Overwegingen bij COM(2016)850-2 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 mbt diverse typen kredietratio's, financiële vereisten en risico-factoren, en rapportage-vereisten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In de nasleep van de financiële crisis die in 2007-2008 losbarstte, heeft de Unie, om de weerbaarheid van haar financiële instellingen te versterken, een ingrijpende hervorming van het regelgevingskader voor financiële diensten doorgevoerd. Die hervorming was grotendeels gebaseerd op internationaal overeengekomen normen. Als een van de vele maatregelen bevatte dit hervormingspakket de vaststelling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad 16 en Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad 17 , waarmee de prudentiële eisen voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen zijn aangescherpt.

(2) Deze hervorming heeft er weliswaar voor gezorgd dat het financiële bestel stabieler is en beter bestand tegen diverse soorten mogelijke toekomstige schokken en crises, maar daarmee is nog geen antwoord geboden voor alle vastgestelde problemen. Een belangrijke reden daarvoor was het feit dat internationale normerende instellingen zoals het Bazels Comité voor bankentoezicht (BCBS) en de Raad voor financiële stabiliteit (FSB) hun werkzaamheden rond internationaal overeengekomen oplossingen voor het aanpakken van die problemen, op dat moment nog niet hadden rond gekregen. Nu die werkzaamheden rond belangrijke aanvullende hervormingen zijn voltooid, dienen de resterende problemen te worden aangepakt.

(3) In haar mededeling van 24 november 2015 heeft de Commissie de noodzaak erkend van een verdere afbouw van risico's en heeft zij toegezegd met een wetgevingsvoorstel te komen dat op internationaal overeengekomen normen voortbouwt. De noodzaak om verdere concrete wetgevende stappen te zetten bij het afbouwen van risico's in de financiële sector, is ook erkend door de Raad in zijn conclusies van 17 juni 2016 en door het Europees Parlement in zijn resolutie van 10 maart 2016 18 .

(4) Risicoverminderende maatregelen dienen niet alleen de weerbaarheid van het Europese bankenstelsel - en het vertrouwen van de markten daarin - te versterken, maar ook de grondslag te leggen voor verdere vooruitgang bij de voltooiing van de Bankenunie. Die maatregelen dienen ook te worden bezien tegen de achtergrond van ruimere uitdagingen waar de Unie-economie voor staat, met name de behoefte om groei en banen te stimuleren in tijden van onzekere economische vooruitzichten. Binnen die context zijn diverse majeure beleidsinitiatieven, zoals het Investeringsplan voor Europa (EFSI) en de Kapitaalmarktenunie, opgetuigd om de economie van de Unie te versterken. Daarom is het van belang dat alle risicoverminderende maatregelen soepel inwerken op die beleidsinitiatieven, maar ook op ruimere recente hervormingen in de financiële sector.

(5) De bepalingen tot wijziging van deze verordening dienen gelijkwaardig te zijn met internationaal overeengekomen normen en dienen te borgen dat Richtlijn 2013/36/EG en deze verordening gelijkwaardig blijven met het Bazel III-raamwerk. De gerichte aanpassingen om specifieke Uniekenmerken en ruimere beleidsoverwegingen tot uiting te brengen, dienen beperkt te blijven in omvang of in tijd, om de algehele soliditeit van het prudentiële raamwerk niet aan te tasten.

(6) Bestaande risicoverminderende maatregelen dienen ook te worden versterkt zodat ze evenrediger kunnen worden toegepast en geen buitensporige compliancedruk doen ontstaan, inzonderheid voor kleinere en minder complexe instellingen.

(7) Hefboomratio's dragen bij tot het behoud van financiële stabiliteit doordat ze als achtervangmechanisme dienen voor risicogebaseerde kapitaalvereisten en doordat ze de opbouw van buitensporige hefboomwerking tijdens een economische opleving inperken. Daarom dient een hefboomratiovereiste te worden geïntroduceerd als aanvulling op het bestaande stelsel voor rapportage en openbaarmaking van de hefboomratio.

(8) Om de kredietverschaffing door instellingen aan bedrijven en particuliere huishoudens niet nodeloos te beperken en om ongewenste negatieve effecten op de marktliquiditeit te voorkomen, dient het hefboomratiovereiste te worden vastgesteld op een niveau waar het als een geloofwaardig achtervangmechanisme voor het risico op buitensporige hefboomwerking functioneert, zonder economische groei af te remmen.

(9) In haar verslag aan de Commissie concludeerde de Europese Bankautoriteit (EBA) 19 dat een op 3% geijkte hefboomratio voor tier 1-kapitaal voor iedere soort kredietinstelling een geloofwaardig achtervangmechanisme zou zijn. Over een hefboomratiovereiste van 3% werd ook op internationaal niveau overeenstemming bereikt in het Bazelse Comité. Daarom dient het hefboomratiovereiste op 3% te worden geijkt.

(10) Een hefboomratiovereiste van 3% zou bepaalde bedrijfsmodellen en bedrijfsonderdelen meer beperken dan andere. Met name zou het effect van een en ander op door publieke ontwikkelingsbanken aan overheidsinstanties verstrekte leningen en exportkredieten met overheidsgarantie onevenredig zijn. De hefboomratio dient derhalve voor deze soorten blootstellingen te worden aangepast.

(11) Een hefboomratio mag evenmin ten koste gaan van door instellingen aan cliënten verleende centrale clearingdiensten. Daarom dienen de initiële marges op centraal geclearde derivatentransacties die door instellingen in contanten van hun cliënten worden ontvangen en aan centrale tegenpartijen worden doorgegeven, van de hefboomblootstellingsmaatstaf uit te worden gesloten.

(12) Het Bazelse Comité heeft de internationale norm inzake de hefboomratio herzien om bepaalde aspecten in de vormgeving van die ratio verder te specificeren. Verordening (EU) nr. 575/2013 dient te worden afgestemd op de herziene norm om zodoende het gelijke speelveld voor buiten de Unie opererende EU-instellingen te versterken en te borgen dat de hefboomratio een daadwerkelijke aanvulling blijft op risicogebaseerde eigenvermogensvereisten.

