Overwegingen bij COM(2024)408 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)408 - . |
---|---|
document | COM(2024)408 |
datum | 16 september 2024 |
(2) De vangstmogelijkheden moeten derhalve overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, waarbij rekening moet worden gehouden met biologische en sociaal-economische aspecten, met de verplichting tot billijke behandeling van de visserijsectoren en met de standpunten die kenbaar zijn gemaakt tijdens de raadpleging van belanghebbenden. Bovendien moeten de vangstmogelijkheden worden uitgedrukt in maximale toegestane visserijinspanning voor trawlers en beugvisserijvaartuigen zoals vastgesteld overeenkomstig de visserijinspanningsregeling van artikel 7 van Verordening (EU) 2019/1022, en in maximumvangstbeperkingen voor blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) en rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) overeenkomstig wetenschappelijk advies en artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
(3) Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad0 bevat een meerjarenplan voor de visserijen op demersale bestanden in het westelijk deel van de Middellandse Zee. Dat plan vermeldt streefdoelen en maatregelen voor de langdurige instandhouding en duurzame exploitatie van de bestanden die eronder vallen. Daartoe behoren maatregelen om de maximale duurzame opbrengst (MDO) voor de doelbestanden te bereiken en vast te houden en om ervoor zorgen dat de levende mariene biologische rijkdommen zodanig worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten zich herstellen tot boven de niveaus die de MDO kunnen opleveren, en daarboven blijven.
(4) Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1022 moeten de vangstmogelijkheden voor de in artikel 1, lid 2, van die verordening genoemde bestanden (doelbestanden) zodanig worden vastgesteld dat een niveau van visserijsterfte wordt bereikt waarmee de MDO in steeds verdere mate en zo mogelijk in 2020, doch uiterlijk op 1 januari 2025 wordt verwezenlijkt.
(5) De vangstmogelijkheden voor de in artikel 1, lid 2, van die verordening vermelde bestanden (doelbestanden) moeten worden vastgesteld overeenkomstig de bandbreedten van visserijsterftewaarden die de maximale duurzame opbrengst (MDO) opleveren (FMSY-bandbreedten) of op een lager niveau, en overeenkomstig de vrijwaringsmaatregelen van die verordening. De FMSY-bandbreedten zijn vermeld in de desbetreffende WTECV-adviezen. Wanneer er geen adequate wetenschappelijke informatie beschikbaar is, moeten de vangstmogelijkheden voor de in artikel 1, lid 2, of artikel 1, lid 3, van die verordening genoemde bestanden (bijvangstbestanden) op grond van artikel 4, lid 6, van die verordening worden vastgesteld overeenkomstig de voorzorgsbenadering van het visserijbeheer.
(6) [Placeholder voor de maximale toegestane visserijinspanning voor trawlers in het westelijk deel van de Middellandse Zee]
(7) [Placeholder voor de maximale toegestane visserijinspanning van beugvisserijvaartuigen]
(8) [Placeholder voor de maximumvangstbeperkingen voor blauwrode diepzeegarnaal in de GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7]
(9) [Placeholder voor de maximumvangstbeperkingen voor blauwrode diepzeegarnaal in de GDG’s 8 tot en met 11]
(10) [Placeholder voor 2025 voor de maximumvangstbeperkingen voor rode diepzeegarnaal in de GDG’s 8 tot en met 11]
(11) Om het gebruik van selectief vistuig te bevorderen en gebieden efficiënt te sluiten om jonge vissen en paaiende vissen te beschermen, is bij Verordening (EU) 2022/110 van de Raad een compensatiemechanisme ingesteld voor de inspanningsregeling voor trawlers. [placeholder compensatiemechanisme]
(12) Tijdens haar 46e jaarvergadering in 2023 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/46/2023/14 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van goudmakreel (Coryphaena hippurus) in de Middellandse Zee (GDG’s 1 tot en met 27) aangenomen. Bij die aanbeveling zijn in overeenstemming met de voorzorgsbenadering en voor de overgangsperiode van 2024-2026 een vlootcapaciteitsmaximum, een bevriezing van de capaciteit van visaantrekkende voorzieningen (FAD’s) per vaartuig en een vangstbeperking ingevoerd. Voorts is voor de recreatievisserij in Aanbeveling GFCM/46/2023/14 bepaald dat een dagelijkse meeneemlimiet in acht moet worden genomen. Die maatregelen werden voor 2024 bij Verordening (EU) 2024/259 van de Raad0 in Unierecht geïmplementeerd en moeten ook voor 2026 in Unierecht worden geïmplementeerd. Deze maatregelen doen geen afbreuk aan de beheersmaatregelen die het wetenschappelijk adviescomité binnen de GFCM zal voorstellen voor het langetermijnbeheersplan voor de periode 2027-2031.
(13) Tijdens haar 44e jaarvergadering in 2021 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/44/2021/20 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van kleine pelagische soorten in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM) aangenomen, waarbij voor de periode 2022-2029 een maximumvangstniveau en een daarmee verband houdend vlootcapaciteitsmaximum voor op kleine pelagische soorten vissende ringzegenvaartuigen en pelagische trawlers werden ingevoerd. Deze maatregelen, die betrekking hebben op 2025, moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.
(14) [Placeholder voor nieuwe maatregelen voor kleine pelagische soorten in de Adriatische Zee]
(15) Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/5 inzake een meerjarig beheersplan voor duurzame demersale visserijen in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM) aangenomen, waarbij een visserijinspanningsregeling en een vlootcapaciteitsmaximum voor bepaalde demersale bestanden werden ingevoerd. Deze maatregelen, die betrekking hebben op 2025, moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.
(16) [Placeholder voor nieuwe maatregelen voor demersale soorten in de Adriatische Zee]
(17) Rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de Sloveense vloot en de marginale impact ervan op de bestanden van kleine pelagische en demersale soorten is het overeenkomstig punt 33 van Aanbeveling GFCM/44/2021/20 en punt 13 van Aanbeveling GFCM/43/2019/5 wenselijk de bestaande visserijpatronen in stand te houden en de toegang van de Sloveense vloot tot een minimumhoeveelheid kleine pelagische soorten en een minimale toewijzing van de inspanning voor demersale bestanden te waarborgen.
(18) Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/4 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van demersale bestanden in het Kanaal van Sicilië (GDG’s 12 tot en met 16) aangenomen, waarbij de Aanbevelingen GFCM/44/2021/12 en GFCM/42/2018/5 werden ingetrokken. Bij Aanbeveling GFCM/45/2022/4 werden een inspanningsregeling voor heek (Merluccius merluccius), vangstbeperkingen voor roze diepzeegarnalen (Parapenaeus longirostris) en een bevriezing van de vangstcapaciteit ingevoerd. Voor 2025 voorziet die aanbeveling in een bevriezing van de visserijinspanning op het niveau van 2024 en in een verlaging van de vangstbeperkingen voor roze diepzeegarnalen met 3 %. Bij de implementatie van die maatregelen in Unierecht moet bijgevolg 3 % worden afgetrokken van de maximumvangstbeperkingen die voor roze diepzeegarnaal waren vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/259 van de Raad.
(19) Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/5 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van bestanden van rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal in het Kanaal van Sicilië (geografische deelgebieden 12 tot en met 16) aangenomen, waarbij de Aanbevelingen GFCM/44/2021/7 en GFCM/43/2019/6 werden ingetrokken. Bij Aanbeveling GFCM/45/2022/5 werden een vangstbeperking en een bevriezing van de vangstcapaciteit ingevoerd. Voor 2025 voorziet die aanbeveling in een verlaging van de vangstbeperkingen voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal met 3 %. Bij de implementatie van die maatregelen in Unierecht moet bijgevolg 3 % worden afgetrokken van de maximumvangstbeperkingen die voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal waren vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/259.
(20) Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/6 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van bestanden van rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal in de Ionische Zee (geografische deelgebieden 19, 20 en 21) aangenomen, waarbij de Aanbevelingen GFCM/44/2021/8 en GFCM/42/2018/4 werden ingetrokken. Bij Aanbeveling GFCM/45/2022/6 werden een vangstbeperking en een bevriezing van de vangstcapaciteit ingevoerd. Voor 2025 voorziet die aanbeveling in een verlaging van de vangstbeperkingen voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal met 3 %. Bij de implementatie van die maatregelen in Unierecht moet bijgevolg 3 % worden afgetrokken van de maximumvangstbeperkingen die voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal waren vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/259.
