Overwegingen bij COM(2025)132 - Standpunt EU in het Comité havenstaatcontrole van het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het Memorandum van overeenstemming inzake havenstaatcontrole (hierna ook “het memorandum” genoemd) is op 26 januari 1982 in Parijs ondertekend en is op 1 juli 1982 in werking getreden. Overeenkomstig afdeling 7.1 van het memorandum is het Comité havenstaatcontrole samengesteld uit een vertegenwoordiger van elk van de maritieme autoriteiten en van de Commissie en beschikt het over de in afdeling 7.3 vermelde bevoegdheden. Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Comité havenstaatcontrole, aangezien besluiten van de bevoegde instantie van het Memorandum van overeenstemming van Parijs een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van de wetgeving van de Unie, namelijk Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad8, bijvoorbeeld door de inspectieverplichting vast te stellen alsmede de gemiddelde tekortkomings- en aanhoudingspercentages die in het scheepsrisicoprofiel worden gebruikt om vaartuigen voor inspectie te selecteren en voor het bijwerken van instructies en richtsnoeren voor inspecteurs die inspecties uitvoeren.

(2) In Richtlijn 2009/16/EG, zoals gewijzigd, wordt de wettelijke Unieregeling inzake havenstaatcontrole beschreven en wordt de eerdere Uniewetgeving op dit gebied, die sinds 1995 in voege is, geherformuleerd en versterkt. Die EU-regeling is gebaseerd op de bestaande structuur van het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole, een internationale organisatie die is opgericht in 1982. Wat de lidstaten betreft, brengt Richtlijn 2009/16/EG de procedures, instrumenten en werkzaamheden van het memorandum daadwerkelijk binnen de werkingssfeer van de EU-wetgeving.

(3) Het Comité havenstaatcontrole van het Memorandum van overeenstemming van Parijs komt jaarlijks bijeen en besluit tijdens zijn vergaderingen over een aantal agendapunten die noodzakelijk zijn voor de werking van Richtlijn 2009/16/EG.

(4) Dit besluit heeft betrekking op de periode 2025-2029.

(5) Het standpunt van de Unie moet worden uitgedrukt door de lidstaten van de Unie, waarvan de maritieme autoriteiten lid zijn van het Comité havenstaatcontrole van het Memorandum van overeenstemming van Parijs, en die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie.