Overwegingen bij COM(2002)13 - Verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende zaken, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand en andere financiële aspecten van civiele procedures

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is, te handhaven en te ontwikkelen.

(2) In artikel 65, onder c), van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is bepaald dat maatregelen tot afschaffing van de hinderpalen voor de goede werking van civiele procedures, zonodig door bevordering van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende bepalingen van burgerlijke rechtsvordering, daar ook onder vallen.

(3) De Europese Raad, bijeen te Tampere op 15 en 16 oktober 1999, heeft de Raad gevraagd minimumnormen vast te stellen om in de gehele Unie een adequaat niveau van rechtsbijstand bij grensoverschrijdende rechtszaken te waarborgen.

(4) Het gebrek aan middelen van een persoon die als eiser of verweerder betrokken is bij een geschil, noch de moeilijkheden die verband houden met het grensoverschrijdende karakter van een geschil, mogen de daadwerkelijke toegang tot de rechter belemmeren.

(5) Het voorstel voor een richtlijn is in de eerste plaats bedoeld om bij grensoverschrijdende geschillen een adequaat niveau van rechtsbijstand te waarborgen, maar om dat te kunnen doen, moeten bepaalde gemeenschappelijke minimumnormen worden vastgesteld. Een richtlijn van de Raad is het meest geschikte wetgevingsinstrument om deze doelstelling te bereiken.

(6) De richtlijn is gericht op alle geschillen in burgerlijke zaken, met inbegrip van geschillen op gebied van het handelsrecht, het arbeidsrecht en het consumentenrecht.

(7) Eenieder die betrokken is bij een burgerrechtelijk geschil moet zijn rechten in rechte kunnen doen gelden, ook indien zijn persoonlijke financiële situatie hem niet in staat stelt de proceskosten te dragen.

(8) De rechtsbijstand moet ten minste de daadwerkelijke bijstand van een advocaat en de vrijstelling of de vergoeding van de proceskosten behelzen.

(9) De rechtsbijstand kan adequaat worden geacht wanneer hij de begunstigde daadwerkelijk toegang tot de rechter biedt.

(10) Omdat de rechtsbijstand wordt verleend door de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, met uitzondering van de precontentieuze bijstand van een advocaat indien de begunstigde zijn gewone verblijfplaats niet in die lidstaat heeft, moet deze lidstaat zijn eigen wetgeving toepassen, en daarbij de beginselen van deze richtlijn in acht nemen.

(11) De complexiteit van en de verschillen tussen de rechtsstelsels van de lidstaten, alsook de kosten die inherent zijn aan het grensoverschrijdende karakter van een geschil mogen de toegang tot de rechter niet belemmeren. Derhalve moet de rechtsbijstand de kosten dekken die rechtstreeks verband houden met het grensoverschrijdende karakter van een geschil.

(12) Burgers van de Unie moeten, ongeacht hun verblijfplaats, rechtsbijstand kunnen krijgen indien zij voldoen aan de in de richtlijn gestelde voorwaarden. Dat geldt ook voor onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven.

(13) Indien rechtsbijstand wordt toegekend, moet deze de gehele procedure bestrijken, inclusief de kosten om een uitspraak uitvoerbaar te verklaren of ten uitvoer te leggen; de begunstigde blijft die bijstand ontvangen wanneer tegen hem beroep wordt ingesteld.

(14) De justitiële samenwerking tussen de lidstaten in burgerlijke zaken moet goed worden georganiseerd ten einde de burger en de beroepskringen goed te informeren en de verzending van verzoeken om rechtsbijstand van de ene lidstaat naar de andere eenvoudiger en sneller te laten verlopen.

(15) De Europese Overeenkomst inzake het verzenden van verzoeken om rechtsbijstand die in 1977 te Straatsburg is ondertekend, en waarin is bepaald dat de Overeenkomstsluitende partijen de verzendende en ontvangende autoriteiten aanwijzen alsook het systeem voor de directe verzending van de verzoeken beschrijven, blijft overigens van toepassing in de betrekkingen tussen de lidstaten en de derde staten die partij zijn bij deze overeenkomst. Daarentegen komt deze richtlijn in de plaats van de hierboven genoemde overeenkomst voor zover het de betrekkingen tussen de lidstaten betreft.

(16) Het kennisgevings- en verzendingssysteem dat in de richtlijn wordt beschreven, is rechtstreeks gebaseerd op de regelingen welke zijn ingevoerd bij de Europese overeenkomst. Er moet een termijn voor de verzending van verzoeken om rechtsbijstand worden ingevoerd; daarin voorziet de overeenkomst van 1977 niet. De vaststelling van een relatief korte termijn spoort met de goede werking van justitie.

(17) Een standaardformulier voor de verzending van verzoeken om rechtsbijstand bij grensoverschrijdende geschillen, zou het verloop van de procedures vergemakkelijken en bespoedigen.

(18) Rekening houdend met de verschillen in de kosten die verband houden met een geschil en met de verschillen in levensstandaard, moeten de lidstaten de vrijheid behouden drempels vast te stellen waarboven iemand geacht wordt de proceskosten zelf te kunnen dragen, op zo'n manier dat de doelstellingen van de richtlijn worden verwezenlijkt.

(19) De doelstellingen van de richtlijn kunnen evenwel niet worden bereikt indien de aanvragers van rechtsbijstand niet de mogelijkheid wordt gelaten om te bewijzen dat zij de proceskosten niet kunnen dragen, zelfs wanneer hun middelen de inkomensgrens overschrijden die is vastgesteld door de lidstaat waar de zaak wordt behandeld.

(20) De mogelijkheid om een beroep te doen op particuliere regelingen of overeenkomsten die de daadwerkelijke toegang tot de rechter garanderen, is geen vorm van rechtsbijstand. Die mogelijkheid kan er evenwel toe leiden dat de betrokken persoon geacht wordt de proceskosten te kunnen dragen ondanks zijn ongunstige financiële situatie.

(21) De lidstaten moeten in staat worden gesteld verzoeken om rechtsbijstand voor kennelijk ongegronde vorderingen af te wijzen, zonder evenwel op de zaak te prejudiciëren met betrekking tot de beoordeling van de slaagkansen van de aanvrager van de rechtsbijstand.

(22) De richtlijn heeft geen betrekking op rechtspersonen, met uitzondering van rechtspersonen zonder winstoogmerk, zoals consumentenorganisaties, die zich tot de rechter wenden om algemene belangen die van rechtswege erkend worden, te beschermen. Dit beginsel spoort met de verwezenlijking van de doelstellingen van de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (Richtlijn 98/27/EG van 19 mei 1998)  i.

(23) Ongeacht of het gaat om traditionele gerechtelijke, dan wel buitengerechtelijke procedures, zoals bemiddeling, moet rechtsbijstand op dezelfde voorwaarden worden toegekend, ingeval het gebruik van dergelijke procedures door de wet wordt bevorderd.

(24) Het vooruitzicht van een partij bij een geschil om de met het proces verband houdende kosten of de kosten van de advocaat te moeten betalen, ook indien zij in het gelijk wordt gesteld, vormt een belemmering van de toegang tot de rechter. De billijke terugbetaling van die kosten, door de in het ongelijk gestelde partij, verhelpt dit nadeel. De bescherming van zwakke partijen, met name op het gebied van het arbeidsrecht en het consumentenrecht, kan uitzonderingen op dit beginsel rechtvaardigen.

(25) Er zij op gewezen dat de invoering van minimumnormen de lidstaten niet belet gunstiger bepalingen in te voeren voor degenen die voor rechtsbijstand in aanmerking komen.

(26) Aangezien de doelstellingen van de beoogde maatregel niet op afdoende wijze kunnen worden verwezenlijkt door de lidstaten en derhalve beter kunnen worden verwezenlijkt op communautair niveau, kan de Gemeenschap maatregelen treffen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel dat is neergelegd in artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel dat in hetzelfde artikel wordt verwoord, gaat de richtlijn niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(27) Deze richtlijn is in overeenstemming met de grondrechten en neemt de beginselen in acht die onder meer erkend zijn in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De richtlijn is er in het bijzonder op gericht de toepassing te bevorderen van het beginsel dat rechtsbijstand wordt verleend aan eenieder die niet over toereikende financiële middelen beschikt, voor zover die bijstand noodzakelijk is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen, overeenkomstig artikel 47, lid 3 van het Handvest.

(28) [Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel aan de aanneming van deze richtlijn.] [Overeenkomstig artikel 3 van het protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland laten weten dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en de toepassing van deze richtlijn.]

(29) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van de onderhavige richtlijn, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken.