Overwegingen bij COM(2022)495 - Aansprakelijkheid voor producten met gebreken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2022)495 - Aansprakelijkheid voor producten met gebreken.
document COM(2022)495 NLEN
datum 28 september 2022
 
(1) Richtlijn 85/374/EEG van de Raad 39 stelt gemeenschappelijke regels vast inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, met het oog op het wegwerken van verschillen tussen de rechtsstelsels van de lidstaten die de mededinging kunnen vervalsen en het vrije verkeer van goederen binnen de interne markt kunnen aantasten, en die kunnen leiden tot verschillen in het niveau van de bescherming van de consument tegen schade die door deze producten wordt toegebracht aan diens gezondheid of goederen.

(2) Aansprakelijkheid zonder schuld van de betrokken marktdeelnemer is de enige manier om een passende oplossing te vinden voor het probleem van een rechtvaardige toewijzing van de met de moderne technische productie samenhangende risico’s.

(3) Richtlijn 85/374/EEG moet worden herzien in het licht van de ontwikkelingen in verband met nieuwe technologieën, waaronder artificiële intelligentie (AI), nieuwe bedrijfsmodellen voor de circulaire economie en nieuwe mondiale toeleveringsketens, die hebben geleid tot inconsistenties en rechtsonzekerheid, met name wat de betekenis van de term “product” betreft. Uit de ervaring met de toepassing van Richtlijn 85/374/EEG is ook gebleken dat gelaedeerden bij het verkrijgen van schadevergoeding moeilijkheden ondervinden als gevolg van beperkingen op het instellen van schadevorderingen en problemen bij het verzamelen van bewijsmateriaal om aansprakelijkheid te bewijzen, met name in het licht van de toenemende technische en wetenschappelijke complexiteit. Dit geldt mede voor schadevorderingen in verband met nieuwe technologieën, waaronder AI. De herziening zal daarom de uitrol en invoering van dergelijke nieuwe technologieën, waaronder AI, aanmoedigen, en er tegelijkertijd voor zorgen dat eisers hetzelfde niveau van bescherming kunnen genieten, ongeacht de betrokken technologie.

(4) Richtlijn 85/374/EEG moet ook worden herzien om te zorgen voor samenhang en consistentie met de wetgeving inzake productveiligheid en markttoezicht op het niveau van de Unie en op nationaal niveau. Daarnaast moeten basisbegrippen en -concepten worden verduidelijkt om samenhang en rechtszekerheid te waarborgen en om rekening te houden met recente rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

(5) Gezien de talrijke wijzigingen die nodig zouden zijn en met het oog op duidelijkheid en rechtszekerheid, moet Richtlijn 85/374/EEG worden ingetrokken en vervangen door een nieuwe richtlijn.

(6) Om ervoor te zorgen dat de productaansprakelijkheidsregeling van de Unie alomvattend is, moet de risicoaansprakelijkheid voor producten met gebreken van toepassing zijn op alle roerende goederen, ook wanneer zij in andere roerende goederen zijn geïntegreerd of in onroerende goederen zijn geïnstalleerd.

(7) De aansprakelijkheid voor producten met gebreken mag niet van toepassing zijn op schade ten gevolge van nucleaire ongevallen, nu de aansprakelijkheid voor dergelijke schade wordt gedekt door internationale verdragen die door de lidstaten zijn geratificeerd.

(8) Om een echte interne markt met een hoog en uniform niveau van consumentenbescherming tot stand te brengen en om rekening te houden met de rechtspraak van het Hof van Justitie, mogen de lidstaten met betrekking tot aangelegenheden die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, geen bepalingen handhaven of invoeren die strenger of minder streng zijn dan die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld.

(9) In de rechtsstelsels van de lidstaten kan een gelaedeerde een recht op schadevergoeding hebben op grond van contractuele aansprakelijkheid of op grond van niet-contractuele aansprakelijkheid die geen verband houdt met de gebreken van een product, bijvoorbeeld de aansprakelijkheid op grond van garantie of schuld. Dit omvat de bepalingen van de [richtlijn inzake AI-aansprakelijkheid.../... van het Europees Parlement en de Raad], die gemeenschappelijke regels bevat voor de openbaarmaking van informatie en de bewijslast in het kader van op schuld gebaseerde vorderingen ter vergoeding van schade die door een AI-systeem is veroorzaakt. Deze richtlijn moet dergelijke bepalingen, die ook dienen om onder meer de doelstelling van een doeltreffende bescherming van de consument te verwezenlijken, onverlet laten.

