Overwegingen bij COM(2013)245 - Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij [tot intrekking van Verordening 1198/2006, Verordening 861/2006 en Verordening XXX/2011 inzake het geïntegreerd maritiem beleid]

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In haar mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's inzake de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (hierna de "GVB‑mededeling" genoemd) zet de Commissie de uitdagingen en doelstellingen voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (hierna 'GVB' genoemd) in de periode na 2013 uiteen en geeft zij aan welke richting het GVB in die periode zal uitgaan. Tegen de achtergrond van het debat over die mededeling moet het GVB met ingang van 1 januari 2014 worden hervormd. Deze hervorming moet betrekking hebben op alle belangrijke elementen van het GVB, inclusief de financiële aspecten ervan. Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de hervorming moet worden overgegaan tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds[3], Verordening (EG) nr. 861/2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht[4], de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 betreffende het Garantiefonds voor visserij‑ en aquacultuurproducten[5] en Verordening (EG) nr. 791/2007 tot instelling van een regeling ter compensatie van de extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten van de ultraperifere gebieden van de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden, Frans Guyana en Réunion[6], en dienen deze verordeningen te worden vervangen door een nieuwe verordening inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). Aangezien alles wat met de Europese zeeën en oceanen te maken heeft, met elkaar verbonden is, moet op grond van de nieuwe verordening steun worden verleend voor de verdere ontwikkeling van het geïntegreerd maritiem beleid (GMB), zoals bedoeld in de [verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid].

(2) Het EFMZV moet van toepassing zijn op de GVB‑steun voor de instandhouding, het beheer en de exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen, de biologische zoetwaterhulpbronnen en de ‑aquacultuur, en voor de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten voor zover deze activiteiten worden uitgeoefend op het grondgebied van de lidstaten of in EU-wateren, inclusief door vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd zijn in derde landen, door EU‑vissersvaartuigen of door onderdanen van de lidstaten, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat en indachtig de bepalingen van artikel 117 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee.

(3) Het GVB kan slechts slagen indien een doeltreffend controle‑, inspectie‑ en handhavingssysteem wordt toegepast en indien zowel voor wetenschappelijk advies als voor uitvoerings‑ en controledoeleinden betrouwbare en volledige gegevens beschikbaar zijn; daarom moet voor deze beleidslijnen EFMZV‑steun worden verleend.

(4) Het EFMZV moet van toepassing zijn op de aan het GMB toegewezen steun voor de ontwikkeling en uitvoering van gecoördineerde concrete acties en besluiten inzake zeeën, oceanen, kustgebieden en maritieme sectoren, voor zover deze concrete acties en besluiten een aanvulling vormen op de verschillende EU‑beleidsgebieden die zijdelings gevolgen hebben voor zeeën, oceanen, kustgebieden en maritieme sectoren, zoals het gemeenschappelijk visserijbeleid en het EU‑beleid inzake vervoer, industrie, territoriale cohesie, milieu, energie en toerisme. Coherentie en integratie moeten verzekerd zijn bij het beheer van de verschillende sectorale beleidslijnen in zeegebieden zoals de Oostzee, de Noordzee, de Keltische zeeën, de Golf van Biskaje en de Iberische kust, de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.

(5) Overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van 17 juni 2010, waarbij de Europa 2020‑strategie is vastgesteld, moeten de Unie en de lidstaten werken aan slimme, duurzame en inclusieve groei en tegelijkertijd de harmonieuze ontwikkeling van de Unie bevorderen. Met name moeten de middelen gericht worden ingezet voor de verwezenlijking van de doelstellingen van Europa 2020 en moeten de streefdoelen en de doeltreffendheid worden verbeterd door resultaatgerichter te werk te gaan. De opname van het GMB in het nieuwe EFMZV draagt eveneens bij tot de voornaamste beleidsdoelstellingen in de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 'Europa 2020 Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei'[7] (hierna de "Europa 2020‑strategie" genoemd) en is in overeenstemming met de algemene doelstellingen die in het Verdrag zijn verankerd, namelijk vergroting van de economische, sociale en territoriale cohesie.

(6) Om te garanderen dat het EFMZV bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB, het GMB en de Europa 2020‑strategie, moet worden ingezet op een beperkt aantal prioriteiten, zoals bevordering van de innovatie en de kennisbasis in de visserij en de aquacultuur, bevordering van een duurzame en hulpbronefficiënte visserij en aquacultuur en verbetering van de werkgelegenheid en de territoriale cohesie door het groei‑ en werkgelegenheidspotentieel van aan de kust en landinwaarts gelegen visserijgemeenschappen te ontsluiten en de diversifiëring van de visserijactiviteiten naar andere sectoren van de maritieme economie te stimuleren.

(7) De Unie moet in alle fasen van de uitvoering van het fonds ernaar streven de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op te heffen en de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen, alsmede discriminatie op basis van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te voorkomen.

(8) De overkoepelende doelstelling van het GVB bestaat erin ervoor zorgen dat de visserij‑ en de aquacultuuractiviteiten bijdragen tot milieuomstandigheden die duurzaam zijn op lange termijn en een noodzakelijke premisse vormen voor de economische en sociale ontwikkeling. Het GVB moet bovendien bijdragen tot de productiviteit en een billijke levensstandaard in de visserijsector en tot stabiele markten, en moet ervoor zorgen dat de hulpbronnen beschikbaar zijn en dat de consument tegen een redelijke prijs toegang heeft tot de voorraden.

(9) Het is van het grootste belang dat milieuoverwegingen beter in aanmerking worden genomen in het GVB, dat moet bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen en streefdoelen van het milieubeleid en de Europa 2020‑strategie van de Unie. Het GVB heeft tot doel om uiterlijk in 2015 de levende mariene biologische hulpbronnen zo te exploiteren dat de visbestanden op niveaus worden gebracht of gehouden die de maximale duurzame opbrengst kunnen opleveren. In het kader van het GVB zal het visserijbeheer ten uitvoer worden gelegd aan de hand van de voorzorgsbenadering en de ecosysteemgerichte benadering. Bijgevolg moet het EFMZV bijdragen tot de bescherming van het mariene milieu zoals bedoeld in Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie)[8].

(10) Aangezien de doelstellingen van deze verordening wegens de omvang en de gevolgen van de krachtens de operationele programma's te financieren concrete acties, wegens de structurele problemen met de ontwikkeling van de visserijsector en de maritieme sectoren en wegens de beperkte financiële middelen van de lidstaten niet voldoende door de lidstaten, maar beter op EU‑niveau kunnen worden verwezenlijkt via meerjarige, op relevante prioriteiten toegespitste steunverlening, dient te worden bepaald dat de EU overeenkomstig het in artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde subsidiariteitsbeginsel maatregelen kan vaststellen. Overeenkomstig het in artikel 5, lid 4, van dat Verdrag neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(11) Met de financiering van de GVB‑ en de GMB‑uitgaven uit één fonds (het EFMZV) wordt tegemoetgekomen aan de noodzaak een en ander te vereenvoudigen en de integratie van deze twee beleidsgebieden te intensiveren. De uitbreiding van het systeem van gedeeld beheer naar de gemeenschappelijke marktordeningen - inclusief de compensatie voor de ultraperifere gebieden en activiteiten op het gebied van controle en gegevensverzameling - moet bijdragen tot de vereenvoudiging, moet de administratieve belasting voor de Commissie en de lidstaten verminderen en moet de steunverlening coherenter en doeltreffender maken.

(12) De GVB‑ en de GMB‑uitgaven moeten met EU‑begrotingsmiddelen worden gefinancierd uit één fonds (het EMVF) dat hetzij direct hetzij gedeeld met de lidstaten wordt beheerd. Met de lidstaten gedeeld beheer moet slechts worden toegepast op maatregelen ter ondersteuning van de visserij, de aquacultuur en door de gemeenschap aangestuurde plaatselijke ontwikkeling, en op de gemeenschappelijke marktordeningen, de compensatie voor de ultraperifere gebieden en activiteiten op het gebied van controle en gegevensverzameling. Het directe beheer moet worden toegepast op wetenschappelijk advies, vrijwillige bijdragen aan de regionale organisaties voor visserijbeheer, adviesraden en concrete acties voor de uitvoering van het GMB. Er moet worden gespecificeerd welke maatregelen uit het EFMZV kunnen worden gefinancierd.

(13) Wat de controle‑ en handhavingsmaatregelen betreft, moet een onderscheid worden gemaakt tussen de categorie maatregelen die wordt gecofinancierd onder gedeeld beheer en de categorie maatregelen die wordt gecofinancierd onder direct beheer. Het is van cruciaal belang dat de financiële middelen voor controle onder gedeeld beheer strikt worden afgebakend.

(14) Overeenkomstig de artikelen 50 en 51 van de [verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid] (hierna de "GVB‑verordening" genoemd) mag de Unie slechts financiële steun in het kader van het EFMZV verlenen indien zowel de lidstaten als de marktdeelnemers de GVB‑voorschriften nakomen. Met deze voorwaarde wordt aangegeven dat de Unie overeenkomstig artikel 3 VWEU de taak heeft om in het algemeen belang te zorgen voor de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

(15) De verwezenlijking van de GVB­‑doelstellingen zou op de helling komen te staan indien uit het EFMZV EU‑steun wordt betaald aan marktdeelnemers die vooraf niet voldoen aan vereisten betreffende het algemeen belang van de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen. Daarom mag slechts steun worden verleend aan marktdeelnemers die gedurende een bepaalde periode vóór de indiening van hun aanvraag niet betrokken zijn bij de exploitatie, het beheer of de eigendom van vissersvaartuigen die zijn opgenomen in de EU‑lijst van IOO‑vaartuigen zoals bedoeld in artikel 40, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999[9], die geen ernstige inbreuk hebben gepleegd zoals bedoeld in artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 en artikel 90, lid 1, van Verordening EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006[10], en die, geen andere inbreuken op de GVB‑voorschriften hebben gepleegd die met name de duurzaamheid van de betrokken bestanden in gevaar brengen en een ernstige bedreiging vormen voor de duurzame exploitatie van de levende mariene biologische hulpbronnen op een niveau dat het mogelijk maakt de populaties van de gevangen soorten boven een peil te brengen en te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren (hierna 'MSY' - maximal sustainable yield - genoemd).

(16) Bovendien moeten de begunstigden aan de vereisten inzake het algemeen belang van de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen blijven voldoen na indiening van de steunaanvraag, gedurende de volledige periode van uitvoering van de concrete actie en, voor bepaalde soorten concrete acties, ook gedurende een bepaalde periode nadat de laatste betaling is verricht. Steun die wordt betaald aan of wordt behouden door begunstigden die de voorschriften inzake het algemeen belang van de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen niet in acht nemen, kan eventueel in verband worden gebracht met overtredingen en op die manier de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB in gevaar brengen.

(17) Indien begunstigden inbreuken plegen tegen de GVB‑voorschriften, moeten de gevolgen die krachtens de regelgeving verbonden zijn aan niet‑naleving van de subsidiabiliteitsvoorwaarden, van toepassing worden. Bij het bepalen van het bedrag van de niet‑subsidiabele uitgaven moet rekening worden gehouden met de ernst van de niet‑naleving van de GVB‑voorschriften door de begunstigde, met het economische voordeel dat voortvloeit uit de niet‑naleving van de GVB‑voorschriften of met het belang van de EFMZV‑bijdrage voor de economische activiteit van de begunstigde.

(18) De verwezenlijking van de GVB‑doelstellingen zou tevens worden ondermijnd indien in het kader van het EFMZV financiële EU‑steun wordt betaald aan lidstaten die niet voldoen aan hun uit de GVB‑voorschriften voortvloeiende verplichtingen met betrekking tot het algemeen belang van de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen, zoals gegevensverzameling en uitvoering van de controlevereisten. Niet‑naleving van deze verplichtingen door de lidstaten brengt bovendien het gevaar met zich mee dat niet in aanmerking komende begunstigden of niet‑subsidiabele concrete acties niet door de lidstaten worden gedetecteerd.

(19) Om te voorkomen dat niet‑conforme betalingen worden verricht en om lidstaten ertoe te stimuleren de GVB‑voorschriften na te leven of de naleving ervan door de begunstigden te eisen, moet het mogelijk zijn om telkens voor een beperkte periode betalingen uit te stellen of te schorsen. Met het oog op de inachtneming van het evenredigheidsbeginsel moeten financiële correcties met specifieke en onherroepelijke consequenties slechts worden toegepast op uitgaven die rechtstreeks verbonden zijn met concrete acties in het kader waarvan de GVB‑voorschriften niet zijn nageleefd.

(20) Om ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging van de fondsen voor steunverlening in het kader van het cohesiebeleid, namelijk het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Cohesiefonds (CF), beter wordt gecoördineerd en geharmoniseerd met het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV), zijn gemeenschappelijke bepalingen voor al deze onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallende fondsen (de 'GSK-fondsen') vastgesteld bij [Verordening (EU) nr. […] tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen][11]. Naast de in die verordening vastgestelde bepalingen zijn, vanwege de bijzondere kenmerken van het GVB en het GMB, specifieke bepalingen van toepassing op het EFMZV.

(21) Rekening houdend met de omvang van het toekomstige EFMZV en met het evenredigheidsbeginsel, dient met betrekking tot de bepalingen inzake de strategische planning een afwijking van de verordening [inzake gemeenschappelijke bepalingen] te worden vastgesteld, met als gevolg dat de belanghebbende partijen ten minste twee keer per programmeringsperiode moeten worden geraadpleegd, met dien verstande dat deze raadpleging niet noodzakelijk eens per jaar hoeft te worden gehouden aangezien een dergelijke frequentie zowel de Commissie als de lidstaten met een te grote administratieve en financiële belasting zou opzadelen.

(22) Het optreden van de Unie moet complementair zijn aan dat van de lidstaten, of de bedoeling hebben daartoe bij te dragen. Om een significante toegevoegde waarde te garanderen, moet het partnerschap tussen de Commissie en de lidstaten worden versterkt middels regelingen op grond waarvan verschillende soorten partners met volledige inachtneming van de institutionele bevoegdheden van de lidstaten kunnen deelnemen. Er dient specifiek op te worden toegezien dat vrouwen en minderheidsgroepen adequaat worden vertegenwoordigd. Dit partnerschap omvat regionale, plaatselijke en andere openbare autoriteiten, andere ter zake relevante organisaties, met inbegrip van die welke verantwoordelijk zijn voor het milieu en voor het bevorderen van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, de economische en sociale partners en andere bevoegde instanties. De partners moeten worden betrokken bij de voorbereiding van de partnerschapscontracten en bij de voorbereiding, de uitvoering, de monitoring en de evaluatie van de programmering.

(23) Volgens het evenredigheidsbeginsel kunnen de door de Commissie en de lidstaten ingezette middelen variëren naargelang van het totaalbedrag van de aan het operationele programma toegewezen overheidsuitgaven. Wat met name kan variëren, zijn de middelen die worden gebruikt om de uitvoering van de operationele programma's te evalueren en te controleren en om over deze uitvoering te rapporteren.

(24) De Commissie moet op basis van objectieve en transparante criteria de beschikbare vastleggingskredieten jaarlijks verdelen; onder de hier bedoelde criteria moeten onder meer worden verstaan: de historische toewijzingen in het kader van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad en de historische besteding in het kader van Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad.

(25) In het kader van het GVB is het van het grootste belang dat vooraf aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, met name wat betreft de indiening van een meerjarig nationaal strategisch aquacultuurplan en het bewijs dat de nodige capaciteit voorhanden is om enerzijds te voldoen aan de vereisten inzake de verstrekking van gegevens voor het visserijbeheer en om anderzijds de regelgeving te handhaven via de tenuitvoerlegging van een controle‑, inspectie‑ en handhavingssysteem van de Unie.

(26) Overeenkomstig de nagestreefde vereenvoudiging moeten alle EFMZV‑activiteiten die onder het gedeelde beheer vallen, met inbegrip van controles en gegevensverzameling, in één operationeel programma per lidstaat worden opgenomen overeenkomstig de structuur van die lidstaat. De programmeringsperiode bestrijkt de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020. Elke lidstaat moet één operationeel programma voorbereiden. In elk programma moet een strategie worden vastgesteld aan de hand waarvan de streefdoelen ten aanzien van de EU‑prioriteiten voor het EFMZV moeten worden bereikt, alsmede een selectie maatregelen. De programmering moet in overeenstemming zijn met de EU‑prioriteiten en moet tegelijkertijd afgestemd zijn op de nationale context en een aanvulling vormen op andere EU‑beleidsgebieden, met name plattelandsontwikkeling en cohesie.

(27) Om bij de tenuitvoerlegging van het EFMZV bij te dragen tot de nagestreefde vereenvoudiging en om de controlekosten en het foutenpercentage te reduceren, moeten de lidstaten optimaal gebruik maken van de in de [verordening inzake gemeenschappelijk bepalingen] vastgestelde mogelijkheid om gebruik te maken van forfaitaire bedragen en andere vereenvoudigde vormen van subsidies.

(28) Met het oog op de handhaving van de controleverplichtingen in het kader van het GVB moeten de lidstaten het gedeelte van het operationele programma dat betrekking heeft op controle, opstellen overeenkomstig de EU‑prioriteiten die de Commissie voor dit beleidsgebied heeft vastgesteld. Om het operationele programma te kunnen aanpassen aan de evoluerende behoeften op het gebied van controle en handhaving, kan het controlegerelateerde gedeelte van het operationele programma regelmatig worden herzien in het licht van veranderingen in de prioriteiten van de Unie op het gebied van het controle‑ en handhavingsbeleid in het kader van het GVB. Deze wijzigingen moeten door de Commissie worden goedgekeurd.

(29) Om de programmering van activiteiten op het gebied van controle flexibel te houden, moet het controlegerelateerde gedeelte van het operationele programma kunnen worden herzien aan de hand van een vereenvoudigde procedure.

(30) De lidstaten moeten het gedeelte van het operationele programma dat betrekking heeft op gegevensverzameling, opstellen in overeenstemming met het meerjarenprogramma van de Unie. Gezien de evoluerende behoeften op het gebied van gegevensverzameling moeten de lidstaten een jaarlijks werkprogramma opstellen dat onder toezicht van de Commissie jaarlijks moet worden aangepast en dat door de Commissie moet worden goedgekeurd.

(31) Om het concurrentievermogen en de economische prestatie van de visserij te verbeteren, is het van essentieel belang innovatie en ondernemerschap te bevorderen. Hiertoe moet uit het EFMZV steun worden verleend voor innovatieve concrete acties en bedrijfsontwikkeling.

(32) Investeringen in menselijk kapitaal zijn eveneens onmisbaar, wil men het concurrentievermogen en de economische prestatie van de visserij‑ en de maritieme activiteiten verbeteren. Hiertoe moet uit het EFMZV steun worden verleend voor een leven lang leren, voor samenwerking tussen wetenschappers en vissers ter bevordering van de kennisverspreiding, en voor adviesdiensten om de prestatie en het concurrentievermogen van de marktdeelnemers globaal te verbeteren.

(33) Gezien de belangrijke rol van de echtgenotes van zelfstandige vissers in de kleinschalige kustvisserij, moet uit het EFMZV steun worden verleend voor opleidings‑ en netwerkactiviteiten die deze vrouwen helpen zich op professioneel gebied te ontwikkelen en hun de instrumenten aanreiken om de ondersteunende taken die zij traditioneel op zich nemen, beter uit te voeren.

(34) Aangezien de kleinschalige kustvissers slechts zwak vertegenwoordigd zijn in de sociale dialoog, moet uit het EFMZV steun worden verleend aan organisaties die deze dialoog in de relevante fora bevorderen.

(35) Gezien de cruciale rol van kleinschalige kustvissers in de kustgemeenschappen en gezien de mogelijkheden die diversifiëring voor deze vissers meebrengt, moet het EFMZV de diversifiëring bevorderen door steun te verlenen voor opleidingen ter verwerving van beroepsvaardigheden die nodig zijn voor andere dan visserijactiviteiten, en door daarnaast steun te verlenen voor het opstarten van ondernemingen en voor investeringen in het ombouwen van de vaartuigen van deze vissers.

(36) Met het oog op de behoeften op het gebied van gezondheid en veiligheid aan boord moet uit het EFMZV‑steun worden verleend voor investeringen in dat verband.

(37) Naar aanleiding van de vaststelling van systemen voor overdraagbare visserijconcessies zoals bedoeld in artikel 27 van [GVB‑verordening] en met het oog op ondersteuning van de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van deze nieuwe systemen moet uit het EFMZV steun worden verleend voor capaciteitsopbouw en uitwisseling van beste praktijken.

(38) De invoering van de systemen voor overdraagbare visserijconcessies moet het concurrentievermogen van de sector verbeteren. Als gevolg daarvan is het mogelijk dat buiten de visserijsector nieuwe beroepskansen moeten worden gecreëerd. Daarom moet het EFMZV in visserijgemeenschappen de economische bedrijvigheid diversifiëren en banen creëren, met name door steun te verlenen om ondernemingen op te starten en om vaartuigen die actief zijn in de kleinschalige kustvisserijn, aan te passen aan andere maritieme activiteiten dan de visserij zelf. Toepassing van deze laatste maatregel is op haar plaats aangezien vaartuigen die actief zijn in de kleinschalige kustvisserij, niet onder de systemen voor overdraagbare visserijconcessies vallen.

(39) Het GVB heeft tot doel de duurzame exploitatie van de visbestanden te verzekeren. De overcapaciteit is als een belangrijke oorzaak van de overbevissing aangemerkt. Daarom is het van essentieel belang de EU‑vissersvloot op de beschikbare hulpbronnen af te stemmen. Regelingen voor de verlening van overheidssteun voor bijvoorbeeld de definitieve of tijdelijke beëindiging van visserijactiviteiten of het slopen van vaartuigen zijn geen doeltreffende instrumenten voor het wegwerken van de overcapaciteit gebleken. Daarom zal in het kader van het EFMZV steun worden verleend voor de invoering en het beheer van systemen voor overdraagbare visserijconcessies die de overcapaciteit moeten verminderen en de economische prestatie en rendabiliteit van de betrokken marktdeelnemers moeten versterken.

(40) Aangezien de overcapaciteit een van de voornaamste oorzaken van de overbevissing is, moeten maatregelen worden genomen om de EU‑vissersvloot aan te passen aan de beschikbare hulpbronnen. In dit verband moet uit het EFMZV steun worden verleend om de systemen voor overdraagbare visserijconcessies die in het kader van het GVB zijn ingevoerd als beheersinstrument ter verlaging van de overcapaciteit, vast te stellen, te wijzigen en te beheren.

(41) Het is van het grootste belang milieuoverwegingen in het EFMZV te integreren en de uitvoering van instandhoudingsmaatregelen in het kader van het GVB te steunen, met dien verstande dat hierbij rekening wordt gehouden met de uiteenlopende kenmerken van de EU‑wateren. Hiertoe dient absoluut een geregionaliseerde benadering van instandhoudingsmaatregelen te worden ontwikkeld.

(42) Uit het EFMZV moet steun worden verleend om de impact van de visserij op het mariene milieu te reduceren, met name door eco‑innovatie en selectiever vistuig en selectievere apparatuur te bevorderen en door maatregelen te nemen om de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen, samen met de diensten die deze leveren, te beschermen en in stand te houden overeenkomstig de biodiversiteitsstrategie van de Unie tot 2020.

(43) Overeenkomstig het teruggooiverbod dat in het kader van het GVB is ingevoerd, moet uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen aan boord die tot doel hebben de ongewenst gevangen vis optimaal te gebruiken en de onvoldoende gebruikte delen van de gevangen vis te valoriseren. Aangezien de hulpbronnen schaars zijn en de waarde van de gevangen vis moet worden gemaximaliseerd, moet uit het EFMZV ook steun worden verleend voor investeringen aan boord die tot doel hebben commerciële waarde toe te voegen aan de gevangen vis.

(44) Gezien het belang van vissershavens, aanlandingsplaatsen en beschuttingsplaatsen moet uit het EFMZV steun worden verleend voor ter zake relevante investeringen, met name ter verbetering van de energie‑efficiency, de milieubescherming, de kwaliteit van de aangelande producten, de veiligheid en de arbeidsomstandigheden.

(45) Het is van essentieel belang voor de Unie dat een duurzaam evenwicht tussen de beschikbare zoetwaterhulpbronnen en de exploitatie daarvan wordt bereikt. Daarom moeten, met inachtneming van de milieu-impact en de noodzaak de economische rendabiliteit van deze sector op peil te houden, adequate bepalingen ter ondersteuning van de binnenvisserij worden vastgesteld.

(46) In overeenstemming met de strategie van de Commissie voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur[12], de GVB‑doelstellingen en de Europa 2020‑strategie moet uit het EFMZV steun worden verleend voor de ecologisch, economisch en sociaal duurzame ontwikkeling van de aquacultuursector.

(47) De aquacultuur draagt bij tot de groei en de werkgelegenheid in kust- en plattelandsgebieden. Daarom is het van essentieel belang dat het EFMZV toegankelijk is voor aquacultuurondernemingen, met name kmo's, en nieuwe aquacultuurexploitanten aantrekt. Om het concurrentievermogen en de economische prestatie van de aquacultuur te verbeteren, is het van essentieel belang innovatie en ondernemerschap te bevorderen. Daarom moet uit het EFMZV steun worden verleend voor innovatieve concrete acties en bedrijfsontwikkeling, met name in de non‑food en de offshore aquacultuur.

(48) Er is reeds gebleken dat marktdeelnemers die aquacultuuractiviteiten verrichten, waarde aan hun bedrijfsontwikkeling kunnen toevoegen door nieuwe bronnen van inkomsten aan te boren. Daarom moet uit het EFMZV steun worden verleend voor dergelijke aanvullende activiteiten die niet in de aquacultuursfeer liggen, zoals hengeltoerisme, educatieve activiteiten of milieugerelateerde activiteiten.

(49) Een andere belangrijke manier om de inkomsten uit aquacultuur te verhogen, bestaat erin waarde aan de betrokken producten toe te voegen door de eigen productie te verwerken en af te zetten en door nieuwe soorten met goede marktvooruitzichten te introduceren en zo de productie te diversifiëren.

(50) Gezien de noodzaak om met inachtneming van de toegang tot wateren en ruimte de gebieden die het geschiktst zijn voor aquacultuurontwikkeling aan te wijzen, moeten de nationale autoriteiten steun uit het EFMZV ontvangen om op nationaal niveau hun strategische keuze te maken.

(51) Investeringen in menselijk kapitaal zijn eveneens onmisbaar, wil men het concurrentievermogen en de economische prestatie van de aquacultuuractiviteiten verbeteren. Hiertoe moet uit het EFMZV steun worden verleend voor een leven lang leren, voor netwerkvorming ter bevordering van kennisverspreiding en voor adviesdiensten om de prestatie en het concurrentievermogen van de marktdeelnemers globaal te verbeteren.

(52) Om ecologisch duurzame aquacultuur te bevorderen, moet uit het EFMZV steun worden verleend voor zeer milieuvriendelijke aquacultuuractiviteiten, voor de invoering van ecobeheer in aquacultuurbedrijven, voor het gebruik van auditregelingen en voor de omschakeling naar biologische aquacultuur. In dezelfde geest moet uit het EFMZV steun worden verleend voor aquacultuur die bijzondere milieudiensten levert.

(53) Gezien het belang van de consumentenbescherming moet ervoor worden gezorgd dat de aquacultuurexploitanten voldoende steun uit het EFMZV krijgen om met de aquacultuurteelt samenhangende risico's voor de gezondheid van mens en dier te voorkomen of te reduceren.

(54) Gezien het risico dat aan investeringen in aquacultuuractiviteiten verbonden is, moet het EFMZV de positie van de bedrijven helpen te versterken door hun toegang te bieden tot een bestandsverzekering en zo het inkomen van de producenten te beschermen tegen abnormale productieverliezen die met name terug te voeren zijn op natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden, plotse veranderingen in de waterkwaliteit, ziekten, plagen of de vernieling van productievoorzieningen.

(55) Aangezien de door de gemeenschap aangestuurde benadering van plaatselijke ontwikkeling al een aantal jaar nuttig is gebleken om, met inachtneming van de multisectorale behoeften voor endogene ontwikkeling, de ontwikkeling van visserijgebieden en plattelandsgebieden te bevorderen, moet de ter zake relevante steunverlening worden voortgezet en geïntensiveerd.

(56) In visserijgebieden moeten in het kader van de door de gemeenschap aangestuurde plaatselijke ontwikkeling innovatieve benaderingen voor het creëren van groei en banen worden gestimuleerd, met name door waarde aan visserijproducten toe te voegen en de plaatselijke economie te diversifiëren naar nieuwe economische activiteiten, met inbegrip van de bedrijvigheid die samenhangt met 'blauwe groei' en met maritieme sectoren die zich niet met de visserij zelf bezighouden.

(57) De duurzame ontwikkeling van de visserijgebieden moet bijdragen tot de EU 2020‑doelstellingen inzake sociale inclusie en armoedebestrijding, tot innovatie op plaatselijk niveau en tot territoriale cohesie – een belangrijke prioriteit in het Verdrag van Lissabon.

(58) De door de gemeenschap aangestuurde ontwikkeling moet ten uitvoer worden gelegd middels een van onderop gestuurde benadering, meer bepaald in de vorm van plaatselijke partnerschappen die zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van het brede publiek, de particuliere sector en het maatschappelijk middenveld, en die de lokale samenleving correct weerspiegelen. Deze lokale actoren zijn het best geplaatst om geïntegreerde en multisectorale plaatselijke ontwikkelingsstrategieën die tegemoet komen aan de behoeften van de plaatselijke visserijgebieden, op te stellen en ten uitvoer te leggen. Met het oog op de representativiteit van de plaatselijke groepen moet erop worden toegezien dat geen enkele belangengroep meer dan 49 % van de stemrechten in de besluitvormingsorganen in handen heeft.

(59) Netwerkvorming tussen de plaatselijke partnerschappen is een wezenlijk kenmerk van deze benadering. Samenwerking tussen deze plaatselijke partnerschappen is een belangrijk ontwikkelingsinstrument dat in het kader van het EFMZV beschikbaar moet worden gesteld.

(60) De steunverlening aan visserijgebieden in het kader van het EFMZV moet worden gecoördineerd met de steun voor plaatselijke ontwikkeling in het kader van andere EU‑fondsen, en moet betrekking hebben op alle aspecten van de voorbereiding en uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën en concrete acties van plaatselijke groepen, en op de kosten die gepaard gaan met de dynamisering van de plaatselijke gebieden en met de werking van de plaatselijke partnerschappen.

(61) Om de rendabiliteit van de visserij en de aquacultuur in een zeer concurrerende markt te garanderen, moeten bepalingen worden vastgesteld voor de verlening van steun voor de tenuitvoerlegging van [Verordening (EU) nr. inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten][13] en voor de afzet‑ en verwerkingsactiviteiten die de marktdeelnemers verrichten om de waarde van de visserijproducten en de aquacultuurproducten te maximaliseren. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar de bevordering van concrete acties voor de integratie van productie‑, verwerkings‑ en afzetactiviteiten in de bevoorradingsketen. Met het oog op de aanpassing aan het teruggooiverbod moet uit het EFMZV ook steun worden verleend voor de verwerking van ongewenste vangsten.

(62) Producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties moeten prioritair steun ontvangen. Zowel de opslagsteun als de steun voor productie‑ en afzetprogramma's moet geleidelijk worden uitgefaseerd aangezien deze specifieke soorten steun aan belang hebben ingeboet naarmate de structuur van de EU‑markt voor dergelijke producten is geëvolueerd en het belang van sterke producentenorganisaties is toegenomen.

(63) Aangezien kleinschalige kustvissers steeds meer concurrentie ondervinden, moet uit het EFMZV steun worden verleend voor ondernemingsinitiatieven die dergelijke vissers ontplooien om waarde aan de door hen gevangen vis toe te voegen, met name door deze zelf te verwerken of rechtstreeks af te zetten.

(64) Vanwege de in artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde specifieke handicaps staan de visserijactiviteiten in de ultraperifere gebieden van de Europese Unie onder druk, met name als gevolg van de extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten.

(65) Met het oog op handhaving van de concurrentiepositie van bepaalde visserijproducten uit de ultraperifere gebieden van het EU ten opzichte van die van soortgelijke producten uit andere gebieden van de Europese Unie heeft de Europese Unie in1992 maatregelen ingevoerd om de extra kosten die de visserijsector in dit verband maakt, te vergoeden. De maatregelen voor de periode 2007 ‑ 2013 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 791/2007 van de Raad[14]. Ter compensatie van de extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten dient deze steunverlening met ingang van 1 januari 2014 te worden voortgezet.

(66) Gezien de uiteenlopende afzetomstandigheden in de betrokken ultraperifere gebieden en de schommelingen in de vangsten en de visbestanden en in de vraag op de markten, dient het aan de betrokken lidstaten te worden overgelaten om, binnen de grenzen van de totale toewijzing per lidstaat, de voor compensatie in aanmerking komende visserijproducten, de respectieve maximumhoeveelheden en de compensatiebedragen vast te stellen.

(67) Het dient de lidstaten te worden toegestaan om, binnen de grenzen van de totale toewijzing per lidstaat, de lijst en de hoeveelheden van de betrokken visserijproducten en het compensatiebedrag te differentiëren. Ook dient de lidstaten te worden toegestaan hun compensatieplannen aan te passen als veranderende omstandigheden dat rechtvaardigen.

(68) De lidstaten moeten het compensatiebedrag vaststellen op een niveau dat een passende compensatie mogelijk maakt van de extra kosten die het gevolg zijn van de bijzondere handicaps van de ultraperifere gebieden, en met name de kosten voor het vervoer van de producten naar het Europese continent. Om overcompensatie te voorkomen, dient het bedrag in verhouding te staan tot de extra kosten die middels steun worden gecompenseerd, en mag dit bedrag in geen geval hoger zijn dan 100 % van de kosten voor het vervoer naar het Europese continent en andere, bijbehorende kosten. Daartoe moet ook rekening worden gehouden met andere soorten van overheidsmaatregelen die van invloed zijn op de hoogte van de extra kosten.

(69) Het is van het grootste belang dat de lidstaten en de marktdeelnemers zo zijn uitgerust dat een hoog controleniveau kan worden gegarandeerd en de controles bijgevolg niet alleen garant staan voor de naleving van het GVB, maar ook zorgen voor de duurzame exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen. Hiertoe moet uit het EFMZV overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad steun aan de lidstaten en de marktdeelnemers worden verleend. Deze steun moet een nalevingscultuur creëren en bijdragen tot duurzame groei.

(70) De steun die op basis van Verordening (EG) nr. 861/2006 aan de lidstaten wordt verleend voor uitgaven die gepaard gaan met de tenuitvoerlegging van het controlesysteem van de EU, moet worden voortgezet in het kader van het EFMZV overeenkomstig de keuze voor de toepassing van het beleid via één fonds.

(71) Overeenkomstig de doelstellingen van het controle‑ en handhavingsbeleid van de EU is het passend om vast te stellen hoeveel tijd patrouillevaartuigen, ‑vliegtuigen en ‑helicopters minimaal aan visserijcontrole moeten besteden en dit minimum als grondslag voor de steunverlening in het kader van het EFMZV te gebruiken.

(72) Gezien het belang van samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van controle moet hiervoor steun uit het EFMZV worden verleend.

(73) Er moeten bepalingen worden vastgesteld inzake steunverlening voor de verzameling, het beheer en het gebruik van visserijgegevens conform het meerjarenprogramma van de Unie, met name ter ondersteuning van nationale programma's en het beheer en gebruik van gegevens voor wetenschappelijke analyse en de tenuitvoerlegging van het GVB. De steun die op basis van Verordening (EG) nr. 861/2006 aan de lidstaten wordt verleend voor uitgaven die gepaard gaan met de verzameling, het beheer en het gebruik van visserijgegevens, moet worden voortgezet in het kader van het EFMZV overeenkomstig de keuze voor de toepassing van het beleid via één fonds.

(74) Het is tevens noodzakelijk steun te verlenen voor samenwerking tussen de lidstaten en, in voorkomend geval, met derde landen wanneer gegevens worden verzameld over hetzelfde zeegebied, en voor samenwerking met de relevante internationale wetenschappelijke organisaties.

(75) Het GMB heeft tot doel om, overeenkomstig de mededeling van de Commissie 'Een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie'[15], het duurzame gebruik van zeeën en oceanen te ondersteunen en te komen tot een gecoördineerde, coherente en transparante besluitvorming over de beleidsgebieden die gevolgen hebben voor zeeën, oceanen, eilanden, kustgebieden, ultraperifere gebieden en maritieme sectoren.

(76) De Raad, het Europees Parlement en het Comité van de Regio's hebben verklaard dat aanhoudende financiële ondersteuning nodig is om het geïntegreerd maritiem beleid van de Europese Unie uit te voeren en verder te ontwikkelen[16].

(77) Uit het EFMZV moet steun worden verleend voor de bevordering van geïntegreerd maritiem bestuur op alle niveaus, met name via de uitwisseling van beste praktijken en de verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van zeegebiedstrategieën. Beoogd wordt om met deze strategieën een geïntegreerd kader op te zetten om problemen die de Europese zeegebieden gemeenschappelijk hebben, aan te pakken en de samenwerking tussen belanghebbende partijen te versterken met als doel het gebruik van de financiële instrumenten en fondsen van de Unie te optimaliseren en bij te dragen tot de economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie.

(78) Uit het EFMZV moet ook steun worden verleend voor de verdere ontwikkeling van instrumenten om synergieën te creëren tussen initiatieven die in verschillende sectoren worden genomen en betrekking hebben op zeeën, oceanen en kusten. Dit geldt voor de geïntegreerde maritieme bewaking, die erop gericht is het maritieme situationele bewustzijn te verbeteren dankzij een intensievere en beveiligde uitwisseling van gegevens tussen de sectoren. Concrete acties op het gebied van maritieme bewaking die onder titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen, mogen echter niet uit het EFMZV worden gefinancierd.

(79) Om de informatiesystemen die door deze sectoren worden gebruikt, met elkaar te verbinden, zal waarschijnlijk gebruik moeten worden gemaakt van de financieringsmechanismen van deze sectoren, en dit op een manier die coherent is en in overeenstemming met het Verdrag. Maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd beheer van kustgebieden zijn onmisbare instrumenten om de mariene gebieden en de kustgebieden duurzaam te ontwikkelen en dragen beide bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van ecosysteemgericht beheer en tot de ontwikkeling van verbindingen tussen land en zee. Deze instrumenten zijn tevens belangrijk om de verschillende manieren waarop onze kusten, zeeën en oceanen worden gebruikt, zo te beheren dat duurzame economische ontwikkeling mogelijk wordt en grensoverschrijdende investeringen worden gestimuleerd; in het kader van de tenuitvoerlegging van de Kaderrichtlijn mariene strategie zullen de grenzen van de duurzaamheid van menselijke activiteiten die een impact hebben op het mariene milieu nader worden omschreven. Voorts moet de kennis over de mariene wereld worden verbeterd en moet innovatie worden gestimuleerd door het verzamelen, het gratis delen, het hergebruiken en het verspreiden van gegevens over de toestand van zeeën en oceanen te vergemakkelijken.

(80) Uit het EFMZV moet ook steun worden verleend om de economische groei, de werkgelegenheid, de innovatie en het concurrentievermogen in de maritieme sectoren en kustgebieden te bevorderen. Het is van bijzonder belang dat wordt nagegaan welke regelgevingsvoorschriften en lacunes op het gebied van vaardigheden de groei in opkomende en toekomstgerichte maritieme sectoren belemmeren en welke concrete acties ter bevordering van investeringen in technologische innovatie nodig zijn om het economische potentieel van mariene en maritieme applicaties te versterken.

(81) Het EFMZV moet complementair zijn aan en coherent zijn met de bestaande en toekomstige financiële instrumenten die door de Unie en, op nationaal en subnationaal niveau, door de lidstaten ter beschikking worden gesteld om, met inachtneming van de prioritering en de voortgang van nationale en plaatselijke projecten, de bescherming en het duurzame gebruik van zeeën, oceanen en kusten te bevorderen en bij te dragen tot een doeltreffender samenwerking tussen de lidstaten en hun kust‑, eiland‑ en ultraperifere gebieden. Het EFMZV en andere EU‑beleidsgebieden met een maritieme dimensie, met name het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Cohesiefonds en het Europees Sociaal Fonds, alsmede het Horizon 2020‑programma voor onderzoeks‑ en energiebeleid, moeten in elkaar grijpen.

(82) Om de doelstellingen van het GVB op mondiaal niveau te bereiken, speelt de Unie een actieve rol in de werkzaamheden van internationale organisaties. Het is daarom van wezenlijk belang dat de Unie bijdraagt tot de activiteiten van dergelijke organisaties, die helpen ervoor te zorgen dat de visserijhulpbronnen zowel op volle zee als in wateren van derde landen in stand worden gehouden en duurzaam worden geëxploiteerd. De steun die op grond van Verordening (EG) nr. 861/2006 aan internationale organisaties wordt verleend, moet worden voortgezet in het kader van het EFMZV overeenkomstig de keuze voor de toepassing van het beleid via één fonds.

(83) Om het bestuur in het kader van het GVB te verbeteren en te zorgen voor een doeltreffende werking van de adviesraden (AR's), is het van essentieel belang dat de AR's voldoende en aanhoudende financiering krijgen om hun adviesrol in het kader van het GVB efficiënt te kunnen vervullen. Overeenkomstig de keuze voor de toepassing van het beleid via één fonds moet de steun die in het kader van het EFMZV aan de AR's wordt verleend, in de plaats komen van de steun aan de regionale adviesraden (RAR's) op grond van Verordening (EG) nr. 861/2006.

(84) Wat technische bijstand betreft, moet uit het EFMZV voorbereidende, administratieve en technische steun worden verleend, alsook steun voor voorlichtingsmaatregelen, netwerkvorming, evaluaties, audits, studies en ervaringsuitwisseling, met als doel de uitvoering van de operationele programma's te vergemakkelijken en innovatieve benaderingen en methoden voor een eenvoudige en doorzichtige uitvoering te bevorderen. Er moet ook technische bijstand worden verleend voor het opzetten van een Europees netwerk van plaatselijke visserijgroepen die gericht zijn op capaciteitsopbouw, informatieverspreiding, ervaringsuitwisseling en ondersteuning van de samenwerking tussen de plaatselijke partnerschappen.

(85) Ten aanzien van alle concrete acties die krachtens deze verordening onder zowel gedeeld als direct beheer worden gefinancierd, moeten de financiële belangen van de Unie door een deugdelijke toepassing van de desbetreffende regelgeving worden beschermd en moeten de lidstaten en de Commissie passende controles verrichten.

(86) [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] alsmede de op grond daarvan vastgestelde bepalingen dienen van toepassing te zijn op de in de onderhavige verordening vastgestelde bepalingen die onder gedeeld beheer vallen. Met name in [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen][17] zijn bepalingen vastgesteld betreffende het met de lidstaten gedeelde beheer van de EU‑fondsen op basis van de beginselen van gezond financieel beheer, transparantie en non-discriminatie, alsmede bepalingen inzake de functie van erkende instanties, de begrotingsbeginselen, bepalingen die in het kader van de onderhavige verordening moeten worden nageleefd.

(87) Om echter rekening te houden met het specifieke karakter van het EFMZV, met name op het gebied van omvang, soorten concrete actie die worden gefinancierd, de sterke band met het GVB en andere ter zake relevante factoren, moet met betrekking tot sommige gemeenschappelijke bepalingen betreffende gedeeld beheer, in deze verordening worden voorzien in een aanpassing, afwijking of aanvulling. Waar dat vereist is op grond van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen], moeten deze gemeenschappelijke bepalingen in het kader van het EFMZV worden vervolledigd en aangevuld.

(88) Aangezien het belangrijk is de mariene biologische hulpbronnen in stand te houden en de visbestanden met name tegen illegale visserij te beschermen, en aangezien rekening moet worden gehouden met de geest van de conclusies in het groenboek over de hervorming van het GVB[18], mag geen EFMZV‑steun worden verleend aan marktdeelnemers die de GVB‑voorschriften hebben overtreden op een wijze die met name de duurzaamheid van de betrokken bestanden in gevaar brengt en daarom een ernstige bedreiging vormen voor de duurzame exploitatie van de levende mariene biologische hulpbronnen op een niveau dat het mogelijk maakt de populaties van de gevangen soorten boven een peil te brengen en te houden dat de MSY kan opleveren, noch aan marktdeelnemers die betrokken zijn bij de IOO‑visserij. In geen enkel stadium, gaande van de selectie tot de uitvoering van een concrete actie, mag de EU‑financiering worden gebruikt om het algemeen belang van de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen zoals tot uitdrukking gebracht in de doelstellingen van de GVB‑verordening, te ondermijnen.

(89) De lidstaten moeten passende maatregelen vaststellen om te garanderen dat de beheers- en controlesystemen goed functioneren. Daartoe moeten voor elk operationeel programma een beheersautoriteit, een betaalorgaan en een certificerende instantie worden aangewezen en moeten de bevoegdheden van deze instanties worden gespecificeerd. Deze bevoegdheden behelzen in hoofdzaak het waarborgen van een goede financiële uitvoering, het organiseren van de evaluatie, het certificeren van de uitgaven, de audit en het nakomen van het EU‑recht. Bepaald moet worden dat de Commissie en de betrokken nationale autoriteiten regelmatig bijeenkomen om de steunverlening te monitoren. Met name moet met het oog op het beheer en de controle worden bepaald op welke wijze de lidstaten moeten garanderen dat de systemen aanwezig zijn en naar behoren functioneren. Om een vlotte overgang van de momenteel voor het EVF bestaande beheers en controleregelingen te verzekeren en de harmonisatie van de voorschriften voor de ESI fondsen te bevorderen, moeten de beheers en controleregelingen en de regelingen voor financieel beheer worden vastgesteld in [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen].";

(8990)De financiële belangen van de Europese Unie moeten worden beschermd door het nemen van evenredige maatregelen in de hele uitgavencyclus, onder meer op het gebied van preventie, opsporing en onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of fout bestede financiële middelen, en waar nodig de toepassing van sancties.

(91) Bedragen die naar aanleiding van onregelmatigheden aan de lidstaten zijn terugbetaald, moeten beschikbaar blijven voor de operationele programma's van de betrokken lidstaat. Er moet een systeem van financiële aansprakelijkheid van de lidstaten worden ingesteld voor gevallen waarin niet het totale bedrag van de onregelmatig verkregen middelen is terugbetaald, en de Commissie moet de mogelijkheid krijgen de belangen van de EU-begroting te beschermen door te besluiten dat de betrokken lidstaat de bedragen die wegens onregelmatigheden niet verschuldigd waren en niet binnen een redelijke termijn zijn terugbetaald, voor zijn rekening moet nemen.

(902)Voor een doelmatige werking van het partnerschap en om de steunverlening door de Unie te bevorderen, is het noodzakelijk dat hieraan via voorlichting en publiciteit een zo ruim mogelijke bekendheid wordt gegeven. De voor het beheer van de steun bevoegde autoriteiten zijn hiervoor verantwoordelijk, en zij moeten de Commissie op de hoogte brengen van de ter zake genomen maatregelen.

(93) De voorschriften en procedures inzake vastleggingen en betalingen moeten worden vereenvoudigd zodat een regelmatige cashflow is gewaarborgd. Een voorfinanciering van de bijdrage uit het EFMZV ten belope van 4 % moet de uitvoering van het operationele programma helpen bespoedigen.

(94) Voor een goed beheer van de EU‑middelen moeten de raming en de uitvoering van de uitgaven worden verbeterd. Daartoe moeten de lidstaten hun ramingen inzake het gebruik van de EU‑middelen regelmatig aan de Commissie toezenden en moet vertraging bij de financiële uitvoering aanleiding geven tot terugbetaling van de voorfinanciering en ambtshalve doorhaling.

(915)   Om tegemoet te komen aan de in de artikelen 50 en 51 van de [GVB‑verordening] bedoelde specifieke behoeften en om de naleving van de GVB‑voorschriften te bevorderen, moeten de regels inzake uitstel van betaling zoals bedoeld in [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] worden aangevuld. Wanneer een lidstaat of een marktdeelnemer zijn uit het GVB voortvloeiende verplichtingen niet is nagekomen of wanneer de Commissie beschikt over bewijs van een dergelijke niet‑naleving, moet de Commissie de gelegenheid krijgen om bij wijze van voorzorgsmaatregel de betrokken betalingen uit te stellen.

(926)   Naast de mogelijkheid betalingen uit te stellen moet de Commissie de mogelijkheid krijgen om betalingen die in verband staan met een geval van niet‑naleving van de in de artikelen 50 en 51 van de [GVB‑verordening] bedoelde GVB‑voorschriften, te schorsen teneinde te voorkomen dat betalingen worden verricht voor niet‑subsidiabele uitgaven.

(97) Ter wille van heldere financiële betrekkingen tussen de erkende betaalorganen en de EU‑begroting dient de Commissie de rekeningen van die betaalorganen jaarlijks goed te keuren. In het betrokken besluit tot goedkeuring van de rekeningen moet worden aangetoond dat de ingediende rekeningen volledig, nauwkeurig en waarheidsgetrouw zijn, en niet dat de uitgaven in overeenstemming zijn met de EU-wetgeving.

(938)   De operationele programma's moeten gemonitord en geëvalueerd worden met als doel de kwaliteit ervan te verbeteren en de resultaten ervan aan te tonen. De Commissie moet een kader voor gemeenschappelijke monitoring en evaluatie opzetten dat er onder meer voor moeten zorgen dat de relevante gegevens tijdig beschikbaar zijn. In dit verband moet een lijst indicatoren worden opgesteld en moet de impact van het EFMZV‑beleid door de Commissie worden beoordeeld aan de hand van specifieke doelstellingen.

(949)   De verantwoordelijkheid voor het monitoren van de programma's moet worden gedeeld tussen de beheersautoriteit en een daartoe ingesteld monitoringcomité. Hiertoe moeten de respectieve bevoegdheden worden gespecificeerd. Voor het monitoren van de programma's moet onder meer een jaarlijks uitvoeringsverslag worden opgesteld en aan de Commissie worden toegezonden.

(95100)            Om de toegankelijkheid en transparantie van de informatie over financieringsmogelijkheden en begunstigden van projecten te vergroten, moet elke lidstaat beschikken over een speciale website of een speciaal webportaal met informatie over operationele programma's, waaronder lijsten van in het kader van elk operationeel programma ondersteunde concrete acties. Deze informatie moet het publiek in het algemeen en de belastingsbetaler in de Unie in het bijzonder een redelijk goed, tastbaar en concreet idee geven van de manier waarop de EU‑financiering in het kader van het EFMZV wordt besteed. Een ander doel van de bekendmaking van ter zake relevante gegevens bestaat erin meer ruchtbaarheid te geven aan het feit dat EU‑financiering kan worden aangevraagd. Met inachtneming van het fundamentele recht op bescherming van gegevens en het arrest van het Hof in de gevoegde zaken Schecke[19] mag echter niet worden geëist dat de naam van natuurlijke personen worden bekendgemaakt.

(96101)            Met het oog op de aanvulling en wijziging van bepaalde niet‑essentiële onderdelen van deze verordening, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag besluiten vast te stellen met betrekking tot een gedragscode waarin wordt omschreven in welke gevallen van niet‑naleving van de GBV‑voorschriften aanvragen als niet‑ontvankelijk worden aangemerkt, met betrekking tot de aanvraagtermijnen, met betrekking tot een evenredige handhaving van de toepassing van de voorafgaande voorwaarden, met betrekking tot de vaststelling van subsidiabele investeringen aan boord teneinde te voorkomen dat investeringen worden gedaan die leiden tot een verhoging van de vangstcapaciteit van het vaartuig, met betrekking tot de methode voor de berekening van de netto‑inkomsten in het geval van eco‑innovatie, met betrekking tot de vaststelling van subsidiabele concrete acties en kosten in verband met de bescherming en het herstel van beschermde mariene gebieden, met betrekking tot de vaststelling van subsidiabele kosten van investeringen in de offshore en de non‑food aquacultuur, met betrekking tot de vaststelling van de inhoud van het actieplan van de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën, met betrekking tot het bepalen van de subsidiabele kosten van de voorbereidende steun voor plaatselijke ontwikkelingsstrategieën, met betrekking tot het bepalen van de subsidiabele werkingskosten en dynamiseringskosten in verband met de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën, met betrekking tot de taken van de betaalorganen en de certificerende instanties, met betrekking tot de verduidelijking van de taken van de lidstaten bij het terugvorderen van onverschuldigd gedane betalingen, met betrekking tot de vaststelling van gevallen van niet‑naleving van de GVB‑voorschriften die tot schorsing van betalingen kunnen leiden, met betrekking tot de vaststelling van criteria en methoden die moeten worden toegepast in het geval van forfaitaire of geëxtrapoleerde financiële correcties, met betrekking tot de lijst van gevallen van niet‑naleving van de GVB‑voorschriften die aanleiding kunnen geven tot toepassing van financiële correcties en met betrekking tot de inhoud en de vorm van het monitoring‑ en evaluatiesysteem.

(97102)            Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie erop toe te zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze bij het Europees Parlement en de Raad worden ingediend.

(98103)            De Commissie moet ertoe worden gemachtigd om middels uitvoeringshandelingen besluiten aan te nemen met betrekking tot de jaarlijkse verdeling van de toewijzingen, met betrekking tot de goedkeuring van de operationele programma's en de wijzigingen daarvan, met betrekking tot de EU‑prioriteit in het kader van het controle‑ en handhavingsbeleid, met betrekking tot de goedkeuring van de jaarlijkse werkprogramma's voor gegevensverzameling, met betrekking tot de vaststelling van de bewijsgronden voor gevallen van niet‑naleving van de GVB‑voorschriften die aanleiding kunnen geven tot uitstel van betaling, met betrekking tot gevallen van niet‑naleving van de GVB‑voorschriften die aanleiding kunnen geven tot schorsing van betaling, met betrekking tot gevallen van schorsing van betaling en opheffing van schorsing van betaling, en met betrekking tot financiële correcties en met betrekking tot de goedkeuring van rekeningen.

(99104)            Om ervoor te zorgen dat deze verordening onder uniforme voorwaarden ten uitvoer wordt gelegd, dient de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te krijgen met betrekking tot het format van de operationele programma's, met betrekking tot de procedures voor de vaststelling van de operationele programma's, met betrekking tot de procedures voor de vaststelling van het jaarlijkse werkprogramma voor gegevensverzameling, met betrekking tot de concrete toepassing van de in bijlage I opgenomen steunintensiteitspercentages, met betrekking tot de termijn voor indiening van de tussentijdse uitgavendeclaratie, met betrekking tot de voorschriften inzake de beheers‑ en controletaken van de betaalorganen, met betrekking tot de specifieke taken van de certificerende instanties, met betrekking tot de voorschriften voor een doeltreffend beheer en doeltreffende controles, met betrekking tot de vaststelling van de te schorsen betalingen, met betrekking tot de procedures voor het uitstellen of het schorsen van betalingen, met betrekking tot de procedure voor door de Commissie uit te voeren extra controles ter plaatse, met betrekking tot het format van de jaarlijkse uitvoeringsverslagen, met betrekking tot de omschrijving van de elementen die moeten worden opgenomen in de evaluaties vooraf en achteraf en met betrekking tot technische elementen voor publiciteitsmaatregelen. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[20].

(100105)          Gezien het procedurele karakter van de bepalingen die de Commissie middels in de artikelen 24, 98, 103 en 120 en 143 bedoelde uitvoeringshandelingen zal aannemen, dienen de betrokken uitvoeringshandelingen volgens de raadplegingsprocedure te worden vastgesteld.

(101106)          Met het oog op een vlotte overgang van het bij Verordening (EG) nr. 1198/2006 ingestelde systeem naar het bij de onderhavige verordening ingestelde systeem, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen tot vaststelling van overgangsbepalingen.

(102107)          De nieuwe, bij de onderhavige verordening ingestelde steunregeling komt in de plaats van de steunregeling die is ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 1198/2006, Verordening (EG) nr. 861/2006, de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid, Verordening (EG) nr. 1290/2005 Garantiefonds, Verordening (EG) nr. 791/2007 en artikel 103 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. Deze verordeningen en deze bepaling dienen derhalve op 1 januari 2014 te worden ingetrokken.