Overwegingen bij COM(2024)626 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2024)626 - .
document COM(2024)626
datum 19 juni 2024
 
(1) Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad2, waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De herstel- en veerkrachtfaciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de EU. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt zij bij tot het economisch en sociaal herstel en de uitvoering van duurzame hervormingen en investeringen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen en de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de EU te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen.

(2) De REPowerEU-verordening3, die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de EU geleidelijk onafhankelijker te maken van de invoer van Russische fossiele brandstoffen. Dit zou moeten bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de EU en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. Finland heeft een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toegevoegd aan zijn nationale herstel- en veerkrachtplan om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken.

(3) Op 16 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”4, als basis voor beleidsbeslissingen en met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. De mededeling schetst het concurrentievermogen rond negen elkaar versterkende aanjagers. Deze aanjagers zijn onder meer de toegang tot particulier kapitaal, onderzoek en innovatie, onderwijs en vaardigheden, en de eengemaakte markt als de belangrijkste beleidsprioriteiten voor hervormingen en investeringen om de huidige productiviteitsuitdagingen aan te pakken en het concurrentievermogen van de EU en haar lidstaten op lange termijn op te bouwen. Op 14 februari 2024 heeft de Commissie vervolgens haar jaarverslag over de eengemaakte markt en het concurrentievermogen5 gepubliceerd. In het verslag worden de sterke punten van en uitdagingen voor de eengemaakte markt van Europa op het gebied van het concurrentievermogen beschreven, waarbij wordt ingegaan op de ontwikkelingen van het afgelopen jaar aan de hand van negen criteria die het concurrentievermogen aanjagen.

(4) Op 21 november 2023 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 20246 en daarmee de aanzet gegeven tot de cyclus 2024 van het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid. De Europese Raad heeft op 22 maart 2024 zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de analyse rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid. Op 21 november 2023 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2024 aangenomen, waarin zij Finland niet heeft genoemd als een van de lidstaten die mogelijk door onevenwichtigheden is geraakt of het risico loopt daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2024 van Finland. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, die de Raad op 12 april 2024 heeft aangenomen, alsook het voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2024 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd, dat de Raad op 11 maart 2024 heeft aangenomen.

(5) Op 30 april 2024 is het nieuwe EU-kader voor economische governance in werking getreden. Het kader omvat de nieuwe Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad. Het omvat ook de gewijzigde Verordening (EG) nr. 1467/97 over de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten en de gewijzigde Richtlijn 2011/85/EU over de begrotingskaders van de lidstaten7. Het nieuwe kader strekt ertoe de overheidsschuld houdbaar te maken en duurzame en inclusieve groei te verwezenlijken door middel van geleidelijke begrotingsconsolidatie en hervormingen en investeringen. Het bevordert de nationale verantwoordelijkheid en heeft een grotere focus op de middellange termijn, in combinatie met een doeltreffendere en coherentere handhaving. Elke lidstaat moet bij de Raad en de Commissie een nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn indienen. De nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn bevatten de budgettaire, hervormings- en investeringsverbintenissen van een lidstaat, die een planningshorizon van vier jaar of vijf jaar bestrijken, afhankelijk van de normale duur van de nationale zittingsperiode. Het netto-uitgavenpad8 van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn moet voldoen aan de vereisten van Verordening (EU) 2024/1263, daaronder begrepen de vereisten dat de overheidsschuld uiterlijk aan het einde van de aanpassingsperiode een plausibele neerwaartse trend gaat of blijft vertonen, dan wel op een prudent niveau onder 60 % van het bbp blijft, en dat het overheidstekort op middellange termijn onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp wordt gebracht of blijft. Indien een lidstaat zich overeenkomstig de criteria van Verordening (EU) 2024/1263 verbindt tot een relevante reeks hervormingen en investeringen, kan de aanpassingsperiode met maximaal drie jaar worden verlengd. Om de opstelling van die plannen te ondersteunen, zal de Commissie de lidstaten op [21 juni] 2024 richtsnoeren verstrekken over de inhoud van de plannen en de daaropvolgende jaarlijkse voortgangsverslagen die zij moeten indienen, en zal zij hun overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2024/1263 technische richtsnoeren over de begrotingsaanpassingen toezenden (referentiepaden en technische informatie, indien van toepassing). Lidstaten moeten hun budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn uiterlijk op 20 september 2024 indienen, tenzij de lidstaat en de Commissie een redelijke verlenging van de termijn overeenkomen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat hun nationale parlementen hierbij worden betrokken en dat onafhankelijke begrotingsinstellingen, sociale partners en andere nationale belanghebbenden worden geraadpleegd, naargelang het geval.

