Overwegingen bij COM(2024)101 - Voortzetten van gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)101 - Voortzetten van gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag. |
---|---|
document | COM(2024)101 ![]() ![]() |
datum | 25 maart 2024 |
(2) Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad 2 is vastgesteld in het licht van de door de Russische invasie van Oekraïne veroorzaakte gasvoorzieningscrisis. Ze heeft tot doel de gasvraag van de Unie vrijwillig en, indien nodig, verplicht te reduceren, het vullen van opslagfaciliteiten te faciliteren en te zorgen voor een betere voorbereiding op verdere voorzieningsverstoringen. Ze werd vastgesteld in het licht van de dringende noodzaak voor de Unie om te reageren met tijdelijke maatregelen in een geest van solidariteit tussen de lidstaten.
(3) Op grond van Verordening (EU) 2022/1369 moesten de lidstaten naar beste vermogen trachten om hun gasverbruik in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 maart 2023 met 15 % te reduceren, en, nadat de toepassing ervan werd verlengd bij Verordening (EU) 2023/706 van de Raad 3 , in de periode van 1 april 2023 tot en met 31 maart 2024. Indien de vrijwillige vraagreductiemaatregelen ontoereikend blijken om het risico van een ernstig voorzieningstekort aan te pakken, werd de Raad gemachtigd om op voorstel van de Commissie een Unie-alarm af te kondigen, hetgeen zou leiden tot een verplichte vraagreductie. De lidstaten hebben maatregelen vastgesteld om hun respectieve gasvraag te reduceren in een geest van solidariteit, hetgeen geresulteerd heeft in daadwerkelijke gasvraagreducties in de hele Unie van meer dan 15 %, van augustus 2022 tot december 2023.
(4) Krachtens artikel 9 van Verordening (EU) 2022/1369 moet de Commissie uiterlijk op 1 maart 2024 een nieuwe evaluatie van deze verordening verrichten in het licht van de algemene stand van de gasleveringen aan de Unie, en verslag aan de Raad over de belangrijkste bevindingen uitbrengen. De Commissie heeft de belangrijkste bevindingen van haar evaluatie gepresenteerd in haar verslag COM(2024) 88.
(5) In haar verslag COM(2024) 88 concludeerde de Commissie dat, hoewel de gasvoorzieningszekerheidssituatie is verbeterd dankzij gerichte investeringen en een aantal maatregelen, waaronder vraagreductie in het kader van Verordening (EU) 2022/1369, de algemene voorzieningszekerheidsituatie delicaat blijft. De mondiale gasmarkt blijft krap en er worden geen aanzienlijke verbeteringen in de mondiale liquefactiecapaciteiten verwacht vóór 2025-2027, terwijl er andere neerwaartse risico’s blijven bestaan die de huidige voorzieningszekerheidssituatie kunnen doen verslechteren. Ook werd geconcludeerd dat de vraagreductie aanzienlijk heeft bijgedragen aan de uitfasering van circa 65 miljard kubieke meter (bcm) Russisch gas in 2023, voornamelijk in de sectoren huishoudens en industrie. In 2023 was vraagreductie cruciaal om de winter te eindigen met adequate opslagniveaus en om in de zomer de nodige flexibiliteit te bieden om de bij Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde opslagstreefwaarde van 90 % te halen 4 .
(6) Recente perioden van aanzienlijke prijsvolatiliteit waaronder in de zomer en het najaar van 2023, toen de prijzen binnen een paar weken met meer dan 50 % stegen, veroorzaakt door gebeurtenissen zoals de staking in Australische installaties voor vloeibaar aardgas (lng) en de verstoring van de Balticconnector, laten zien dat markten nog altijd kwetsbaar zijn en gevoelig blijven voor zelfs relatief kleine vraag- en aanbodschokken. Onder dergelijke omstandigheden kan de vrees dat aardgas schaars wordt, leiden tot negatieve systemische reacties in de hele Unie, met ernstige gevolgen voor de energieprijzen. Door de significante daling van de invoer van gas via Russische pijpleidingen in het afgelopen jaar is de beschikbaarheid van de algehele gasleveringen aan de Unie bovendien aanzienlijk afgenomen ten opzichte van de situatie vóór de crisis. De Unie heeft circa 25 bcm Russisch gas ontvangen via pijpleidingen en in totaal vertegenwoordigden de Russische leveringen slechts 15 % van de totale invoer van de Unie (leidinggas en lng) in 2023, tegenover 45 % in 2021.
(7) Vanwege het blijvend krappe evenwicht tussen vraag en aanbod, kunnen gasvoorzieningsverstoringen een aanzienlijke impact op de gas- en elektriciteitsprijzen hebben en schade berokkenen aan de economie van de Unie, door haar concurrentievermogen aan te tasten, en negatieve gevolgen hebben voor de Europese burgers. Daarom is een volgehouden gecoördineerde vraagreductie door alle lidstaten in een geest van solidariteit aanbevolen, onder meer om de opslagfaciliteiten op efficiënte wijze en met minimale marktverstoringen bij te vullen, wat bijdraagt tot het waarborgen van de gasvoorzieningszekerheid in de aanloop naar de winter van 2024-2025. Proactieve, gecoördineerde en vrijwillige besparingen beperken het risico van een negatieve impact van gastekorten op het concurrentievermogen van de industrie.
(8) Sinds de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2022/1369 is er een aanzienlijke verbetering opgetreden in het niveau van paraatheid op de gasmarkt en de voorzieningszekerheid van de Unie. Er blijven echter risico’s bestaan voor de energievoorzieningszekerheid van de Unie aangezien de mondiale situatie op de gasmarkt krap blijft en de prijzen nog steeds hoger zijn dan voor de crisis. Dit wordt verergerd door marktvolatiliteit die voortvloeit uit onder meer gespannen geopolitieke omstandigheden, zoals momenteel wordt geïllustreerd door onder andere de crisis in het Midden-Oosten en de Rode Zee. Vanwege de voorzieningsverstoringen en de krapte op de markt in de voorbije maanden bevinden twaalf lidstaten zich nog steeds in het eerste of tweede crisisniveau conform de gemeenschappelijke EU-classificatie, zoals vastgesteld in artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) 2017/1938.
(9) Deze mogelijke moeilijkheden voor de voorzieningszekerheid worden verergerd door een aantal aanvullende risico’s, waaronder een einde op 31 december 2024 van de huidige overeenkomst voor gasdoorvoer door Oekraïne, die in 2023 circa 14 bcm bedroeg. Andere risico’s zijn een opleving van de Aziatische vraag naar lng die de beschikbaarheid van gas op de mondiale gasmarkt zou beperken, een koude winter in 2024-2025 die kan leiden tot een stijging van de vraag naar gas met maximaal 30 bcm, extreme weersgebeurtenissen die gevolgen kunnen hebben voor de opslag van waterkracht en de productie van kernenergie als gevolg van lage waterbeschikbaarheid, en de daaruit voortvloeiende stijging van de vraag naar gasgestookte elektriciteitsopwekking. Aanvullende risico’s vloeien voort uit verdere verstoringen van kritieke infrastructuur, zoals die welke werden ervaren door de sabotage van de Nord Stream-pijpleidingen in september 2022 en de beschadiging van de Balticconnector-pijpleiding in oktober 2023 en de verslechtering van het geopolitieke klimaat, met name in landen en regio’s die relevant zijn voor de energievoorzieningszekerheid van de Unie, zoals Oekraïne en het Midden-Oosten.
(10) De wereldwijde gasmarkten zijn nog altijd krap en dat zal naar verwachting nog enige tijd zo blijven. Zoals het Internationaal Energieagentschap (IEA) opmerkt in zijn verslag over gas op middellange termijn van 2023 5 , is het wereldwijde lng-aanbod slechts in beperkte mate gegroeid in 2022 (met 4 %) en in 2023 (met 3 %). In zijn wereldenergievooruitzichten van 2023 6 verwacht het IEA dat het marktevenwicht in de nabije toekomst precair zal blijven, totdat in de periode 2025-2027 nieuwe lng-capaciteiten operationeel zullen worden.
(11) De onlangs aangenomen Richtlijn (EU) 2023/1791 van het Europees Parlement en de Raad 7 en Richtlijn (EU) 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raad 8 zullen helpen de decarbonisatiedoelstellingen van de EU te halen en de vraag in de nabije toekomst structureel te reduceren, in lijn met de algemene inventarisatie van de COP28 9 , die de noodzaak erkent om, op een rechtvaardige, ordelijke en billijke manier, af te stappen van fossiele brandstoffen in de energiesystemen. De maatregelen die de lidstaten zullen vaststellen ter omzetting van die richtlijnen zullen grotendeels nog niet van kracht zijn tijdens de toepassing van deze aanbeveling, maar zullen bijdragen aan de gasvraagreductie in de jaren na de omzetting. Aangezien belangrijke maatregelen van de hierboven bedoelde richtlijnen pas in mei 2025 moeten zijn omgezet, is het passend om een gasvraagreductie aan te bevelen voor de overgangsperiode tot aan de omzetting.
(12) Vraagreductie door de lidstaten kan met name bijdragen aan het vullen van ondergrondse opslagfaciliteiten, met het oog op voldoende voorzieningszekerheid voor de winter van 2024-2025 en om te voorkomen dat het opslagtekort voortduurt tot de winter van 2025-2026. Het blijven reduceren van de gasvraag zal ook helpen om een neerwaartse druk op de prijzen te blijven uitoefenen, ten bate van de consumenten en het industriële concurrentievermogen van de Unie.
(13) De aanbeveling om gas te besparen mag geen afbreuk doen aan de noodzaak om aan de decarbonisatiedoelstellingen van de lidstaten vast te houden. Deze aanbeveling mag de lidstaten derhalve niet ontmoedigen om de overstap van steenkool op gas voor bijvoorbeeld elektriciteitsopwekking voort te zetten, indien dit de lidstaten helpt om hun decarbonisatiedoelstellingen te halen, zoals uiteengezet in hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen, die zijn opgesteld uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad 10 .
(14) De bepalingen inzake vraagreductie van deze aanbeveling houden rekening met specifieke nationale omstandigheden. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben het aanbevolen vraagreductiestreefcijfer tijdelijk te beperken in geval van dergelijke specifieke nationale omstandigheden, onder meer indien een lidstaat wordt geconfronteerd met een elektriciteitscrisis als bedoeld in Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad 11 . In een dergelijk scenario zou onder meer een beperking mogelijk kunnen zijn die in verhouding staat tot een aanzienlijk toegenomen gebruik van gas voor energieopwekking, dat noodzakelijk is om aanzienlijk meer elektriciteit uit te voeren naar een naburige lidstaat, wegens uitzonderlijke omstandigheden zoals een lage beschikbaarheid van waterkracht of kernenergie in de betrokken lidstaat, of in de naburige lidstaat waarnaar aanzienlijk meer elektriciteit uitgevoerd wordt.