(10) In bepaalde lidstaten kunnen gelaedeerden op grond van een bijzondere nationale aansprakelijkheidsregeling vorderingen instellen voor vergoeding van schade die is veroorzaakt door farmaceutische producten, zodat een doeltreffende bescherming van de consumenten in de farmaceutische sector reeds bestaat. Deze richtlijn moet het recht om dergelijke vorderingen in te stellen onverlet laten.

(11) Bij Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad 40 zijn gemeenschappelijke beginselen en referentiebepalingen vastgesteld die bedoeld zijn om in alle sectorale productwetgeving te worden toegepast. Om de samenhang met die wetgeving te waarborgen, is het passend een aantal bepalingen van deze richtlijn, met name de definities, in overeenstemming te brengen met dat besluit.

(12) In het digitale tijdperk kunnen producten materieel of immaterieel zijn. Software, zoals besturingssystemen, firmware, computerprogramma’s, toepassingen of AI-systemen, komt steeds vaker voor op de markt en speelt een steeds belangrijkere rol voor de productveiligheid. Software kan als een op zichzelf staand product in de handel worden gebracht en kan vervolgens als component in andere producten worden geïntegreerd, en kan schade veroorzaken door de toepassing ervan. In het belang van de rechtszekerheid moet daarom worden verduidelijkt dat software voor de toepassing van risicoaansprakelijkheid een product is, ongeacht de wijze van levering of gebruik, en dus ongeacht of de software op een apparaat is opgeslagen of via cloudtechnologieën toegankelijk is. De broncode van software mag echter niet als een product in de zin van deze richtlijn worden beschouwd, aangezien het hier louter om informatie gaat. De ontwikkelaar of producent van software, met inbegrip van aanbieders van AI-systemen in de zin van [Verordening (EU).../... (AI-verordening)], moet als fabrikant worden behandeld.

(13) Om innovatie en onderzoek niet te belemmeren, mag deze richtlijn niet van toepassing zijn op gratis en opensourcesoftware die buiten het kader van een handelsactiviteit wordt ontwikkeld of geleverd. Dit geldt met name voor software, met inbegrip van de broncode en gewijzigde versies, die openlijk gedeeld en vrij toegankelijk, bruikbaar, veranderbaar en verder verdeelbaar is. Wanneer software wordt geleverd in ruil voor een prijs of wanneer persoonsgegevens niet uitsluitend worden gebruikt om de beveiliging, compatibiliteit of interoperabiliteit van de software te verbeteren, en dus in het kader van een commerciële activiteit wordt geleverd, moet de richtlijn echter van toepassing zijn.

(14) Digitale fabricagebestanden, die de functionele informatie bevatten die nodig is om een tastbaar voorwerp te produceren door automatische besturing van machines of gereedschappen, zoals boormachines, draaibanken, molens en 3D-printers, moeten als producten worden beschouwd om de bescherming van de consument te waarborgen in gevallen waarin dergelijke bestanden gebreken vertonen. Om twijfel te voorkomen, moet ook worden verduidelijkt dat elektriciteit een product is.

(15) Digitale diensten worden steeds vaker op zodanige wijze geïntegreerd in of verbonden met een product dat het ontbreken van de dienst het product belet een van zijn functies te vervullen, bijvoorbeeld de continue levering van verkeersgegevens in een navigatiesysteem. Hoewel deze richtlijn niet van toepassing mag zijn op diensten als zodanig, is het noodzakelijk de risicoaansprakelijkheid uit te breiden tot dergelijke digitale diensten, aangezien zij net zo bepalend zijn voor de veiligheid van het product als fysieke of digitale componenten. Dergelijke gerelateerde diensten moeten als componenten van het product waarmee zij verbonden zijn worden beschouwd wanneer zij onder controle van de fabrikant van dat product staan, in die zin dat zij door de fabrikant zelf worden geleverd of dat de fabrikant ze aanbeveelt of anderszins de levering ervan door een derde beïnvloedt.

(16) Gezien de toenemende relevantie en waarde van immateriële activa moet ook het verlies of de corruptie van gegevens, zoals uit een harde schijf verwijderde inhoud, worden vergoed, met inbegrip van de kosten voor het terugwinnen of herstellen van de gegevens. Bijgevolg vereist de bescherming van consumenten de vergoeding van materiële verliezen die niet alleen het gevolg zijn van overlijden of lichamelijk letsel, zoals begrafenis- of ziektekosten of gederfde inkomsten, en van materiële schade, maar ook van het verlies of de corruptie van gegevens. Deze richtlijn laat echter de vergoeding voor inbreuken op Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 41 , Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad 42 , Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad 43 en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 44 onverlet.

(17) Met het oog op de rechtszekerheid moet worden verduidelijkt dat lichamelijk letsel ook medisch erkende schade aan de geestelijke gezondheid omvat.

(18) De lidstaten moeten voorzien in een volledige en passende vergoeding voor alle materiële schade als gevolg van overlijden, lichamelijk letsel, beschadiging of vernietiging van goederen en het verlies of de corruptie van gegevens, maar de regels voor de berekening van de vergoeding moeten door de lidstaten worden vastgesteld. Voorts mag deze richtlijn geen afbreuk doen aan de nationale regels inzake immateriële schade.

(19) Om de consumenten te beschermen, moet schade aan goederen van een natuurlijke persoon worden vergoed. Aangezien goederen steeds vaker voor zowel beroeps- als privédoeleinden worden gebruikt, is het passend te voorzien in de vergoeding van schade aan dergelijke goederen voor gemengd gebruik. In het licht van de doelstelling van deze richtlijn om de consumenten te beschermen, moeten goederen die uitsluitend beroepsmatig worden gebruikt, van het toepassingsgebied van de richtlijn worden uitgesloten.

(20) Deze richtlijn moet van toepassing zijn op producten die in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, in de handel worden gebracht of, in voorkomend geval, in gebruik worden genomen, bijvoorbeeld producten die worden geleverd in het kader van een sponsoringcampagne of producten die zijn vervaardigd voor het verrichten van een met overheidsmiddelen gefinancierde dienst, aangezien deze vorm van dienstverlening nog steeds een economisch of commercieel karakter heeft.

(21) Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de verschillende mechanismen waarmee op nationaal niveau verhaal kan worden gezocht, hetzij via gerechtelijke procedures, buitengerechtelijke oplossingen, alternatieve geschillenbeslechting of representatieve vorderingen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad 45 , hetzij in het kader van nationale regelingen voor collectief verhaal.

(22) Bij de beantwoording van de vraag of een product een gebrek vertoont, mag ter bescherming van de gezondheid en de goederen van de consument niet de ongeschiktheid van het product voor het gebruik de maatstaf zijn, maar het gebrek aan veiligheid die het grote publiek gerechtigd is te verwachten. De beoordeling van de vraag of een product een gebrek vertoont, moet een objectieve analyse omvatten en mag niet verwijzen naar de veiligheid die een bepaalde persoon mag verwachten. Bij de beoordeling van de veiligheid die het grote publiek mag verwachten, moet onder meer rekening worden gehouden met het beoogde doel, de objectieve kenmerken en de eigenschappen van het betrokken product, en met de specifieke eisen van de groep gebruikers voor wie het product is bestemd. Sommige producten, zoals levensreddende medische hulpmiddelen, brengen een bijzonder hoog risico op schade aan mensen mee en geven derhalve aanleiding tot bijzonder hoge veiligheidsverwachtingen. Om met deze verwachtingen rekening te houden, moet een rechter kunnen verklaren dat een product gebreken vertoont zonder de daadwerkelijke gebreken ervan vast te stellen, wanneer het tot dezelfde productieserie behoort als een product waarvan reeds is aangetoond dat het gebreken vertoont.

(23) Om rekening te houden met het feit dat producten steeds vaker onderling verbonden zijn, moet bij de beoordeling van de veiligheid van een product ook rekening worden gehouden met de effecten van andere producten op het product in kwestie. Om recht te doen aan de legitieme verwachting dat de software en de onderliggende algoritmen van een product zodanig zijn ontworpen dat gevaarlijk productgedrag wordt voorkomen, moet ook rekening worden gehouden met het effect op de productveiligheid van het vermogen om te leren na de uitrol van dat product. Om rekening te houden met het feit dat in het digitale tijdperk veel producten ook onder de controle van de fabrikant blijven nadat zij in de handel zijn gebracht, moet bij de beoordeling van de veiligheid van een product ook het tijdstip waarop een product niet meer onder controle van de fabrikant staat in aanmerking worden genomen. Er kan ook worden vastgesteld dat een product gebreken vertoont als het kwetsbaar is op het gebied van cyberbeveiliging.

(24) Om rekening te houden met de relevantie van de wetgeving inzake productveiligheid en markttoezicht voor het bepalen van het veiligheidsniveau dat het grote publiek mag verwachten, moet worden verduidelijkt dat bij die beoordeling ook de veiligheidseisen, met inbegrip van veiligheidsrelevante cyberbeveiligingsvoorschriften, en ingrepen van regelgevende instanties, zoals terugroepacties van producten, of van marktdeelnemers zelf in aanmerking moeten worden genomen. Die ingrepen mogen echter als zodanig geen vermoeden van het bestaan van gebreken doen ontstaan.

(25) In het belang van de keuzevrijheid van de consument en ter bevordering van innovatie mag het bestaan of het later in de handel brengen van een beter product op zich niet tot de conclusie leiden dat een product gebreken vertoont. Ook de levering van updates of upgrades van een product mag op zich niet leiden tot de conclusie dat een eerdere versie van het product gebreken vertoont.

(26) De bescherming van de consument vereist dat elke fabrikant die bij het productieproces betrokken is, aansprakelijk kan worden gesteld indien zijn product of een door hem geleverde component gebreken vertoont. Wanneer een fabrikant een gebreken vertonende component van een andere fabrikant in een product integreert, moet een gelaedeerde zowel van de fabrikant van het product als van de fabrikant van de component vergoeding ter zake van dezelfde schade kunnen vorderen.

(27) Om ervoor te zorgen dat de gelaedeerden een afdwingbaar recht op schadevergoeding hebben wanneer een fabrikant buiten de Unie is gevestigd, moet het mogelijk zijn de importeur van het product en de gemachtigde van de fabrikant aansprakelijk te stellen. Uit praktische ervaring met markttoezicht blijkt dat bij toeleveringsketens soms marktdeelnemers betrokken zijn die vanwege hun nieuwe vorm niet gemakkelijk onder te brengen zijn in de traditionele toeleveringsketens die in het bestaande rechtskader zijn voorzien. Dat is met name het geval met fulfilmentdienstverleners, die vaak dezelfde functies als importeurs uitoefenen maar mogelijk niet altijd beantwoorden aan de traditionele definitie van importeur in het Unierecht. In het licht van hun rol als marktdeelnemers in het kader voor productveiligheid en markttoezicht, met name in dat van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad 46 , moet het mogelijk zijn fulfilmentdienstverleners aansprakelijk te stellen, maar gezien de subsidiaire aard van die rol dienen zij slechts aansprakelijk te zijn wanneer er geen importeur of gemachtigde in de Unie is gevestigd. Met het oog op doeltreffende concentratie van aansprakelijkheid bij fabrikanten, importeurs, gemachtigden en fulfilmentdienstverleners, moet het mogelijk zijn distributeurs slechts aansprakelijk te stellen wanneer zij niet onmiddellijk een in de Unie gevestigde relevante marktdeelnemer aanwijzen.

(28) De onlineverkoop is voortdurend en gestaag gegroeid, waardoor er nieuwe bedrijfsmodellen zijn ontstaan en nieuwe actoren op de markt zijn verschenen, zoals onlineplatforms. [Verordening [.../...] betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (verordening digitale diensten)] en [Verordening [.../...] inzake algemene productveiligheid] regelen onder meer de verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht van onlineplatforms met betrekking tot illegale inhoud, met inbegrip van producten. Wanneer onlineplatforms ten aanzien van een product met gebreken de rol van fabrikant, importeur of distributeur vervullen, moeten zij onder dezelfde voorwaarden als die marktdeelnemers aansprakelijk zijn. Voor onlineplatforms die louter een bemiddelende rol bij de verkoop van producten tussen handelaren en consumenten spelen, geldt uit hoofde van de verordening digitale diensten een voorwaardelijke ontheffing van de aansprakelijkheid. In de verordening digitale diensten is echter bepaald dat onlineplatforms die consumenten in staat stellen overeenkomsten op afstand met handelaren te sluiten, niet van hun aansprakelijkheid krachtens de wetgeving inzake consumentenbescherming zijn ontheven wanneer zij het product presenteren of de betrokken specifieke transactie anderszins mogelijk maken op een wijze die een gemiddelde consument ertoe zou kunnen brengen om aan te nemen dat het product wordt verstrekt door het onlineplatform zelf of door een handelaar die op gezag of onder toezicht daarvan handelt. In overeenstemming met dit beginsel moeten onlineplatforms die op deze wijze het product presenteren of de specifieke transactie anderszins mogelijk maken, onder dezelfde voorwaarden als distributeurs uit hoofde van deze richtlijn aansprakelijk kunnen worden gesteld. Dat betekent dat zij slechts aansprakelijk zijn wanneer zij op deze wijze het product presenteren of de specifieke transactie anderszins mogelijk maken, en slechts wanneer het onlineplatform niet onmiddellijk een in de Unie gevestigde relevante marktdeelnemer aanwijst.