(21) Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/7 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van bestanden van rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal in de Levantijnse Zee (geografische deelgebieden 24 tot en met 27) aangenomen, waarbij de Aanbevelingen GFCM/44/2021/8 en GFCM/42/2018/4 werden ingetrokken. Bij Aanbeveling GFCM/45/2022/7 werden een vangstbeperking en een bevriezing van de vangstcapaciteit ingevoerd. Voor 2025 voorziet die aanbeveling in een verlaging van de vangstbeperkingen voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal met 3 %. Bij de implementatie van die maatregelen in Unierecht moet bijgevolg 3 % worden afgetrokken van de maximumvangstbeperkingen die voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal waren vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/259.
(22) Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/3 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van zeebrasem (Pagellus bogaraveo) in de Zee van Alborán (GDG’s 1, 2 en 3) aangenomen, waarbij de Aanbevelingen GFCM/44/2021/4, GFCM/43/2019/2 en GFCM/41/2017/2 werden ingetrokken. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.
(23) [Placeholder voor nieuwe maatregelen voor zeebrasem]
(24) Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/3 tot wijziging van Aanbeveling GFCM/41/2017/4 inzake een meerjarig beheersplan voor de visserij op tarbot (Scophthalmus maximus) in de Zwarte Zee (GDG 29 van de GFCM) aangenomen. Aanbeveling GFCM/43/2019/3 bevatte een bijgewerkte regionale totale toegestane vangst (TAC) en een regeling voor de toewijzing van quota voor tarbot, evenals verdere instandhoudingsmaatregelen, en met name een sluitingsperiode van twee maanden en een beperking van het aantal visdagen tot 180 dagen per jaar. Overeenkomstig aanbeveling GFCM/43/2019/3 zijn deze verdere instandhoudingsmaatregelen functioneel verbonden met de vangstmogelijkheden omdat de TAC voor tarbot zonder die maatregelen zou moeten worden verlaagd om het herstel van dat bestand te waarborgen. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.
(25) [Placeholder voor nieuwe maatregelen voor tarbot]
(26) [Placeholder voor de overdracht van het ongebruikte quotum van de Unie voor tarbot]
(27) Op basis van het wetenschappelijk advies van de GFCM-werkgroep voor de Zwarte Zee moet de visserijsterfte van sprot (Sprattus sprattus) op het huidige niveau worden gehouden om de duurzaamheid van de sprotbestanden in de Zwarte Zee te waarborgen. Daarom moet voor dit bestand opnieuw een autonoom quotum worden vastgesteld.
(28) De in deze verordening vermelde vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad0, en met name de artikelen 33 en 34 van die verordening betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de melding van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve moet worden nader worden bepaald welke codes de lidstaten moeten gebruiken wanneer zij bij de Commissie gegevens over aanlandingen van onder deze verordening vallende bestanden indienen.
(29) De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad0 bevatten aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van TAC’s en quota voor voorzorgs- en analytische bestanden. Krachtens artikel 2 van die verordening moet de Raad bij de vaststelling van de TAC’s op basis van met name de biologische bestandssituatie bepalen voor welke bestanden de artikelen 3 en 4 van die verordening niet gelden. Daarnaast voorziet artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 nog in een andere vorm van jaarflexibiliteit voor alle bestanden die onder de aanlandingsverplichting vallen. Om te voorkomen dat de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen wordt ondermijnd door buitensporige flexibiliteit en de bestandssituatie daardoor verslechtert, mogen de jaarflexibiliteit voor quota uit hoofde van de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 en de jaarflexibiliteit voor quota uit hoofde van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 niet cumulatief van toepassing zijn. Tot slot moet de jaarflexibiliteit op grond van artikel 15, lid 9, van de basisverordening waar nodig worden uitgesloten op basis van de biologische bestandssituatie.
(30) Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2025. Gezien de urgentie moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan.