Overwegingen bij COM(2004)537 - Voorstellen, namens de EG en de lidstaten, voor wijzigingen op de bijlagen I - III van het Protocol van 1998 inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand en op de bijlagen A - C van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
1. Het bevorderen van maatregelen op internationaal niveau om de bestaande regionale of wereldwijde milieuproblemen aan te pakken, is een van de doelstellingen van het communautaire milieubeleid, zulks in overeenstemming met artikel 174 van het Verdrag.

2. De Gemeenschap heeft op 30 april 2004 het Protocol inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (hierna “het Protocol” te noemen) geratificeerd en is bezig met de ratificatie van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (hierna “het Verdrag” te noemen).

3. Het doel van het Protocol is het beheersen, terugdringen of elimineren van lozingen, emissies en verliezen van persistente organische verontreinigende stoffen die ten gevolge van hun grensoverschrijdende verplaatsing door de lucht over lange afstand aanzienlijke nadelige gevolgen hebben voor de volksgezondheid of het milieu. Het Protocol voorziet, in beginsel, in de beëindiging of vermindering van de productie en het gebruik alsmede van de uitstoot van zestien stoffen die als persistente organische verontreinigende stoffen worden beschouwd.

4. Het Verdrag voorziet in een op het voorzorgsbeginsel gebaseerde kaderregeling voor de stopzetting van productie, gebruik, invoer en uitvoer van de eerste twaalf als prioritair aangemerkte persistente organische verontreinigende stoffen, het veilig hanteren en verwijderen van deze stoffen en het beëindigen of verminderen van onbedoelde emissies van bepaalde persistente organische verontreinigende stoffen.

5. Krachtens artikel 14 van het Protocol en artikel 8 van het Verdrag mag iedere partij wijzigingen op het Protocol, respectievelijk op het Verdrag voorstellen. De procedure voor de goedkeuring van wijzigingen op de bijlagen is vastgelegd in artikel 14 van het Protocol en in artikel 22 van het Verdrag. Op basis van de verplichting de eenheid te bewaren bij de internationale vertegenwoordiging van de Gemeenschap en om te verzekeren dat er voor de ingediende voorstellen geldige gronden zijn en dat hiervoor in de Gemeenschap voldoende steun bestaat, dienen alleen gezamenlijke voorstellen van de Gemeenschap en de lidstaten te worden ingediend.

6. Terdege rekening houdend met Besluit 1998/2 van het uitvoerend orgaan voor het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand en bijlage D van het Verdrag heeft men aangetoond dat hexachloorbutadieen, pentachloorbenzeen, polygechloreerde naftalenen, pentabroomdifenylether, octabroomdifenylether en gechloreerde paraffines met een korte keten karakteristieken van persistente organische verontreinigende stoffen vertonen. Gezien het potentieel van deze chemische stoffen om zich over lange afstanden door het milieu te verplaatsen zijn de in nationaal of communautair verband getroffen maatregelen niet toereikend om een hoge mate van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu te waarborgen en zijn bredere internationale maatregelen noodzakelijk. Het is derhalve passend dat de Gemeenschap en de lidstaten die partij zijn bij het Protocol en het Verdrag, voorstellen deze stoffen in de desbetreffende bijlagen van het Protocol en het Verdrag van Stockholm te laten opnemen, waarbij zij rekening houden met de bestaande communautaire wetgeving en de toegelaten gebruikswijzen en ontheffingen waarin deze voorziet.

7. Chloordecon en hexabroombifenyl zijn momenteel opgenomen in bijlage I van het Protocol en hexachloorcyclohexaan (HCH, m.i.v. lindaan) is opgenomen in bijlage II van het Protocol. Rekening houdend met bijlage D van het Verdrag, kan men stellen dat deze stoffen karakteristieken van persistente organische verontreinigende stoffen vertonen en een wereldwijd optreden wettigen. Het is derhalve passend dat de Gemeenschap en de lidstaten die partij zijn bij het Verdrag, voorstellen deze stoffen in de desbetreffende bijlagen van het Verdrag te laten opnemen.

8. De bepalingen van het Protocol en het Verdrag betreffen de bescherming van het milieu en het is derhalve passend dat artikel 175, lid 1, juncto artikel 300, lid 2, als rechtsgrondslag wordt gekozen.