Overwegingen bij COM(2025)84 - Wijziging van de Verordeningen (EU) 2015/1017, (EU) 2021/523, (EU) 2021/695 en (EU) 2021/1153 wat betreft het verhogen van de efficiëntie van de EU-garantie uit hoofde van Verordening (EU) 2021/523 en het vereenvoudigen van de verslagleggingsvereisten - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)84 - Wijziging van de Verordeningen (EU) 2015/1017, (EU) 2021/523, (EU) 2021/695 en (EU) 2021/1153 wat betreft het verhogen van de ... |
---|---|
document | COM(2025)84 ![]() |
datum | 26 februari 2025 |
(2) In het Draghi-verslag worden de gecombineerde extra investeringsbehoeften in Europa tegen 2030 geraamd op 750-800 miljard EUR per jaar. Een aanzienlijk deel daarvan is bestemd voor de groene en de digitale transitie. Het waarborgen van voldoende publieke en particuliere investeringen is van cruciaal belang om de productiviteitsgroei te stimuleren en de doelstellingen van de Unie te verwezenlijken, particuliere investeringen aan te trekken die zijn gericht op de decarbonisatie van de industrie, de productie, opslag en uitrol van schone energie en elektrificatie te versnellen, interconnecties en netwerken te versterken, duurzame en circulaire bedrijfsmodellen te bevorderen, de renovatie van gebouwen te stimuleren, en de productie van schone technologie en digitale technologieën te ontwikkelen en de verspreiding ervan over economische sectoren aan te moedigen.
(3) Het InvestEU-fonds is het belangrijkste instrument op EU-niveau om publieke en particuliere financiering aan te trekken voor de ondersteuning van een breed scala aan beleidsprioriteiten van de Unie. Via het uitgebreide netwerk van uitvoerende partners, waaronder de Europese Investeringsbank (EIB), het Europees Investeringsfonds (EIF), andere internationale financiële instellingen en nationale stimuleringsbanken en -instellingen, levert het InvestEU-fonds door middel van zijn risicodelingscapaciteit de broodnodige financiering. In de tussentijdse evaluatie van InvestEU werd benadrukt dat begrotingsgaranties inherent efficiënt zijn voor de EU-begroting en werd bevestigd dat het programma goed op schema ligt wat het mobiliseren van investeringen betreft, met een aanzienlijk verwacht effect op de reële economie. De goedkeuringen van financierings- en investeringsverrichtingen in het kader van InvestEU werden echter in een zeer vroege fase verleend, hetgeen ertoe kan leiden dat na 2025 voor sommige financiële producten geen goedkeuringen meer zullen worden verleend, als deze kwestie niet wordt aangepakt.
(4) De financiële capaciteit van het InvestEU-fonds moet worden vergroot en nog efficiënter worden gebruikt in combinatie met middelen die beschikbaar zullen worden gemaakt in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) en andere oude instrumenten (het schuldinstrument van CEF en de InnovFin-schuldfaciliteit) die door de EIB-groep worden uitgevoerd. Deze combinaties kunnen leiden tot een daling van de begrotingsontvangsten uit oude instrumenten. Zij zouden echter ook een hoger volume van de garantiedekking mogelijk maken voor strategische investeringen in belangrijke prioritaire gebieden van de Unie, waardoor naar verwachting een extra investering van ongeveer 25 miljard EUR zou worden gemobiliseerd, en leiden tot een grotere risicodiversificatie, en zodoende niet leiden tot aanzienlijk hogere risico’s voor de begroting van de Unie.
(5) De verhoging van de EU-garantie met 2,5 miljard EUR, ondersteund door de extra terugvloeiende middelen van 1 miljard EUR, en de efficiëntiemaatregelen die worden uitgevoerd door de capaciteiten van de oude instrumenten met het InvestEU-fonds te combineren, zullen naar verwachting leiden tot het aantrekken van ongeveer 50 miljard EUR aan extra investeringen. De financiële bijdrage van de EIB-groep moet evenredig worden aangepast aan het aandeel van de verhoogde EU-garantie dat aan de groep is toegekend.
(6) Om het lidstaatcompartiment in het kader van het InvestEU-fonds aantrekkelijker te maken, moet het voor de lidstaten mogelijk worden gemaakt om, naast de bestaande optie om bij te dragen aan de EU-garantie, ook op volledig gefinancierde wijze bij te dragen via een InvestEU-financieringsinstrument. De steun uit het InvestEU-financieringsinstrument moet, voor zover mogelijk, worden uitgevoerd volgens dezelfde beginselen als de steun van de EU-garantie. Via het InvestEU-financieringsinstrument zouden de lidstaten die niet tot de eurozone behoren, op financieel efficiëntere wijze in hun eigen valuta van het InvestEU-programma kunnen profiteren.
(7) In overeenstemming met een algemene doelstelling van vereenvoudiging om de administratieve lasten voor eindontvangers, financiële intermediairs en uitvoerende partners te verlichten, moeten de verslagleggingsvereisten, met inbegrip van die met betrekking tot essentiële prestatie- en monitoringindicatoren, naargelang van het geval worden verlaagd, met name die welke gevolgen hebben voor kleine ondernemingen en kleinschalige verrichtingen. De toepassing van de definitie van kmo’s moet worden aangepast om complexiteit zoveel mogelijk weg te nemen. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan sociale ondernemingen en instellingen voor microfinanciering.
(8) De frequentie en reikwijdte van de verslagen moeten ook worden verlaagd voor het InvestEU-programma en de voorganger ervan, het EFSI-programma.
(9) Voor de boekhouding van de Commissie moeten de uitvoerende partners voorzien in combinaties van gecontroleerde financiële overzichten overeenkomstig artikel 212, lid 4, van het Financieel Reglement, waarbij de bedragen in verband met de verschillende rechtsgrondslagen duidelijk afzonderlijk van elkaar worden vermeld.
(10) De Verordeningen (EU) 2015/1017, (EU) 2021/695 en (EU) 2021/1153 moeten worden gewijzigd om combinaties van steun uit hoofde van die verordeningen en de EU-garantie uit hoofde van deze verordening mogelijk te maken.
(11) Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk tekortkomingen van de markt in de hele Unie en in specifieke lidstaten en de investeringskloof in de Unie aanpakken, de groene en digitale transitie van de Unie versnellen en het concurrentievermogen en de industriële basis versterken, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,