(6) In 2024 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen daadwerkelijk helpen bij het aanpakken van alle of een aanzienlijk deel van de problemen die zijn vastgesteld in de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen 2019, 2020, 2022 en 2023 blijven ook relevant voor herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(7) Op 27 mei 2021 heeft Finland in overeenstemming met artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend bij de Commissie. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 29 oktober 2021 heeft de Raad zijn besluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Finland aangenomen9, dat werd gewijzigd op 14 maart 2023 overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241 om de maximale financiële bijdrage voor niet-terugbetaalbare financiële steun bij te werken en op 8 december 2023 om het REPowerEU-hoofdstuk erin op te nemen10. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 besluit dat Finland de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(8) Op 25 april 2024 heeft Finland in overeenstemming met artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97 zijn nationale hervormingsprogramma 2024 en zijn stabiliteitsprogramma 2024 ingediend. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2024 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Finland over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(9) De Commissie heeft op 19 juni 2024 het landverslag 2024 voor Finland11 gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Finland heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2023 heeft vastgesteld en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Finland van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van deze analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Finland heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de EU inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN.

(10) Volgens door Eurostat12 gevalideerde gegevens steeg het overheidstekort van Finland van 0,4 % van het bbp in 2022 tot 2,7 % in 2023, terwijl de overheidsschuld toenam van 73,5 % van het bbp eind 2022 tot 75,8 % eind 2023. Zoals aangekondigd in de richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 202413 zet de Commissie de eerste stap om op een tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te leiden, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen. Op 19 juni 2024 heeft de Commissie een verslag14 op grond van artikel 126, lid 3, VWEU aangenomen. In dat verslag wordt de begrotingssituatie van Finland beoordeeld, aangezien het geplande overheidstekort in 2024 de referentiewaarde van 3 % van het bbp overschrijdt. In het verslag werd geconcludeerd dat de Commissie, in het licht van deze beoordeling en na bestudering van het advies van het bij artikel 126, lid 4, VWEU ingestelde Economisch en Financieel Comité, in juli niet zal voorstellen een buitensporigtekortprocedure in te leiden ten aanzien van Finland.

(11) Op 12 juli 2022 heeft de Raad Finland aanbevolen15 actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in 2023 in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers16, rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Finland moest klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Finland is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere fondsen van de Unie. Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers17 in 2023 expansief met 0,9 % van het bbp, bij een hoge inflatie. De groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) heeft in 2023 een expansieve bijdrage van 0,8 % van het bbp aan de begrotingskoers geleverd. Dit omvat de hogere kosten van de tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne (met 0,2 % van het bbp). De expansieve bijdrage van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven in 2023 was dus slechts gedeeltelijk toe te schrijven aan de steun voor mensen die Oekraïne ontvluchten. De expansieve groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) werd ook veroorzaakt door de aanhoudende en snelle stijging van de prijzen en kosten — met name die van aangekochte diensten en personeelsuitgaven bij lokale overheden — alsook door de stijging van de uitgaven voor de maatregelen om paraat te zijn naar aanleiding van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Kortom, de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in 2023 was niet in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad. De met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,4 % van het bbp in 2023. De nationaal gefinancierde investeringen beliepen in 2023 4,0 % van het bbp, een afname van 0,2 procentpunt ten opzichte van 2022. Finland financierde aanvullende investeringen via de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen. Het financierde overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, zoals infrastructuur voor hernieuwbare energie en emissiearme waterstof, die gedeeltelijk worden gefinancierd door de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen.

(12) De belangrijkste prognoses in het stabiliteitsprogramma 2024 kunnen als volgt worden samengevat. Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognoses ten grondslag ligt, gaat ervan uit dat het reële bbp in 2024 met 0 % en in 2025 met 1,6 % zal groeien, terwijl wordt uitgegaan van een GICP-inflatie van 1,3 % in 2024 en 1,9 % in 2025. Het overheidstekort zal naar verwachting toenemen tot 3,4 % van het bbp in 2024 en afnemen 2,7 % van het bbp in 2025, terwijl de overheidsschuldquote naar verwachting zal toenemen tot 80,8 % eind 2024 en 82,3 % eind 2025. Na 2025 zal het overheidstekort naar verwachting afnemen tot 1,9 % van het bbp in 2026. Volgens de planning zal het overheidstekort dus in 2025 onder de tekortreferentiewaarde van 3 % van het bbp duiken. De overheidsschuldquote daarentegen zal na 2025 naar verwachting geleidelijk toenemen tot 82,4 % in 2026.

(13) In de voorjaarsprognose 2024 van de Commissie wordt uitgegaan van een stijging van het reële bbp in 2024 met 0,0 % en in 2025 met 1,4 %, terwijl de GICP-inflatie in 2024 op 1,4 % en in 2025 op 2,1 % zal uitkomen.

(14) In de voorjaarsprognose 2024 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 3,4 % van het bbp in 2024 en een toename van de overheidsschuldquote tot 80,5 % eind 2024. De stijging van het tekort in 2024 is voornamelijk toe te schrijven aan de trage groei aan de ontvangstenzijde, zowel wat de belastingen als de socialezekerheidsbijdragen betreft, maar ook aan stijgingen van de uitgaven, met name voor sociale uitkeringen en lonen. Op basis van de ramingen van de Commissie zal de begrotingskoers in 2024 naar verwachting expansief zijn, met 0,7 % van het bbp.

(15) Volgens de voorjaarsprognose 2024 van de Commissie zullen in 2024 uitgaven ten belope van 0,2 % van het bbp worden gefinancierd met niet-terugbetaalbare steun (“subsidies”) uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit, tegenover 0,1 % van het bbp in 2023. Uitgaven die met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd, zullen hoogwaardige investeringen en productiviteitsverhogende hervormingen mogelijk maken zonder rechtstreekse gevolgen voor het overheidssaldo en de overheidsschuld van Finland.

(16) Op 14 juli 2023 beval18 de Raad Finland aan om te zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven19 in 2024 te beperken tot maximaal 2,2 %. Bij de uitvoering van hun begroting voor 2023 en de opstelling van hun ontwerpbegrotingsplan voor 2024 werd de lidstaten verzocht er rekening mee te houden dat de Commissie aan de Raad zou voorstellen om op een tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te leiden op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. In de voorjaarsprognose 2024 van de Commissie wordt voor Finland uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 4,0 % in 2024, wat hoger is dan het aanbevolen maximale groeipercentage. Deze overschrijding van het aanbevolen maximale groeipercentage van de netto nationaal gefinancierde primaire uitgaven komt overeen met 0,9 % van het bbp in 2024. Dit dreigt niet in overeenstemming te zijn met wat de Raad heeft aanbevolen.

(17) De Raad beval Finland ook aan om zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie af te bouwen, en de daarmee samenhangende besparingen te gebruiken om het overheidstekort terug te dringen. De Raad heeft verder aangegeven dat indien nieuwe stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, Finland ervoor moet zorgen dat deze gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair houdbaar zijn en stimulansen voor energiebesparing blijven bieden. Volgens de voorjaarsprognose 2024 van de Commissie worden de nettobegrotingskosten20 van de noodsteunmaatregelen voor energie in 2023 op 0,2 % van het bbp geraamd en zullen zij naar verwachting 0,0 % in 2024 en 2025 bedragen. Indien de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen, zoals aanbevolen door de Raad, zouden deze prognoses een begrotingsaanpassing van 0,2 % van het bbp in 2024 impliceren, terwijl de netto nationaal gefinancierde primaire uitgaven21 een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,7 % van het bbp in dat jaar leveren. De verwachting is dat de noodsteunmaatregelen voor energie in 2023 en 2024 zo snel mogelijk zullen worden afgebouwd. Dit is in overeenstemming met wat de Raad heeft aanbevolen. De daarmee samenhangende besparingen zullen naar verwachting echter niet volledig worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Dit dreigt niet in overeenstemming te zijn met de aanbeveling van de Raad.

