Overwegingen bij COM(2006)160 - Diensten op de interne markt - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2006)160 - Diensten op de interne markt. |
---|---|
document | COM(2006)160 ![]() ![]() |
datum | 4 april 2006 |
(1 bis) Een concurrerende dienstenmarkt is van vitaal belang voor de bevordering van de economische groei en de werkgelegenheid in de EU. Thans verhinderen een groot aantal belemmeringen op de interne markt vele dienstverrichtende bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen, hun activiteiten over de nationale grenzen uit te breiden en ten volle profijt te trekken van de interne markt. Dit verzwakt het wereldwijde concurrentievermogen van dienstverrichters uit de Europese Unie. Een vrije markt die de lidstaten ertoe verplicht beperkingen op de grensoverschrijdende verrichting van diensten op te heffen en te zorgen voor een grotere doorzichtigheid en meer informatie ten behoeve van de consumenten, zou voor dezen betekenen dat zij een grotere keuze en betere diensten krijgen tegen lagere prijzen.
(2) In het verslag van de Commissie over 'De toestand van de interne markt voor diensten'[4] is de inventaris opgemaakt van een groot aantal belemmeringen die de ontwikkeling van het dienstenverkeer tussen de lidstaten verhinderen of afremmen, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, die op het gebied van diensten een belangrijke positie innemen. Het verslag concludeert dat er tien jaar nadat de interne markt voltooid had moeten zijn, nog steeds een diepe kloof gaapt tussen de visie van een geïntegreerde economie voor de Europese Unie en de dagelijkse werkelijkheid voor de Europese burgers en dienstverrichters. De beschreven belemmeringen hebben negatieve gevolgen voor allerlei dienstenactiviteiten en alle stadia van de activiteit van de dienstverrichter; zij hebben veel kenmerken gemeen, met name het feit dat zij vaak het gevolg zijn van administratieve lasten, rechtsonzekerheid bij grensoverschrijdende activiteiten en een gebrek aan wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten.
(3) Daar diensten de motor van de economische groei zijn en in de meeste lidstaten goed zijn voor 70% van het BNP en van de werkgelegenheid, heeft deze versnippering van de interne markt negatieve gevolgen voor de gehele Europese economie, met name voor de concurrentiekracht van kleine en middelgrote ondernemingen en het verkeer van werknemers en blokkeert zij de toegang van de consumenten tot een ruimer dienstenaanbod tegen concurrerende prijzen. Onderstreept moet worden dat de dienstensector van cruciaal belang is voor met name de werkgelegenheid van vrouwen, en dat dezen daarom in sterke mate kunnen profiteren van de nieuwe kansen die de voltooiing van de interne markt voor diensten biedt. Het Europees Parlement en de Raad hebben erop gewezen dat het wegnemen van de juridische belemmeringen voor de totstandbrenging van een echte interne markt een prioriteit is voor de verwezenlijking van het doel van de Europese Raad van Lissabon om de werkgelegenheid en de sociale cohesie te verbeteren en te komen tot een duurzame economische groei om van de Europese Unie tegen 2010 de meest concurrerende, dynamische en banenscheppende kenniseconomie van de wereld te maken. De opheffing van deze belemmeringen, waarbij het hoge niveau van het Europese sociale model gewaarborgd moet blijven, is dus een fundamentele voorwaarde voor het overwinnen van de moeilijkheden die zich bij de uitvoering van de Strategie van Lissabon voordoen en voor de heropleving van de Europese economie, vooral wat de werkgelegenheid en de investeringen betreft. Het is daarom van belang een interne markt voor diensten te verwezenlijken en een evenwicht te vinden tussen openstelling van de markt en het behoud van openbare dienstverrichtingen en sociale en consumentenrechten.
(4) Het is daarom noodzakelijk de belemmeringen voor de vrijheid van vestiging van dienstverrichters in de lidstaten en voor het vrije verkeer van diensten tussen lidstaten te verwijderen en de afnemers en verrichters van diensten de nodige rechtszekerheid te bieden om deze beide fundamentele vrijheden van het Verdrag daadwerkelijk te kunnen uitoefenen. Aangezien de belemmeringen voor de interne dienstenmarkt niet alleen gevolgen hebben voor marktdeelnemers die zich in een andere lidstaat willen vestigen, maar ook voor hen die een dienst in een andere lidstaat verrichten zonder zich daar te vestigen, moeten dienstverrichters in staat worden gesteld hun dienstenactiviteiten op de interne markt te ontplooien door zich in een lidstaat te vestigen of door gebruik te maken van het vrije verkeer van diensten. Dienstverrichters moeten tussen deze twee vrijheden kunnen kiezen op grond van hun groeistrategie in elke lidstaat.
(5) Rechtstreekse toepassing van de artikelen 43 en 49 van het Verdrag volstaat niet om deze belemmeringen op te heffen, enerzijds omdat een behandeling per geval via inbreukprocedures tegen de betrokken lidstaten zeker na de uitbreiding uiterst ingewikkeld zou zijn voor de nationale en communautaire instellingen, en anderzijds omdat vele belemmeringen pas kunnen worden opgeheven nadat nationale wettelijke regelingen, onder meer door middel van administratieve samenwerking, zijn gecoördineerd. Zoals het Europees Parlement en de Raad hebben erkend, kan een communautair besluit een echte interne dienstenmarkt tot stand brengen.
(6) Deze richtlijn biedt een algemeen rechtskader voor een grote verscheidenheid van diensten en houdt daarbij rekening met de bijzondere kenmerken van de verschillende activiteiten of beroepen en hun reglementering. Dit kader stoelt op een dynamische en selectieve aanpak waarbij allereerst belemmeringen die snel kunnen worden verwijderd, uit de weg worden geruimd en waarbij voor de andere belemmeringen een aanvang wordt gemaakt met een proces van evaluatie, raadpleging en vervolgens harmonisatie met betrekking tot specifieke vraagstukken; dit proces moet leiden tot de geleidelijke en gecoördineerde modernisering van de nationale wetgeving voor diensten, die van essentieel belang is voor de verwezenlijking van een echte interne dienstenmarkt tegen 2010. Er dient te worden gezorgd voor een evenwichtige combinatie van maatregelen inzake doelgerichte harmonisatie, administratieve samenwerking, de bepaling over het vrij verrichten van diensten en de stimulering van de opstelling van gedragscodes over bepaalde vraagstukken. Deze coördinatie van de nationale wetgevingen moet zorgen voor een hoge mate van communautaire juridische integratie en een hoog beschermingsniveau voor de doelstellingen van algemeen belang, en met name de consumentenbescherming , hetgeen onmisbaar is voor het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten. In deze richtlijn wordt ook rekening gehouden met andere doelstellingen van algemeen belang, zoals de bescherming van het milieu, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de naleving van het arbeidsrecht.
(6 bis) Daar de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk het wegnemen van de belemmeringen voor de vrijheid van vestiging van dienstverrichters in de lidstaten en het vrij verrichten van diensten in andere lidstaten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(6 ter) De bepalingen van deze richtlijn betreffende de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van diensten zijn alleen van toepassing voor zover de betrokken activiteiten voor concurrentie opengesteld zijn; zij verplichten de lidstaten dus niet diensten van algemeen economisch belang te liberaliseren of openbare inrichtingen die dergelijke diensten aanbieden te privatiseren, dan wel bestaande monopolies voor andere activiteiten of bepaalde distributiediensten op te heffen.
(6 quater) Deze richtlijn heeft geen betrekking op eisen die de toegang van bepaalde dienstverrichters tot publieke middelen regelen. Hierbij gaat het vooral om de voorwaarden waaronder dienstverrichters recht hebben op publieke financiering, zoals specifieke contractuele voorwaarden, en met name kwaliteitsnormen waaraan zij moeten voldoen als voorwaarde voor de ontvangst van publieke middelen, bijvoorbeeld voor sociale diensten.
(6 quinquies) Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de maatregelen van de lidstaten om, in overeenstemming met de Gemeenschapswetgeving, de culturele en linguïstische verscheidenheid en de pluriformiteit van de media te beschermen of te bevorderen, alsmede de financiering ervan.
(6 sexies) Deze richtlijn heeft ten doel een juridisch kader te scheppen om de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van diensten tussen de lidstaten te waarborgen; zij harmoniseert het strafrecht niet en doet hieraan ook geen afbreuk. De richtlijn is derhalve in het algemeen niet van invloed op de regels van het strafrecht. Lidstaten mogen evenwel niet de mogelijkheid hebben de in deze richtlijn neergelegde regels te ontwijken en het vrij verrichten van diensten te beperken door strafrechtelijke bepalingen toe te passen die meer bepaald van invloed zijn op de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit.
(6 septies) Het is evenzeer van belang dat deze richtlijn communautaire initiatieven op basis van artikel 137 van het Verdrag ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 136 inzake de bevordering van de werkgelegenheid en de verbetering van de levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden, onverlet laat.
(6 octies) Deze richtlijn is niet van invloed op de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, zoals maximale werk- en minimale rustperioden, minimumaantal betaalde vakantiedagen, minimumloon en gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk, en ook niet op de relaties tussen de sociale partners, zoals het recht om over collectieve arbeidsovereenkomsten te onderhandelen en deze te sluiten en het recht om te staken en vakbondsacties te voeren; de richtlijn is ook niet van toepassing op de diensten van uitzendbedrijven. Evenmin is deze richtlijn van invloed op de socialeverzekeringswetgeving van de lidstaten.
(6 nonies) Deze richtlijn moet zo worden geïnterpreteerd dat de uitoefening van de door de lidstaten en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende grondrechten in overeenstemming wordt gebracht met de fundamentele vrijheden die zijn neergelegd in de artikelen 43 en 49 van het Verdrag. Deze grondrechten omvatten onder meer het recht om vakbondsacties te voeren. Deze richtlijn moet zo worden geïnterpreteerd dat zij volledig uitvoering geeft aan deze grondrechten en fundamentele vrijheden.
(6 decies) Deze richtlijn heeft alleen betrekking op in een lidstaat gevestigde dienstverrichters en regelt geen externe aspecten. De richtlijn heeft geen betrekking op onderhandelingen in internationale organisaties inzake de handel in diensten, met name in het kader van de GATS.
[Overweging 7 geschrapt]
(7 bis) Deze richtlijn is alleen van toepassing op diensten die om economische redenen worden verricht . Diensten van algemeen belang vallen niet onder de definitie in artikel 50 van het Verdrag en vallen dus ook niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn. Diensten van algemeen economisch belang zijn diensten die om economische redenen worden verricht en daarom binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallen. Bepaalde diensten van algemeen economisch belang, bijvoorbeeld op vervoersgebied, worden evenwel van de werkingssfeer van deze richtlijn uitgesloten, terwijl voor sommige andere, bijvoorbeeld op het gebied van de postdiensten, wordt afgeweken van de bepaling over het vrij verrichten van diensten. Deze richtlijn heeft geen betrekking op de financiering van diensten van algemeen economisch belang en is niet van toepassing op stelsels van door de lidstaten in overeenstemming met de mededingingsregels van de Gemeenschap verstrekte steun, met name op sociaal gebied. Deze richtlijn heeft geen betrekking op de follow-up van het witboek van de Commissie over diensten van algemeen belang.
[Overweging 8 verplaatst]
(9) Financiële diensten dienen van de werkingssfeer van deze richtlijn te worden uitgesloten, omdat daarvoor specifieke communautaire wetgeving is opgesteld, die evenals deze richtlijn tot doel heeft een echte interne markt voor diensten tot stand te brengen. Deze uitsluiting heeft derhalve betrekking op alle financiële diensten, zoals bankdiensten, kredietverstrekking, verzekering en herverzekering, individuele en bedrijfspensioenen, waardepapieren, beleggingen, fondsen, betalingen en beleggingsadviezen, met inbegrip van de diensten die zijn opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen[5] .
(10) Aangezien in 2002 een wetgevingspakket betreffende elektronische-communicatiediensten en -netwerken en bijbehorende faciliteiten en diensten is aangenomen, dat een regelgevingskader behelst om de toegang tot deze activiteiten binnen de interne markt te vergemakkelijken, met name door afschaffing van de meeste individuele vergunningsregelingen, moeten de vraagstukken die in dat pakket worden geregeld van de werkingssfeer van deze richtlijn worden uitgesloten.
(10 bis) Uitsluitingen van de werkingssfeer die betrekking hebben op aspecten van elektronische-communicatiediensten als bedoeld in de Richtlijnen 2002/19/EG[6], 2002/20/EG[7], 2002/21/EG[8], 2002/22/EG[9] en 2002/58/EG[10] van het Europees Parlement en de Raad moeten niet alleen van toepassing zijn op zaken die specifiek in die richtlijnen aan de orde komen, maar ook op die waarvoor de lidstaten in die richtlijnen de mogelijkheid wordt gelaten bepaalde maatregelen op nationaal niveau te nemen.
(10 ter) Vervoerdiensten, met inbegrip van stadsvervoer, taxi's, ambulances en havendiensten , zijn uitgesloten van de werkingssfeer van deze richtlijn.
(10 quater) De uitsluiting van de gezondheidszorg geldt voor medische en farmaceutische diensten die gezondheidswerkers aan patiënten verlenen om hun gezondheid te beoordelen, te bewaren of te herstellen, voor zover deze activiteiten in de lidstaat waar de diensten worden verricht, voorbehouden zijn aan een gereglementeerd beroep binnen de gezondheidszorg.
(10 quinquies) Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de terugbetaling van de kosten van gezondheidszorg die wordt verstrekt in een andere lidstaat dan die waar de ontvanger van de zorg ingezeten is. Het Hof van Justitie heeft zich hierover herhaaldelijk uitgesproken en de rechten van de patiënt erkend. Om meer rechtszekerheid en duidelijkheid te scheppen, is het van belang deze kwestie in een ander communautair besluit te behandelen, voor zover dit niet al gebeurt in Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad[11] over de coördinatie van socialezekerheidsregelingen.
(10 sexies) Audiovisuele diensten, wat ook de wijze van doorgifte is, met inbegrip van diensten van bioscopen, dienen eveneens van de werkingssfeer van deze richtlijn te worden uitgesloten. Deze richtlijn heeft verder geen betrekking op door de lidstaten verstrekte steun in de audiovisuele sector, die valt onder de mededingingsregels van de Gemeenschap.
(10 septies) Gokactiviteiten, inclusief loterijen en weddenschappen, dienen vanwege het specifieke karakter van deze activiteiten, die voor de lidstaten aanleiding zijn tot het toepassen van maatregelen betreffende de openbare orde en de bescherming van de consument, van de werkingssfeer van deze richtlijn te worden uitgesloten.
(10 octies) Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 45 van het Verdrag, met name wat bepaalde activiteiten van notarissen en andere beroepsbeoefenaren in verband met hun bevoegdheid tot legalisatie en certificering betreft.
(10 nonies) Deze richtlijn is niet van toepassing op sociale diensten op het gebied van huisvesting, kinderverzorging en hulp aan gezinnen en personen in nood, die worden verleend door de staat of door dienstverrichters die hiervoor een opdracht hebben gekregen van de staat - op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau -, met het doel ondersteuning te geven aan personen met bijzondere behoeften wegens hun ontoereikende gezinsinkomen, met een volledig of gedeeltelijk gebrek aan onafhankelijkheid of die gevaar lopen te worden gemarginaliseerd. Deze diensten zijn van wezenlijk belang voor de waarborging van het grondrecht op menselijke waardigheid en integriteit en een uiting van de beginselen van sociale samenhang en solidariteit en moeten door deze richtlijn onverlet worden gelaten.
(10 decies) Deze richtlijn heeft geen betrekking op de financiering van sociale dienstverlening en de steunregelingen daarvoor. Zij laat de criteria en voorwaarden die lidstaten vaststellen om ervoor te zorgen dat de socialedienstverlening het algemeen belang en de sociale samenhang doeltreffend dient, onverlet.
(11) Daar het Verdrag een specifieke rechtsgrondslag verschaft op belastinggebied en voor de reeds aangenomen communautaire besluiten op dat gebied, dienen belastingen van de werkingssfeer van deze richtlijn te worden uitgesloten.
[Overweging 12 verplaatst]
(13) Er bestaat al een uitgebreide communautaire wetgeving voor dienstenactiviteiten. Deze richtlijn bouwt voor op deze bestaande wetgeving en vult deze dus aan. Strijdigheden tussen deze richtlijn en andere communautaire besluiten worden in deze richtlijn onderkend en ondervangen, onder meer door middel van afwijkingen. Er dient evenwel een regel te worden vastgesteld voor eventueel resterende en uitzonderlijke gevallen van strijdigheid tussen een bepaling van de richtlijn en een bepaling van een ander communautair besluit. Of er sprake is van strijdigheid moet conform de Verdragsregels inzake het recht van vestiging en het vrije verkeer van diensten worden vastgesteld. Bij de opstelling van en bij onderhandelingen over dergelijke besluiten moet erop worden toegezien dat deze niet strijdig zijn met de richtlijn.
(13 bis) Deze richtlijn strookt met en doet geen afbreuk aan Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties[12]. Zij heeft betrekking op andere aspecten dan die met betrekking tot beroepskwalificaties zoals beroepsaansprakelijkheidsverzekering, commerciële communicatie, multidisciplinaire activiteiten en administratieve vereenvoudiging. Met betrekking tot tijdelijke grensoverschrijdende dienstverrichtingen zorgt een afwijking van de bepaling over het vrij verrichten van diensten in deze richtlijn ervoor dat geen afbreuk wordt gedaan aan titel II over de vrije dienstverrichting van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. Derhalve laat de bepaling over het vrij verrichten van diensten alle maatregelen onverlet die in de lidstaat waar de dienst wordt verricht, van toepassing zijn krachtens Richtlijn 2005/36/EG.
(13 ter) Deze richtlijn sluit aan bij andere initiatieven van de Gemeenschap op het gebied van diensten, met name die betreffende hun veiligheid. Zij is ook in overeenstemming met andere initiatieven op het gebied van de interne markt en de consumentenbescherming, zoals Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende oneerlijke handelspraktijken[13] en Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming ("de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming")[14].
(14) De diensten waarop deze richtlijn betrekking heeft, betreffen zeer diverse, voortdurend veranderende activiteiten, waaronder zakelijke diensten zoals de diensten van managementconsultants, certificering en tests, faciliteitenbeheer, waaronder het onderhoud van kantoren, reclamediensten, de werving van personeel en diensten van handelsagenten. Het gaat bij deze diensten ook om diensten die zowel aan bedrijven als aan particulieren worden verleend, zoals juridische of fiscale bijstand, diensten in de vastgoedsector, zoals makelaarsdiensten, of de bouwsector, met inbegrip van de diensten van architecten, de handel, de organisatie van beurzen, autoverhuur en reisbureaus. Voorts vallen hieronder consumentendiensten, bijvoorbeeld op het gebied van toerisme, zoals reisleiders, vrijetijdsdiensten, sportcentra en pretparken, en , voor zover zij niet van het werkingssfeer van de richtlijn zijn uitgesloten, bejaardenhulp en andere thuiszorg. Het kan zowel gaan om diensten waarvoor de dienstverrichter en de afnemer zich in elkaars nabijheid moeten bevinden als om diensten waarvoor de dienstverrichter of de afnemer zich moet verplaatsen of die op afstand, bijvoorbeeld via internet, kunnen worden verricht.
[Overweging 15 geschrapt]
(16) Of bepaalde activiteiten, met name activiteiten die door de overheid worden gefinancierd of door openbare entiteiten worden verricht, een 'dienst' vormen, moet volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie per geval worden beoordeeld in het licht van alle kenmerken van die activiteiten, met name de manier waarop zij in de betrokken lidstaat worden verricht, georganiseerd en gefinancierd. Het Hof heeft geoordeeld dat het wezenlijke kenmerk van een vergoeding erin bestaat dat zij een economische tegenprestatie voor de betrokken diensten vormt en heeft aldus erkend dat er geen sprake is van een vergoeding bij activiteiten die door of namens de overheid zonder economische tegenprestatie in het kader van haar taken op sociaal, cultureel, opvoedkundig en justitieel gebied worden verricht, zoals cursussen die worden gegeven in het kader van het nationale onderwijsstelsel of het beheer van socialezekerheidsstelsels, die geen economische activiteit behelzen. De betaling van een bijdrage door de afnemers, bijvoorbeeld schoolgeld of inschrijfgeld teneinde in zekere mate in de bedrijfskosten van een stelsel bij te dragen, vormt op zich nog geen vergoeding omdat de dienst hoofdzakelijk uit publieke middelen gefinancierd blijft. Deze activiteiten vallen derhalve niet onder de definitie van dienst in artikel 50 van het Verdrag en behoren dus niet tot de werkingssfeer van deze richtlijn.
(16 bis) Niet-commerciële amateursportactiviteiten hebben aanzienlijk sociaal belang. Er worden vaak uitsluitend sociale of recreatieve doelstellingen mee nagestreefd. Bijgevolg mogen zij niet als economische activiteiten in de zin van het Gemeenschapsrecht worden beschouwd en vallen zij buiten de werkingssfeer van deze richtlijn.
[Overweging 17 verplaatst]
(18) Het begrip dienstverrichter dekt iedere natuurlijke persoon die onderdaan van een lidstaat is en iedere rechtspersoon die aldaar een dienstenactiviteit uitoefent en daarbij gebruik maakt van het recht van vrijheid van vestiging of het vrije verkeer van diensten. Het begrip dienstverrichter dekt dus niet alleen gevallen waarin de dienst in het kader van het vrije verkeer van diensten grensoverschrijdend wordt verricht, maar ook die waarin een marktdeelnemer zich in een lidstaat vestigt om er dienstenactiviteiten te ontplooien. Anderzijds omvat het begrip dienstverrichter geen bijkantoren van vennootschappen uit derde landen in een lidstaat, want de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van diensten gelden volgens artikel 48 van het Verdrag alleen voor vennootschappen die in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat zijn opgericht en die hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de Gemeenschap hebben. Het begrip afnemer omvat mede onderdanen van derde landen, voor wie al rechten gelden, die hen zijn verleend door communautaire besluiten zoals Verordening (EEG) nr. 1408/71[15], Richtlijn 2003/109/EG[16], Verordening (EG) nr. 859/2003[17] en Richtlijn 2004/38/EG[18]. Verder hebben de lidstaten de mogelijkheid het begrip afnemer uit te breiden tot andere onderdanen van derde landen die op hun grondgebied aanwezig zijn.
(18 bis) De plaats van vestiging van een dienstverrichter moet worden vastgesteld overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie, die bepaalt dat het begrip vestiging de daadwerkelijke uitoefening van een economische activiteit voor onbepaalde tijd vanuit een duurzame vestiging impliceert. Aan die eis kan ook zijn voldaan als een onderneming voor een bepaalde tijd wordt opgericht of als zij het gebouw of de installatie van waaruit zij haar economische activiteit uitoefent, huurt. Voorts kan aan die eis zijn voldaan wanneer een lidstaat tijdelijke vergunningen verleent die alleen geldig zijn voor specifieke diensten. Een vestiging hoeft niet de vorm van een dochteronderneming, een bijkantoor of een agentschap te hebben, maar kan ook bestaan in een kantoor dat wordt beheerd door het eigen personeel van de dienstverrichter of door een persoon die onafhankelijk is, maar gemachtigd om op een permanente basis voor de onderneming te handelen, zoals het geval is voor een agentschap. Volgens deze definitie, op grond waarvan de daadwerkelijke uitoefening van een economische activiteit op de plaats van vestiging van de dienstverrichter vereist is, vormt een brievenbus alleen geen vestiging. Ingeval de dienstverrichter verschillende plaatsen van vestiging heeft, is het van belang vast te stellen vanuit welke plaats van vestiging de betrokken dienst wordt verricht. Wanneer moeilijk kan worden vastgesteld vanuit welke van verschillende plaatsen van vestiging een bepaalde dienst wordt verricht, is dit de plaats waar de dienstverrichter het centrum van zijn met deze bepaalde dienst verband houdende activiteiten heeft.
(18 ter) De Verdragsbepalingen betreffende de vestiging laten de marktdeelnemers vrij in de keuze van de rechtsvorm die zij voor hun activiteiten geschikt achten. Bijgevolg slaat 'rechtspersonen' in de zin van het Verdrag op alle entiteiten die zijn opgericht naar of worden beheerst door het recht van een lidstaat, ongeacht hun rechtsvorm.
[Overweging 19 verplaatst]
(20) Het begrip vergunningstelsel duidt onder meer op de administratieve procedures voor de verlening van vergunningen, licenties, erkenningen of concessies, maar ook op de verplichting zich voor de uitoefening van de activiteit in te schrijven als beroepsbeoefenaar, zich te laten opnemen in een register, op een rol of in een databank, officieel benoemd te zijn door een instantie of een beroepskaart aan te vragen. Een vergunning hoeft niet te zijn gebaseerd op een formeel besluit, maar kan ook stilzwijgend worden verleend, doordat bijvoorbeeld niets van de bevoegde instantie wordt vernomen of de betrokkene moet wachten op een bevestiging dat zijn verklaring is ontvangen voordat hij zijn activiteit kan aanvatten of legaal kan verrichten.
(20 bis) Het begrip dwingende redenen van algemeen belang, waarnaar in een aantal bepalingen van deze richtlijn wordt verwezen, is gaandeweg door het Hof van Justitie ontwikkeld in zijn rechtspraak betreffende de artikelen 43 en 49 van het Verdrag, en kan zich nog verder ontwikkelen . Dit begrip, zoals dit is erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie, omvat tenminste de volgende gronden: openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid, als bedoeld in de artikelen 46 en 55 van het Verdrag; handhaving van de maatschappelijke orde; doelstellingen van het sociaal beleid; bescherming van afnemers van diensten; consumentenbescherming; bescherming van werknemers, met inbegrip van de sociale bescherming van werknemers; handhaving van het financieel evenwicht van het socialezekerheidsstelsel; voorkoming van fraude; voorkoming van oneerlijke concurrentie; bescherming van het milieu en het stedelijk milieu, met inbegrip van stedelijke en rurale ruimtelijke ordening; bescherming van schuldeisers; waarborging van een deugdelijke rechtsbedeling; verkeersveiligheid; bescherming van intellectuele eigendom; culturele beleidsdoelen, met inbegrip van het waarborgen van de vrijheid van meningsuiting, in het bijzonder ten aanzien van de sociale, culturele, religieuze en filosofische waarden van de maatschappij; behoud van de diversiteit van de pers en bevordering van de nationale taal; behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed; veterinair beleid.
[Overweging 21 geschrapt]
(21 bis) De voorschriften in verband met administratieve procedures zijn niet gericht op een harmonisatie van administratieve procedures, maar op het wegnemen van te belastende vergunningstelsels, -procedures en -formaliteiten, die de vrijheid van vestiging en de daaruit voortvloeiende oprichting van nieuwe dienstverrichtende ondernemingen hinderen.
(22) De complexiteit en de lange duur van de administratieve procedures en de rechtsonzekerheid die daarvan het gevolg is, vormen vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen een fundamenteel probleem bij de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten. In navolging van bepaalde communautaire en nationale initiatieven voor modernisering en goede administratieve werkwijzen is het dan ook noodzakelijk beginselen voor administratieve vereenvoudiging vast te stellen, onder meer door de op communautair niveau gecoördineerde invoering van een éénloketsysteem , door beperking van de vergunningplicht tot gevallen waarin dit van essentieel belang is en door invoering van het beginsel dat een vergunning wordt geacht stilzwijgend te zijn verleend als de bevoegde instanties binnen een bepaalde termijn niets laten weten . Deze modernisering, die geen afbreuk doet aan de eis dat de informatie over de marktdeelnemers transparant en actueel moet zijn, moet een eind maken aan het tijdverlies, de kosten en het ontmoedigende effect die het gevolg zijn van bijvoorbeeld overbodige of onnodig ingewikkelde en moeizame procedures, het meer dan eens moeten verrichten van dezelfde procedurele handelingen, vormvoorschriften inzake de indiening van documenten, de arbitraire bevoegdheid van de bevoegde instanties, onbepaalde of buitensporig lange termijnen voordat een antwoord wordt gegeven, de beperkte geldigheidsduur van de verleende vergunning en onevenredige kosten en sancties. Het ontmoedigende effect van dergelijke praktijken is bijzonder groot voor dienstverrichters die activiteiten in andere lidstaten willen ontplooien en noopt op de uitgebreide interne markt van vijfentwintig lidstaten tot een gecoördineerde modernisering.
(22 bis) Lidstaten voeren waar nodig door de Commissie vastgestelde, op communautair niveau geharmoniseerde formulieren in, die fungeren als equivalent van certificaten, getuigschriften en andere documenten in verband met de vestiging.
(22 ter) Om uit te maken of procedures en formaliteiten vereenvoudigd dienen te worden, kunnen de lidstaten onder meer kijken naar de noodzaak, het aantal, de mogelijke overlappingen, de kosten, de duidelijkheid en de toegankelijkheid ervan, alsmede naar het tijdverlies en de praktische problemen die ze voor de betrokken dienstverrichter kunnen meebrengen.
(23) Om de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten op de interne markt te vergemakkelijken, moet ten aanzien van administratieve vereenvoudiging een gemeenschappelijk doel voor alle lidstaten worden vastgesteld en moeten bepalingen worden vastgesteld betreffende met name éénloketvoorzieningen , het recht op informatie, elektronische procedures en de vaststelling van een kader voor vergunningstelsels. Andere maatregelen die op nationaal niveau kunnen worden genomen om dit doel te bereiken, behelzen bijvoorbeeld een vermindering van het aantal procedures en formaliteiten voor dienstenactiviteiten en een beperking tot alleen die procedures en formaliteiten die werkelijk nodig zijn om een doelstelling van algemeen belang te verwezenlijken en geen overlapping qua inhoud of doel van andere procedures en formaliteiten inhouden.
(24) Met het oog op de administratieve vereenvoudiging mogen geen algemene vormvoorschriften worden gehanteerd, zoals de eis een origineel document, een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift of een gelegaliseerde vertaling over te leggen , behalve wanneer dat vanuit objectief oogpunt gerechtvaardigd is om een dwingende reden van algemeen belang, zoals de bescherming van werknemers, de volksgezondheid, de bescherming van het milieu of de bescherming van de consument . Ook moet worden gewaarborgd dat met een vergunning normaliter toestemming wordt verleend voor de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit op het gehele nationale grondgebied, tenzij een nieuwe vergunning voor elke vestiging, bijvoorbeeld voor elke nieuwe weidewinkel of hypermarkt, of een vergunning die zich tot een specifiek deel van het nationale grondgebied beperkt , vanuit objectief oogpunt om een dwingende reden van algemeen belang gerechtvaardigd is.
(25) Er dient te worden gezorgd voor éénloketvoorzieningen , zodat elke dienstverrichter bij één contactpunt alle procedures en formaliteiten kan afwikkelen. Het aantal éénloketten per lidstaat kan variëren naargelang de regionale of plaatselijke bevoegdheden of de betrokken activiteiten. Invoering van dit éénloketsysteem heeft geen invloed op de bevoegdheidsverdeling tussen de instanties in elke lidstaat. Als verscheidene instanties op regionaal of plaatselijk niveau bevoegd zijn, kan een van hen als éénloket en coördinator fungeren. Éénloketten hoeven geen overheidsinstantie te zijn; een lidstaat kan deze taak ook toewijzen aan een kamer van koophandel, een beroepsorganisatie of een particuliere instelling. Een belangrijke rol van het éénloket is het verlenen van bijstand aan dienstverrichters, hetzij als bevoegde instantie die zelf de nodige documenten kan afgeven voor de toegang tot een dienstenactiviteit, hetzij als tussenschakel tussen de dienstverrichter en de bevoegde instanties. In haar Aanbeveling van 22 april 1997 betreffende verbetering en vereenvoudiging van het ondernemingsklimaat voor startende ondernemingen[19] heeft de Commissie de lidstaten al aangemoedigd om ter vereenvoudiging van de formaliteiten contactpunten op te richten.
(25 bis) De vergoeding die het éénloket mag aanrekenen, moet in verhouding staan tot de kosten van de procedures en formaliteiten waarmee het zich bezighoudt. Dit belet lidstaten niet het éénloket te belasten met de inning van andere administratieve vergoedingen, zoals die van toezichthoudende organen.
(25 ter) Dienstverrichters en afnemers van diensten moeten op een gemakkelijke wijze toegang hebben tot bepaalde soorten informatie. Dat geldt met name voor informatie over procedures en formaliteiten, adresgegevens van bevoegde instanties, de toegangsvoorwaarden voor openbare registers en databanken, informatie over de beschikbare beroepsmogelijkheden en adresgegevens van verenigingen en organisaties waar de dienstverrichter of afnemer praktische bijstand kan krijgen. Deze informatie moet gemakkelijk toegankelijk zijn, dat wil zeggen op een gemakkelijke wijze en zonder hindernissen beschikbaar zijn voor het publiek. De informatie moet op een duidelijke en ondubbelzinnige wijze worden meegedeeld.
(25 quater) Aan de verplichting van de lidstaten om erop toe te zien dat relevante informatie gemakkelijk toegankelijk is voor dienstverrichters en afnemers, kan worden voldaan door deze informatie toegankelijk te maken via een website. De verplichting voor de bevoegde instanties om dienstverrichters en afnemers te helpen, betekent niet dat zij in individuele gevallen juridisch advies moeten geven. Wel moet algemene informatie worden gegeven over de wijze waarop de eisen gewoonlijk geïnterpreteerd of toegepast worden. Iedere lidstaat kan, binnen het kader van deze richtlijn, zelf bepalen op welke wijze hij informatie aan dienstverrichters en afnemers verstrekt. Kwesties zoals de aansprakelijkheid voor het verstrekken van onjuiste of misleidende informatie moeten door de lidstaten worden geregeld.
(26) De invoering, binnen een redelijke maar korte termijn, van een elektronisch systeem voor de afwikkeling van procedures en formaliteiten is een noodzakelijke voorwaarde voor een administratieve vereenvoudiging op het gebied van diensten, die de dienstverrichters, afnemers en bevoegde instanties ten goede zal komen. Eventueel moeten de nationale wetgeving en andere regels betreffende dienstenactiviteiten worden aangepast om aan deze resultaatverplichting te voldoen. Deze verplichting belet de lidstaten niet om, naast de elektronische weg, ook andere wijzen van afwikkeling van procedures en formaliteiten beschikbaar te stellen. Het feit dat het mogelijk moet zijn de procedures en formaliteiten op afstand af te wikkelen, betekent meer bepaald dat de lidstaten erop moeten toezien dat zij ook grensoverschrijdend kunnen worden afgewikkeld. Deze resultaatverplichting geldt niet voor procedures of formaliteiten die wegens hun aard niet op afstand kunnen worden afgewikkeld. Dit laat de wetgeving van lidstaten over het gebruik van talen onverlet.
(27) De toegang tot een dienstenactiviteit mag alleen van een vergunning van de bevoegde instanties afhankelijk worden gemaakt indien hun beslissing voldoet aan het discriminatieverbod en aan de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid. Dit betekent in het bijzonder dat vergunningstelsels alleen zijn toegestaan wanneer controle achteraf niet doeltreffend zou zijn wegens de onmogelijkheid de gebreken van de betrokken diensten achteraf vast te stellen en de risico’s en gevaren die zonder controle vooraf zouden bestaan. Deze bepaling van de richtlijn kan echter niet worden aangevoerd als rechtvaardiging voor vergunningstelsels die verboden zijn op grond van andere communautaire besluiten, zoals Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen[20] of Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("Richtlijn elektronische handel")[21]. Aan de hand van de resultaten van de wederzijdse beoordeling zal op communautair niveau kunnen worden bepaald voor welke soorten activiteiten vergunningstelsels moeten worden afgeschaft.
(27 bis) Deze richtlijn belet niet dat lidstaten verstrekte vergunningen naderhand kunnen intrekken wanneer niet meer aan de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning wordt voldaan.
(27 ter) Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie vormen volksgezondheid, consumentenbescherming, diergezondheid en bescherming van het stedelijk milieu dwingende redenen van algemeen belang. Dergelijke dwingende redenen kunnen een rechtvaardiging zijn voor de toepassing van vergunningstelsels en andere beperkingen op de sociale dienstverlening. Deze vergunningstelsels of beperkingen mogen evenwel niet discrimineren op grond van nationaliteit. Voorts moeten de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid altijd worden geëerbiedigd.
(27 quater) De bepalingen van deze richtlijn over vergunningstelsels hebben betrekking op gevallen waarin voor de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit door marktdeelnemers een besluit van een bevoegde instantie vereist is. Dit betreft noch besluiten van bevoegde instanties over de oprichting van een openbare of particuliere entiteit voor het verrichten van een specifieke dienst, noch het aangaan van overeenkomsten door bevoegde instanties met het oog op het verrichten van een specifieke dienst, waarop de regels inzake overheidsopdrachten van toepassing zijn.
(27 quinquies) Teneinde de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten te vergemakkelijken, is het belangrijk de vergunningstelsels en de rechtvaardiging ervan aan een beoordeling en rapportage te onderwerpen. Deze rapportageplicht heeft enkel betrekking op het bestaan van vergunningstelsels en niet op de criteria en voorwaarden voor het verlenen van een vergunning.
(27 sexies) Met de vergunning moet de dienstverrichter normaliter toegang krijgen tot de dienstenactiviteit, of die activiteit kunnen uitoefenen, op het gehele nationale grondgebied, tenzij een territoriale beperking om dwingende redenen van algemeen belang gerechtvaardigd is. Zo kan milieubescherming rechtvaardigen dat een individuele vergunning moet worden verworven voor elke installatie op het nationale grondgebied. Deze bepaling is niet van invloed op de regionale of lokale bevoegdheden voor het verlenen van vergunningen binnen een lidstaat.
(27 septies) Deze richtlijn, en met name de bepalingen betreffende vergunningstelsels en de territoriale reikwijdte van een vergunning, laat de verdeling van regionale of plaatselijke bevoegdheden binnen een lidstaat, met inbegrip van regionaal en lokaal zelfbestuur en het gebruik van officiële talen, onverlet.
(27 octies) De bepaling dat vergunningsvoorwaarden elkaar niet mogen overlappen, belet de lidstaten niet hun eigen voorwaarden, als vastgesteld in het vergunningstelsel, toe te passen. Zij vereist alleen dat de bevoegde instanties, wanneer zij nagaan of de aanvrager aan deze voorwaarden voldoet, rekening houden met gelijkwaardige voorwaarden waaraan de aanvrager in een andere lidstaat al heeft voldaan. De bepaling vereist niet dat vergunningsvoorwaarden worden toegepast die in het vergunningstelsel van een andere lidstaat zijn vervat.
(28) Wanneer het aantal beschikbare vergunningen voor een activiteit beperkt is wegens een schaarste aan natuurlijke hulpbronnen of technische mogelijkheden, bijvoorbeeld bij de toekenning van analoge radiofrequenties of de exploitatie van een waterkrachtcentrale, moet een procedure worden vastgesteld om uit verscheidene gegadigden te kiezen, teneinde via de werking van de vrije markt de kwaliteit en voorwaarden van het dienstenaanbod voor de gebruikers te verbeteren. Deze procedure moet transparant en onpartijdig zijn en de verleende vergunning mag niet buitensporig lang geldig zijn, automatisch worden verlengd of de vorige dienstverrichter enig voordeel toekennen. In het bijzonder moet de geldigheidsduur van de vergunning zodanig worden vastgesteld dat de vrije mededinging niet in grotere mate wordt gehinderd of beperkt dan nodig is met het oog op de afschrijving van de investeringen en een billijke vergoeding van het geïnvesteerde kapitaal. Deze bepaling belet de lidstaten niet het aantal vergunningen te beperken om andere redenen dan de schaarste van de natuurlijke hulpbronnen of de technische mogelijkheden. Op deze vergunningen zijn in elk geval de overige bepalingen van deze richtlijn inzake het vergunningstelsel van toepassing.
(28 bis) In deze richtlijn wordt bepaald dat bij het uitblijven van een antwoord binnen een bepaalde termijn, de vergunning wordt geacht te zijn verleend. Met betrekking tot bepaalde activiteiten kunnen echter andere regelingen worden vastgesteld wanneer deze om dwingende redenen van algemeen belang objectief gerechtvaardigd zijn.
[Overweging 29 verplaatst]
(30) Om een echte interne markt voor diensten tot stand te brengen, moeten de beperkingen van de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van diensten die nog in de wetgevingen van bepaalde lidstaten voorkomen en die onverenigbaar zijn met de artikelen 43 en 49 van het Verdrag, worden opgeheven. Deze beperkingen zijn bijzonder schadelijk voor de interne markt voor diensten en moeten systematisch en zo snel mogelijk uit de weg worden geruimd.
(31) Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie is de vrijheid van vestiging met name gebaseerd op het beginsel van gelijke behandeling, dat niet alleen het maken van onderscheid op grond van nationaliteit verbiedt, maar ook elke indirecte discriminatie op grond van andere criteria die in de praktijk tot hetzelfde resultaat kunnen leiden. De toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in een lidstaat, als hoofd- of als nevenactiviteit, mag niet afhankelijk worden gesteld van criteria als de plaats van vestiging, de feitelijke of juridische woonplaats of de plaats waar de dienstenactiviteit voornamelijk wordt uitgeoefend. In bepaalde gevallen kunnen dwingende redenen van algemeen belang echter een rechtvaardiging zijn voor de eis dat de dienstverrichter, dan wel een van zijn werknemers of een vertegenwoordiger, aanwezig is bij de uitoefening van zijn activiteit. Evenmin mag een lidstaat beperkingen opleggen aan de rechts- en procesbevoegdheid van vennootschappen die zijn opgericht in overeenstemming met de wetgeving van een andere lidstaat, waar zij hun hoofdvestiging hebben. Ook mag een lidstaat dienstverrichters met een bijzondere nationale of lokale sociaal-economische band geen voordeel toekennen, noch dienstverrichters uit hoofde van hun vestigingsplaats beperkingen opleggen wat betreft hun recht om rechten en goederen te verwerven, te gebruiken of te vervreemden, of om gebruik te maken van de verschillende vormen van krediet of huisvesting, voor zover dit recht de toegang tot of de daadwerkelijke uitoefening van zijn activiteit dient.
(32) Het verbod op de hantering van economische criteria als vergunningsvoorwaarde betreft deze criteria als zodanig en niet eisen die om dwingende redenen van algemeen belang objectief gerechtvaardigd zijn, zoals de bescherming van het stedelijk milieu en doelstellingen op het gebied van het sociaal beleid en de volksgezondheid . Dit verbod heeft geen betrekking op de uitoefening van de bevoegdheden van de voor de toepassing van het mededingingsrecht bevoegde instanties.
(32 bis) Met betrekking tot financiële waarborgen of verzekering is het alleen verboden te eisen dat de verlangde financiële waarborgen of verzekering worden geleverd door een in de betrokken lidstaat gevestigde financiële instelling.
(32 ter) Wat de verplichte voorafgaande inschrijving in een register betreft, is het alleen verboden te eisen dat een dienstverrichter alvorens zich te mogen vestigen een bepaalde tijd in een in de betrokken lidstaat bijgehouden register ingeschreven is geweest.
(33) Om de modernisering van de nationale voorschriften in het licht van de eisen van de interne markt te coördineren, is een beoordeling nodig van bepaalde niet-discriminerende eisen van de lidstaten, die door hun kenmerken de toegang tot of de uitoefening van een activiteit uit hoofde van de vrijheid van vestiging aanzienlijk kunnen beperken of verhinderen. Bij deze beoordeling wordt alleen nagegaan of deze eisen verenigbaar zijn met de reeds door het Hof van Justitie vastgestelde criteria inzake de vrijheid van vestiging. Zij heeft geen betrekking op de toepassing van het communautaire mededingingsrecht. Wanneer dergelijke eisen discriminerend zijn of niet objectief worden gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang of wanneer zij onevenredig zijn, moeten zij worden ingetrokken of gewijzigd. Het resultaat van deze beoordeling zal verschillen naar gelang van de aard van de activiteiten en het betrokken algemeen belang. In het bijzonder kunnen dergelijke eisen volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie volledig gerechtvaardigd zijn wanneer hiermee doelstellingen op het gebied van het sociaal beleid worden nagestreefd.
(33 bis) In deze richtlijn mogen, onverminderd artikel 16 van het Verdrag, diensten alleen als diensten van algemeen economisch belang worden beschouwd wanneer zij worden verricht uit hoofde van een speciale taak van openbaar belang die door de betrokken lidstaat aan de dienstverrichter is toevertrouwd. Deze toewijzing moet zijn geschied bij een of meer besluiten, waarvan de vorm door iedere lidstaat kan worden bepaald en die een nauwkeurige specificatie van de speciale taak moeten geven.
(33 ter) De in deze richtlijn opgenomen procedure van wederzijdse beoordeling laat de vrijheid van de lidstaten onverlet in hun wetgeving een hoog beschermingsniveau vast te stellen voor algemene belangen, en met name voor de doelen van het sociaal beleid. Voorts dient bij de wederzijdse beoordeling ten volle rekening te worden gehouden met het specifieke karakter van diensten van algemeen economisch belang en met de bijzondere daaraan toegewezen taken. Deze kunnen aanleiding zijn voor bepaalde beperkingen van de vrijheid van vestiging, met name indien deze beperkingen de bescherming van de volksgezondheid en doelen van het sociaal beleid beogen en zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 15, lid 3, onder a), b) en c). Het Hof van Justitie heeft bijvoorbeeld al erkend dat het, wat de verplichting betreft een bepaalde rechtsvorm te kiezen voor het verrichten van bepaalde diensten in de sociale sector, gerechtvaardigd kan zijn de dienstverrichters te verplichten geen winstoogmerk te hebben.
(34) Tot de te beoordelen beperkingen behoren onder meer nationale regels die de toegang tot bepaalde activiteiten voorbehouden aan bepaalde dienstverrichters om redenen die geen verband houden met de beroepskwalificaties. Tot deze beperkingen behoren ook eisen die van een dienstverrichter verlangen dat hij een bepaalde rechtsvorm heeft, met name dat hij een rechtspersoon is, dan wel een personenvennootschap, een organisatie zonder winstoogmerk of een vennootschap die uitsluitend aan natuurlijke personen toebehoort, en eisen aangaande het aandeelhouderschap van een vennootschap, met name de eis om voor bepaalde dienstenactiviteiten over een minimumkapitaal te beschikken of om een bepaalde beroepskwalificatie te hebben om kapitaal in bepaalde vennootschappen te kunnen steken of om deze te beheren. De beoordeling of vaste minimum- en/of maximumtarieven verenigbaar zijn met de vrijheid van vestiging, heeft alleen betrekking op tarieven die door bevoegde instanties specifiek voor het verrichten van bepaalde diensten zijn opgelegd, en bijvoorbeeld niet op algemene voorschriften inzake prijsbepaling zoals voor de verhuur van huizen.
(34 bis) De wederzijdse beoordeling houdt in dat de lidstaten in de omzettingsperiode eerst een 'screening' van hun wetgeving moeten uitvoeren, teneinde na te gaan of bovengenoemde eisen in hun rechtsstelsel aanwezig zijn, en uiterlijk aan het eind van de omzettingsperiode een verslag over de resultaten van hun screening moeten opstellen. Elk verslag zal worden voorgelegd aan alle andere lidstaten en betrokkenen. De lidstaten krijgen vervolgens zes maanden om hun opmerkingen over deze verslagen in te dienen. De Commissie zal uiterlijk op 31 december 2008 een syntheseverslag opstellen, eventueel vergezeld van voorstellen voor verdere initiatieven. Indien nodig zal de Commissie de lidstaten, in samenwerking met hen, helpen een gemeenschappelijke methode uit te werken.
[Overweging 35 geschrapt]
(36) De vaststelling in deze richtlijn van een aantal eisen die de lidstaten gedurende de omzettingsperiode moeten intrekken of beoordelen, staat er niet aan in de weg dat een lidstaat wegens niet-nakoming van artikel 43 of 49 van het Verdrag in gebreke kan worden gesteld.
(36 bis) Deze richtlijn heeft geen betrekking op de toepassing van de artikelen 28 tot en met 30 van het Verdrag over het vrije verkeer van goederen. De beperkingen die als gevolg van de bepaling over het vrij verrichten van diensten verboden zijn, betreffen eisen met betrekking tot de toegang tot of de uitoefening van dienstenactiviteiten en niet eisen ten aanzien van de goederen zelf.
(36 ter) Wanneer een marktdeelnemer naar een andere lidstaat reist om daar een dienstenactiviteit uit te oefenen, moet onderscheid worden gemaakt tussen de gevallen die onder de vrijheid van vestiging vallen en die welke wegens het tijdelijke karakter van de activiteiten onder het vrije verkeer van diensten vallen. Wat het onderscheid tussen de toepassing van de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van diensten betreft, is het volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van wezenlijk belang na te gaan of de marktdeelnemer al dan niet is gevestigd in de lidstaat waar hij de betrokken dienst verricht. Indien hij is gevestigd in de lidstaat waar hij zijn diensten verricht, valt hij onder de werkingssfeer van de vrijheid van vestiging. Indien de marktdeelnemer daarentegen niet is gevestigd in de lidstaat waar de dienst wordt verricht, vallen zijn activiteiten onder het vrije verkeer van diensten. Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet het tijdelijke karakter van de activiteiten niet alleen aan de hand van de duur van de dienstverrichting worden beoordeeld, maar ook aan de hand van haar regelmatigheid, frequentie of continuïteit. Het tijdelijke karakter van de activiteit betekent in elk geval niet dat de dienstverrichter in de lidstaat van ontvangst niet een bepaalde infrastructuur, zoals een kantoor of kabinet, mag inrichten wanneer hij die infrastructuur nodig heeft om de dienst te verrichten.
(37) Voor een doeltreffende uitvoering van het vrije verkeer van diensten en om ervoor te zorgen dat afnemers en dienstverrichters in de hele Gemeenschap, zonder op grenzen te moeten letten, diensten kunnen afnemen en verrichten, moet worden verduidelijkt in hoeverre de lidstaat waar de dienst wordt verricht, zijn eisen kan opleggen . Het is absoluut noodzakelijk ervoor te zorgen dat de bepaling over het vrij verrichten van diensten de lidstaat waar de dienst wordt verricht, niet belet om, in overeenstemming met de beginselen bedoeld in artikel 16, lid 1, onder a), b) en c), zijn specifieke eisen op te leggen om redenen van openbare orde of openbare veiligheid, dan wel voor de bescherming van de volksgezondheid of het milieu.
(37 bis) Volgens vaste rechtspraak van het Hof behoudt een lidstaat het recht maatregelen te nemen om te voorkomen dat dienstverrichters door misbruik profiteren van de beginselen van de interne markt. Of er sprake is van misbruik door de dienstverrichter moet per geval worden vastgesteld.
[Overweging 38 geschrapt]
[Overweging 39 geschrapt]
(39 bis) Er moet voor worden gezorgd dat dienstverrichters die naar een andere lidstaat reizen om er een dienst te verrichte,n de uitrusting die zij daarbij nodig hebben, kunnen meenemen. Meer bepaald moeten situaties worden voorkomen waarin de dienst bij gebrek aan uitrusting niet kan worden verricht of de dienstverrichters extra onkosten hebben, bijvoorbeeld omdat zij een andere dan hun gebruikelijke uitrusting moeten huren of kopen of hun gebruikelijke werkwijze ingrijpend moeten aanpassen.
(39 ter) Fysieke voorwerpen die door de dienstverrichter aan de afnemer worden geleverd of die als gevolg van de dienstverrichting deel uitmaken van een fysiek voorwerp, zoals bouwmaterialen of reserveonderdelen, of die worden verbruikt of ter plaatse worden achtergelaten, zoals brandstoffen, explosieven, vuurwerk, bestrijdingsmiddelen, vergif of geneesmiddelen, vallen niet onder het begrip uitrusting.
(40) Er dient te worden bepaald dat alleen van de bepaling over het vrij verrichten van diensten kan worden afgeweken op gebieden waarvoor afwijkingen zijn voorzien. Die afwijkingen zijn nodig om rekening te houden met de mate van integratie van de interne markt of met bepaalde communautaire besluiten inzake diensten, die bepalen dat een ander recht dan dat van de lidstaat van vestiging op een dienstverrichter van toepassing is. Bij wijze van uitzondering kunnen in individuele gevallen en met inachtneming van bepaalde strikte inhoudelijke en procedurele voorwaarden maatregelen tegen een dienstverrichter worden genomen. Bovendien mogen afwijkingen die het vrije verkeer van diensten beperken, bij wijze van uitzondering alleen worden toegestaan als zij in overeenstemming zijn met de grondrechten die volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie een integrerend deel zijn van de algemene rechtsbeginselen van de communautaire rechtsorde.
(40 bis) De afwijking van de bepaling over het vrij verrichten van diensten voor postdiensten geldt zowel voor activiteiten die zijn voorbehouden aan de universeledienstverrichter als voor andere postdiensten.
(40 ter) De afwijking van de bepaling over het vrij verrichten van diensten voor de gerechtelijke inning van schuldvorderingen en de verwijzing naar een mogelijk toekomstig harmonisatiebesluit heeft alleen betrekking op de toegang tot en de uitoefening van activiteiten die met name bestaan in het voor de rechter brengen van zaken in verband met de inning van schuldvorderingen.
[Overweging 41 verplaatst]
(41 bis) Deze richtlijn mag niet van invloed zijn op arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden die overeenkomstig Richtlijn 96/71/EG van toepassing zijn op werknemers die zijn gedetacheerd met het oog op het verrichten van een dienst op het grondgebied van een andere lidstaat. Voor dergelijke gevallen is in Richtlijn 96/71/EG bepaald dat dienstverrichters op een aantal specifiek vermelde gebieden moeten voldoen aan de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden die van toepassing zijn in de lidstaat waar de dienst wordt verricht. Deze gebieden zijn: maximale werk- en minimale rustperioden, minimumaantal betaalde vakantiedagen, minimumlonen, inclusief vergoedingen voor overwerk, de voorwaarden voor het tijdelijk plaatsen van werknemers, in het bijzonder door uitzendbedrijven, gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk, beschermende maatregelen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden van zwangere vrouwen of vrouwen die pas zijn bevallen en van kinderen en jongeren, en gelijke behandeling van mannen en vrouwen en andere bepalingen in verband met het discriminatieverbod. Dit geldt niet alleen voor wettelijk vastgelegde arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, maar ook voor die welke zijn neergelegd in collectieve arbeidsovereenkomsten of in scheidsrechterlijke uitspraken die algemeen verbindend zijn verklaard of dit in feite zijn in de zin van Richtlijn 96/71/EG. Bovendien mag deze richtlijn lidstaten niet beletten om redenen van openbare orde arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden voor te schrijven voor andere gebieden dan die welke specifiek zijn vermeld in artikel 3, lid 1, van Richtlijn 96/71/EG.
(41 ter) Deze richtlijn mag evenmin afbreuk doen aan de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden in gevallen waarin de werknemer die voor het verrichten van een grensoverschrijdende dienst is aangesteld, is aangeworven in de lidstaat waar de dienst wordt verricht. Verder mag deze richtlijn geen afbreuk doen aan het recht van de lidstaat waar de dienst wordt verricht, om te bepalen of er sprake is van een arbeidsverhouding en om het onderscheid vast te stellen tussen zelfstandigen en werknemers, met inbegrip van 'schijnzelfstandigen'. In dat verband is volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie het hoofdkenmerk van een arbeidsverhouding in de zin van artikel 39 van het Verdrag het feit dat iemand gedurende een bepaalde tijd voor een ander en onder diens gezag diensten verricht en als tegenprestatie een vergoeding ontvangt; een activiteit die wordt uitgevoerd buiten een relatie van ondergeschiktheid moet in het kader van de artikelen 43 en 49 van het Verdrag worden aangemerkt als een werkzaamheid als zelfstandige.
(41 quater) De bepaling over het vrij verrichten van diensten is niet van toepassing indien in een lidstaat in overeenstemming met de communautaire wetgeving een activiteit is voorbehouden aan een bepaald beroep, bijvoorbeeld bepalingen die het geven van juridisch advies voorbehouden aan een advocaat.
[Overweging 42 geschrapt]
[Overweging 43 geschrapt]
(44) De afwijking van de bepaling over het vrij verrichten van diensten met betrekking tot de inschrijving van voertuigen die zijn geleased in een andere lidstaat dan die waar ze worden gebruikt, vloeit voort uit de rechtspraak van het Hof van Justitie, dat heeft erkend dat een lidstaat een dergelijke verplichting mag opleggen voor op zijn grondgebied gebruikte voertuigen, mits de gestelde voorwaarden evenredig zijn. Deze uitzondering betreft niet de occasionele of tijdelijke verhuur.
(45) Contractuele betrekkingen tussen de dienstverrichter en de afnemer of tussen een werkgever en een werknemer vallen niet onder deze richtlijn. De vaststelling van het toepasselijke recht inzake contractuele en niet-contractuele verplichtingen van de dienstverrichter wordt geregeld volgens het internationaal privaatrecht.
[Overweging 46 geschrapt]
(47) De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om bij wijze van uitzondering maatregelen te nemen waarbij in specifieke gevallen en om redenen in verband met de veiligheid van de diensten, ten aanzien van een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter van de bepaling over het vrij verrichten van diensten wordt afgeweken. Van die mogelijkheid mag alleen gebruik worden gemaakt bij ontstentenis van communautaire harmonisatie.
(48) Bij de beperkingen van het vrije verkeer van diensten die tegen deze richtlijn indruisen, gaat het niet alleen om beperkingen die voortvloeien uit maatregelen jegens dienstverrichters, maar ook om allerlei belemmeringen van het gebruik van diensten door de afnemers, en met name de consumenten. Deze richtlijn noemt enkele voorbeelden van soorten beperkingen voor een afnemer die gebruik wil maken van een dienst van een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter. Tot deze discriminerende beperkingen behoren nationale regels op grond waarvan financiële bijstand voor de kosten van een taal- of beroepsopleiding beperkt wordt tot gevallen waarin een dergelijke opleiding wordt gegeven op het grondgebied van de betrokken lidstaat. Verder betreft dit gevallen waarin de afnemers van een dienst bij hun bevoegde instanties een vergunning moeten aanvragen of een verklaring moeten indienen om een dienst van een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter te mogen afnemen. Algemene vergunningstelsels die ook van toepassing zijn op het gebruik van diensten van in de lidstaat van de afnemer gevestigde dienstverrichters, vallen hier niet onder.
(48 bis) Het begrip financiële bijstand voor het gebruik van een bepaalde dienst heeft geen betrekking op stelsels van steunmaatregelen van de lidstaten, met name in de sociale of culturele sector, die vallen onder de communautaire mededingingsregels, of op algemene financiële bijstand die niet gebonden is aan het gebruik van een bepaalde dienst, zoals studiebeurzen of -leningen.
(49) Overeenkomstig de Verdragsbepalingen inzake het vrije verkeer van diensten, zoals geïnterpreteerd door het Hof van Justitie, is discriminatie op basis van nationaliteit of woonland of woonplaats van een afnemer verboden. Bij een dergelijke discriminatie kan het onder meer gaan om een alleen aan onderdanen van een andere lidstaat gestelde eis dat originelen, voor eensluidend gewaarmerkte afschriften, een nationaliteitsbewijs of gelegaliseerde vertalingen moeten worden ingediend om van een dienst of van bepaalde voordelen of prijzen te kunnen profiteren. Dit verbod op discriminerende eisen belet echter niet dat voordelen, en met name prijsvoordelen, aan bepaalde afnemers kunnen worden voorbehouden indien daarvoor rechtmatige, objectieve criteria zijn.
(50) Hoewel het niet de bedoeling van deze richtlijn is op kunstmatige wijze de prijzen in de gehele Europese Unie te harmoniseren, met name wanneer de marktomstandigheden van land tot land verschillen, is het, om daadwerkelijk een ruimte zonder binnengrenzen tot stand te brengen, ten gevolge van het discriminatieverbod verboden dat het burgers van de Gemeenschap op grond van hun nationaliteit of woonplaats onmogelijk wordt gemaakt gebruik te maken van een dienst die technisch gezien op de markt toegankelijk is, of dat voor hen andere voorwaarden of prijzen gelden. Het voortbestaan van een dergelijke discriminatie ten aanzien van de afnemers van diensten betekent voor de Gemeenschapsburger dat er geen echte interne markt voor diensten bestaat en heeft meer in het algemeen gevolgen voor de integratie van de volkeren van Europa. Het discriminatieverbod op de interne markt houdt in dat een afnemer, en met name een consument, de toegang tot een aan het publiek aangeboden dienst niet op grond van zijn nationaliteit of woonplaats mag worden ontzegd of bemoeilijkt, wanneer dat als criterium is opgenomen in de voor het publiek toegankelijke algemene voorwaarden. Hieruit volgt niet dat er sprake is van onrechtmatige discriminatie wanneer in de algemene voorwaarden verschillende prijzen of voorwaarden voor een dienst worden opgenomen als deze gerechtvaardigd zijn op grond van objectieve criteria die per land kunnen verschillen , zoals de extra kosten die in de praktijk voortvloeien uit de afstand, de technische kenmerken van de dienstverrichting, verschillende marktvoorwaarden, zoals meer of minder vraag ten gevolge van seizoensinvloeden, verschillende vakantieperioden in de lidstaten en prijsvorming door verschillende concurrenten , of bijkomende risico's in verband met voorschriften die afwijken van die in de lidstaat van vestiging.
(50 bis) Op welke wijze aan afnemers in hun lidstaat van vestiging informatie wordt verstrekt, moet binnen het kader van deze richtlijn worden vastgesteld door die lidstaat. Kwesties zoals de aansprakelijkheid voor het verstrekken van onjuiste of misleidende informatie moeten door de lidstaten worden geregeld.
[Overweging 51 geschrapt]
[Overweging 52 geschrapt]
[Overweging 53 geschrapt]
[Overweging 54 geschrapt]
[Overweging 55 geschrapt]
[Overweging 56 geschrapt]
[Overweging 57 geschrapt]
[Overweging 58 geschrapt]
[Overweging 59 geschrapt]
[Overweging 60 geschrapt]
[Overweging 61 geschrapt]
(62) Het is dienstig te bepalen dat een van de wijzen waarop een dienstverrichter een afnemer gemakkelijk toegang kan geven tot de informatie die hij verplicht beschikbaar moet stellen, het verstrekken van zijn elektronisch adres, inclusief dat van zijn website, is. Bij de verplichting voor de dienstverrichter om bepaalde informatie te verschaffen in documenten die een gedetailleerde beschrijving van zijn diensten geven, moet het niet gaan om algemene commerciële communicatie zoals reclame, maar om documenten, met inbegrip van documenten op een website, die de aangeboden diensten in detail beschrijven.
(63) Dienstverrichters wier diensten een rechtstreeks , bijzonder gezondheids- of veiligheidsrisico of financieel risico voor de afnemer of een derde met zich meebrengen, dienen in beginsel een geschikte beroepsaansprakelijkheidsverzekering te hebben of een gelijkwaardige of vergelijkbare waarborg te bieden, hetgeen met name inhoudt dat zij normaliter ook afdoende verzekerd moeten zijn voor diensten die zij in andere lidstaten dan de lidstaat van vestiging verrichten.
(63 bis) De verzekering of de waarborg moet in verhouding staan tot de aard en de omvang van het risico. Dit houdt in dat dienstverrichters alleen een grensoverschrijdende dekking moeten hebben als zij daadwerkelijk diensten verrichten in andere lidstaten. De lidstaten mogen geen gedetailleerdere voorschriften voor de verzekeringsdekking geven, en bijvoorbeeld minimumdrempels voor de verzekerde som of grenzen voor de uitsluiting van de dekking vastleggen. Dienstverrichters en verzekeringsmaatschappijen moeten flexibel genoeg blijven om te onderhandelen over verzekeringspolissen die zijn toegesneden op de aard en de omvang van het risico. Het is niet nodig dat de verplichting een passende verzekering te hebben, wettelijk wordt vastgelegd. Het is voldoende dat een verzekeringsplicht deel uitmaakt van de ethische regels die worden voorgeschreven door beroepsorden. Ten slotte mogen verzekeringsmaatschappijen niet worden verplicht voor een dekking te zorgen.
(64) Het algehele verbod op commerciële communicatie van gereglementeerde beroepen dient te vervallen; daarbij gaat het niet om verboden betreffende de inhoud van commerciële communicatie, maar om bepalingen die algemeen en voor een bepaald beroep een of meer vormen van commerciële communicatie verbieden, bijvoorbeeld alle reclame in bepaalde media. Wat de inhoud en wijze van commerciële communicatie betreft, moeten beroepsbeoefenaren worden aangespoord om, met inachtneming van het Gemeenschapsrecht, op communautair niveau gedragscodes op te stellen.
(64 bis) Het is nodig en in het belang van de afnemers, in het bijzonder de consumenten, erop toe te zien dat dienstverrichters multidisciplinaire diensten kunnen aanbieden en dat beperkingen dienaangaande niet verder gaan dan hetgeen noodzakelijk is om de onpartijdigheid, onafhankelijkheid en integriteit van de gereglementeerde beroepen te waarborgen. Dit doet geen afbreuk aan beperkingen of verbodsbepalingen met betrekking tot het verrichten van bepaalde activiteiten, die ertoe strekken de onafhankelijkheid te garanderen in gevallen waarin een lidstaat een dienstverrichter belast met bepaalde taken, met name op het gebied van de stadsontwikkeling.
(65) Teneinde de transparantie te verbeteren en een beoordeling van de kwaliteit van de aan de afnemers aangeboden en geleverde diensten op basis van vergelijkbare criteria te bevorderen, is het belangrijk dat de informatie over de betekenis van keurmerken en andere kwaliteitsaanduidingen voor die diensten gemakkelijk toegankelijk is. Deze transparantieverplichting is vooral van belang voor sectoren als het toerisme, en met name de hotelbranche, waar veel met classificatiesystemen wordt gewerkt. Voorts moet worden onderzocht in welke mate Europese normalisatie tot een betere compatibiliteit en kwaliteit van diensten kan bijdragen. Europese normen worden opgesteld door de Europese normalisatie-instellingen: de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN), het Europees Comité voor Elektrotechnische Normalisatie (Cenelec) en het Europees Instituut voor telecommunicatienormen (ETSI). Zo nodig kan de Commissie volgens de procedures van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij[22] opdracht geven tot vaststelling van specifieke Europese normen.
(65 bis) Om mogelijke problemen bij de naleving van rechterlijke beslissingen op te lossen, is het dienstig te bepalen dat lidstaten gelijkwaardige waarborgen bij in een andere lidstaat gevestigde instellingen of instanties zoals banken, verzekeraars en andere financiële-dienstverrichters erkennen.
(66) De in deze richtlijn beoogde samenwerking wordt aangevuld door de ontwikkeling van een netwerk van nationale instanties voor de bescherming van de consument, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming[23]. De toepassing van deze consumentenwetgeving in grensoverschrijdende situaties, met name bij nieuwe marketing- en verkoopmethoden, en de noodzakelijke opheffing van een aantal specifieke belemmeringen voor de samenwerking op dit gebied, vereisen immers een hogere mate van samenwerking tussen de lidstaten. Het is in dit verband met name noodzakelijk dat de lidstaten een einde maken aan de illegale praktijken van op hun grondgebied gevestigde marktdeelnemers die zich richten op consumenten in een andere lidstaat.
(66 bis) Administratieve samenwerking is van essentieel belang voor het naar behoren functioneren van de interne markt voor diensten. Het gebrek aan samenwerking tussen lidstaten zorgt voor een wildgroei aan voorschriften voor dienstverrichters en voor een overlapping van controles op grensoverschrijdende activiteiten, terwijl oneerlijke marktdeelnemers er gebruik van kunnen maken om toezicht te ontduiken of om de geldende nationale voorschriften inzake diensten te omzeilen. Het is daarom van wezenlijk belang te zorgen voor duidelijke, wettelijk bindende verplichtingen voor de lidstaten tot daadwerkelijke samenwerking.
(66 ter) Ten behoeve van het hoofdstuk over administratieve samenwerking worden onder 'toezicht' activiteiten verstaan als monitoring en feitenonderzoek, probleemoplossing, handhaving, oplegging van sancties en follow-upactiviteiten.
(66 quater) In normale omstandigheden vindt wederzijdse bijstand rechtsreeks tussen de bevoegde instanties plaats. Alleen wanneer er problemen optreden, wordt van de door de lidstaten aangewezen contactpunten verlangd dit proces te vergemakkelijken, bijvoorbeeld wanneer hulp nodig is om de bevoegde instantie te vinden.
(66 quinquies) Sommige verplichtingen inzake wederzijdse bijstand gelden voor alle aangelegenheden die onder deze richtlijn vallen, inclusief die welke betrekking hebben op een dienstverrichter die zich in een andere lidstaat vestigt. Andere verplichtingen inzake wederzijdse bijstand gelden alleen voor de gevallen van grensoverschrijdende dienstverrichting waarop de bepaling over het vrij verrichten van diensten van toepassing is. Weer andere verplichtingen gelden voor alle gevallen van grensoverschrijdende dienstverrichting, ook op gebieden die niet onder de bepaling over het vrij verrichten van diensten vallen. Grensoverschrijdende dienstverrichting omvat mede gevallen waarin een dienst op afstand wordt verricht of waarin de afnemer naar het land van vestiging van de dienstverrichter reist om de dienst af te nemen.
(66 sexies) Voor het geval dat de dienstverrichter zich tijdelijk naar een andere lidstaat dan zijn lidstaat van vestiging begeeft, moet worden bepaald dat beide lidstaten elkaar wederzijds bijstaan, waarbij de lidstaat waar de dienst wordt verricht, op verzoek van de lidstaat van vestiging of, als het alleen om de vaststelling van feiten gaat, op eigen initiatief, verificaties, inspecties en onderzoeken kan uitvoeren.
(66 sexies bis) Lidstaten mogen niet de mogelijkheid hebben de in deze richtlijn neergelegde regels, met inbegrip van de bepaling over het vrij verrichten van diensten, te ontwijken door verificaties, inspecties en onderzoeken uit te voeren die discriminatoir of onevenredig zijn.
(66 septies) De bepalingen van deze richtlijn betreffende de uitwisseling van informatie over de betrouwbaarheid van de dienstverrichter doen geen afbreuk aan initiatieven op het gebied van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, met name de uitwisseling van informatie tussen wetshandhavingsautoriteiten en strafregisters in de lidstaten.
(66 octies) Voor samenwerking tussen de lidstaten is een goed functionerend elektronisch informatiesysteem vereist, zodat de bevoegde instanties gemakkelijk hun relevante gesprekspartners in andere lidstaten kunnen identificeren en met hen op efficiënte wijze kunnen communiceren.
(67) Er dient te worden bepaald dat de lidstaten in samenwerking met de Commissie de opstelling van communautaire gedragscodes door de betrokkenen aanmoedigen, met name om de kwaliteit van de diensten te bevorderen met inachtneming van de specifieke kenmerken van elk beroep. Die gedragscodes moeten in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht, en met name met het mededingingsrecht. Zij mogen niet indruisen tegen de wettelijk bindende ethische en gedragsregels voor beroepsgroepen in de lidstaten.
(67 bis) De lidstaten moeten de vaststelling van gedragscodes door met name beroepsorden, -organisaties of -verenigingen op communautair niveau aanmoedigen. Deze gedragscodes moeten, naargelang de specifieke aard van elk beroep, voorschriften voor commerciële communicatie in verband met gereglementeerde beroepen bevatten, alsmede ethische en gedragsregels voor de gereglementeerde beroepen, die met name de onafhankelijkheid, de onpartijdigheid en het beroepsgeheim beogen te waarborgen. Bovendien moeten de voorwaarden waaraan de activiteiten van makelaars in onroerend goed moeten voldoen, in dergelijke gedragscodes worden opgenomen. De lidstaten moeten flankerende maatregelen nemen om beroepsorden, -organisaties en -verenigingen aan te moedigen deze communautaire gedragscodes op nationaal niveau toe te passen.
(67 ter) Communautaire gedragscodes hebben ten doel minimumnormen voor gedragsregels vast te stellen en dienen ter aanvulling van de wettelijke eisen van de lidstaten. Zij staan er niet aan in de weg dat lidstaten, in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht, strengere maatregelen nemen of dat beroepsorden in hun nationale gedragscodes een hoger beschermingsniveau bieden.
[Overweging 68 geschrapt]
[Overweging 69 geschrapt]
[Overweging 70 verplaatst]
[Overweging 71 verplaatst]
[Overweging 72 geschrapt]
(73) De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[24].