(29) Bij de overgang van een lineaire naar een circulaire economie worden producten zo ontworpen dat ze duurzamer, beter herbruikbaar alsmede gemakkelijker te herstellen en op te waarderen zijn. De Unie bevordert ook innovatieve en duurzame productie- en consumptiemethoden die de functionaliteit van producten en componenten verlengen, zoals revisie, opknappen en reparatie 47 . Bovendien kunnen producten wijzigingen ondergaan door veranderingen in de software, met inbegrip van upgrades. Wanneer een product ingrijpend wordt gewijzigd zonder dat de oorspronkelijke fabrikant daar controle over heeft, wordt het als een nieuw product beschouwd en moet het mogelijk zijn de persoon die de ingrijpende wijziging heeft aangebracht als fabrikant van het gewijzigde product aansprakelijk te stellen, aangezien hij krachtens de toepasselijke wetgeving van de Unie verantwoordelijk is voor de conformiteit van het product met de veiligheidsvoorschriften. Of een wijziging ingrijpend is, wordt bepaald aan de hand van criteria die zijn vastgesteld in de relevante veiligheidswetgeving van de Unie en de lidstaten; ingrijpende wijzigingen zijn bijvoorbeeld wijzigingen waarmee de oorspronkelijk beoogde functies worden veranderd of die gevolgen hebben voor de conformiteit van het product met de toepasselijke veiligheidsvoorschriften. Met het oog op een rechtvaardige verdeling van de risico’s in de circulaire economie moet een marktdeelnemer die een ingrijpende wijziging aanbrengt, van zijn aansprakelijkheid worden ontheven indien hij kan aantonen dat de schade verband houdt met een onderdeel van het product waarop de wijziging geen betrekking heeft. Marktdeelnemers die reparaties of andere verrichtingen uitvoeren die geen ingrijpende wijzigingen inhouden, mogen uit hoofde van deze richtlijn niet aansprakelijk worden gesteld.

(30) Aangezien de marktdeelnemers ongeacht de schuldvraag aansprakelijk zijn, en teneinde een rechtvaardige verdeling van de risico’s te verwezenlijken, moet het aan de gelaedeerde die vergoeding voor door een product met gebreken veroorzaakte schade vordert, zijn om de schade, de gebreken van een product en het oorzakelijk verband daartussen aan te tonen. De gelaedeerden verkeren ten opzichte van de fabrikanten echter vaak aanzienlijk in het nadeel wat betreft de toegang tot en het begrijpen van informatie over hoe een product is geproduceerd en hoe het werkt. Deze asymmetrische verdeling van informatie kan de rechtvaardige verdeling van de risico’s ondermijnen, met name in gevallen waarin sprake is van technische of wetenschappelijke complexiteit.

(31) Daarom moeten eisers gemakkelijker toegang tot bewijsmateriaal voor gebruik in gerechtelijke procedures krijgen, en moet er tegelijkertijd voor worden gezorgd dat die toegang beperkt blijft tot hetgeen noodzakelijk en evenredig is, en dat vertrouwelijke informatie en bedrijfsgeheimen worden beschermd. Dit bewijsmateriaal moet ook documenten omvatten die de verweerder ex novo moet vervaardigen door het beschikbare bewijsmateriaal te compileren of te rubriceren.

(32) Met betrekking tot bedrijfsgeheimen in de zin van Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad 48 moet de nationale rechter de bevoegdheid krijgen om specifieke maatregelen te nemen om de vertrouwelijkheid van bedrijfsgeheimen tijdens en na de procedure te waarborgen, waarbij tegelijkertijd een billijk en evenredig evenwicht moet worden bereikt tussen het belang van de houder van het bedrijfsgeheim bij geheimhouding en het belang van de gelaedeerde. Hiertoe moeten op zijn minst maatregelen behoren die erop gericht zijn de toegang tot documenten die bedrijfsgeheimen of vermeende bedrijfsgeheimen bevatten alsmede de toegang tot hoorzittingen tot een klein aantal personen te beperken, of de toegang tot documenten waarin bepaalde informatie onleesbaar is gemaakt of tot verslagen van hoorzittingen mogelijk te maken. De nationale rechter moet bij het nemen van een besluit over dergelijke maatregelen rekening houden met: i) de noodzaak om het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijke procesgang te waarborgen; ii) de gerechtvaardigde belangen van de partijen en, in voorkomend geval, van derden; en iii) de mogelijke schade die voor een van de partijen en, in voorkomend geval, voor derden wordt veroorzaakt doordat deze maatregelen worden gelast of afgewezen.

(33) Het is ook noodzakelijk de op de eiser rustende bewijslast te verlichten, voor zover aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Weerlegbare feitelijke vermoedens zijn een gangbaar mechanisme om de bewijsmoeilijkheden van een eiser te verlichten en stellen de rechter in staat het bestaan van een gebrek of causaal verband te baseren op het bestaan van een ander bewezen feit, met behoud van de rechten van de verweerder. Als aansporing om aan de verplichting tot openbaarmaking van informatie te voldoen, moet de nationale rechter ervan uitgaan dat een product gebreken vertoont wanneer een verweerder een dergelijke verplichting niet nakomt. Er zijn tal van wettelijke en dwingende veiligheidsvoorschriften vastgesteld om de consumenten en het grote publiek tegen het risico op schade te beschermen. Om de nauwe samenhang tussen productveiligheidsregels en aansprakelijkheidsregels te versterken, moet de niet-naleving van dergelijke voorschriften ook leiden tot een vermoeden dat het product gebreken vertoont. Dit omvat ook gevallen waarin een product niet is voorzien van middelen om informatie over de werking van het product te registreren, zoals is vereist op grond van het Unierecht of het nationale recht. Dit moet eveneens gelden in het geval van een kennelijke disfunctie, zoals een glazen fles die bij normaal gebruik ontploft, aangezien het voor een eiser onnodig bezwarend is wanneer hij het bestaan van een gebrek moet aantonen als de omstandigheden van dien aard zijn dat het bestaan ervan niet wordt betwist.

(34) De nationale rechter moet ook van gebreken bij een product en/of een oorzakelijk verband tussen de schade en de gebreken uitgaan wanneer het voor de eiser, ondanks de openbaarmaking van informatie door de verweerder, buitensporig moeilijk zou zijn om, gelet op de technische of wetenschappelijke complexiteit van de zaak, de gebreken en/of het oorzakelijk verband aan te tonen. In dergelijke gevallen zou het vereiste van bewijs afbreuk doen aan de doeltreffendheid van het recht op schadevergoeding. Aangezien de fabrikanten over deskundige kennis beschikken en beter geïnformeerd zijn dan de gelaedeerde, moet het derhalve aan hen zijn om het vermoeden te weerleggen. De technische of wetenschappelijke complexiteit moet per geval door de nationale rechter worden beoordeeld, rekening houdend met verschillende factoren. Deze factoren moeten onder meer de complexe aard van het product (bv. een innovatief medisch hulpmiddel), de complexe aard van de gebruikte technologie (bv. machinaal leren), de complexe aard van de door de eiser te analyseren informatie en gegevens alsmede de complexe aard van het oorzakelijk verband (bv. een verband tussen een farmaceutisch product of voedingsmiddel en het optreden van een gezondheidsaandoening, of een verband dat alleen kan worden aangetoond als de eiser de interne werking van een AI-systeem zou verduidelijken) omvatten. De nationale rechter moet ook per geval beoordelen of er sprake is van buitensporige moeilijkheden. Hoewel het aan een eiser is om argumenten aan te voeren waarmee wordt aangetoond dat er sprake is van buitensporige moeilijkheden, mag het bewijs daarvan niet worden verlangd. Zo mag van de eiser, wanneer een vordering op een AI-systeem betrekking heeft, niet worden verlangd dat hij de specifieke kenmerken van het AI-systeem toelicht, noch dat hij verduidelijkt hoe deze kenmerken het moeilijker maken om het oorzakelijk verband vast te stellen, opdat de rechter in staat is te beslissen dat er sprake is van buitensporige moeilijkheden. De verweerder moet de mogelijkheid hebben om het bestaan van buitensporige moeilijkheden te betwisten.