(13) Het Bazelse Comité beziet momenteel de invoering van een hefboomratio-opslag voor mondiaal systeemrelevante banken (M-SB's). De uiteindelijke uitkomst van de ijking door het Bazelse Comité dient tot overleg te leiden over de passende ijking van de hefboomratio voor systeemrelevante instellingen in de EU.

(14) Op 9 november 2015 maakte de FSB de Total Loss-absorbing Capacity Term Sheet (hierna 'de TLAC-norm' genoemd) bekend, die op de G20-top van november 2015 in Turkije is goedgekeurd. Volgens de TLAC-norm moeten mondiaal systeemrelevante banken (M-SB's) een voldoende groot volume sterk verliesabsorberend (bail-inbaar) vreemd vermogen aanhouden, om bij een afwikkeling een soepele en snelle verliesabsorptie en herkapitalisatie te kunnen verzekeren. In haar mededeling van 24 november 2015 heeft de Commissie toegezegd om tegen eind 2016 met een wetgevingsvoorstel te komen waarmee de TLAC-norm ten uitvoer zou kunnen worden gelegd tegen de internationaal afgesproken deadline van 2019.

(15) Bij de tenuitvoerlegging van de TLAC-norm in de Unie dient rekening te worden gehouden met het minimumvereiste aan eigen vermogen en in aanmerking komend vreemd vermogen (MREL), zoals uiteengezet in Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad 20 . Aangezien met TLAC en MREL dezelfde doelstelling wordt nagestreefd - ervoor zorgen dat instellingen voldoende verliesabsorberende capaciteit hebben - zijn de beide vereisten complementaire onderdelen van een gemeenschappelijk raamwerk. Operationeel gezien betekent dit dat het geharmoniseerde minimumniveau van de TLAC-norm in Verordening (EU) nr. 575/2013 dient te worden opgenomen door middel van een nieuw vereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komend vreemd vermogen, terwijl de ondernemingsspecifieke opslagfactor voor mondiaal systeemrelevante instellingen (M-SI's) en het ondernemingsspecifieke vereiste inzake niet-M-SI's dient te worden ingevoerd via gerichte wijzigingen van Richtlijn 2014/59/EU en Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad 21 . De desbetreffende bepalingen waarmee de TLAC-norm in deze verordening worden opgenomen, dienen te worden gelezen in samenhang met de bepalingen in de zo-even genoemde wetgeving en met Richtlijn 2013/36/EU.

(16) In overeenstemming met de TLAC-norm die alleen op M-SB's ziet, dient het in deze verordening ingevoegde minimumvereiste voor een voldoende bedrag aan eigen vermogen en sterk verliesabsorberend vreemd vermogen alleen te gelden voor M-SI's. De in deze verordening ingevoegde voorschriften voor in aanmerking komend vreemd vermogen dienen evenwel te gelden voor alle instellingen, in overeenstemming met de complementaire aanpassingen en vereisten in Richtlijn 2014/59/EU.

(17) In overeenstemming met de TLAC-norm dient het vereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komend vreemd vermogen te gelden voor af te wikkelen entiteiten die zelf M-SI's zijn of deel uitmaken van een als M-SI geïdentificeerde groep. Het vereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komend vreemd vermogen dient te gelden op individuele basis of op geconsolideerde basis, afhankelijk van de vraag of dit soort af te wikkelen entiteiten stand-alone-instellingen zonder dochterondernemingen zijn, dan wel moederondernemingen.

(18) Richtlijn 2014/59/EU biedt ook de mogelijkheid om afwikkelingsinstrumenten niet alleen voor instellingen te gebruiken, maar ook voor financiële holdings en gemengde financiële holdings. Financiële moederholdings en gemengde financiële moederholdings dienen, evenals moederinstellingen, over voldoende verliesabsorptiecapaciteit te beschikken.

(19) Om de effectiviteit van het vereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komend vreemd vermogen te borgen, is het van essentieel belang dat de instrumenten die voor het bereiken van dat vereiste worden gehouden, een hoge verliesabsorptiecapaciteit hebben. Vreemd vermogen dat van het in Richtlijn 2014/59/EU bedoelde bail-in-instrument is uitgesloten, heeft niet die capaciteit, en evenmin is dat het geval bij ander vreemd vermogen dat in beginsel misschien wel bail-inbaar is, maar problemen kan doen rijzen wanneer het in de praktijk onderdeel wordt van een bail-in. Dat vreemde vermogen dient derhalve niet te worden beschouwd als in aanmerking komend voor het vereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komend vreemd vermogen. Daartegenover staat dat kapitaalinstrumenten, evenals achtergesteld vreemd vermogen, een hoge verliesaborptiecapaciteit hebben. Ook het verliesabsorptiepotentieel van vreemd vermogen met dezelfde rang als bepaalde uitgesloten vreemdvermogensbestanddelen dient, in lijn met de TLAC-norm, tot op zekere hoogte te worden erkend.

(20) Om dubbeltelling van vreemdvermogensbestanddelen ten behoeve van het vereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komend vreemd vermogen te voorkomen, dienen voor de aftrek van aangehouden in aanmerking komend vreemd vermogensbestanddelen voorschriften te worden ingevoerd die een afspiegeling zijn van de overeenkomstige aftrekbenadering die in Verordening (EU) nr. 575/2013 al voor kapitaalinstrumenten is ontwikkeld. In die benadering worden aangehouden in aanmerking komende vreemdvermogensinstrumenten eerst afgetrokken van in aanmerking komend vreemd vermogen en, voor zover er onvoldoende vreemd vermogen is, dienen ze van tier 2-kapitaalinstrumenten te worden afgetrokken.

(21) De TLAC-norm bevat een aantal criteria om passiva in aanmerking te nemen die strenger zijn dan de bestaande criteria om kapitaalinstrumenten in aanmerking te nemen. Met het oog op coherentie dienen criteria om kapitaalinstrumenten in aanmerking te nemen, vanaf 1 januari 2022 onderling te worden afgestemd wat betreft het niet in aanmerking nemen van via special purpose-entiteiten uitgegeven instrumenten.

(22) Sinds de vaststelling van Verordening (EU) nr. 575/2013 is de internationale norm over de prudentiële behandeling van blootstellingen van instellingen aan CTP's gewijzigd om de behandeling van blootstellingen van instellingen aan kwalificerende CTP's (KCTP's) te verbeteren. Opvallende punten bij de herziening van die norm zijn onder meer het gebruik van één methode voor het bepalen van het eigenvermogensvereiste voor blootstellingen als gevolg van bijdragen aan een wanbetalingsfonds, een uitdrukkelijk plafond voor de op blootstellingen aan KCTP's toegepaste totale eigenvermogensvereisten, en een meer risicogevoelige benadering om de waarde van derivaten in beeld te brengen bij het berekenen van de hypothetische middelen van een KCTP. Tegelijkertijd bleef de behandeling van blootstellingen aan niet-kwalificerende CTP's ongewijzigd. Aangezien met de herziene internationale normen een behandeling werd ingevoerd die beter geschikt is binnen een context van centrale clearing, dient het Unierecht te worden gewijzigd zodat die normen daarin worden opgenomen.

(23) Om te garanderen dat instellingen hun blootstellingen in de vorm van rechten van deelneming of aandelen in instellingen voor collectieve belegging (icb's) adequaat beheren, dienen de voorschriften voor de behandeling van die blootstellingen risicogevoelig te zijn en transparantie ten aanzien van de onderliggende blootstellingen van icb's te bevorderen. Het Bazelse Comité heeft daarom een herziene norm goedgekeurd waarin een duidelijke hiërarchie is vastgesteld van benaderingen om voor die blootstellingen risicogewogen posten te berekenen. In die hiërarchie komt de transparantiegraad voor de onderliggende blootstellingen tot uiting. Verordening (EU) nr. 575/2013 dient op die internationaal overeengekomen voorschriften te worden afgestemd.

(24) Voor de berekening van de blootstellingswaarde van derivatentransacties volgens het raamwerk voor tegenpartijkredietrisico wordt instellingen door Verordening (EU) nr. 575/2013 momenteel de keuze gegeven tussen drie verschillende standaardbenaderingen: de standaardmethode (SM), de op de waardering tegen marktwaarde gebaseerde methode (WtMWM) en de oorspronkelijkeblootstellingsmethode (OBM).

(25) In die standaardbenaderingen wordt echter onvoldoende het risicoverminderende karakter van zekerheden bij de blootstellingen erkend. De ijkpunten ervan zijn achterhaald en ze brengen de tijdens de financiële crisis waargenomen grote volatiliteit niet tot uiting. Evenmin bieden ze een passende erkenning van uit verrekening behaalde voordelen. Om die tekortkomingen te adresseren heeft het Bazelse Comité besloten om de SM en de WtMWM te vervangen door een nieuwe standbaardbenadering voor het berekenen van de blootstelling van derivatenblootstellingen, de zogeheten standaardbenadering voor tegenpartijkredietrisico (SB-TKR). Aangezien met de herziene internationale normen een nieuwe standaardbenadering is ingevoerd die binnen een context van centrale clearing beter geschikt is, dient het Unierecht te worden gewijzigd zodat die normen daarin worden opgenomen.

(26) De SB-TKR is risicogevoeliger dan de SM en de WtMWM en dient derhalve te resulteren in eigenvermogensvereisten die de aan derivateninstellingen verbonden risico's beter tot uiting te brengen. Terzelfder tijd is de SB-TKR voor instellingen complexer om toe te passen. Voor sommige instellingen die momenteel de WtMWM gebruiken, kan de SB-TKR te complex en te lastig om toe te passen blijken te zijn. Voor die instellingen dient een vereenvoudigde versie van de SB-TKR te worden ingevoerd. Aangezien dit soort vereenvoudigde versie minder risicogevoelig zal zijn dan de SB-TKR, dient deze correct te zijn geijkt, om te voorkomen dat de blootstellingswaarde van derivatentransacties daarmee niet wordt onderschat.

(27) Voor instellingen met zeer beperkte derivatenblootstellingen die momenteel de OBM gebruiken, kan zowel de SB-TKR als de vereenvoudigde SB-TKR te complex zijn om toe te passen. Derhalve dient de OBM te worden voorbehouden voor die instellingen, maar dient ze te worden herzien om de belangrijkste tekortkomingen ervan aan te pakken.

(28) Om een instelling te oriënteren bij haar keuze van toegestane benaderingen, dienen heldere criteria te worden ingevoerd. Die criteria dienen te zijn gebaseerd op de omvang van de derivatenactiviteiten van een instelling, die indiceert welke mate van geavanceerdheid een instelling moet aankunnen voor het berekenen van de blootstellingswaarde.

(29) Tijdens de financiële crisis waren de verliezen op de handelsportefeuille voor sommige in de Unie gevestigde instellingen substantieel. Voor een aantal van hen bleek het voor die verliezen vereiste kapitaalniveau ontoereikend, hetgeen hen ertoe bracht om buitengewone financiële steun van de overheid te vragen. Die vaststellingen hebben het Bazelse Comité ertoe gebracht om een aantal zwakke punten weg te werken in de prudentiële behandeling van posities in de handelsportefeuille die de eigenvermogensvereisten voor marktrisico's zijn.

(30) In 2009 is een eerste samenstel van hervormingen op internationaal niveau afgerond en in Unierecht omgezet met Richtlijn 2010/76/EU van het Europees Parlement en de Raad 22 .

(31) De hervorming van 2009 adresseerde evenwel niet de structurele zwakke punten van de eigenvermogensvereisten voor marktrisiconormen. Het gebrek aan duidelijkheid over de scheidingslijn tussen de handelsportefeuille en de niet-handelsportefeuille bood kansen voor reguleringsarbitrage, terwijl het door het gebrek aan risicogevoeligheid van de eigenvermogensvereisten voor marktrisico's niet mogelijk was om het volledige scala risico's waaraan instellingen waren blootgesteld, in beeld te krijgen.

(32) Daarom heeft het Bazelse Comité de grondige herziening van de handelsportefeuille (GHHP) aangevat om die zwakke punten te adresseren. Deze werkzaamheden zijn in januari 2016 afgerond. De GHHP-normen versterken de risicogevoeligheid van het marktrisicoraamwerk door een bedrag aan eigenvermogensvereisten te bepalen dat beter in verhouding staat tot de risico's van posities in de handelsportefeuille, en ze verduidelijken de scheidingslijn tussen niet-handelsportefeuille en handelsportefeuille.

(33) De tenuitvoerlegging van de GHHP-normen in de Unie moet het goede functioneren van financiële markten in de Unie veilig stellen. Recente studies naar de effecten van de GHHP-normen laten zien dat de verwachting is dat de tenuitvoerlegging van de GHHP-normen tot een steile toename zal leiden van het totale eigenvermogensvereiste voor marktrisico. Om een plotse krimp van handelsactiviteiten in de Unie te voorkomen, dient derhalve een infaseringsperiode te worden ingesteld zodat instellingen het totale niveau van door de omzetting van GHHP-normen gegenereerde eigenvermogensvereisten voor marktrisico's te onderkennen. Bijzondere aandacht dient ook te worden besteed aan de specifieke Europese handelskenmerken en aanpassingen aan de eigenvermogensvereisten voor staats- en gedekte obligaties, en eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisaties.

(34) Een evenredige behandeling voor marktrisico's dient ook te gelden voor instellingen met beperkte handelsportefeuilleactiviteiten, waardoor meer instellingen met beperkte handelsactiviteiten het kredietrisicoraamwerk voor posities in de niet-handelsportefeuille zoals uiteengezet in een herziene versie van de afwijking voor beperkte handelsportefeuilleactiviteiten kunnen toepassen. Daarnaast dienen instellingen met een middelgrote handelsportefeuille de mogelijkheid te krijgen om voor het berekenen van de eigenvermogensvereisten voor marktrisico's een vereenvoudigde standaardbenadering toe te passen in lijn met de benadering zoals die thans op grond van Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt gebruikt.

(35) Het raamwerk voor grote blootstellingen dient te worden versterkt zodat instellingen beter in staat zijn verliezen te absorberen en internationale normen beter kunnen toepassen. Met het oog daarop dient kapitaal van een hogere kwaliteit te worden gebruikt als kapitaalbasis voor de berekening van de limiet voor grote blootstellingen en dienen blootstellingen aan kredietderivaten te worden berekend met de SB-TKR. Voorts dient de limiet voor de eventuele blootstellingen van M-SB's op andere M-SB's te worden verlaagd door het verminderen van de aan onderlinge banden tussen grote instellingen verbonden risico's en het risico dat de wanbetaling van tegenpartijen van M-SB's op de financiële stabiliteit kan hebben.

(36) De liquiditeitsdekkingsratio (LDR) mag er dan wel voor zorgen dat kredietinstellingen en systeemrelevante beleggingsondernemingen strenge stresstests op kortetermijnbasis kunnen doorstaan, zij biedt echter niet de garantie dat die kredietinstellingen en beleggingsondernemingen een stabiele financieringstructuur voor de langere termijn zullen hebben. Zodoende is gebleken dat een gedetailleerd, bindend stabielefinancieringsvereiste op EU-niveau dient te worden ontwikkeld waaraan te allen tijde dient te worden voldaan, om zo buitensporige looptijdmismatches tussen activa en passiva en te grote afhankelijkheid van kortlopende wholesalefinanciering te voorkomen.

(37) In overeenstemming met de normen van het Bazelse Comité inzake stabiele financiering dienen dus voorschriften te worden vastgesteld om het stabielefinancieringsvereiste te bepalen als een verhouding tussen het bedrag aan beschikbare stabiele financiering van een instelling en het bedrag van haar vereiste stabiele financiering over een periode van meer dan één jaar. Dit is de bindende nettostabielefinancieringsratio (NSFR). Het aan stabiele financiering beschikbare bedrag dient te worden berekend door het vreemd vermogen en het toetsingsvermogen van de instelling te vermenigvuldigen met passende factoren die de mate van betrouwbaarheid van de NSFR over een periode van meer dan één jaar weergeven. Het aan stabiele financiering vereiste bedrag dient te worden berekend door de activa en de blootstellingen buiten de balanstelling van de instelling te vermenigvuldigen met passende factoren die de liquiditeitskenmerken en de resterende looptijden over een periode van meer dan één jaar voor de NSFR weergeven.

(38) De NSFR dient te worden uitgedrukt als een percentage en dient op ten minste 100% te worden gesteld, hetgeen aangeeft dat een instelling voldoende stabiele financiering aanhoudt om over een periode van meer dan één jaar zowel onder normale als onder stressomstandigheden aan haar financieringsbehoeften te voldoen. Mocht de NSFR van een instelling onder het 100%-niveau dalen, dan dient de instelling te voldoen aan de in artikel 414 van Verordening (EU) nr. 575/2013 bepaalde specifieke vereisten om haar NSFR tijdig terug op het minimumniveau te brengen. De toezichtmaatregelen in het geval van niet-naleving dienen niet automatisch te zijn, maar de bevoegde autoriteiten dienen de redenen voor niet-naleving van het NSFR-vereiste te beoordelen voordat ze eventueel toezichtmaatregelen bepalen.

(39) In overeenstemming met de door EBA in haar in overeenstemming met artikel 510, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 opgestelde verslag van 15 december 2015 dienen de voorschriften voor het berekenen van de NSFR nauw te worden afgestemd op de normen van het Bazelse Comité, met inbegrip van ontwikkelingen in die normen met betrekking tot de behandeling van derivatentransacties. De noodzaak rekening te houden met een aantal Europese specifieke kenmerken om zo te voorkomen dat de NSFR een hinderpaal is voor de financiering van de Europese reële economie, rechtvaardigt evenwel dat bij het vaststellen van de Europese NSFR de Bazelse NSFR op een aantal punten wordt aangepast. Die aanpassingen als gevolg van de Europese context worden aanbevolen door het door de EBA opgestelde NSFR-verslag en houden in hoofdzaak verband met specifieke behandelingen voor: i) pass-through-modellen in het algemeen en de uitgifte van gedekte obligaties in het bijzonder; ii) handelsfinancieringsactiviteiten; iii) gecentraliseerde gereglementeerde spaargelden; iv) volledig gedekte woonkredieten, en v) kredietunies. Die voorgestelde specifieke behandelingen zijn grotendeels een afspiegeling van de preferente behandeling die in de Europese LDR ten opzichte van de Bazelse LDR aan die activiteiten wordt toegekend. Omdat de NSFR een aanvulling is op de LDR, dienen die beide ratio's immers coherent te zijn in hun definitie en ijking. Dit geldt met name voor op de LDR van liquide activa van hoge kwaliteit ten behoeve van de berekening van de NSFR toegepaste vereistestabielefinancieringsfactoren die een afspiegeling moeten zijn van de definities en reductiefactoren van de Europese LDR, ongeacht of de voor de LDR-berekening vastgestelde algemene en operationele vereisten die binnen het éénjaarskader van de NSFR-berekening niet passend zijn, in acht worden genomen.

(40) Naast Europese specifieke kenmerken kan de strenge behandeling van derivatentransacties in de Bazelse LDR een belangrijk effect hebben op derivatenactiviteiten van instellingen - en bijgevolg op Europese financiële markten en op de toegang tot bepaalde activiteiten voor eindgebruikers. Derivatentransacties en bepaalde daarmee verband houdende transacties, zoals clearingactiviteiten, kunnen onnodig en onevenredig te lijden hebben van de invoering van de Bazelse NSFR, zonder dat ze aan uitgebreide kwantitatieve effectenstudies en openbare raadplegingen onderworpen zijn geweest. Het aanvullende vereiste om voor brutoverplichtingen uit hoofde van derivaten 20% stabiele financiering aan te houden, wordt vrij algemeen gezien als een ruwe maatstaf waarmee aanvullende financieringsrisico's in verband met de potentiële toename van uit derivaten voortvloeiende verplichtingen over een periode van meer dan één jaar worden overschat. Daarom lijkt het redelijk om een alternatieve, risicogevoeligere maatstaf te kiezen om het goede functioneren van de Europese financiële markten en het verschaffen van riscoafdekkingsinstrumenten aan instellingen en eindgebruikers, zoals bedrijven, niet in het gedrang te brengen - en zo hun financiering te borgen als een doelstelling van de Kapitaalmarktenunie.

Voor niet door margestortingen gedekte derivaten waarvan de toekomstige financieringsrisico's afhankelijk zijn van bepaalde onvoorspelbare gebeurtenissen, zoals ratingtriggers die storting van zekerheden vergen, en die het best kunnen worden benaderd door hun marktwaarde die het bedrag aan financiering zou zijn dat nodig zou zijn mocht zich dit soort gebeurtenis voordoen, dient een vereistestabielefinanciering (VSF) factor van 10% te gelden voor hun brutoverplichtingen uit hoofde van derivaten. De 20% VSF-factor lijkt immers zeer voorzichtig. Voor door margestortingen gedekte derivaten wordt voor van de SB-TKR gebruikmakende instellingen een mogelijkheid ingevoerd om ofwel de 20% VSF-factor toe te passen zoals aangegeven in de Bazelse normen, dan wel hun overeenkomstig de volgens de SB-TKR berekende potentiële toekomstige blootstelling (PFE) te gebruiken. Instellingen die geen gebruikmaken van SB-TKR, hebben zeer kleine derivatenportefeuilles en dienen van dit vereiste te worden vrijgesteld. Die benadering is risicogevoeliger en, aangezien ze is bedoeld voor tegenpartijkredietrisico en voor het berekenen van de hefboomratio, dient ze geen verdere last te zijn voor instellingen om te berekenen.

(41) De Bazelse asymmetrische behandeling voor kortlopende financiering zoals retrocessieovereenkomsten (geen stabiele financiering vereist) en kortlopende kredietverlening zoals omgekeerde retrocessieovereenkomsten (enige stabiele financiering vereist - 10% indien gedekt met zekerheden in de vorm liquide activa van hoge kwaliteit (LAHK) van niveau 1 als omschreven in de LDR en 15% voor overige transacties) met financiële cliënten, is bedoeld om uitgebreide kortlopende financieringsbanden tussen financiële cliënten te ontmoedigen die een bron van onderlinge verwevenheid zijn en het moeilijker maken om een bepaalde instelling af te wikkelen zonder dat bij een falen de rest van het financiële bestel wordt besmet. De asymmetrie is evenwel veel te voorzichtig geijkt en kan ongunstig uitwerken op de liquiditeiten van doorgaans als zekerheden bij kortlopende transacties gebruikte effecten, met name staatsobligaties, omdat instellingen het volume van hun activiteiten op repomarkten waarschijnlijk zullen terugbrengen. Een en ander kan ook market-makingactiviteiten ondermijnen, omdat repomarkten het beheer van de noodzakelijke voorraad bevorderen - en kan zodoende in tegenspraak zijn met de doelstellingen van de Kapitaalmarktenunie. Voorts zou een en ander het moeilijker maken om deze effecten snel tegen een goede prijs te gelde te maken, hetgeen de effectiviteit in het gedrang kan brengen van de LDR die net bedoeld is als een buffer van liquide activa die in het geval van liquiditeitsstress snel te gelde kunnen worden gemaakt. Uiteindelijk kan de ijking van deze asymmetrie ongunstig uitwerken op de liquiditeit van markten voor interbancaire financiering, met name met het oog op liquiditeitsbeheer, omdat het voor banken duurder zal worden om elkaar kortlopend krediet te verlenen. De asymmetrische behandeling dient behouden te blijven, maar VSF-factoren dienen te worden verlaagd tot, respectievelijk, 5% en 10% (in plaats van 10% en 15%).

(42) Naast de herijking van de Bazelse VSF-factor voor door staatsobligaties gedekte kortlopende omgekeerde retrocessietransacties met financiële cliënten (5% VSF-factor in plaats van 10%), bleek een aantal andere aanpassingen noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de invoering van de NSFR de liquiditeit van markten voor staatsobligaties niet belemmert. De voor LAHK van niveau 1 (zoals staatsobligaties) geldende Bazelse VSF-factor van 5% impliceert dat instellingen voor dat percentage langlopende ongedekte financiering beschikbaar moeten houden, ongeacht de tijd die ze dit soort staatsobligaties verwachten aan te houden. Hiermee zouden instellingen potentieel verder kunnen worden geprikkeld om contanten bij centrale banken te deponeren, in plaats van als primary dealers op te treden en liquiditeit te verschaffen op markten voor staatsobligaties. Bovendien is een en ander niet coherent met de LDR die de volledige liquiditeit van deze activa erkent, zelfs in tijden van ernstige liquiditeitsstress (0% reductiefactor). De VSF-factor van LAHK van niveau 1 als omschreven in de EU-LDR, met uitsluiting van gedekte obligaties van bijzonder hoge kwaliteit, dient derhalve te worden verlaagd van 5% naar 0%.

(43) Voorts dienen alle als variatiemarges bij derivatencontracten ontvangen LAHK van niveau 1 als omschreven in de EU-LDR, met uitsluiting van gedekte obligaties van bijzonder hoge kwaliteit, activa uit hoofde van derivaten te verrekenen, terwijl de Bazelse norm ter compensatie van activa uit hoofde van derivaten alleen contanten accepteert die de voorwaarden van het hefboomraamwerk in acht nemen. Deze ruimere opname van als variatiemarge ontvangen activa zal bijdragen tot de liquiditeit van markten voor staatsobligaties, zal voorkomen dat eindgebruikers die hoge bedragen aan staatsobligaties maar weinig contanten houden (zoals pensioenfondsen), worden benadeeld en zal voorkomen dat de vraag naar contanten op repomarkten verder onder druk komt te staan.

(44) De NSFR dient voor instellingen zowel op individuele als op geconsolideerde basis te gelden, tenzij de bevoegde autoriteiten op individuele basis ontheffing verlenen van de toepassing van de NSFR. Dit is een duplicering van het toepassingsbereik van de LDR die de NSFR aanvult. Wanneer voor de toepassing van de NSFR op individueel niveau geen ontheffing is verleend, dienen transacties tussen twee tot dezelfde groep of hetzelfde institutionele protectiestelsel behorende instellingen in beginsel symmetrische beschikbare- en vereistestabielefinancieringsfactoren te krijgen om een verlies aan financiering op de interne markt te vermijden en om het effectieve liquiditeitsbeheer in Europese groepen waar liquiditeit centraal wordt beheerd, niet te belemmeren. Dit soort preferente symmetrische behandelingen dient alleen voor intragroepstransacties te worden toegestaan als alle nodige garantiemechanismen voorhanden zijn, op basis van aanvullende criteria voor grensoverschrijdende transacties, en alleen na de voorafgaande goedkeuring van de betrokken bevoegde autoriteiten omdat niet aan mag worden genomen dat instellingen die problemen ondervinden bij het voldoen aan hun betalingsverplichtingen, steeds van andere tot dezelfde groep of hetzelfde institutionele protectiestelsel behorende ondernemingen financieringssteun zullen krijgen.

(45) Bij de consolidatie van dochterondernemingen in derde landen dient terdege rekening te worden gehouden met de in die landen geldende stabielefinancieringsvereisten. Dienovereenkomstig dienen consolidatievoorschriften in de Unie aan beschikbare en vereiste stabiele financiering van dochterondernemingen in derde landen geen gunstigere behandeling te geven dan de behandeling waarin de nationale wetgeving van deze derde landen voorziet.

(46) In overeenstemming met artikel 508, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 moet de Commissie verslag doen over een passende regeling voor prudentieel toezicht op beleggingsondernemingen en moet zij in voorkomend geval een wetgevingsvoorstel indienen. Totdat die bepaling van kracht wordt, dienen beleggingsondernemingen niet zijnde systeemrelevante beleggingsondernemingen onderworpen te blijven aan de nationale wetgeving van lidstaten wat betreft het nettostabielefinancieringsvereiste. Evenwel dienen beleggingsondernemingen niet zijnde systeemrelevante beleggingsondernemingen, wanneer ze onderdeel zijn van bankgroepen, op geconsolideerde basis aan de in Verordening (EU) nr. 575/2013 vastgestelde NSFR onderworpen te zijn, om een passende berekening van de NSFR op geconsolideerd niveau mogelijk te maken.

(47) Instellingen dienen aan hun bevoegde autoriteiten in de rapportagevaluta de bindende gedetailleerde NSFR voor alle posten en afzonderlijk voor in elke belangrijke valuta luidende posten te rapporteren, om een passende monitoring van mogelijke valutamismatches te waarborgen. Met de NSFR dienen instellingen niet te worden onderworpen aan dubbele rapportagevereisten of niet met de geldende voorschriften in overeenstemming zijnde rapportagevereisten, en instellingen dienen voldoende tijd te krijgen om zich voor te bereiden op de inwerkingtreding van nieuwe rapportagevereisten.

(48) Aangezien het aan de markt verschaffen van zinvolle en vergelijkbare informatie over gemeenschappelijke kernrisicomaatstaven van instellingen een fundamentele pijler van een gezond banksysteem is, is het van essentieel belang om de informatieasymmetrie zoveel mogelijk te verminderen en de vergelijkbaarheid van risicoprofielen van kredietinstellingen binnen en tussen jurisdicties te bevorderen. Daarom heeft het Bazels Comité voor bankentoezicht (BCBS) in januari 2015 de herziene derdepijleropenbaarmakingsnormen bekendgemaakt met het oog op de versterking van de vergelijkbaarheid, kwaliteit en coherentie van verplichte openbaarmakingen door instellingen aan de markt. Daarom dienen de bestaande openbaarmakingsvereisten te worden aangepast om die nieuwe internationale normen ten uitvoer te leggen.