(18) Daarnaast heeft de Raad Finland ook aanbevolen nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand te houden en te zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen. Volgens de voorjaarsprognose 2024 van de Commissie zullen de nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen naar verwachting toenemen tot 4,1 % van het bbp in 2024 (tegenover 4,0 % van het bbp in 2023). Dit is in overeenstemming met wat de Raad heeft aanbevolen. De overheidsuitgaven die worden gefinancierd met inkomsten uit EU-fondsen, met inbegrip van subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zullen daarentegen naar verwachting stabiel blijven op 0,4 % van het bbp in 2024.

(19) Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen en een ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2024 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 2,8 % van het bbp in 2025. De daling van het tekort in 2025 is voornamelijk toe te schrijven aan de stijging van het algemene btw-tarief en aan uitgavenbesparingen. De overheidsschuldquote zal naar verwachting eind 2025 stijgen tot 82,4 % als gevolg van een tragere economische groei en stijgende rente-uitgaven.

(20) Finland heeft een doeltreffend en inclusief socialezekerheidsstelsel met een hoog niveau van sociale bescherming, maar het is complex en kan prikkels om te werken wegnemen. In 2020 kreeg een speciale parlementaire commissie de opdracht om uiterlijk in 2027 een hervorming van het socialezekerheidsstelsel uit te tekenen. In maart 2023 presenteerde de commissie haar tussentijds verslag, dat 31 voorstellen bevatte voor studies, wetsontwerpen en ontwikkelingsprojecten voor toekomstige regeringen. De hervorming heeft tot doel het socialezekerheidsstelsel te stroomlijnen en de prikkels om te werken te vergroten, terwijl de doeltreffende en inclusieve sociale bescherming in stand wordt gehouden en de arbeidsparticipatie wordt verhoogd. De hervorming van het socialezekerheidsstelsel zal naar verwachting de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn helpen verbeteren.

(21) Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van en criterium 2.2 van bijlage V bij Verordening (EU) 2021/241 bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Daarvan wordt verwacht dat zij helpen bij het doeltreffend aanpakken van alle of een aanzienlijk deel van de uitdagingen die in de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen (LSA’s) zijn vastgesteld. Om het concurrentievermogen van Finland op lange termijn te stimuleren door middel van de groene en de digitale transitie, en tegelijkertijd sociale rechtvaardigheid te waarborgen, is het van essentieel belang om binnen deze krappe termijn snel werk te maken van de doeltreffende uitvoering van het plan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk. Om de verbintenissen van het plan na te komen uiterlijk in augustus 2026, is het cruciaal dat Finland de uitvoering van de hervormingen en de investeringen voortzet door vertragingen die zich voordoen, aan te pakken. Het is met name belangrijk ervoor te zorgen dat het tweede en het derde betalingsverzoek tijdig worden ingediend. De systematische betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners, het maatschappelijk middenveld en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk om te zorgen voor een breed draagvlak voor de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan.

(22) Als onderdeel van de tussentijdse evaluatie van de cohesiefondsen moet Finland overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2021/1060 uiterlijk in maart 2025 elk programma evalueren, en daarbij onder meer rekening houden met de uitdagingen die zijn vermeld in de landspecifieke aanbevelingen van 2024, en zijn nationale energie- en klimaatplan. Die evaluatie is de basis voor de definitieve toewijzing van de in elk programma opgenomen EU-financiering. Finland heeft vooruitgang geboekt bij de uitvoering van het cohesiebeleid en de Europese pijler van sociale rechten, maar er blijven knelpunten bestaan. Er gaapt met name nog steeds een kloof tussen de hoofdstedelijke regio en de rest van Finland wat het bbp per hoofd van de bevolking en de arbeidsproductiviteit betreft. Het is van cruciaal belang om de uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma’s te versnellen. De in het programma overeengekomen prioriteiten zijn nog steeds relevant, met name voor noordelijke dunbevolkte en oostelijke regio’s. Bijzondere aandacht moet ook uitgaan naar het versterken van O&O en innovatie, de digitalisering en het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen, om zo de groene en rechtvaardige transitie te versnellen. Voorts moet de nadruk blijven liggen op het wegwerken van het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden, het versterken van sociale inclusie en actieve arbeidsmarktparticipatie, met name voor kwetsbare groepen, en het ondersteunen van maatregelen voor sociale innovatie en het verbeteren van kinderbeschermingsdiensten. Finland kan ook gebruikmaken van het platform voor strategische technologieën voor Europa om de industriële transformatie te ondersteunen, bijvoorbeeld op het gebied van artificiële intelligentie, cyberveiligheid en robotica, energie- en hulpbronnenefficiëntie, en medische technologieën die van vitaal belang zijn voor gezondheidsbeveiliging.

(23) Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en andere EU-fondsen aan bod komen, wordt Finland geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met een tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden, en met de uitvoering van de hervorming van gezondheids- en sociale diensten.

(24) De werkgelegenheid bleef in 2023 boven de 78 %, maar de werkloosheid steeg van 6,8 % in 2022 tot 7,2 % in 2023, en de structurele werkloosheid houdt aan. De kloof tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden (het feit dat werknemers niet over de vaardigheden beschikken die werkgevers vragen om vacatures te vervullen) vormt een uitdaging, met name op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en sociale zorg. Bovendien dreigt het tekort aan arbeidskrachten op gebieden die relevant zijn voor de groene transitie, de vooruitgang in de richting van de Finse klimaatdoelstelling van koolstofneutraliteit tegen 2035 te belemmeren. Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden vormt ook een bedreiging voor het concurrentievermogen en de groei op lange termijn van Finland, en de vergrijzing van de bevolking maakt dit probleem alleen maar groter.

(25) Het percentage mensen in Finland dat meldt dat zij niet de medische zorg krijgen die ze nodig hebben, is hoog. De lopende hervorming van de openbare gezondheidszorg en de sociale diensten moet zorgen voor een gelijkere toegang tot diensten maar tegelijkertijd ook de stijgende kosten van dienstverlening beperken. De administratieve hervorming is voltooid, maar de welzijnsdiensten in de verschillende regio’s zijn niet allemaal even ver gevorderd wat betreft reorganisatie en optimalisering van hun dienstverlening.

(26) Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen tot de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad in 2024 de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde uitvoering te geven aan de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone. Voor Finland dragen de aanbevelingen (1), (2) en (3) bij tot de uitvoering van de eerste, tweede, derde en vierde aanbeveling voor de eurozone.

BEVEELT AAN dat Finland in 2024 en 2025 de volgende actie onderneemt:

1. het budgettair-structurele plan voor de middellange termijn tijdig in te dienen. Overeenkomstig de vereisten van het hervormde stabiliteits- en groeipact de groei van de netto-uitgaven22 in 2025 te beperken tot een percentage waarmee de overheidsschuld op een plausibel neerwaarts traject op de middellange termijn komt en de in het Verdrag vastgelegde tekortreferentiewaarde van 3 % van het bbp in acht wordt genomen. De hervorming van het socialezekerheidsstelsel voort te zetten om het stelsel van sociale uitkeringen doeltreffender te maken, wat de prikkels om te werken zou vergroten en ook de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn zou ondersteunen;

2. vertragingen die zich voordoen, aan te pakken om een ononderbroken, snelle en doeltreffende uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, inclusief het REPowerEU-hoofdstuk, mogelijk te maken en zo ervoor te zorgen dat hervormingen en investeringen uiterlijk in augustus 2026 worden voltooid. De uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma’s te versnellen. In het kader van de tussentijdse evaluatie de nadruk te blijven leggen op de overeengekomen prioriteiten, maar ook rekening te houden met de mogelijkheden die het platform voor strategische technologieën voor Europa biedt om het concurrentievermogen te verbeteren;

3. het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden aan te pakken door om- en bijscholing van de beroepsbevolking en door uitbreiding van het hogeronderwijsaanbod, met name voor de studierichtingen waarnaar op de arbeidsmarkt de meeste vraag bestaat. Erop toe te zien dat de hervorming van sociale en gezondheidsdiensten de toegang tot en de verlening van diensten verbetert en inefficiënties aanpakt.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

1PB L, 2024/1263, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2024/1263/oj.

2Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17). ELI: data.europa.eu/eli/reg/2021/241/oj.

3Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1). ELI: data.europa.eu/eli/reg/2023/435/oj.

4COM(2023) 168 final.

5COM(2024) 77 final.

6COM(2023) 901 final.

7Verordening (EU) 2024/1264 van de Raad van 29 april 2024 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L, 2024/1264, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2024/1264/oj) en Richtlijn (EU) 2024/1265 van de Raad van 29 april 2024 tot wijziging van Richtlijn 2011/85/EU tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (PB L, 2024/1265, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/dir/2024/1265/oj).

8Netto-uitgaven als omschreven in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/1263 van de Raad van 29 april 2024 (PB L, 2024/1263, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2024/1263/oj). Netto-uitgaven zijn de overheidsuitgaven ongerekend i) rente-uitgaven, ii) discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, iii) uitgaven voor programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit Uniefondsen worden gefinancierd, iv) nationale uitgaven voor medefinanciering van door de Unie gefinancierde programma’s, v) cyclische elementen van de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen en vi) eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.

9Uitvoeringsbesluit van de Raad van 29 oktober 2021 betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Finland (12524/2021).

10Uitvoeringsbesluit van de Raad van 8 december 2023 tot wijziging van het uitvoeringsbesluit van 29 oktober 2021 betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Finland (15836/2023).

11SWD(2024) 626 final.

12Eurostat-Euro Indicatoren, 22.4.2024.

13COM(2023) 141 final.

14Verslag van de Commissie opgesteld overeenkomstig artikel 126, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, 19.6.2024, COM(2024) 598 final.

15Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Finland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Finland (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 7).

16Op basis van de voorjaarsprognose 2024 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op de middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Finland voor 2023 geraamd op 2,7 % in nominale termen, uitgaande van het tienjaarsgemiddelde van de reële potentiële groei en de bbp-deflator voor 2023.

17De begrotingskoers wordt gedefinieerd als een maatstaf van de jaarlijkse verandering in de onderliggende begrotingssituatie van de overheid. Die koers heeft tot doel de economische impuls te beoordelen die voortvloeit uit het begrotingsbeleid, zowel dat wat nationaal als dat wat uit de EU-begroting wordt gefinancierd. De begrotingskoers wordt gemeten als het verschil tussen i) de potentiële groei op de middellange termijn en ii) de verandering in de primaire uitgaven, ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde (en met uitsluiting van COVID-19-crisisgerelateerde tijdelijke noodmaatregelen) en inclusief uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere fondsen van de Unie. Een minteken (plusteken) bij de indicator wijst op een expansief (contractief) begrotingsbeleid.

18Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Finland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Finland (PB C 312 van 1.9.2023, blz. 243).

19De netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend i) discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, ii) rente-uitgaven, iii) cyclische werkloosheidsuitgaven, en iv) eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.

20Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van die maatregelen, inclusief inkomsten en uitgaven en, in voorkomend geval, exclusief de inkomsten uit belastingen op uitzonderlijke winsten van energieleveranciers.

21Deze bijdrage wordt gemeten als de verandering in primaire overheidsuitgaven, ongerekend: i) incrementele begrotingsgevolgen van discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, ii) eenmalige kosten, iii) conjuncturele werkloosheidsuitgaven, en iv) uitgaven gefinancierd met niet-terugbetaalbare steun (subsidies) uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, ten opzichte van de gemiddelde potentiële nominale bbp-groei op middellange termijn (tien jaar), uitgedrukt als een verhouding tot het nominale bbp.

22Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1263 zijn “netto-uitgaven” de overheidsuitgaven ongerekend rente-uitgaven, discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, uitgaven voor programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit Uniefondsen worden gefinancierd, nationale uitgaven voor medefinanciering van door de Unie gefinancierde programma’s, cyclische elementen van de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen en eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.

NL NL