen in niet-vruchtdragende heggen mogen eveneens als biodiversiteitsrijke landschapselementen worden beschouwd indien zij niet bemest worden en niet worden behandeld met pesticiden en indien de oogst enkel plaatsvindt op momenten waarop de grote biodiversiteit niet in het gedrang komt. Daarom moet er een voorschrift worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat het percentage landbouwgrond met landschapselementen met grote diversiteit steeds groter wordt. Een dergelijk voorschrift zou de Unie in staat stellen een van de andere belangrijke toezeggingen van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 na te komen, namelijk dat ten minste 10 % van het landbouwareaal bestaat uit landschapselementen met grote diversiteit. Ook voor andere bestaande indicatoren, zoals de graslandvlinderindex en de voorraad organische koolstof in minerale bodems onder bouwland, moeten stijgende trends worden gerealiseerd.

(53) Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) heeft tot doel milieubescherming, met inbegrip van biodiversiteit, te ondersteunen en te versterken. Een van de specifieke doelstellingen van het beleid is bijdragen tot het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot de versterking van ecosysteemdiensten en tot de instandhouding van habitats en landschappen. De nieuwe GLB-conditionaliteitsnorm nr. 8 inzake een goede landbouw- en milieuconditie (GLMC 8)77 vereist dat begunstigden van areaalgerelateerde betalingen ten minste 4 % van het bouwland op bedrijfsniveau voorbehouden voor niet-productieve gebieden en kenmerken, met inbegrip van braakliggend land, en dat zij bestaande landschapselementen behouden. Het aandeel van 4 % dat moet worden toegekend aan de naleving van die GLMC-norm kan worden verlaagd tot 3 % indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan78. Deze verplichting zal ertoe bijdragen dat de lidstaten een positieve trend op het gebied van landschapselementen met grote diversiteit op landbouwgrond bereiken. Daarnaast hebben de lidstaten in het kader van het GLB de mogelijkheid om ecoregelingen op te zetten voor landbouwpraktijken die landbouwers op landbouwarealen toepassen en die het onderhoud en de creatie van landschapselementen of niet-productieve arealen kunnen omvatten. Evenzo kunnen de lidstaten in hun strategische GLB-plannen ook agromilieuklimaatverbintenissen opnemen, waaronder een verbeterd beheer van landschapselementen dat verder gaat dan conditionaliteit GLMC 8 en/of ecoregelingen. LIFE-projecten op het gebied van natuur en biodiversiteit zullen er ook toe bijdragen dat de biodiversiteit van Europa op landbouwgrond tegen 2030 op weg is naar herstel, door de uitvoering van Richtlijn 92/43/EEG, Richtlijn 2009/147/EG en de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 te ondersteunen.

(54) Het herstellen en vernatten79 van organische bodems80 die voor landbouwdoeleinden (namelijk als grasland of voor de teelt van gewassen) worden gebruikt en die ontwaterde veengebieden vormen, helpt aanzienlijke voordelen voor de biodiversiteit te creëren, een belangrijke vermindering van broeikasgasemissies en andere milieuvoordelen te verwezenlijken, en draagt tegelijkertijd bij tot een divers agrarisch landschap. De lidstaten kunnen kiezen uit een brede waaier aan herstelmaatregelen voor ontwaterde veengebieden die voor landbouwdoeleinden worden gebruikt, gaande van het omzetten van bouwland in blijvend grasland en extensiveringsmaatregelen in combinatie met verminderde drainage tot volledige vernatting met de mogelijkheid om paludicultuur toe te passen, of het aanleggen van de vegetatie waaruit het veen bestaat. De belangrijkste klimaatvoordelen vloeien voort uit het herstel en de vernatting van akkerland, gevolgd door het herstel van intensief grasland. Om een flexibele uitvoering van de hersteldoelstelling voor ontwaterde veengebieden die voor landbouwdoeleinden worden gebruikt mogelijk te maken, kunnen de lidstaten de herstelmaatregelen en het vernatten van ontwaterde veengebieden in gebieden waar turf wordt gewonnen, alsook, tot op zekere hoogte, het herstel en het vernatten van ontwaterde veengebieden onder ander landgebruik (bijvoorbeeld bos) beschouwen als een bijdrage aan de verwezenlijking van de doelstellingen voor ontwaterde veengebieden die voor landbouwdoeleinden worden gebruikt.

(55) Om de voordelen van de biodiversiteit ten volle te benutten, moeten het herstel en de vernatting van ontwaterde veengebieden meer gebieden bestrijken dan de gebieden van de in bijlage I bij Richtlijn 92/43/EEG opgenomen habitattypen van wetlands die moeten worden hersteld. Gegevens over de omvang van organische bodems en hun broeikasgasemissies en -verwijderingen worden gemonitord en beschikbaar gesteld via verslaglegging door de LULUCF-sector in de in het kader van het UNFCCC ingediende nationale broeikasgasinventarissen van de lidstaten. Herstelde en vernatte veengebieden kunnen nog steeds op andere manieren productief worden gebruikt. Paludicultuur, het bedrijven van landbouw op natte veengebieden, kan bijvoorbeeld bestaan uit het telen van verschillende rietsoorten, bepaalde vormen van hout, het telen van blauwe bosbessen en veenbessen, landbouw op veenmos en begrazing door waterbuffels. Dergelijke praktijken moeten zijn gebaseerd op de beginselen van duurzaam beheer en gericht zijn op het verbeteren van de biodiversiteit, zodat zij zowel financieel als ecologisch gezien een hoge waarde kunnen hebben. Paludicultuur kan ook voordelig zijn voor verschillende bedreigde soorten in de Unie en zorgen voor betere verbindingen van wetlands en daarmee samenhangende soortenpopulaties in de Unie. De financiering van maatregelen voor het herstel en het vernatten van ontwaterde veengebieden en ter compensatie van mogelijke inkomstenderving kan afkomstig zijn uit een breed scala aan bronnen, waaronder uitgaven in het kader van de begroting van de Unie en financieringsprogramma’s van de Unie.

(56) In de nieuwe EU-bosstrategie voor 203081 werd gewezen op de noodzaak om de biodiversiteit van bossen te herstellen. Bossen en andere beboste gebieden beslaan meer dan 43,5 % van de landoppervlakte van de EU. Bosecosystemen met een rijke biodiversiteit zijn kwetsbaar voor klimaatverandering, maar zijn onder meer door hun functie als koolstofvoorraden en koolstofputten ook een natuurlijke bondgenoot bij het aanpassen aan en het bestrijden van de klimaatverandering en het aanpakken van klimaatgerelateerde risico’s. Zij leveren ook tal van andere vitale ecosysteemdiensten en bieden andere ecosysteemvoordelen, zoals de levering van (timmer)hout, voedsel en andere niet-houtproducten, klimaatregulering, stabilisatie van de bodem, erosiebeheersing en de zuivering van lucht en water.

(57) Er moeten herstelmaatregelen worden genomen om de biodiversiteit van bosecosystemen in de gehele Unie te verbeteren, ook in de gebieden waar geen habitattypen voorkomen die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 92/43/EEG vallen. Bij gebrek aan een gemeenschappelijke methode voor de beoordeling van de toestand van bosecosystemen op basis waarvan specifieke streefdoelen voor het herstel van bosecosystemen zouden kunnen worden vastgesteld, is het passend een algemene verplichting vast te stellen om de biodiversiteit in bosecosystemen te verbeteren en de naleving van die verplichting te meten op basis van bestaande indicatoren, zoals staand en liggend dood hout, het aandeel bossen met een ongelijkjarige structuur, de verbindingen van bossen, de index van alledaagse bosvogels82 en de voorraad organische koolstof.

(58) Hersteldoelstellingen en -verplichtingen voor habitats en soorten die krachtens de Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG worden beschermd, voor bestuivers en voor zoetwater-, stedelijke, landbouw- en bosecosystemen moeten complementair zijn en in synergie werken, met het oog op de verwezenlijking van de overkoepelende doelstelling om ecosystemen in de land- en zeegebieden van de Unie te herstellen. De herstelmaatregelen die nodig zijn om één specifieke doelstelling te bereiken, zullen in veel gevallen bijdragen tot de verwezenlijking van andere doelstellingen of verplichtingen. De lidstaten moeten herstelmaatregelen daarom strategisch plannen zodat zij zo doeltreffend mogelijk bijdragen aan het herstel van de natuur in de hele Unie. Herstelmaatregelen moeten ook zodanig worden gepland dat zij gericht zijn op de mitigatie van en de aanpassing aan de klimaatverandering en op de preventie en beheersing van de gevolgen van natuurrampen. Zij moeten gericht zijn op het optimaliseren van de ecologische, economische en sociale functies van ecosystemen, met inbegrip van hun productiviteitspotentieel, rekening houdend met hun bijdrage aan de duurzame ontwikkeling van de betrokken regio’s en gemeenschappen. Het is belangrijk dat de lidstaten gedetailleerde nationale herstelplannen opstellen op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke bevindingen, en dat het publiek in een vroeg stadium reële mogelijkheden tot inspraak krijgt in de voorbereiding van de plannen. De lidstaten moeten rekening houden met de specifieke omstandigheden en behoeften op hun grondgebied, zodat met de plannen kan worden gereageerd op de relevante druk, dreigingen en oorzaken van een verlies aan biodiversiteit, en moeten samenwerken om herstel en verbindingen over de grenzen heen te waarborgen.

(59) Om te zorgen voor synergieën tussen de verschillende maatregelen die zijn en moeten worden genomen om de natuur in de Unie te beschermen, in stand te houden en te herstellen, moeten de lidstaten bij het opstellen van hun nationale herstelplannen rekening houden met: de instandhoudingsmaatregelen die voor Natura 2000-gebieden zijn vastgesteld en de overeenkomstig de Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG opgestelde prioritaire actiekaders; de maatregelen voor het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand van waterlichamen die zijn opgenomen in overeenkomstig Richtlijn 2000/60/EG opgestelde stroomgebiedbeheerplannen; de overeenkomstig Richtlijn 2008/56/EG opgestelde mariene strategieën voor het bereiken van een goede milieutoestand voor alle mariene regio’s van de Unie; de in het kader van Richtlijn (EU) 2016/2284 opgestelde nationale programma’s ter beheersing van de luchtverontreiniging; de overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag inzake biologische diversiteit ontwikkelde nationale biodiversiteitsstrategieën en actieplannen, alsook de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1380/2013 opgestelde instandhoudingsmaatregelen en de overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad83 opgestelde technische maatregelen.

(60) Om te zorgen voor samenhang tussen de doelstellingen van deze verordening en Richtlijn (EU) 2018/200184, Verordening (EU) 2018/199985 en Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft86, moeten de lidstaten, met name bij het opstellen van nationale herstelplannen, rekening houden met het potentieel van projecten op het gebied van hernieuwbare energie om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen inzake natuurherstel.

(61) Aangezien het van belang is de dubbele uitdagingen van het verlies aan biodiversiteit en de klimaatverandering consequent aan te pakken, moet bij het herstel van de biodiversiteit rekening worden gehouden met de inzet van hernieuwbare energie en vice versa. Volgens de mededeling “REPowerEU: een gemeenschappelijk Europees optreden voor betaalbaardere, veiligere en duurzamere energie”87 moeten de lidstaten gebieden te land en ter zee die beschikbaar zijn voor projecten voor hernieuwbare energie snel in kaart brengen, beoordelen en waarborgen, in overeenstemming met hun nationale energie- en klimaatplannen, de bijdragen aan het herziene streefcijfer inzake energie uit hernieuwbare bronnen voor 2030 en andere factoren, zoals de beschikbaarheid van hulpbronnen, netwerkinfrastructuur en de doelstellingen van de EU-biodiversiteitsstrategie. Het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen en Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie88 en de aanbeveling van de Commissie over het versnellen van de procedures voor de verlening van vergunningen voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie en het faciliteren van stroomafnameovereenkomsten89, beide aangenomen op 18 mei 2022, voorzien ook in de identificatie van “go-to”-gebieden voor hernieuwbare energie. Dit zijn specifieke locaties, zowel op land als op zee, die bijzonder geschikt zijn voor installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen, met uitzondering van verbrandingsinrichtingen voor biomassa, waar het gebruik van een specifiek type hernieuwbare energie naar verwachting geen significante milieueffecten zal hebben, gezien de bijzondere kenmerken van het geselecteerde gebied. De lidstaten moeten voorrang geven aan kunstmatige en bebouwde oppervlakken, zoals daken, gebieden die verband houden met de vervoersinfrastructuur, parkeerterreinen, afvalterreinen, industrieterreinen, mijnen, kunstmatige binnenwaterlichamen, meren of reservoirs, en, in voorkomend geval, locaties voor de behandeling van stedelijk afvalwater, alsmede aangetaste grond die niet bruikbaar is voor de landbouw. Bij de aanwijzing van “go-to”-gebieden voor hernieuwbare energie moeten de lidstaten beschermde gebieden vermijden en rekening houden met hun nationale plannen voor het herstel van de natuur. De lidstaten moeten de ontwikkeling van nationale herstelplannen en de aanwijzing van de “go-to”-gebieden voor hernieuwbare energie op elkaar afstemmen. Tijdens de voorbereiding van de plannen voor het herstel van de natuur moeten de lidstaten zorgen voor synergieën met de reeds aangewezen “go-to”-gebieden voor hernieuwbare energie en ervoor zorgen dat de werking van de “go-to”-gebieden voor hernieuwbare energie, met inbegrip van de vergunningsprocedures van Richtlijn (EU) 2018/2001 die van toepassing zijn op de “go-to”-gebieden voor hernieuwbare energie, ongewijzigd blijft.

(62) Om synergieën met reeds geplande of ingevoerde herstelmaatregelen in de lidstaten te waarborgen, moeten die herstelmaatregelen in de nationale herstelplannen worden erkend en in aanmerking worden genomen. Aangezien in het IPCC-verslag van 2022 is gewezen op de noodzaak om dringend maatregelen voor het herstel van aangetaste ecosystemen te nemen, moeten de lidstaten die maatregelen tegelijk met de voorbereiding van de herstelplannen uitvoeren.

(63) In de nationale herstelplannen moet ook rekening worden gehouden met de resultaten van onderzoeksprojecten die relevant zijn voor de beoordeling van de toestand van ecosystemen, de vaststelling en invoering van herstelmaatregelen, en voor monitoringdoeleinden.

(64) Er moet rekening worden gehouden met de specifieke situatie van de ultraperifere gebieden van de Unie, zoals vermeld in artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat voorziet in specifieke maatregelen ter ondersteuning van deze gebieden. Zoals in de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 wordt beoogd, moet er bijzondere aandacht worden besteed aan het beschermen en herstellen van de ecosystemen in de ultraperifere gebieden, gezien hun uitzonderlijk hoge biodiversiteitswaarde.

(65) Het Europees Milieuagentschap (EEA) moet de lidstaten ondersteunen bij het opstellen van de nationale herstelplannen en bij het toezicht op de voortgang bij het halen en nakomen van de op herstel gerichte de streefdoelen en verplichtingen. De Commissie moet beoordelen of de nationale herstelplannen toereikend zijn om die streefdoelen te halen en de verplichtingen na te komen.

(66) Uit het verslag van de Commissie over de stand van de natuur van 2020 is gebleken dat een aanzienlijk deel van de door de lidstaten overeenkomstig artikel 17 van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad90 en artikel 12 van Richtlijn 2009/147/EG gerapporteerde informatie, met name over de staat van instandhouding en trends van de habitats en soorten die hieronder vallen, afkomstig is van peilingen of uitsluitend op het oordeel van deskundigen is gebaseerd. Uit dat verslag is tevens gebleken dat de toestand van verscheidene onder Richtlijn 92/43/EEG vallende habitattypen en soorten nog onbekend is. Het is noodzakelijk om deze kennishiaten op te vullen en te investeren in monitoring en controle om degelijke en op wetenschappelijke bevindingen gebaseerde nationale herstelplannen te onderbouwen. Om de tijdigheid, doeltreffendheid en samenhang van de verschillende monitoringmethoden te vergroten, moet bij de monitoring en controle optimaal gebruik worden gemaakt van de resultaten van door de Unie gefinancierde onderzoeks- en innovatieprojecten en van nieuwe technologieën, zoals monitoring ter plaatse en teledetectie met gebruikmaking van satellietgegevens en -diensten die worden verstrekt in het kader van het ruimtevaartprogramma van de Unie (Egnos/Galileo en Copernicus). De uitvoering van de op herstel gerichte streefdoelen zal worden ondersteund door de EU-missies “Onze oceanen en wateren tegen 2030 herstellen”, “Aanpassing aan klimaatverandering” en “Een bodemdeal voor Europa”91.

(67) Om toezicht te houden op de voortgang bij de uitvoering van de nationale herstelplannen, de genomen herstelmaatregelen, de gebieden waarop herstelmaatregelen van toepassing zijn en de gegevens over de in kaart gebrachte belemmeringen voor de riviercontinuïteit, moet een systeem worden ingevoerd dat de lidstaten ertoe verplicht relevante gegevens over de resultaten van die monitoring te registreren, actueel te houden en toegankelijk te maken. Bij de elektronische rapportage van gegevens aan de Commissie moet gebruik worden gemaakt van het systeem Reportnet van het EEA en moet ernaar worden gestreefd de administratieve lasten voor alle entiteiten zo beperkt mogelijk te houden. Om te zorgen voor een passende infrastructuur voor publieke toegang, verslaglegging en gegevensuitwisseling tussen overheidsinstanties moeten de lidstaten, in voorkomend geval, de gegevensspecificaties baseren op de specificaties als bedoeld in Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad92, Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad93 en Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad94.

(68) Met het oog op een doeltreffende uitvoering van deze verordening moet de Commissie de lidstaten op verzoek ondersteunen via het instrument voor technische ondersteuning95, dat op maat gesneden technische ondersteuning biedt bij het ontwerpen en uitvoeren van hervormingen. De technische ondersteuning omvat bijvoorbeeld een versterking van de administratieve capaciteit, een harmonisering van de rechtskaders en het delen van relevante beste praktijken.

(69) De Commissie moet verslag uitbrengen over de vooruitgang die de lidstaten hebben geboekt bij het halen en nakomen van de op herstel gerichte streefdoelen en verplichtingen van deze verordening, op basis van door het EEA opgestelde Uniebrede voortgangsverslagen en andere analyses en verslagen die door de lidstaten beschikbaar worden gesteld op relevante beleidsterreinen zoals natuur-, water- en marien beleid.

(70) Om ervoor te zorgen dat de in deze verordening vastgestelde streefdoelen worden gehaald en de verplichtingen worden nagekomen, is het van het grootste belang dat er adequate particuliere en publieke investeringen in herstel worden gedaan, moeten de lidstaten uitgaven voor biodiversiteitsdoelstellingen, onder meer met betrekking tot de opportuniteits- en transitiekosten die voortvloeien uit de uitvoering van de nationale herstelplannen, opnemen in hun nationale begrotingen en moeten zij nadenken over de vraag hoe zij de financiering van de Unie gaan gebruiken. Met betrekking tot de financiering door de Unie dragen uitgaven in het kader van de begroting van de Unie en financieringsprogramma’s van de Unie, zoals het programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE)96, het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA)97, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)98, het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Cohesiefonds99 en het Fonds voor een rechtvaardige transitie100, alsook het kaderprogramma van de Unie voor onderzoek en innovatie, Horizon Europa101, bij aan de biodiversiteitsdoelstellingen, met de ambitie om in 2024 7,5 % en in 2026 en 2027 10 % van de jaarlijkse uitgaven in het kader van het meerjarig financieel kader 2021-2027102 aan biodiversiteitsdoelstellingen te besteden. De herstel- en veerkrachtfaciliteit103 is nog een bron van financiering voor de bescherming en het herstel van de biodiversiteit en van ecosystemen. Met betrekking tot het LIFE-programma moeten strategische natuurprojecten op passende wijze worden gebruikt als een specifiek instrument ter ondersteuning van de uitvoering van deze verordening, door de beschikbare financiële middelen op een doeltreffende en efficiënte manier te mainstreamen.