(49) Respondenten van de Call for Evidence van de Commissie met betrekking tot het EU-regelgevingsraamwerk voor financiële diensten beschouwden openbaarmakingsvereisten als onevenredig en zwaar voor kleinere instellingen. Afgezien van de nauwere afstemming van openbaarmakingen op internationale normen, dient van kleinere en minder complexe instellingen te worden verlangd dat ze minder vaak en minder gedetailleerde openbaarmakingen doen dan hun grotere collega's, hetgeen de regeldruk waaraan ze onderworpen zijn, verlaagt.

(50) Enige verduidelijkingen dienen te worden aangebracht aan de openbaarmakingen over beloningen. Voorts dient van instellingen die een afwijking genieten van bepaalde voorschriften inzake beloningen, te worden verlangd dat ze informatie over dit soort afwijking openbaar maken.

(51) De toepassing van het met de herziene International Financial Reporting Standard (IFRS) nr. 9 'Financiële instrumenten' ingevoerde aanleggen van voorzieningen voor te verwachten kredietverliezen kan leiden tot een plotse toename van de kapitaalratio's van instellingen. Omdat het overleg over de passende prudentiële behandeling van de effecten van toegenomen te verwachten kredietverliezen nog loopt en om een ongewenst schadelijk effect op de kredietverlening door kredietinstellingen te voorkomen, dienen de incrementele voorzieningen voor kredietrisico's van IFRS 9 te worden ingefaseerd.

(52) Het midden- en kleinbedrijf (mkb) vormt één van de pijlers van de economie van de Unie door de fundamentele rol die het speelt bij het creëren van economische groei en het scheppen van banen. Aangezien aan het mkb een lager systeemrisico is verbonden dan aan grotere ondernemingen, dienen de kapitaalvereisten voor het mkb lager te zijn dan voor die grote ondernemingen, om een optimale bancaire financiering van het mkb te garanderen. Momenteel geldt voor mkb-blootstellingen tot 1,5 miljoen EUR een reductie van 23,81% van de risicogewogen post. Aangezien die drempel van 1,5 miljoen EUR voor een mkb-blootstelling geen indicatie is voor een verandering van de risicograad van een mkb-bedrijf, dient de vermindering van kapitaalvereisten te worden uitgebreid tot mkb-blootstellingen boven de drempel van 1,5 miljoen EUR en dient voor het daar boven uitkomende deel de reductie op risicogewogen posten 15% te bedragen.

(53) Investeringen in infrastructuur zijn van essentieel belang om het Europese concurrentievermogen te versterken en het scheppen van banen te stimuleren. Het herstel en de toekomstige groei van de Unie-economie is grotendeels afhankelijk van de beschikbaarheid van kapitaal voor strategische investeringen van Europees belang in infrastructuur (met name in breedband- en energienetwerken), maar ook in vervoersinfrastructuur (met name in industriële centra), in opleiding, onderzoek en innovatie, en in hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. Het Investeringsplan voor Europa zet in op het stimuleren van aanvullende financiering voor levensvatbare infrastructuurprojecten onder meer door het mobiliseren van aanvullende financiering uit particuliere bronnen. Voor een aantal kandidaat-investeerders is het belangrijkste punt van zorg het gepercipieerde gebrek aan levensvatbare projecten en de beperkte capaciteit om risico's goed te kunnen inschatten, gezien het inherent complexe karakter van dat soort projecten.

(54) Om particuliere investeringen in infrastructuurprojecten aan te moedigen, is het dus van essentieel belang om een regelgevingsklimaat tot stand te brengen dat hoogkwalitatieve infrastructuurprojecten bevordert en risico's voor investeerders vermindert. Met name dienen kapitaalvereisten voor blootstellingen aan infrastructuurprojecten te worden verlaagd, op voorwaarde dat ze voldoen aan een samenstel van criteria waarmee het risicoprofiel ervan kan worden verlaagd en de voorspelbaarheid van kasstromen kan worden vergroot. De Commissie dient deze bepaling tegen [drie jaar na de inwerkingtreding] te herzien om na te gaan: a) de impact ervan op het volume infrastructuurinvesteringen door instellingen en de kwaliteit van investeringen bezien vanuit de EU-doelstellingen om over te schakelen naar een koolstofarme, klimaatbestendige en circulaire economie, en b) de adequaatheid ervan uit prudentieel oogpunt. Ook dient de Commissie na te gaan of het toepassingsbereik ervan dient te worden uitgebreid tot infrastructuurinvesteringen door ondernemingen.

(55) Krachtens artikel 508, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad2 moet de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag indienen over een passende regeling voor het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en op de in artikel 4, lid 1, punt 2, onder b) en c), van die verordening bedoelde ondernemingen, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel. Met dat wetgevingsvoorstel kunnen nieuwe vereisten voor die ondernemingen worden ingevoerd. Met het oog op de borging van evenredigheid en om overbodige en repetitieve veranderingen in de regelgeving te vermijden, dienen niet-systeemrelevante beleggingsondernemingen derhalve ontheffing te krijgen van de naleving van de nieuwe bepalingen tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013. Beleggingsondernemingen die hetzelfde systeemrisico inhouden als kredietinstellingen, dienen echter aan dezelfde vereisten onderworpen te blijven als die welke gelden voor kredietinstellingen.

(56) In het licht van het uit de versterking van het prudentiële regelgevingsraamwerk en de oprichting van de Bankenunie voortvloeiende versterkte groepstoezicht is het wenselijk dat instellingen steeds meer hun voordeel doen met de eengemaakte markt, onder meer met het oog op het verzekeren van doelmatig beheer van kapitaal en liquiditeitsmiddelen binnen de hele groep. Daarom dient de mogelijkheid om op individueel niveau ontheffing te verlenen voor de toepassing van vereisten voor dochter- of moederondernemingen beschikbaar te zijn voor grensoverschrijdende groepen, op voorwaarde dat er afdoende garanties in acht worden genomen die ervoor zorgen dat kapitaal en liquiditeit beschikbaar zijn voor entiteiten die de ontheffing hebben gekregen. Wanneer alle garanties zijn vervuld, is het aan de bevoegde autoriteit om te besluiten of zij deze ontheffingen verleent. Besluiten van de bevoegde autoriteiten dienen naar behoren te zijn gemotiveerd.

(57) Om de naleving van de in deze verordening en in Richtlijn 36/2013/EU uiteengezette voorschriften te vergemakkelijken, alsmede van de technische reguleringsnormen, technische uitvoeringsnormen, richtsnoeren en templates die zijn vastgesteld ter uitvoering van die voorschriften, dient de EBA een IT-tool te ontwikkelen dat instellingen doorheen de volgens hun omvang en bedrijfsmodel relevante bepalingen, normen en templates loodst.

(58) Om de vergelijkbaarheid van openbaarmakingen te bevorderen dient de EBA de opdracht te krijgen gestandaardiseerde openbaarmakingstemplates te ontwikkelen die alle in Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad beschreven substantiële openbaarmakingsvereisten bestrijken. Bij het uitwerken van deze normen dient de EBA rekening te houden met de omvang en de complexiteit van instellingen, alsmede met de aard en risicograad van hun activiteiten.

(59) Om een passende definitie van bepaalde specifieke technische bepalingen van Verordening (EU) nr. 573/2013 te verzekeren en om rekening te houden met eventuele ontwikkelingen op internationaal niveau, dient de bevoegdheid tot vaststelling van handelingen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie te worden overgedragen ten aanzien van de lijst van producten of diensten waarvan activa en passiva als onderling afhankelijk kunnen worden beschouwd, en ten aanzien van de omschrijving van de behandeling van derivaten, gedekte leningstransacties en kapitaalmarktgerelateerde transacties en ongedekte transacties van minder dan zes maanden met financiële cliënten, ten behoeve van de berekening van de NSFR.

(60) De Commissie dient door de EBA op het gebied van eigenvermogensvereisten voor marktrisico voor posities in de niet-handelsportefeuille, aan residuele risico's blootgestelde instrumenten, jump to default-berekeningen, toestemming voor het gebruik van interne modellen voor marktrisico, back-testing van interne modellen, P&L-toeschrijving, niet-modelleerbare risicofactoren en wanbetalingsrisico in de internemodellenbenadering voor marktrisico ontwikkelde ontwerpen van technische reguleringsnormen vast te stellen door middel van gedelegeerde handelingen in overeenstemming met artikel 290 VWEU en in overeenstemming met de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden passende raadplegingen uitvoert, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie en de EBA dienen ervoor te zorgen dat die normen en vereisten door alle betrokken instellingen kunnen worden toegepast op een wijze die in verhouding staat tot de aard, de omvang en de complexiteit van die instellingen en hun activiteiten.

(61) Voor de toepassing van de voorschriften van grote blootstellingen dient de Commissie, door middel van de vaststelling van handelingen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, nader te bepalen onder welke omstandigheden aan de voorwaarden voor het bestaan van een groep van verbonden cliënten is voldaan, en hoe de waarde moet worden berekend van uit in bijlage II bedoelde contracten voortvloeiende blootstellingen en kredietderivaten die niet direct met een cliënt zijn aangegaan, maar die de onderliggende waarde van een door die cliënt uitgegeven schuld- of eigenvermogensinstrument vormen, en de gevallen waarin en de tijdsspanne waarvoor de bevoegde autoriteiten kunnen toestaan dat de blootstellingslimiet wordt overschreden. De Commissie dient ook technische reguleringsnormen uit te vaardigen waarin rapportageformat en -frequentie voor grote blootstellingen nader worden aangegeven, alsmede de criteria voor het identificeren van schaduwbanken waarop de rapportageverplichtingen voor grote blootstellingen zien.

(62) Wat betreft tegenpartijrisico dient de bevoegdheid om handelingen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vast te stellen, aan de Commissie te worden overgedragen ten aanzien van het bepalen van aspecten die verband houden met de substantiële risicodeterminant van transacties, de delta voor toezichtdoeleinden en de opslagfactor voor de risicocategorie 'grondstoffenrisico'.

(63) Voordat handelingen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden vastgesteld, is het van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen plaatsvinden in overeenstemming met de in het interinstitutionele akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 vastgelegde beginselen. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen stelselmatig toegang tot de bijeenkomsten van de deskundigengroepen van de Commissie die de gedelegeerde handelingen voorbereiden.

(64) Om doeltreffender te kunnen reageren op ontwikkelingen in de tijd wat betreft openbaarmakingsnormen op internationaal niveau en Unieniveau, dient de Commissie een mandaat te krijgen om de in Verordening (EU) nr. 575/2013 vastgestelde openbaarmakingsvereisten door middel van een gedelegeerde handeling te wijzigen.

(65) De EBA dient verslag te doen over de vraag waar de evenredigheid van het Uniepakket voor rapportage aan toezichthouders kan worden verbeterd in termen van toepassingsbereik, granulariteit of frequentie.

(66) Voor de toepassing van eigenvermogensvereisten voor blootstellingen in de vorm van rechten van deelneming of aandelen in een icb dient de Commissie, door middel van de vaststelling een technische reguleringsnorm, te specificeren hoe instellingen de risicogewogen posten in de benadering op basis van het beleggingsbeleid moeten berekenen wanneer voor die berekening vereiste inputs niet beschikbaar zijn.

(67) Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het versterken en het verfijnen van reeds bestaande Uniewetgeving om te komen tot eenvormige prudentiële vereisten die van toepassing zijn op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen in de hele Unie, onvoldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(68) Gezien de wijzigingen van de behandeling van blootstellingen van KCTP's, meer bepaald de behandeling van bijdragen van instellingen aan wanbetalingsfondsen van KCTP's, dienen ook de desbetreffende bepalingen in Verordening (EU) nr. 648/2012 welke in die verordening waren ingevoegd door Verordening (EU) nr. 575/2013 en waarin nader is aangegeven hoe het hypothetische kapitaal van CTP's wordt berekend dat dan door instellingen voor het berekenen van hun eigenvermogensvereisten wordt gebruikt, te worden gewijzigd.

(69) Een aantal bepalingen over nieuwe vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komend vreemd vermogen waarmee de TLAC-norm ten uitvoer wordt gelegd, dienen zoals op internationaal niveau is overeengekomen vanaf 1 januari 2019 te worden toegepast.

(70) Verordening (EU) nr. 575/2013 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.