Overwegingen bij COM(2016)465 - Normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (herschikking)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
🡻 2013/33/EU overweging 1 (aangepast)

(1) Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten 21    Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad 22   moet op verschillende punten ingrijpend worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.


🡻 2013/33/EU overweging 2 (aangepast)

(2) Een gemeenschappelijk asielbeleid, dat een gemeenschappelijk Europees asielstelsel omvat  dat stoelt op de volledige en niet-restrictieve toepassing van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals aangevuld bij het Protocol van New York van 31 januari 1967  , is een wezenlijk aspect van de doelstelling van de Europese Unie om geleidelijk een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht tot stand te brengen, die openstaat voor diegenen die onder druk van de omstandigheden op wettige wijze in de Unie bescherming zoeken  , en bevestigt dus het beginsel van non-refoulement  . Dit beleid dient te zijn gebaseerd op solidariteit en een eerlijke verdeling van de verantwoordelijkheid, inclusief de financiële gevolgen, tussen de lidstaten.


⇩ nieuw

(3) Het gemeenschappelijk Europees asielstelsel is gebaseerd op een systeem om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van verzoeken om internationale bescherming en gemeenschappelijke normen voor asielprocedures, opvangvoorzieningen en procedures en rechten van personen die internationale bescherming genieten. Er zijn aanzienlijke vorderingen gemaakt met de ontwikkeling van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, maar toch zijn er nog steeds aanmerkelijke verschillen tussen de lidstaten wat betreft de toegepaste procedures, de opvangvoorzieningen die aan verzoekers worden aangeboden, de erkenningspercentages en het soort bescherming dat wordt verleend aan personen die internationale bescherming genieten. Deze verschillen bevorderen secundaire bewegingen en ondermijnen de doelstelling om te verzekeren dat alle verzoekers om internationale bescherming in de Unie gelijk worden behandeld.


🡻 2013/33/EU overweging 3 (aangepast)

(3) De Europese Raad is tijdens de buitengewone bijeenkomst van 15 en 16 oktober 1999 in Tampere overeengekomen te werken aan de instelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat stoelt op de volledige en niet-restrictieve toepassing van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals aangevuld bij het Protocol van New York van 31 januari 1967 („het Verdrag van Genève”), en zo te waarborgen dat niemand naar het land van vervolging wordt teruggestuurd, en zo het verbod tot uitzetting of terugleiding te handhaven. De eerste fase van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel werd tot stand gebracht met de vaststelling van de bij de Verdragen voorziene rechtsinstrumenten, waaronder Richtlijn 2003/9/EG.


🡻 2013/33/EU overweging 4 (aangepast)

(4) De Europese Raad van 4 november 2004 heeft het Haags programma aangenomen, waarin de doelstellingen zijn opgenomen die in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht moeten worden verwezenlijkt in de periode 2005-2010. In het Haags programma werd de Commissie verzocht om de evaluatie van de rechtsinstrumenten van de eerste fase af te sluiten en om voorstellen voor instrumenten en maatregelen van de tweede fase aan het Europees Parlement en de Raad voor te leggen.


🡻 2013/33/EU overweging 5 (aangepast)

(5) Op de bijeenkomst van 10-11 december 2009 heeft de Europese Raad het programma van Stockholm goedgekeurd, waarin het streven werd herhaald om uiterlijk in 2012 een gemeenschappelijke en solidaire ruimte tot stand te brengen waarin bescherming wordt geboden, op basis van een gemeenschappelijke asielprocedure en een uniforme status voor personen aan wie internationale bescherming wordt verleend volgens hoge beschermingsnormen en eerlijke, effectieve procedures. Voorts wordt in het programma van Stockholm verklaard dat het essentieel is dat personen op een gelijkwaardig niveau behandeld worden wat betreft opvangvoorzieningen, ongeacht de lidstaat waar zij hun verzoek om internationale bescherming indienen.


⇩ nieuw

(4) In haar mededeling van 6 april 2016 „Naar een hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en een verbetering van de legale mogelijkheden om naar Europa te komen” 23 heeft de Commissie de noodzaak benadrukt om het gemeenschappelijk Europees asielstelsel verder te versterken en te harmoniseren. In de mededeling heeft zij tevens de mogelijkheden uiteengezet om het stelsel te verbeteren, met name door een duurzaam en billijk stelsel tot stand te brengen voor het bepalen van de voor verzoekers om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat, het Eurodac-systeem te verbeteren, te zorgen voor grotere convergentie van het asielstelsel van de Unie, secundaire bewegingen binnen de Unie te voorkomen en een nieuw mandaat voor het Asielagentschap van de Europese Unie vast te stellen. Hiermee wordt antwoord gegeven op de oproepen van de Europese Raad van 18–19 februari 2016 24 en 17–18 maart 2016 25 om vooruitgang te boeken wat betreft de hervorming van het bestaande Uniekader teneinde een humaan en efficiënt asielbeleid te garanderen. Voorts worden in de mededeling vervolgstappen voorgesteld overeenkomstig de holistische aanpak van migratie die het Europees Parlement heeft uiteengezet in zijn initiatiefverslag van 12 april 2016.


(5) De opvangvoorzieningen verschillen nog aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat, zowel wat de organisatie van de opvang als wat de normen voor de verzoekers betreft. De aanhoudende problemen van sommige lidstaten om de opvangnormen in acht te nemen die voor een waardige behandeling van verzoekers vereist zijn, hebben ertoe bijgedragen dat een onevenredige last rust op enkele lidstaten die in het algemeen strikte opvangnormen in acht nemen, waardoor deze onder druk staan om hun normen te verlagen. Door in alle lidstaten gelijkere opvangnormen op een passend niveau tot stand te brengen, wordt bijgedragen tot een waardiger behandeling en een eerlijker verdeling van de verzoekers over de EU.


🡻 2013/33/EU overweging 6 (aangepast)

(6) De middelen van het Europees Vluchtelingenfonds   Fonds voor asiel, migratie en integratie  en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken   Asielagentschap van de Europese Unie  dienen te worden ingezet om de lidstaten voldoende ondersteuning te geven bij de toepassing van de normen die worden vastgesteld in de tweede fase van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel   bij deze richtlijn  , in het bijzonder   onder andere  die lidstaten waarvan het asielstelsel specifiek en onevenredig onder druk staat, met name als gevolg van hun ligging of de demografische situatie van die lidstaten.


🡻 2013/33/EU overweging 7 (aangepast)

(7) In het licht van de resultaten van de evaluaties van de uitvoering van de instrumenten uit de eerste fase, is dit het juiste moment om de beginselen die aan Richtlijn 2003/9/EG ten grondslag liggen, te bevestigen, teneinde betere opvangvoorzieningen voor personen die om internationale bescherming verzoeken („verzoekers”) te garanderen.


🡻 2013/33/EU overweging 8

⇨ nieuw

(7) Om in de gehele Unie de gelijke behandeling van verzoekers te garanderen, moet deze richtlijn van toepassing zijn tijdens alle fasen en op alle soorten procedures betreffende verzoeken om internationale bescherming, in alle plaatsen en voorzieningen waar verzoekers worden gehuisvest, en zolang zij als verzoekers op het grondgebied van de lidstaten mogen blijven.  Er moet worden verduidelijkt dat de materiële opvangvoorzieningen ter beschikking van de verzoekers moeten worden gesteld vanaf het moment dat de betrokkene de wens om te verzoeken om internationale bescherming heeft geuit aan medewerkers van de beslissingsautoriteit of medewerkers van andere autoriteiten die bevoegd zijn verklaard om verzoeken in ontvangst te nemen en te registreren of die de beslissingsautoriteit bijstaan bij het in ontvangst nemen van dergelijke verzoeken overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [de verordening asielprocedures]. 


⇩ nieuw

(8) Indien een verzoeker zich bevindt in een andere lidstaat dan de lidstaat waar hij uit hoofde van Verordening (EU) XXX/XXX [de Dublinverordening] geacht wordt zich te bevinden, dient die verzoeker geen recht te kunnen doen gelden op de in de artikelen 14 tot en met 17 vermelde opvangvoorzieningen.


🡻 2013/33/EU overweging 10

(9) Wat betreft de behandeling van personen die tijdelijke bescherming op grond van deze richtlijn genieten onder de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, zijn de lidstaten gebonden aan de verplichtingen uit hoofde van internationale rechtsinstrumenten waarbij zij partij zijn.


🡻 2013/33/EU overwegingen 11 en 12 (aangepast)

(10) Er moeten normen   standaardvoorwaarden  worden vastgesteld voor de opvang van verzoekers die voldoende zijn om een menswaardige levensstandaard en vergelijkbare levensomstandigheden in alle lidstaten te waarborgen. De harmonisatie van de opvangvoorzieningen voor verzoekers zal ertoe bijdragen dat de secundaire stromen van verzoekers, die worden veroorzaakt door het verschil in opvangvoorzieningen, worden beperkt.


⇩ nieuw

(11) Om ervoor te zorgen dat verzoekers beseffen wat de consequenties van onderduiken zijn, moeten de lidstaten hen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk bij het indienen van het verzoek, op eenvormige wijze informeren over alle plichten die verzoekers moeten vervullen in verband met de opvangvoorzieningen, met inbegrip van de omstandigheden waarin de verstrekking van materiële opvangvoorzieningen kan worden beperkt, alsook over de voordelen.


🡻 2013/33/EU overweging 13 (aangepast)

(13) Om de gelijke behandeling van alle personen die om internationale bescherming verzoeken, te garanderen en om de consistentie met het huidige acquis van de Unie inzake asiel te waarborgen, met name met Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming 26 , is het nodig de werkingssfeer van deze richtlijn uit te breiden tot personen die om subsidiaire bescherming verzoeken.


⇩ nieuw

(12) Indien de regels betreffende de aan verzoekers uit te reiken documenten in de EU geharmoniseerd zijn, is het voor verzoekers moeilijker om zich op ongeoorloofde wijze in de Unie te verplaatsen. Er moet worden verduidelijkt dat de lidstaten slechts een reisdocument dienen te verstrekken indien daarvoor ernstige humanitaire of andere dwingende redenen bestaan. De geldigheidsduur van reisdocumenten moet voorts worden beperkt tot het doel en de duur zoals die voor de reden van afgifte noodzakelijk zijn. Ernstige humanitaire redenen kunnen bijvoorbeeld in overweging worden genomen als een verzoeker naar een andere staat moet reizen met het oog op medische behandeling of bezoeken aan familieleden in bijzondere omstandigheden, zoals bezoeken aan naaste verwanten die ernstig ziek zijn of om een huwelijk of uitvaart van een naaste verwant bij te wonen. Van andere dwingende redenen kan sprake zijn wanneer verzoekers die zijn toegelaten tot de arbeidsmarkt moeten reizen met het oog op hun werkzaamheden, wanneer verzoekers moeten reizen in het kader van hun studie of wanneer minderjarigen samen met hun pleeggezin op reis gaan.


(13) Verzoekers hebben niet het recht om zelf te kiezen in welke lidstaat zij een verzoek indienen. Verzoekers moeten een verzoek om internationale bescherming doen in de lidstaat van eerste binnenkomst, of, indien zij legaal verblijven, in de lidstaat waar zij legaal verblijven of wonen. Wanneer een verzoeker niet aan deze verplichting heeft voldaan nadat overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [de Dublinverordening] de verantwoordelijke lidstaat is vastgesteld, is het minder waarschijnlijk dat het die verzoeker wordt toegestaan te verblijven in de lidstaat waar het verzoek is gedaan en is het derhalve waarschijnlijker dat deze zal onderduiken. Diens verblijfplaats moet derhalve goed in het oog worden gehouden.


(14) Verzoekers worden geacht zich te bevinden in de lidstaat waar het verzoek is gedaan of in de lidstaat waarheen zij zijn overgebracht overeenkomstig de Dublinverordening. Indien een verzoeker is ondergedoken en zonder toestemming uit deze lidstaat is vertrokken naar een andere lidstaat, is het om de goede werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te waarborgen, cruciaal dat de verzoeker snel wordt teruggebracht naar de lidstaat waar hij geacht wordt zich te bevinden. Totdat de verzoeker is overgebracht, blijft het risico bestaan dat hij onderduikt; zijn verblijfplaats moet daarom goed in het oog worden gehouden.


(15) Het feit dat een verzoeker eerder is ondergedoken en naar een andere lidstaat is vertrokken, is een belangrijke factor bij de beoordeling van het risico dat de verzoeker onderduikt. Teneinde te waarborgen dat de verzoeker niet opnieuw onderduikt en ter beschikking blijft van de bevoegde autoriteiten, moet diens verblijfplaats goed in het oog worden gehouden wanneer hij is teruggezonden naar de lidstaat waar hij geacht wordt zich te bevinden.


(16) Om redenen van openbaar belang of openbare orde of met het oog op een snelle behandeling en een doeltreffende controle van het verzoek om internationale bescherming, met het oog op een snelle behandeling en een doeltreffende controle van de procedure om overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [de Dublinverordening] de verantwoordelijke lidstaat vast te stellen, of teneinde op doeltreffende wijze te voorkomen dat de verzoeker onderduikt, moeten de lidstaten, indien dat noodzakelijk is, aan verzoekers een specifieke verblijfplaats toewijzen, zoals een opvangcentrum, een particuliere woning, een appartement, een hotel of een ander voor de huisvesting van verzoekers ingericht pand. Het besluit daartoe kan noodzakelijk zijn om op doeltreffende wijze te voorkomen dat de verzoeker onderduikt, met name ingeval deze niet heeft voldaan aan de verplichting om: een verzoek te doen in de lidstaat van eerste irreguliere of legale binnenkomst; te blijven in de lidstaat waar hij geacht wordt te zich te bevinden; of ingeval de verzoeker is teruggestuurd naar de lidstaat waar hij geacht wordt zich te bevinden, nadat hij is ondergedoken en naar een andere lidstaat is vertrokken. Indien de verzoeker recht heeft op materiële opvangvoorzieningen, moet voor de verstrekking van deze materiële opvangvoorzieningen de voorwaarde gelden dat de verzoeker verblijft op de toegewezen specifieke plaats.


(17) Indien er redenen zijn om aan te nemen dat het risico bestaat dat een verzoeker onderduikt, moeten de lidstaten verzoekers verplichten om zich bij de bevoegde autoriteiten te melden, zo vaak als nodig is om erop toe te zien dat de verzoeker niet onderduikt. Om verzoekers te ontmoedigen om opnieuw onder te duiken, moeten de lidstaten tevens de mogelijkheid hebben materiële opvangvoorzieningen, indien de verzoeker daarop recht heeft, slechts in natura te verstrekken.


(18) Elk besluit tot beperking van de bewegingsvrijheid van een verzoeker moet berusten op het individuele gedrag en de specifieke situatie van de betrokken persoon, rekening houdend met diens eventuele bijzondere opvangbehoeften en het evenredigheidsbeginsel. Verzoekers moeten naar behoren in kennis worden gesteld van dergelijke besluiten en de gevolgen van niet-naleving daarvan.


(19) Gezien de ernstige gevolgen voor verzoekers die zijn ondergedoken of ten aanzien van wie er geacht wordt een onderduikrisico te bestaan, moet onderduiken zodanig worden gedefinieerd dat er sprake is van zowel een opzettelijke handeling om de toepasselijke asielprocedures te omzeilen als de feitelijke omstandigheid dat de betrokkene niet ter beschikking is van de bevoegde autoriteiten, bijvoorbeeld doordat de verzoeker het gebied waar hij geacht wordt zich te bevinden, heeft verlaten.


🡻 2013/33/EU overweging 15

⇨ nieuw

(20) De bewaring van verzoekers moet worden toegepast in overeenstemming met het onderliggende beginsel dat personen niet in bewaring mogen worden gehouden om de enkele reden dat zij internationale bescherming zoeken, met name overeenkomstig de internationale wettelijke verplichtingen van de lidstaten en overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag van Genève. Verzoekers mogen alleen in bewaring worden genomen onder de in deze richtlijn vastgestelde, zeer duidelijk omschreven uitzonderlijke voorwaarden en alleen indien dit beantwoordt aan de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid, zowel wat de wijze als wat het doel van de bewaring betreft. Bewaring van verzoekers uit hoofde van deze richtlijn moet schriftelijk worden bevolen door de gerechtelijke of bestuurlijke autoriteiten met vermelding van de redenen ervan, ook indien de betrokkene reeds in bewaring wordt gehouden wanneer het verzoek om internationale bescherming wordt gedaan.  Verzoekers die in bewaring worden gehouden, dienen daadwerkelijk de noodzakelijke procedurele waarborgen te kunnen genieten, zoals een beroep voor een nationale rechterlijke instantie.


⇩ nieuw

(21) Als aan een verzoeker een specifieke verblijfplaats is toegewezen maar hij niet voldoet aan de verplichting om daar te verblijven, mag de verzoeker enkel in bewaring worden genomen indien is aangetoond dat het risico bestaat dat de verzoeker onderduikt. In alle omstandigheden moet er speciaal voor worden gezorgd dat de duur van de bewaring evenredig is en dat de bewaring wordt beëindigd zodra de verzoeker aan zijn verplichtingen heeft voldaan of er geen redenen meer zijn om aan te nemen dat de verzoeker niet aan zijn verplichtingen zal voldoen. De verzoeker moet tevens worden gewezen op de verplichting die op hem rust en op de consequenties van niet-naleving.


🡻 2013/33/EU overweging 16

(22) Wat betreft administratieve procedures in verband met de redenen van bewaring, vereist het begrip „met de nodige zorgvuldigheid” ten minste dat de lidstaten concrete en wezenlijke maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de tijd die nodig is om de redenen van bewaring te verifiëren zo kort mogelijk is, en dat er een daadwerkelijk vooruitzicht is dat deze verificatie binnen de kortst mogelijke tijd met resultaat kan worden uitgevoerd. De bewaring mag niet langer duren dan redelijkerwijs nodig is om de betrokken procedures te voltooien.


🡻 2013/33/EU overweging 17

(23) De in deze richtlijn vermelde redenen van bewaring gelden onverminderd andere redenen van bewaring die van toepassing zijn krachtens het nationale recht en geen verband houden met het verzoek om internationale bescherming van de onderdaan van een derde land of staatloze, met inbegrip van redenen van bewaring in het kader van een strafprocedure.


🡻 2013/33/EU overweging 18

⇨ nieuw

(24) Verzoekers in bewaring moeten worden behandeld met volledige eerbiediging van de menselijke waardigheid en hun opvang moet zijn toegesneden op de behoeften van verzoekers in die situatie. De lidstaten moeten met name de toepassing van  artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en  artikel 37 van het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind waarborgen.


🡻 2013/33/EU overweging 19

(25) Er kunnen zich gevallen voordoen waarin het in de praktijk niet mogelijk is onmiddellijk aan sommige opvangwaarborgen bij bewaring te voldoen, bijvoorbeeld als gevolg van de geografische ligging of de specifieke structuur van een bewaringsaccommodatie. Afwijkingen van deze waarborgen dienen echter altijd tijdelijk te zijn en alleen te worden toegepast in de omstandigheden die in deze richtlijn worden beschreven. Afwijkingen dienen alleen te worden toegepast in uitzonderlijke omstandigheden en dienen naar behoren te worden gemotiveerd, waarbij rekening wordt gehouden met de individuele omstandigheden van het geval, zoals hoe zwaar de afwijking is, hoe lang zij geldt en welke gevolgen zij heeft voor de verzoeker.


🡻 2013/33/EU overweging 20

(26) Teneinde de fysieke en psychische integriteit van de verzoekers beter te waarborgen, moet hun bewaring een maatregel zijn die pas in laatste instantie wordt genomen, en mag zij alleen worden opgelegd nadat alle niet-vrijheidsberovende maatregelen als alternatief voor bewaring naar behoren zijn onderzocht. Bij elke alternatieve maatregel voor bewaring moeten de fundamentele mensenrechten van verzoekers worden geëerbiedigd.


🡻 2013/33/EU overweging 21

(27) Om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de procedurele waarborgen die inhouden dat er gelegenheid is contact op te nemen met organisaties of groepen van personen die rechtsbijstand verlenen, moet informatie worden verschaft over dergelijke organisaties en groepen van personen.


🡻 2013/33/EU overweging 22

(28) Bij het nemen van beslissingen inzake huisvesting dienen de lidstaten terdege rekening te houden met het belang van het kind en met de bijzondere omstandigheden van iedere verzoeker die afhankelijk is van gezinsleden of andere nauwe naaste verwanten zoals ongehuwde minderjarige broers of zussen die reeds in de lidstaat zijn.


🡻 2013/33/EU overweging 14

(29) De opvang van personen met bijzondere opvangbehoeften moet een basisprioriteit zijn voor de nationale autoriteiten om te garanderen dat de opvang van deze personen is toegesneden op hun bijzondere opvangbehoeften.


🡻 2013/33/EU overweging 9

⇨ nieuw

(30) De lidstaten moeten ernaar streven om bij de toepassing van deze richtlijn de beginselen van het belang van het kind en van de eenheid van het gezin volledig in acht te nemen, overeenkomstig respectievelijk het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.  De opvangvoorzieningen voor minderjarigen moeten worden aangepast aan hun specifieke situatie, zowel voor niet-begeleide minderjarigen als minderjarigen met hun familie, en gepaste rekening moet worden gehouden met hun veiligheid en hun fysieke en emotionele toestand; de voorzieningen moeten worden aangeboden op een wijze die hun algemene ontwikkeling stimuleert. 


⇩ nieuw

(31) De lidstaten moeten er zorg voor dragen dat verzoekers de nodige medische zorg ontvangen, die ten minste spoedeisende behandelingen en essentiële behandeling van ziekten, inclusief ernstige psychische stoornissen, omvat. In verband met de volksgezondheid dient, ter voorkoming van ziekten en ter bescherming van de gezondheid van individuele verzoekers, de toegang van verzoekers tot gezondheidszorg tevens preventieve medische behandelingen, zoals vaccinaties, te omvatten. De lidstaten kunnen om redenen van volksgezondheid verzoekers een medisch onderzoek laten ondergaan. De resultaten van dit medisch onderzoek mogen niet van invloed zijn op de beoordeling van verzoeken om internationale bescherming, die te allen tijde objectief, onpartijdig en op individuele basis overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [richtlijn asielprocedures] moet worden verricht.


(32) Het recht van een verzoeker op materiële opvangvoorzieningen uit hoofde van deze richtlijn mag in bepaalde omstandigheden worden beperkt, bijvoorbeeld wanneer een verzoeker is ondergedoken en zich vanuit de lidstaat waar hij geacht wordt zich te bevinden naar een andere lidstaat heeft begeven. De lidstaten moeten er echter op toezien dat verzoekers te allen tijde toegang hebben tot medische hulp en een waardige levensstandaard, overeenkomstig het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind, in het bijzonder door te voorzien in de bestaansmiddelen en basisbehoeften van de verzoeker, zowel wat diens fysieke veiligheid en waardigheid als wat diens interpersoonlijke betrekkingen betreft, met inachtneming van de inherente kwetsbaarheid van verzoekers om internationale bescherming en hun familie of belangenbehartiger. De nodige aandacht dient tevens uit te gaan naar verzoekers met bijzondere opvangbehoeften. De specifieke behoeften van kinderen, met name wat betreft de eerbiediging van het recht van het kind op onderwijs en toegang tot gezondheidszorg, moeten in aanmerking worden genomen. Wanneer een minderjarige zich bevindt in een andere lidstaat dan die waar hij geacht wordt zich te bevinden, moet de lidstaat de minderjarige toegang verlenen tot gepaste educatieve activiteiten in afwachting van de overbrenging naar de verantwoordelijke lidstaat. De specifieke behoeften van vrouwelijke verzoekers die gendergerelateerd letsel hebben ondervonden, moeten in acht worden genomen, onder meer door erop toe te zien dat zij gedurende de verschillende fasen van de asielprocedure toegang hebben tot medische zorg, juridische bijstand en gepaste traumabegeleiding en psychosociale zorg.


(33) De reikwijdte van de definitie van gezinslid moet in overeenstemming zijn met de realiteit van de huidige ontwikkelingen op migratiegebied, die inhoudt dat verzoekers vaak pas na een langdurige reis op het grondgebied van de lidstaten aankomen. De definitie dient derhalve gezinnen te omvatten die buiten het land van herkomst, maar voor de aankomst op het grondgebied van de lidstaten zijn gevormd.


🡻 2013/33/EU overweging 23

⇨ nieuw

(34) Om de zelfstandigheid van verzoekers te bevorderen en de grote verschillen tussen de lidstaten te beperken, is het essentieel duidelijke regels vast te stellen met betrekking tot de toegang van verzoekers tot de arbeidsmarkt  en ervoor te zorgen dat die toegang effectief is, door geen voorwaarden op te leggen die effectief verhinderen dat een verzoeker werk zoekt. Arbeidsmarkttoetsen die voorrang geven aan eigen onderdanen, andere Unieburgers of onderdanen van derde landen die al legaal in de betrokken lidstaat verblijven, mogen de effectieve toegang van verzoekers tot de arbeidsmarkt niet bemoeilijken en dienen te worden uitgevoerd onverminderd het beginsel dat Unieburgers voorrang genieten, zoals is vastgelegd in de desbetreffende bepalingen van de toepasselijke toetredingsakten  .


⇩ nieuw

(35) De maximale termijn voor de toegang tot de arbeidsmarkt moet worden afgestemd op de duur van het onderzoek ten gronde van het verzoek. Teneinde de integratievooruitzichten en de zelfstandigheid van verzoekers te vergroten, wordt aangemoedigd dat in een vroeg stadium toegang tot de arbeidsmarkt wordt verleend indien het verzoek waarschijnlijk gegrond is, ook als het verzoek overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] met voorrang is behandeld. De lidstaten dienen derhalve te overwegen die termijn zo veel mogelijk te bekorten om ervoor te zorgen dat verzoekers, indien het waarschijnlijk is dat hun verzoek gegrond is, uiterlijk drie maanden na het indienen van het verzoek toegang krijgen tot de arbeidsmarkt. De lidstaten dienen echter geen toegang te geven tot de arbeidsmarkt aan verzoekers wier verzoek om internationale bescherming waarschijnlijk ongegrond is en volgens een versnelde procedure wordt behandeld.


(36) Zodra verzoekers toegang hebben tot de arbeidsmarkt, dienen zij recht te hebben op een gemeenschappelijk geheel van rechten op basis van dezelfde behandeling als onderdanen van de betrokken lidstaat. De arbeidsvoorwaarden moeten ten minste salaris, ontslag, gezondheid en veiligheid op het werk, arbeidstijden en een verlofregeling omvatten, met inachtneming van de geldende collectieve arbeidsovereenkomsten. Verzoekers dienen ook gelijke behandeling te genieten inzake vrijheid van vereniging en aansluiting bij een werknemersorganisatie, onderwijs en beroepsopleiding, erkenning van beroepskwalificaties en sociale zekerheid.


(37) De lidstaten moeten beroepskwalificaties die door een verzoeker in een andere lidstaat zijn verworven, erkennen op dezelfde wijze als die van burgers van de Unie en moeten rekening houden met in een derde land verworven kwalificaties overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad 27 . Er dienen speciale maatregelen te worden overwogen om een degelijke oplossing te vinden voor de praktische problemen die verzoekers ondervinden bij de legalisatie van hun buitenlandse diploma, getuigschriften of andere bewijzen van officiële kwalificaties, in het bijzonder als gevolg van het ontbreken van bewijsstukken en hun onvermogen om de kosten van de erkenningsprocedures te betalen.


(38) De definitie van de takken van de sociale zekerheid die is opgenomen in Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad 28 dient van toepassing te zijn.


(39) Gezien de mogelijk tijdelijke aard van het verblijf van de verzoekers en onverminderd Verordening (EU) nr. 1231/2010 van het Europees Parlement en de Raad moeten de lidstaten gezinstoelagen en werkloosheidsuitkeringen kunnen uitsluiten van de gelijke behandeling van verzoekers en de eigen onderdanen en moeten zij de gelijke behandeling op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding kunnen beperken. Ook het recht op vrijheid van vereniging en aansluiting bij een werknemersorganisatie kan worden beperkt door verzoekers uit te sluiten van deelname aan het management van bepaalde instanties en van het uitoefenen van een openbaar ambt.


(40) Het recht van de Unie houdt geen beperking in van de bevoegdheid van de lidstaten om hun socialezekerheidsstelsels te organiseren. Bij gebreke van harmonisatie op het niveau van de Unie moet elke lidstaat de voorwaarden vaststellen waaronder socialezekerheidsuitkeringen worden toegekend, alsook het bedrag van deze uitkeringen en de periode gedurende welke zij worden verstrekt. Bij de uitoefening van die bevoegdheid moeten de lidstaten evenwel het recht van de Unie naleven.


🡻 2013/33/EU overweging 24 (aangepast)

⇨ nieuw

(41) Om ervoor te zorgen dat de materiële  opvangvoorzieningen   steun die aan verzoekers wordt   worden  verstrekt, strookt   stroken  met de beginselen van deze richtlijn, is het noodzakelijk  de aard van die voorzieningen, die niet alleen huisvesting, voeding en kleding maar ook essentiële non-foodartikelen zoals sanitaire artikelen omvatten, nader te bepalen. Het is tevens noodzakelijk  dat de lidstaten het niveau van deze  materiële opvangvoorzieningen, die in de vorm van uitkeringen of tegoedbonnen worden verstrekt,   steun vaststellen op basis van relevante referentiewaarden  die voor hun onderdanen een passende levensstandaard waarborgen, zoals minimuminkomens, minimumlonen, minimumpensioenen, werkloosheidsuitkeringen en socialebijstandsuitkeringen  . Dit houdt niet in dat de omvang van de steun dezelfde moet zijn als voor onderdanen. De lidstaten kunnen aan verzoekers een minder gunstige behandeling geven dan aan onderdanen, zoals omschreven in deze richtlijn.


🡻 2013/33/EU overweging 25 (aangepast)

⇨ nieuw

(42) ⇨ Om de mogelijkheid tot misbruik van het opvangstelsel te beperken, moeten de lidstaten in staat worden gesteld om materiële opvangvoorzieningen slechts te verstrekken voor zover verzoekers onvoldoende middelen hebben om zelf in hun onderhoud te voorzien. Wanneer de lidstaten beoordelen of de middelen waarover een verzoeker beschikt, toereikend zijn en wanneer zij van een verzoeker een bijdrage verlangen voor het totaal of een deel van de kosten van materiële opvangvoorzieningen, moeten zij het evenredigheidsbeginsel in acht nemen en rekening houden met de specifieke omstandigheden van de verzoeker en met de noodzaak om diens waardigheid of persoonlijke integriteit te eerbiedigen, alsook met diens bijzondere opvangbehoeften. Er mag van verzoekers geen bijdrage worden verlangd voor het totaal of een deel van de kosten van noodzakelijke gezondheidszorg. ⇦ Mogelijk misbruik van het opvangstelsel moet  ook  worden tegengegaan door de omstandigheden te specificeren waarin materiële opvangvoorzieningen voor verzoekers kunnen ⇨ huisvesting, voedsel, kleding en andere essentiële non-foodartikelen, verstrekt in de vorm van uitkeringen of tegoedbonnen, mogen worden vervangen door in natura verstrekte opvangvoorzieningen, alsook de omstandigheden waarin de dagvergoeding kan ⇦ worden beperkt of ingetrokken, terwijl tegelijkertijd voor en door alle verzoekers tegelijkertijd een menswaardige levensstandaard te garanderen wordt gegarandeerd.


🡻 2013/33/EU overweging 26

⇨ nieuw

(43)  De lidstaten moeten passende regels vaststellen voor het sturen, bewaken en controleren van de opvangvoorzieningen. Teneinde vergelijkbare levensomstandigheden te waarborgen, moeten de lidstaten in hun bewakings- en controlesystemen rekening houden met de operationele normen voor opvangvoorzieningen en de specifieke indicatoren die zijn ontwikkeld door [het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken / het Asielagentschap van de Europese Unie].  Er moet voor worden gezorgd dat de nationale opvangregelingen doeltreffend werken en dat de lidstaten samenwerken op het gebied van de opvang van verzoekers  , onder meer met behulp van het EU-netwerk van opvanginstanties dat is opgericht door [het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken / het Asielagentschap van de Europese Unie]  .


🡻 2013/33/EU overweging 27

(44) Passende coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten met betrekking tot de opvang van verzoekers moet worden aangemoedigd. D; derhalve dienen harmonieuze relaties tussen lokale gemeenschappen en opvangcentra te worden bevorderd.


⇩ nieuw

(45) De ervaring heeft uitgewezen dat noodplannen noodzakelijk zijn om een passende opvang van verzoekers te garanderen wanneer lidstaten met een buitenproportioneel aantal verzoekers om internationale bescherming worden geconfronteerd. Er moet regelmatig worden gecontroleerd en beoordeeld of de maatregelen waarin de noodplannen van de lidstaten voorzien, toereikend zijn.


🡻 2013/33/EU overweging 28

(46) Het dient de lidstaten vrij te staan gunstiger regelingen in te voeren of te handhaven voor onderdanen van derde landen en staatlozen die internationale bescherming zoeken in een lidstaat.


🡻 2013/33/EU overweging 29 (aangepast)

(47) In deze geest worden de De lidstaten worden opgeroepen de bepalingen van deze richtlijn ook toe te passen in procedures inzake verzoeken om andere vormen van bescherming dan die bepaald in Richtlijn 2011/95/EU Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielnormen].


🡻 2013/33/EU overweging 30

⇨ nieuw

(48) De implementatie van deze richtlijn dient regelmatig te worden geëvalueerd.  De lidstaten moeten de Commissie de informatie verstrekken die zij nodig heeft om haar verslagleggingsplicht te kunnen vervullen. 


🡻 2013/33/EU overweging 31 (aangepast)

(49) Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de vaststelling van normen voor de opvangvoorzieningen voor verzoekers in de lidstaten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van deze richtlijn beter op het niveau van de de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.


🡻 2013/33/EU overweging 32

(50) Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken 29 , hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.


🡻 2013/33/EU overweging 33 (aangepast)

(33) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van het aan het VEU en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) gehechte Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaten.


⇩ nieuw

(51) [Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, hebben deze lidstaten te kennen gegeven dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze richtlijn.]


OF


(51) [Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat Protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de aanneming van deze richtlijn en is deze niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaten.]


OF


(51) [Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de aanneming van deze richtlijn en is deze niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.


(52) Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft Ierland (bij brief van …) te kennen gegeven te willen deelnemen aan de aanneming en toepassing van deze richtlijn.]


OF


(51) [Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft het Verenigd Koninkrijk (bij brief van …) te kennen gegeven te willen deelnemen aan de aanneming en toepassing van deze richtlijn.


(52) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn en is deze niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.]


🡻 2013/33/EU overweging 34

(52) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en aan het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat.


🡻 2013/33/EU overweging 35

(53) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend. Deze richtlijn beoogt meer bepaald te waarborgen dat de menselijke waardigheid ten volle wordt geëerbiedigd en te bevorderen dat de artikelen 1, 4, 6, 7, 18, 21, 24 en 47 van het Handvest worden toegepast en dient dienovereenkomstig te worden uitgevoerd.


🡻 2013/33/EU overweging 36 (aangepast)

(54) De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van  de vorige richtlijn   Richtlijn 2003/9/EG zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijn.


🡻 2013/33/EU overweging 37 (aangepast)

(55) Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijn voor  de  omzetting in nationaal recht van  de   Rrichtlijn 2013/33/EU onverlet te laten,


🡻 2013/33/EU (aangepast)