(35) Om een rechtvaardige verdeling van de risico’s in stand te houden en een omkering van de bewijslast te voorkomen, moet van een eiser niettemin worden verlangd dat hij, om het vermoeden te kunnen inroepen, op basis van voldoende relevant bewijsmateriaal aantoont dat, indien zijn moeilijkheden verband houden met het aantonen van de gebreken, het product waarschijnlijk gebreken vertoonde of dat, indien zijn moeilijkheden verband houden met het aantonen van het oorzakelijk verband, de gebreken van het product een waarschijnlijke oorzaak van de schade vormen.

(36) Uit het oogpunt van een rechtvaardige verdeling van de risico’s moeten marktdeelnemers van hun aansprakelijkheid worden ontheven indien zij kunnen aantonen dat er sprake is van specifieke ontlastende feiten. Zij mogen niet aansprakelijk zijn wanneer zij kunnen aantonen dat een ander dan zijzelf het product tegen hun wil uit het vervaardigingsproces heeft gehaald of dat de gebreken van het product juist aan de naleving van dwingende voorschriften te wijten zijn.

(37) Het tijdstip waarop een product in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt gesteld, is doorgaans het tijdstip waarop de fabrikant niet langer de zeggenschap over het product heeft, terwijl het voor distributeurs het tijdstip is waarop zij het product op de markt aanbieden. Daarom moeten fabrikanten van hun aansprakelijkheid worden ontheven wanneer zij aantonen dat de gebreken die de schade hebben veroorzaakt, waarschijnlijk niet bestonden toen zij het product in de handel hebben gebracht of in gebruik hebben gesteld, of dat de gebreken na dat tijdstip zijn opgetreden. Aangezien digitale technologieën de fabrikanten echter in staat stellen ook na het tijdstip van het in de handel brengen of het in gebruik stellen van het product nog zeggenschap te hebben, moeten zij aansprakelijk blijven voor gebreken die na dat tijdstip optreden als gevolg van software of bijbehorende diensten waarover zij zeggenschap hebben, of het nu in de vorm van upgrades of updates of van algoritmen voor machinaal leren is. Dergelijke software of bijbehorende diensten moeten worden geacht onder de zeggenschap van de fabrikant te vallen wanneer zij door die fabrikant worden geleverd of wanneer die fabrikant daarvoor toestemming verleent of anderszins invloed uitoefent op de levering ervan door een derde.

(38) De mogelijkheid voor marktdeelnemers om aansprakelijkheid te ontlopen door aan te tonen dat een gebrek is ontstaan nadat zij het product in de handel hebben gebracht of in gebruik hebben gesteld, moet eveneens worden beperkt wanneer het gebrek van een product bestaat in het ontbreken van software-updates of ‑upgrades die nodig zijn om kwetsbaarheden op het gebied van cyberbeveiliging aan te pakken en de veiligheid van het product te handhaven. Dergelijke kwetsbaarheden kunnen een zodanige impact op het product hebben dat het schade in de zin van deze richtlijn veroorzaakt. Aangezien de fabrikanten uit hoofde van het recht van de Unie, onder meer Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad 49 , gedurende de volledige levenscyclus van producten verantwoordelijk zijn voor de veiligheid daarvan, moeten zij ook aansprakelijk zijn voor de schade die wordt veroorzaakt doordat zij niet de softwarebeveiligingsupdates of ‑upgrades leveren die nodig zijn om de kwetsbaarheden van het product aan te pakken als reactie op de veranderende cyberbeveiligingsrisico’s. Van een dergelijke aansprakelijkheid mag geen sprake zijn wanneer die software buiten hun toezicht om wordt geleverd of geïnstalleerd, bijvoorbeeld wanneer de eigenaar van het product geen update of upgrade installeert die wordt geleverd teneinde het veiligheidsniveau van het product te waarborgen of te handhaven.

(39) Met het oog op een rechtvaardige verdeling van de risico’s moeten de fabrikanten eveneens van hun aansprakelijkheid worden ontheven wanneer zij aantonen dat het op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis, die is bepaald aan de hand van het meest geavanceerde niveau van toegankelijke objectieve kennis en niet aan de hand van de feitelijke kennis van de betrokken fabrikant, op het tijdstip waarop zij de zeggenschap over het product hadden, niet mogelijk was de gebreken te ontdekken.