(71) Er is een reeks EU-, nationale en particuliere initiatieven beschikbaar om particuliere financiering te stimuleren, zoals het InvestEU-programma104, dat mogelijkheden biedt om publieke en private financiering aan te trekken ter ondersteuning van onder meer de verbetering van de natuur en de biodiversiteit door middel van groene en blauwe infrastructuurprojecten, alsook om koolstoflandbouw als groen bedrijfsmodel105 te financieren.

(72) De lidstaten moeten bij de voorbereiding en uitvoering van hun nationale herstelplannen een eerlijke en algemene maatschappelijke benadering bevorderen, door daarin processen voor inspraak van het publiek op te nemen en door rekening te houden met de behoeften van lokale gemeenschappen en belanghebbenden.

(73) Overeenkomstig Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad106 moeten strategische GLB-plannen bijdragen aan het bereiken van, en verenigbaar zijn met de nationale langetermijnstreefcijfers die zijn opgenomen in of voortvloeien uit de in bijlage XIII bij die verordening vermelde wetgevingshandelingen. Wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 159 van Verordening (EU) 2021/2115 uiterlijk op 31 december 2025 de lijst in bijlage XIII bij die verordening evalueert, moet zij rekening houden met deze verordening betreffende natuurherstel.

(74) In overeenstemming met de toezegging in het achtste milieuactieprogramma voor de periode tot en met 2030107 moeten de lidstaten milieuonvriendelijke subsidies op nationaal niveau geleidelijk afschaffen, optimaal gebruikmaken van marktconforme instrumenten en groene begrotingsinstrumenten, met inbegrip van de nodige instrumenten om een sociaal rechtvaardige transitie te waarborgen, en moeten bedrijven en andere belanghebbenden worden geholpen bij de ontwikkeling van gestandaardiseerde boekhoudpraktijken voor natuurlijk kapitaal.

(75) Met het oog op de noodzakelijke aanpassing van deze verordening moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de wijziging van de bijlagen I tot en met VII om de groep habitats aan te passen, de informatie over de index van alledaagse akker- en weidevogelsoorten bij te werken en de lijst van biodiversiteitsindicatoren voor landbouwecosystemen, de lijst van biodiversiteitsindicatoren voor bosecosystemen en de lijst van mariene soorten aan te passen aan de meest recente wetenschappelijke bevindingen en de voorbeelden van herstelmaatregelen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen plaatsvinden volgens de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven52. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(76) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot het vaststellen van de methode voor de monitoring van bestuivers, het vaststellen van de methoden voor de monitoring van de indicatoren voor in bijlage IV bij deze verordening opgenomen landbouwecosystemen en van de indicatoren voor in bijlage VI bij deze verordening opgenomen bosecosystemen, met betrekking tot het ontwikkelen van een kader voor het vaststellen van bevredigende niveaus van bestuivers, van de indicatoren voor in bijlage IV bij deze verordening opgenomen landbouwecosystemen, en van de indicatoren voor in bijlage VI bij deze verordening opgenomen bosecosystemen, met betrekking tot het vastleggen van een uniform model voor de nationale herstelplannen, en het vastleggen van het model, de structuur en de gedetailleerde regelingen voor het elektronisch rapporteren van gegevens en informatie aan de Commissie. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad108.

(77) De Commissie moet een evaluatie van deze verordening uitvoeren. Overeenkomstig punt 22 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven moet die evaluatie worden uitgevoerd op basis van de criteria doelmatigheid, doeltreffendheid, relevantie, samenhang en meerwaarde van de EU, en vormt die evaluatie de basis voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. Bovendien moet de Commissie beoordelen of er aanvullende op herstel gerichte streefdoelen moeten worden vastgesteld, op basis van gemeenschappelijke methoden voor de beoordeling van de toestand van ecosystemen die niet onder de artikelen 4 en 5 vallen, rekening houdend met de meest recente wetenschappelijke bevindingen.

(78) Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.