Overwegingen bij COM(2025)29 - Machtiging van Estland af te wijken van artikel 26, lid 1, punt a), en de artikelen 168 en 168 bis van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Krachtens de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG is een belastingplichtige gerechtigd de btw af te trekken ter zake van aan hem geleverde goederen en diensten die hij voor zijn belaste activiteiten bestemt. Krachtens artikel 26, lid 1, punt a), van die richtlijn wordt het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden van de belastingplichtige of van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden, gelijkgesteld aan een dienst.

(2) Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/19982 van de Raad werd Estland gemachtigd om tot en met 31 december 2024 het recht op aftrek van de btw op uitgaven voor personenauto’s die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, tot 50 % te beperken wanneer die uitgaven betrekking hebben op de aankoop, leasing, intracommunautaire verwerving of invoer van personenauto’s die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, alsmede op uitgaven in verband met het onderhoud en de reparatie van die auto’s en de aankoop van brandstof daarvoor. Estland werd tevens gemachtigd om het privégebruik van een tot het bedrijf van een belastingplichtige behorende personenauto niet aan te merken als een dienst onder bezwarende titel, wanneer het recht op aftrek voor dat voertuig krachtens artikel 1 van dat besluit is beperkt (“de bijzondere maatregel”).

(3) Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 28 maart 2024, heeft Estland overeenkomstig artikel 395, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2006/112/EG de Commissie verzocht om de bijzondere maatregel te mogen blijven toepassen (“het verzoek om verlenging”). Bij brief van 3 april 2024 heeft de Commissie om nadere informatie verzocht. Estland heeft geantwoord op 28 juni 2024. Bij brief van 28 augustus 2024 heeft de Commissie om aanvullende verduidelijking verzocht, die Estland bij brief, ingekomen bij de Commissie op 24 september 2024, heeft verstrekt.

(4) Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 17 oktober 2024 van het verzoek om verlenging in kennis gesteld. Bij brief van 18 oktober 2024 heeft de Commissie Estland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek om verlenging.

(5) Overeenkomstig artikel 4 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1998 heeft Estland, samen met het verzoek om verlenging, een verslag voorgelegd met daarin ook een evaluatie van het in artikel 1 van dat uitvoeringsbesluit vastgestelde percentage van de beperking van het recht op btw-aftrek. Op basis van actuele gegevens, te weten ervaringen met belastingcontroles en statistische gegevens over het privégebruik van personenauto’s, stelt Estland dat de beperking van 50 % nog altijd gerechtvaardigd en passend is.

(6) De bijzondere maatregel waarvoor bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1998 machtiging was verleend, is op 31 december 2024 verstreken. Omdat hij zowel voor de belastingplichtigen als voor de belastingautoriteiten een positief effect had op de administratieve lasten doordat daarmee de inning van de btw wordt vereenvoudigd en belastingontduiking door onjuiste administratie wordt voorkomen, acht de Commissie het passend de bijzondere maatregel toe te kennen.

(7) De bijzondere maatregel moet beperkt blijven tot de tijd die nodig is om te evalueren of hij doeltreffend is en het percentage van de beperking passend is. Daarom moet Estland worden gemachtigd de bijzondere maatregel toe te passen tot en met 31 december 2027.

(8) Gezien de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de bijzondere maatregel staat deze in verhouding tot het beoogde doel, namelijk de inning van de btw vereenvoudigen en bepaalde vormen van belastingontduiking of -ontwijking voorkomen. De bijzondere maatregel houdt ook niet het risico in dat de fraude zal verschuiven naar andere sectoren of andere lidstaten.

(9) Indien Estland een verlenging van de machtiging na 2027 nodig acht, moet het uiterlijk op 31 maart 2027 bij de Commissie een verzoek om verlenging indienen, samen met een verslag dat ook een evaluatie van het toegepaste percentage van de beperking bevat.

(10) De bijzondere maatregel zal geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik en geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.