Overwegingen bij COM(2004)607 - Wijziging van Richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In artikel 137 van het Verdrag wordt bepaald dat de Gemeenschap het optreden van de lidstaten ter verbetering van het arbeidsmilieu ondersteunt en aanvult om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen. In op grond van dit artikel vastgestelde richtlijnen moet worden vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat de oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen daardoor zou kunnen worden belemmerd.

(2) In Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd[9] worden minimumvoorschriften vastgesteld inzake veiligheid en gezondheid op het gebied van de organisatie van de arbeidstijd met betrekking tot dagelijkse rusttijd, pauzes, wekelijkse rusttijd, maximale wekelijkse arbeidstijd, jaarlijkse vakantie en aspecten van nacht- en ploegenarbeid en het werkrooster.

(3) Twee bepalingen van Richtlijn 2003/88/EG gaan vergezeld van een clausule volgens welke deze vóór 23 november 2003 opnieuw moeten worden bekeken. Het gaat hier om artikel 19 en artikel 22, lid 1.

(4) Meer dan tien jaar na de vaststelling van Richtlijn 93/104/EG van de Raad[10], de eerste richtlijn inzake de organisatie van de arbeidstijd, blijkt het noodzakelijk de communautaire wetgeving te moderniseren teneinde beter in te spelen op de nieuwe situatie en op verzoeken van zowel werkgevers- als werknemerszijde.

(5) De combinatie van beroeps- en gezinsleven is een essentiële voorwaarde om de doelstellingen die de Unie zich in de Lissabon-strategie heeft gesteld, te verwezenlijken. Zij draagt niet alleen bij tot een bevredigender arbeidsklimaat, maar maakt het ook mogelijk beter in te spelen op de behoeften van de werknemers, met name die met gezinsverantwoordelijkheid. Dankzij een aantal wijzigingen in Richtlijn 2003/88/EG, met name in artikel 22, is een betere combinatie van beroeps- en gezinsleven mogelijk.

(6) In dit verband is het aan de lidstaten om de sociale partners aan te moedigen op het geschikte niveau akkoorden te sluiten met regels voor een betere combinatie van beroeps- en gezinsleven.

(7) Er moet een nieuw evenwicht worden gevonden tussen de bescherming van de veiligheid en gezondheid van de werknemers en de behoefte aan meer flexibiliteit in de organisatie van de arbeidstijd, met name wat aanwezigheidsdiensten en meer in het bijzonder de wacht- of slaapuren tijdens aanwezigheidsdiensten betreft.

(8) De bepalingen betreffende de referentieperiode moeten eveneens worden herzien teneinde de bestaande regeling te vereenvoudigen en deze beter af te stemmen op de behoeften van de ondernemingen en de werknemers.

(9) De ervaring met de toepassing van artikel 22, lid 1, wijst uit dat de louter individuele beslissing om artikel 6 van de richtlijn niet toe te passen, problemen kan opleveren ten aanzien van de bescherming van de veiligheid en gezondheid van de werknemers en de keuzevrijheid van de werknemer.

(10) Overeenkomstig artikel 138, lid 2, van het Verdrag heeft de Commissie de sociale partners op communautair niveau geraadpleegd over de mogelijke richting van een communautair optreden ter zake.

(11) De Commissie, die naar aanleiding van de resultaten van deze raadpleging van mening was dat een communautair optreden wenselijk was, heeft de sociale partners op Europees niveau opnieuw geraadpleegd over de inhoud van het overwogen voorstel, overeenkomstig artikel 138, lid 3, van het Verdrag.

(12) Na afloop van deze tweede raadplegingsronde hebben de sociale partners de Commissie niet in kennis gesteld van hun wens het proces in te leiden dat zou kunnen uitmonden in de sluiting van een overeenkomst als bedoeld in artikel 138, lid 4, van het Verdrag.

(13) Aangezien de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk modernisering van de communautaire wetgeving betreffende de organisatie van de arbeidstijd, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen nemen, zulks overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als bedoeld in artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel vervatte evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(14) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend. Deze richtlijn heeft met name ten doel de volledige eerbiediging van het recht op rechtvaardige en billijke arbeidsomstandigheden en –voorwaarden (artikel 31 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie) te waarborgen.

(15) In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 5 van het Verdrag kunnen de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt aangezien het een wijziging van een geldig communautair rechtsbesluit betreft.