Overwegingen bij COM(2001)664 - Bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2001)664 - Bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat. |
---|---|
document | COM(2001)664 |
datum | 5 december 2008 |
(2) In het actieplan van de Raad en de Commissie waarin wordt aangegeven hoe de bepalingen van het Verdrag van Amsterdam inzake de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid het best kunnen worden uitgevoerd [2], in de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999, in de resolutie van het Europees Parlement van 20 september 2000 over het standpunt van de Europese Unie op de Wereldconferentie tegen racisme en de huidige situatie in de Unie [3] en in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de halfjaarlijkse bijwerking van het scorebord van de vorderingen op het gebied van de totstandbrenging van een ruimte van 'vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid' in de Europese Unie (tweede halfjaar 2000), wordt aangedrongen op maatregelen op dit gebied. In het Haagse programma van 4 en 5 november 2004 herhaalt de Raad het reeds door de Europese Raad in december 2003 geuite vaste voornemen om elke vorm van racisme, antisemitisme en vreemdelingenhaat te bestrijden.
(3) Gemeenschappelijk Optreden 96/443/JBZ van de Raad van 15 juli 1996, ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat [4], moet worden aangevuld met wetgeving die voorziet in de behoefte de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten nader op elkaar af te stemmen en de belemmeringen voor een doeltreffende justitiële samenwerking, die voornamelijk voortvloeien uit de uiteenlopende wetgevende benaderingen in de lidstaten, weg te nemen.
(4) Uit de beoordeling van Gemeenschappelijk Optreden 96/443/JBZ en de werkzaamheden die zijn verricht binnen andere internationale fora, zoals de Raad van Europa, blijkt dat zich nog steeds een aantal problemen voordoen bij de justitiële samenwerking, en dat het strafrecht van de lidstaten dus verder onderling moet worden afgestemd om te zorgen voor de toepassing van een duidelijke en alomvattende wetgeving waarmee racisme en vreemdelingenhaat doeltreffend kunnen worden bestreden.
(5) Racisme en vreemdelingenhaat vormen een bedreiging voor groepen mensen die het doelwit zijn van dergelijk gedrag. Dit verschijnsel moet door middel van een gemeenschappelijke strafrechtelijke benadering op EU-niveau worden aangepakt, zodat dezelfde gedragingen in alle lidstaten strafbaar zijn en dat er doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties kunnen worden opgelegd aan natuurlijke personen en rechtspersonen die dergelijke strafbare feiten hebben gepleegd of daarvoor aansprakelijk zijn.
(6) De lidstaten erkennen dat de strijd tegen racisme en vreemdelingenhaat diverse soorten maatregelen in een alomvattend kader vereist en niet tot de strafrechtelijke sfeer mag worden beperkt. Dit kaderbesluit is beperkt tot de bestrijding van bijzonder ernstige vormen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht. Aangezien de culturele en juridische tradities van de lidstaten tot op zekere hoogte verschillend zijn, met name op dit gebied, is een volledige harmonisatie van het strafrecht ter zake vooralsnog niet mogelijk.
(7) In dit kaderbesluit wordt met 'afstamming' vooral gedoeld op personen of groepen van personen die afstammen van personen met bepaalde typische kenmerken (zoals ras of huidskleur), waarbij echter niet al deze kenmerken meer hoeven te bestaan. Dergelijke personen of groepen van personen kunnen desondanks vanwege hun afstamming het slachtoffer worden van haat of geweld.
(8) Met 'godsdienst' wordt in het algemeen gedoeld op personen die worden gedefinieerd op basis van hun godsdienstige overtuiging of geloof.
(9) Met 'haat' wordt bedoeld haat, ingegeven door ras, huidskleur, godsdienst, afstamming of nationale of etnische afkomst.
(10) Dit kaderbesluit belet een lidstaat niet om nationale wetsbepalingen aan te nemen waarbij artikel 1, lid 1, onder c) en d), wordt uitgebreid tot misdaden jegens een groep personen die op basis van andere criteria dan ras, huidskleur, godsdienst, afstamming, dan wel nationale of etnische afkomst wordt gedefinieerd, zoals maatschappelijke status of politieke overtuigingen.
(11) Er moet op worden toegezien dat het onderzoeken en vervolgen van delicten die verband houden met racisme en vreemdelingenhaat niet afhangt van aangifte of beschuldiging door het slachtoffer, dat vaak bijzonder kwetsbaar is en ervoor terugschrikt om een gerechtelijke procedure in te stellen.
(12) De onderlinge afstemming van het strafrecht moet leiden tot een efficiëntere bestrijding van door racisme en vreemdelingenhaat ingegeven delicten, door het bevorderen van een volledige en effectieve justitiële samenwerking tussen de lidstaten. De moeilijkheden die zich op dit gebied kunnen voordoen, moeten door de Raad bij de toetsing van dit kaderbesluit in aanmerking worden genomen teneinde na te gaan of verdere stappen op dit gebied noodzakelijk zijn.
(13) Omdat het streven door racisme en vreemdelingenhaat ingegeven delicten in alle lidstaten te bestraffen met doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen die aan minimale voorwaarden voldoen, niet in voldoende mate door de lidstaten afzonderlijk kan worden verwezenlijkt, daar de regels gemeenschappelijk en met elkaar verenigbaar moeten zijn, en omdat deze doelstelling beter op het niveau van de Europese Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen, overeenkomstig het in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie genoemde en in artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap omschreven subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het eveneens in artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap omschreven evenredigheidsbeginsel gaat dit kaderbesluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(14) In dit kaderbesluit worden de grondrechten in acht genomen en de beginselen nageleefd die zijn vastgelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, met name in de artikelen 10 en 11, en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name in de hoofdstukken II en VI.
(15) Overwegingen die verband houden met de vrijheid van vereniging en van meningsuiting, met name de vrijheid van drukpers en de vrijheid van meningsuiting in andere media hebben in vele lidstaten geleid tot procedurele waarborgen en bijzondere regelgeving in het nationale recht inzake het bepalen of beperken van aansprakelijkheid.
(16) Gemeenschappelijk Optreden 96/443/JBZ moet worden ingetrokken omdat het met de goedkeuring van het Verdrag van Amsterdam, van Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming [5], en van dit kaderbesluit, achterhaald is.