Overwegingen bij COM(2023)541 - Standpunt EU op de vijfde vergadering van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag van Minamata inzake kwik, in verband met de goedkeuring van een besluit tot vaststelling van een drempelwaarde voor kwikafval in overeenstemming met artikel 11, lid 2, van dat verdrag

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het Verdrag van Minamata inzake kwik15 (“de overeenkomst”) is door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2017/939 van de Raad16 en is op 16 augustus 2017 in werking getreden.

(2) Overeenkomstig Besluit MC-1/1 betreffende het reglement van orde dat de Conferentie van de partijen bij de overeenkomst (“Conferentie van de partijen”) op haar eerste vergadering heeft vastgesteld, stellen de partijen alles in het werk om over alle inhoudelijke aangelegenheden bij consensus overeenstemming te bereiken.

(3) De Conferentie van de partijen heeft tijdens haar derde vergadering op 25‑29 november 2019 Besluit MC-3/5 aangenomen, waarbij drempels worden vastgesteld voor afval dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit kwik of kwikverbindingen, als bedoeld in artikel 11, lid 2, van de overeenkomst, en waarbij de groep van technische deskundigen, die door de Conferentie van de Partijen tijdens haar tweede vergadering op 19‑23 november 2018 is opgericht, wordt verplicht drempelwaarden te ontwikkelen voor met kwik of kwikverbindingen verontreinigd afval (“met kwik verontreinigd afval”), ook voor residuen uit de mijnbouw, met uitzondering van primaire kwikmijnbouw.

(4) De Conferentie van de partijen kon tijdens het tweede deel van haar vierde vergadering op 21‑25 maart 2022 geen besluit vaststellen over drempelwaarden voor met kwik verontreinigd afval als bedoeld in artikel 11, lid 2, punt c), van de overeenkomst. Daarom werd in Besluit MC-4/6 de groep van technische deskundigen verzocht haar werkzaamheden hoofdzakelijk langs elektronische weg voort te zetten en één fysieke vergadering van voldoende duur te houden om een oplossing te vinden voor kwikafval dat onder artikel 11, lid 2, punt c), valt, afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen, en tijdens haar vijfde vergadering verslag uit te brengen aan de Conferentie van de Partijen.

(5) Het vaststellen van een namens de Unie op de Conferentie van de partijen in te nemen standpunt is nodig omdat dit voorgestelde besluit, indien goedgekeurd, rechtsgevolgen heeft, aangezien de partijen bij de overeenkomst maatregelen zullen moeten nemen om de overeenkomst op nationaal en/of regionaal niveau uit te voeren.

(6) De Unie heeft in aanzienlijke mate bijgedragen aan het tot stand komen van de bepalingen inzake afvalstoffen van de overeenkomst en aan de tussentijdse werkzaamheden van de deskundigen die zijn gestart bij Besluit MC-3/5 en die aanleiding hebben gegeven tot de aanbevelingen; het acquis van de Unie vereist reeds dat al het in artikel 11, lid 2, van de overeenkomst bedoelde kwikafval, met inbegrip van met kwik verontreinigd afval, ongeacht het kwikgehalte, wordt beheerd zonder gevaar op te leveren voor de gezondheid van de mens en zonder nadelige gevolgen voor het milieu.

(7) De Unie mag enkel steun verlenen aan de vaststelling door de Conferentie van de partijen van een besluit dat in overeenstemming is met het acquis van de Unie.