Overwegingen bij COM(2024)392 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2024)392 - .
document COM(2024)392
datum 2 september 2024
 
(1) Verordening (EU) 2024/257 van de Raad20 bevat voor 2024, 2025 en 2026 voor bepaalde visbestanden de vangstmogelijkheden in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie. Die vangstmogelijkheden moeten worden gewijzigd in verband met de publicatie van wetenschappelijk advies.

(2) Verordening (EU) 2024/257 zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2024/185621, stelde voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 september 2024 een voorlopige totale toegestane vangst (TAC) voor ansjovis (Engraulis encrasicolus) in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en de wateren van de Unie van sector 34.1.1 van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) vast op 4 997 ton, in afwachting van de bekendmaking door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) van zijn wetenschappelijk advies voor ansjovis in ICES-sector 9a voor die periode, en stond voortzetting van de visserij toe. Na de bekendmaking van dat advies op 21 juni 2024 moet de definitieve TAC voor ansjovis in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en de wateren van de Unie van Cecaf-sector 34.1.1 voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025 worden vastgesteld op het door de ICES aanbevolen niveau voor de westelijke en de zuidelijke populatie in dat gebied. Bovendien moet als bijzondere voorwaarde worden gesteld dat in het zuidelijk deel van het TAC-gebied conform het ICES-advies voor de populatie in dat gebied niet meer dan 969 ton mag worden gevangen. Omdat er mogelijk al vangsten zijn gedaan in het kader van de voorlopige TAC, moeten voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 september 2024 ansjovisvangsten in het zuidelijk deel van het TAC-gebied worden toegestaan die bovenop de 969 ton van de bijzondere voorwaarde komen, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

(3) Op 29 juli 2024 publiceerde het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) zijn advies over de sociaal-economische gevolgen van handhaving van de TAC’s voor witte koolvis (Pollachius pollachius) in ICES-sector 8c en in de deelgebieden 9 en 10 en de wateren van de Unie van Cecaf-sector 34.1.1 voor 2024 op het door de ICES aanbevolen niveau22. Het WTECV geeft aan op welk niveau die TAC’s zouden moeten liggen om het verschijnsel van “choke species” (knelsoorten of verstikkingssoorten) te voorkomen23. Derhalve moeten de TAC’s voor 2024 van Verordening (EU) 2024/257 worden verhoogd. Op grond van artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) 2019/472 van het Europees Parlement en de Raad24 (het “meerjarenplan (MJP) voor de westelijke wateren”) moeten die TAC’s voor ICES-sector 8c op 108 ton en voor de deelgebieden 9 en 10 en de wateren van de Unie van Cecaf-sector 34.1.1 op 132 ton worden vastgesteld, waarmee volgens dat advies de vloten tot respectievelijk 18 september 2024 en 8 december 2024 kunnen doorvissen en dus i) het verschijnsel van “verstikkingssoorten” en een voortijdige sluiting van de betrokken visserijen worden tegengegaan en ii) de daarmee samenhangende sociaal-economische gevolgen voor de visserijsector worden verzacht.

(4) Daarnaast moeten voor bepaalde bestanden de EU-quota en quota van de lidstaten voor 2024 worden gewijzigd in verband met de vereiste verlagingen in het kader van vrijstellingen van de aanlandingsverplichting.

(5) Op 13 maart 2024 hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EU) 2024/89725 tot implementatie in Unierecht van bepaalde beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (Iccat) aangenomen. Verordening (EU) 2024/897 wijzigt artikel 9, lid 4, en artikel 12, punten f) en g), van Verordening (EU) 2017/210726 met de invoeging van nieuwe bepalingen in laatstgenoemde verordening. Om overlappende bepalingen over hetzelfde onderwerp te voorkomen, moet artikel 28 van Verordening (EU) 2024/257 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6) Verordening (EU) 2023/194 bevat voor 2024 een TAC van 114 ton voor zeebrasem (Pagellus bogaraveo) in ICES-deelgebied 9. Op 16 augustus 2024 maakte de ICES zijn advies voor dat bestand voor 2025 en 2026 bekend. Voor 2025 en 2026 gaf de ICES voor de eerste maal advies voor twee verschillende zeebrasempopulaties in dat gebied. Ten eerste komt dat volgens de ICES doordat twee populaties zeebrasem voorkomen in ICES-deelgebied 9: i) zeebrasem in ICES-deelgebied 9, behalve het Atlantische deel van de Straat van Gibraltar (d.w.z. de kust van Galicië en Portugal), en ii) zeebrasem in het Atlantische deel van de Straat van Gibraltar en in het westelijk deel van de Middellandse Zee. Ten tweede voert de ICES als argument aan dat het advies van het wetenschappelijk adviescomité (SAC) van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) voor zeebrasem in de geografische deelgebieden 1 en 3 van de GFCM (westelijke Middellandse Zee) betrekking heeft op de zeebrasempopulatie in het westelijk deel van de Middellandse Zee en in het Atlantische deel van de Straat van Gibraltar. Bovendien blijkt uit het recentste ontwerpadvies van het SAC voor dat bestand voor 2025 dat i) de biomassa al sinds 2011 onder Blim27 ligt, ii) de biomassa in 2024 30 % van Blim bedraagt, iii) de biomassa ook zonder visserij in 2025 onder Blim blijft, en iv) de visserijsterfte momenteel 204 % van de FMSY28-proxy bedraagt. Bovendien adviseerde de ICES voor zeebrasem in het Atlantische deel van de Straat van Gibraltar voor 2025 en 2026 om de vangsten ervan tot een minimum te beperken. De visserij op zeebrasem die in het Atlantische deel van de Straat van Gibraltar in het resterende gedeelte van 2024 plaatsvindt in het kader van de TAC voor zeebrasem in ICES-deelgebied 9 voor 2024, kan dus een ernstige bedreiging vormen voor dat bestand. Deze bedreiging moet met spoed worden afgewend. Daarom moet de visserij op zeebrasem in het Atlantische deel van de Straat van Gibraltar overeenkomstig artikel 4, lid 7, en artikel 8, lid 2, van het MJP voor de westelijke wateren worden opgeschort.

(7) De Verordeningen (EU) 2024/257 en (EU) 2023/194 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8) De bepalingen van deze verordening tot wijziging van de bepalingen van Verordening (EU) 2024/257 inzake i) witte koolvis in ICES-sector 8c en in de deelgebieden 9 en 10 en de wateren van de Unie van Cecaf-sector 34.1.1, met uitzondering van het verbod op gerichte visserij, en ii) de Iccat moeten met ingang van 1 januari 2024 van toepassing zijn, waarmee wordt aangesloten bij de toepassingsperiode van de gewijzigde bepalingen. De TAC voor ansjovis in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en de wateren van de Unie van Cecaf-sector 34.1.1 moet met ingang van 1 juli 2024 van toepassing zijn, waarmee eveneens wordt aangesloten bij de toepassingsperiode van de gewijzigde bepaling. Een dergelijke toepassing met terugwerkende kracht doet geen afbreuk aan de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen omdat de vangstmogelijkheden op hetzelfde niveau blijven of worden verhoogd.

(9) Gezien de urgentie om onderbrekingen in de visserijactiviteiten te voorkomen, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,