Overwegingen bij COM(2025)6 - Standpunt EU op de achtenzestigste zitting van de Commissie Verdovende Middelen over het toevoegen van stoffen aan de lijsten die gehecht zijn aan het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972, en aan het Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties (VN) inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972 (hierna het “Verdrag inzake verdovende middelen” genoemd)12, is op 8 augustus 1975 in werking getreden.

(2) Overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag inzake verdovende middelen kan de Commissie Verdovende Middelen (Commission on Narcotic Drugs — CND) besluiten bepaalde stoffen toe te voegen aan de aan dat Verdrag gehechte lijsten. Zij kan de lijsten alleen wijzigen in overeenstemming met de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), maar zij kan ook besluiten de door de WHO aanbevolen wijzigingen niet over te nemen.

(3) Het VN-Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971 (hierna het “Verdrag inzake psychotrope stoffen” genoemd)13 is op 16 augustus 1976 in werking getreden.

(4) Overeenkomstig artikel 2 van het Verdrag inzake psychotrope stoffen kan de CND op grond van aanbevelingen van de WHO besluiten bepaalde stoffen aan de aan dat Verdrag gehechte lijsten toe te voegen of daarvan af te voeren. Zij beschikt over een ruime discretionaire bevoegdheid om rekening te houden met economische, sociale, juridische, administratieve en andere factoren, maar mag niet willekeurig handelen.

(5) Wijzigingen van de aan het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen gehechte lijsten hebben rechtstreekse gevolgen voor het toepassingsgebied van het Unierecht op het gebied van drugscontrole. Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad14 is van toepassing op de stoffen die zijn opgenomen in de lijsten bij deze verdragen. Iedere wijziging van de aan die verdragen gehechte lijsten heeft derhalve rechtstreeks gevolgen voor de gemeenschappelijke regels van de Unie en wijzigt de strekking ervan, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, VWEU.

(6) De CND zal op haar achtenzestigste zitting, die gepland staat van 10 tot en met 14 maart 2025 in Wenen, besluiten over de toevoeging van zes nieuwe stoffen aan de lijsten bij het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(7) De Unie is geen partij bij het Verdrag inzake verdovende middelen noch bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen. Zij heeft de status van waarnemer zonder stemrecht in de Commissie Verdovende Middelen, waarin in maart 2025 13 lidstaten stemgerechtigd lid zullen zijn15. De Raad moet die lidstaten machtigen om het standpunt van de Unie over het toevoegen van stoffen aan de lijsten van deze verdragen te vertolken, aangezien besluiten over het toevoegen van stoffen aan de lijsten daarvan onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

(8) De WHO heeft aanbevolen om vier nieuwe stoffen toe te voegen aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen, drie nieuwe stoffen aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen en één nieuwe stof aan lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen16.

(9) Alle stoffen die door het WHO-deskundigencomité inzake drugsafhankelijkheid (hierna “het deskundigencomité” genoemd) zijn geëvalueerd en door de WHO worden aanbevolen voor toevoeging aan de lijsten, worden door het Drugsagentschap van de Europese Unie (EUDA) als nieuwe psychoactieve stoffen gemonitord op grond van Verordening (EU) 2023/1322 van het Europees Parlement en de Raad17.

(10) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is protonitazepyne (IUPAC-benaming: 5-nitro-2- [(4-propoxyfenyl) methyl] -1- (2-pyrrolidine-1-ylethyl) benzimidazol) een synthetische opioïde in de nitazeenanaloge familie. Protonitazepyne is niet eerder formeel door de WHO getoetst. Protonitazepyne heeft geen bekende therapeutische toepassingen of vergunningen voor het in de handel brengen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat protonitazepyne wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat protonitazepyne wordt toegevoegd aan lijst I van het Verdrag inzake verdovende middelen.

(11) Protonitazepyne is in zes lidstaten aangetroffen en in ten minste twee lidstaten aan controle onderworpen. Protonitazepyne staat momenteel onder intensief toezicht van het EUDA. Eén lidstaat heeft ook melding gemaakt van 74 gevallen van acute vergiftiging met vermoedelijke blootstelling aan protonitazepyne.

(12) De Unie moet daarom het standpunt innemen dat protonitazepyne aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(13) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is metonitazepyne (IUPAC-benaming: 2-[(4-methoxyfenyl)methyl]-5-nitro-1-(2-pyrrolidine-1-ylethyl)-1H-benzoimidazol) een synthetische opioïde in de nitazeenanaloge familie. Metonitazepyne is niet eerder formeel door de WHO getoetst. Metonitazepyne heeft geen bekende therapeutische toepassingen of vergunningen voor het in de handel brengen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat metonitazepyne wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat metonitazepyne wordt toegevoegd aan lijst I van het Verdrag inzake verdovende middelen.

(14) Metonitazepyne is in vier lidstaten aangetroffen en in ten minste twee lidstaten aan controle onderworpen. Metonitazepyne staat momenteel onder intensief toezicht van het EUDA.

(15) De Unie moet daarom het standpunt innemen dat metonitazepyne aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(16) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is etonitazepipne (IUPAC-benaming: 2-[(4-ethoxyfenyl)methyl]-5-nitro-1-(2-piperidin-1-ylethyl)-1H-benzoimidazol) is een van verschillende synthetische 2-benzylbenzimidazole opioïden, samen bekend als “nitazenen”. Etonitazepipne is niet eerder formeel door de WHO getoetst. Etonitazepipne heeft geen bekende therapeutische toepassingen of vergunningen voor het in de handel brengen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat etonitazepipne wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat etonitazepipne wordt toegevoegd aan lijst I van het Verdrag inzake verdovende middelen.

(17) Etonitazepipne is in vijf lidstaten aangetroffen en in ten minste zes lidstaten aan controle onderworpen. Etonitazepipne staat momenteel onder toezicht van het EUDA. Drie lidstaten hebben in totaal twee sterfgevallen en één acute vergiftiging met bevestigde blootstelling aan etonitazepipne gemeld.

(18) De Unie moet daarom het standpunt innemen dat etonitazepipne aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(19) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is N-desethyl isotonitazeen (IUPAC-benaming: N-ethyl-2-[2-[(4-isopropoxyfenyl)methyl] -5-nitro-benzimidazol-1-yl]ethaanamine) een van benzimidazol afgeleide synthetische opioïde die chemisch-structureel en farmacologisch vergelijkbaar is met stoffen in lijst I bij de VN-verdragen van 1961, zoals isotonitazeen, en een metaboliet van isotonitazeen. N-desethyl isotonitazeen is niet eerder formeel door de WHO getoetst. N-desethyl isotonitazeen heeft geen bekende therapeutische toepassingen of vergunningen voor het in de handel brengen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat N-desethyl isotonitazeen wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat N-desethyl isotonitazeen wordt toegevoegd aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen.

(20) N-desethyl isotonitazeen is in twee lidstaten aangetroffen en in ten minste twee lidstaten aan controle onderworpen. N-desethyl isotonitazeen staat momenteel onder intensief toezicht van het EUDA. Eén lidstaat heeft in totaal twee sterfgevallen met bevestigde blootstelling aan N-desethyl isotonitazeen gemeld.

(21) De Unie moet daarom het standpunt innemen dat N-desethyl isotonitazeen aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(22) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is hexahydrocannabinol (HHC) (IUPAC-benaming: 6a,7,8,9,10,10a-hexahydro-6,6,9-trimethyl-3-pentyl-6H-dibenzo[b,d]pyran-1-ol) een semisynthetische cannabinoïde die meestal wordt gesynthetiseerd met cannabidiol als precursor. Hexahydrocannabinol is niet eerder formeel door de WHO getoetst. Hexahydrocannabinol heeft geen bekende therapeutische toepassingen of vergunningen voor het in de handel brengen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat hexahydrocannabinol wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat hexahydrocannabinol wordt toegevoegd aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(23) Hexahydrocannabinol is in 25 lidstaten aangetroffen en in ten minste 20 lidstaten aan controle onderworpen. Hexahydrocannabinol staat momenteel onder intensief toezicht van het EUDA. Twee lidstaten hebben in totaal vier gevallen van acute vergiftiging met bevestigde blootstelling aan hexahydrocannabinol gemeld. Twee lidstaten hebben in totaal zeven gevallen van acute vergiftiging met waarschijnlijke blootstelling aan hexahydrocannabinol gemeld. Drie lidstaten hebben in totaal zes gevallen van acute vergiftiging met vermoedelijke blootstelling aan hexahydrocannabinol gemeld.

(24) De Unie zou daarom het standpunt moeten innemen dat hexahydrocannabinol aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is carisoprodol (IUPAC-benaming: (2R)-2-[(carbamoyloxy)methyl]-2-methylpentyl(1-methylethyl)carbamaat) is een centraal werkende spierverslapper die op korte termijn wordt gebruikt als aanvulling op symptomatische behandeling van acute spier- en skeletaandoeningen in verband met pijnlijke spierspasmen. Het potentieel voor misbruik van carisoprodol kan verband houden met zowel de kalmerende effecten ervan als het vermogen ervan om de effecten van andere stoffen te versterken. Zo kunnen de kalmerende effecten van carisoprodol worden versterkt wanneer het wordt gecombineerd met benzodiazepinen, opioïden of alcohol. Langdurig of buitensporig gebruik van carisoprodol kan tot afhankelijkheid leiden. Carisoprodol kan worden onttrokken aan legitieme medische kanalen en op de illegale markt terechtkomen om te worden verkocht zonder passend medisch toezicht, waardoor de kans op misbruik en negatieve gevolgen toeneemt. Carisoprodol werd in 2001 op de tweeëndertigste bijeenkomst van het deskundigencomité vooraf beoordeeld. Het Comité heeft destijds geen kritische beoordeling van carisoprodol aanbevolen. Carisoprodol werd in 2023 verder gepresenteerd, besproken en vooraf beoordeeld tijdens de 46e vergadering van het deskundigencomité, waarbij een kritische beoordeling werd aanbevolen. Carisoprodol is een receptgeneesmiddel dat in verschillende landen en gebieden een vergunning lijkt te hebben. Het wordt echter niet langer medisch gebruikt in Europa, aangezien het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik van het Europees Geneesmiddelenbureau alle vergunningen voor het in de handel brengen van carisoprodol in heel Europa heeft geschorst. Carisoprodol heeft geen bekend industrieel gebruik. Er is voldoende bewijs voorhanden dat carisoprodol wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat carisoprodol wordt opgenomen in lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(25) Carisoprodol is in twee lidstaten aangetroffen. Carisoprodol staat momenteel onder toezicht van het EUDA. Eén lidstaat heeft twee sterfgevallen met bevestigde blootstelling aan carisoprodol gemeld.

(26) De Unie zou daarom het standpunt moeten innemen dat carisoprodol aan lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(27) Het is wenselijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de CND, aangezien de besluiten over de toevoeging van zes nieuwe stoffen aan de lijsten een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, te weten Kaderbesluit 2004/757/JBZ.

(28) Het standpunt van de Unie wordt tot uitdrukking gebracht door de lidstaten die lid zijn van de CND, die daarbij gezamenlijk optreden.

(29) Denemarken is gebonden door Kaderbesluit 2004/757/JBZ en neemt derhalve deel aan de vaststelling en toepassing van dit besluit.

(30) Ierland is gebonden door Kaderbesluit 2004/757/JBZ en neemt derhalve deel aan de vaststelling en toepassing van dit besluit.