(40) Er kunnen zich situaties voordoen waarin twee of meer partijen aansprakelijk zijn voor dezelfde schade, met name wanneer een defecte component is geïntegreerd in een product dat schade veroorzaakt. In dat geval moet de gelaedeerde schadevergoeding kunnen vorderen van zowel de fabrikant die de defecte component in zijn product heeft geïntegreerd als de fabrikant van de defecte component zelf. Om de bescherming van consumenten te waarborgen, moeten alle partijen in dergelijke gevallen hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld.

(41) Er kunnen zich situaties voordoen waarin het handelen en nalaten van andere personen dan een mogelijk aansprakelijke marktdeelnemer, naast de gebreken van het product, bijdragen tot de oorzaak van de geleden schade, bv. wanneer een derde gebruikmaakt van een kwetsbaarheid van een product op het gebied van cyberbeveiliging. In het belang van de consumentenbescherming mag in het geval waarin een product gebreken vertoont, bijvoorbeeld als gevolg van een kwetsbaarheid die het product minder veilig maakt dan het grote publiek mag verwachten, de aansprakelijkheid van de marktdeelnemer niet op grond van dergelijk handelen of nalaten worden verminderd. Het moet echter mogelijk zijn de aansprakelijkheid van de marktdeelnemer te verminderen of op te heffen wanneer de gelaedeerden zelf door nalatigheid tot de oorzaak van de schade hebben bijgedragen.

(42) De doelstelling van consumentenbescherming zou worden ondermijnd indien de aansprakelijkheid van een marktdeelnemer door middel van contractuele bepalingen kon worden beperkt of uitgesloten. Daarom mogen contractuele uitzonderingsmogelijkheden niet worden toegestaan. Om dezelfde reden mag het niet mogelijk zijn de aansprakelijkheid op grond van bepalingen van nationaal recht te beperken of uit te sluiten, bv. door maximumbedragen vast te stellen voor de aansprakelijkheid van een marktdeelnemer.

(43) Aangezien producten in de loop van de tijd aan slijtage onderhevig zijn en er strengere veiligheidsnormen worden ontwikkeld naarmate de wetenschappelijke en technische kennis vooruitgaat, zou het onbillijk zijn de fabrikanten zonder tijdsbeperking aansprakelijk te stellen voor gebreken van hun producten. Daarom moet de aansprakelijkheid voor een redelijke termijn gelden, dat wil zeggen tien jaar na het in de handel brengen van het product, met dien verstande dat voor een rechterlijke instantie aanhangige vorderingen onverlet blijven. Om te voorkomen dat de mogelijkheid om schadevergoeding te vorderen ten onrechte wordt ontzegd, moet de verjaringstermijn 15 jaar bedragen wanneer uit medische bewijsstukken blijkt dat de symptomen van een lichamelijk letsel pas na verloop van tijd aan het licht komen.

(44) Aangezien het bij ingrijpend gewijzigde producten in wezen om nieuwe producten gaat, moet de verjaringstermijn opnieuw aanvangen nadat een product ingrijpend is gewijzigd, bv. als gevolg van een revisie, waarbij een product zodanig wordt gewijzigd dat de conformiteit ervan met de toepasselijke veiligheidsvoorschriften in het gedrang kan komen.

(45) Om een uniforme interpretatie van deze richtlijn door de nationale rechterlijke instanties te vergemakkelijken, moeten de lidstaten worden verplicht relevante rechterlijke uitspraken over productaansprakelijkheid te publiceren.

(46) De Commissie moet een evaluatie van deze richtlijn uitvoeren. Ingevolge punt 22 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven 50 moet die evaluatie worden uitgevoerd op basis van de vijf criteria doelmatigheid, doeltreffendheid, relevantie, samenhang en EU-meerwaarde, en een basis verschaffen voor effectbeoordelingen van eventuele verdere maatregelen. Omwille van de rechtszekerheid mag deze richtlijn niet van toepassing zijn op producten die vóór de datum van omzetting ervan in de Unie in de handel zijn gebracht of in gebruik zijn gesteld. Er moet worden voorzien in overgangsregelingen om blijvende aansprakelijkheid uit hoofde van Richtlijn 85/374/EEG te waarborgen voor schade die is veroorzaakt door producten met gebreken die vóór die datum in de handel zijn gebracht of in gebruik zijn gesteld.

(47) Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het waarborgen van de werking van de interne markt, van onvervalste mededinging en van een hoog niveau van consumentenbescherming, op grond van het feit dat de goederenmarkt de hele Unie bestrijkt niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege het harmoniserende effect van gemeenschappelijke aansprakelijkheidsregels beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.