Overwegingen bij COM(2018)372 - Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2018)372 - Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds.
document COM(2018)372 NLEN
datum 24 juni 2021
 
(1) Artikel 176 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) is bedoeld om een bijdrage te leveren aan het ongedaan maken van de belangrijkste regionale onevenwichtigheden in de Unie. Uit hoofde van dat artikel en de tweede en derde alinea van artikel 174 VWEU moet het EFRO een bijdrage leveren om de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's en de achterstand van de minst begunstigde regio's te verkleinen, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan regio's die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, zoals de meest noordelijke regio's met een zeer geringe bevolkingsdichtheid, alsmede insulaire, grensoverschrijdende en berggebieden.

(2) Het Cohesiefonds is opgericht om bij te dragen aan de algemene doelstelling van versterking van de economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie door het verstrekken van financiële bijdragen op het gebied van milieu en trans-Europese netwerken in de sfeer van de vervoersinfrastructuur (TEN-V) zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad. 15

(3) Verordening (EU) Nr. 2018/XXX van het Europees Parlement en de Raad [nieuwe GB-verordening] 16 stelt gemeenschappelijke regels vast die van toepassing zijn op verschillende fondsen, met inbegrip van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ("EFRO"), het Europees Sociaal Fonds Plus ("ESF+"), het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij ("EFMV"), het Fonds voor asiel en migratie (AMIF), het Fonds voor interne veiligheid ("ISF") en het instrument voor grensbeheer en visa ("BMVI") , die functioneren binnen een gemeenschappelijk kader ("de Fondsen").

(4) Ter vereenvoudiging van de regels die van toepassing zijn op het EFRO en het Cohesiefonds voor de programmeringsperiode 2014-2020 moeten de toepasselijke regels voor beide fondsen worden vastgelegd in een enkele verordening.

(5) Horizontale beginselen zoals neergelegd in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie ("VEU") en in artikel 10 VWEU, met inbegrip van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zoals neergelegd in artikel 5 VEU, moeten worden geëerbiedigd bij de tenuitvoerlegging van het EFRO en het Cohesiefonds, met inachtneming van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De lidstaten moeten ook voldoen aan de verplichtingen van de het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, en toegankelijkheid garanderen in overeenstemming met artikel 9 en met de wetgeving van de Unie tot harmonisering van toegankelijkheidseisen voor producten en diensten. De lidstaten en de Commissie moeten gericht zijn op het opheffen van ongelijkheden en op het bevorderen van gelijkheid tussen mannen en vrouwen en de integratie van het genderperspectief, alsmede op de bestrijding van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. De Fondsen mogen geen maatregelen ondersteunen die bijdragen aan enige vorm van segregatie. De doelstellingen van de ESI-fondsen moeten worden nagestreefd in het kader van duurzame ontwikkeling en van de bevordering door de Unie van de in de artikelen 11 en 191, lid 1, VWEU verankerde doelstelling inzake behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, waarbij het beginsel 'de vervuiler betaalt' wordt toegepast. Om de integriteit van de interne markt, waarvoor de ondernemingen voldoen aan de regels voor staatssteun zoals vastgelegd in de artikelen 107 en 108 VWEU.

(6) Er is ook behoefte aan bepalingen voor het EFRO voor de doelstelling 'investeren in werkgelegenheid en groei' en de doelstelling 'Europese territoriale samenwerking' (Interreg) ("ETC/Interreg").

(7) Om de aard van de activiteiten die kunnen worden ondersteund door het EFRO en het Cohesiefonds te identificeren, moeten specifieke beleidsdoelstellingen voor het verlenen van steun uit die fondsen worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat zij bijdragen tot één of meer gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2018/xxx [nieuwe [nieuwe GB-verordening].

(8) In een wereld waarin alles steeds nauwer verweven is en in het licht van de demografische en migratiedynamieken, is het duidelijk dat het migratiebeleid van de Unie een gemeenschappelijke aanpak vergt, die is gebaseerd op de synergie en complementariteit van de verschillende financieringsinstrumenten. Om te zorgen voor een coherente, krachtige en consistente steun voor solidariteit en de verdeling van de inspanningen tussen de lidstaten bij het beheer van migratie, moet het EFRO steun verlenen om de duurzame integratie van migranten te vergemakkelijken.

(9) Om de inspanningen van de lidstaten en de regio’s bij het aangaan van nieuwe uitdagingen te ondersteunen en een hoog niveau van veiligheid voor de burgers en de voorkoming van radicalisering te garanderen, en tegelijkertijd van de synergieën en complementariteit met andere beleidsgebieden van de Unie te profiteren, moeten de investeringen uit het EFRO bijdragen tot de veiligheid in gebieden waar behoefte is aan veilige en beveiligde openbare ruimten en kritieke infrastructuur, zoals vervoer en energie.

(10) Bovendien moeten de investeringen uit het EFRO bijdragen aan de ontwikkeling van een uitgebreid snel digitaal infrastructuurnetwerk, en aan het bevorderen van schone en duurzame multimodale stedelijke mobiliteit.

(11) Als gevolg van het algemene doel van het Cohesiefonds zoals bepaald in het VWEU is het noodzakelijk de door het Cohesiefonds te ondersteunen specifieke doelstellingen te formuleren en te begrenzen.

(12) Ter verbetering van de algehele bestuurlijke capaciteit van instellingen en bestuur in de lidstaten die de programma’s in het kader van de doelstelling 'investeren in werkgelegenheid en groei' ten uitvoer brengen, moeten ondersteunende maatregelen worden toegestaan in het kader alle specifieke doelstellingen.

(13) Om samenwerkingsmaatregelen aan te moedigen en te stimuleren in het kader van de doelstelling 'investeren in werkgelegenheid en groei', is er behoefte aan het bevorderen van samenwerkingsmaatregelen met partners binnen een bepaalde lidstaat en tussen verschillende lidstaten in verband met steun uit hoofde van alle specifieke doelstellingen. Deze versterkte samenwerking vormt een aanvulling op de samenwerking in het kader van ETS/Interreg en moet in het bijzonder de samenwerking tussen gestructureerde partnerschappen ondersteunen, met het oog op de uitvoering van regionale strategieën, zoals bedoeld in de mededeling van de Commissie "Versterking van de innovatie in de Europese regio’s: strategieën voor veerkrachtige, inclusieve en duurzame groei" 17 . Daarom mogen partners uit alle regio’s in de Unie komen, maar het kan ook gaan om grensoverschrijdende regio’s en regio’s waarop al een macroregionale of zeebekkenstrategie, of een combinatie van beide van toepassing is.

(14) Om recht te doen aan het belang van de strijd tegen de klimaatverandering, in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties ten uitvoer te leggen, zullen de Fondsen bijdragen aan de integratie van klimaatactie en aan de verwezenlijking van een algemene doelstelling van 25 % van de EU-begroting in het kader van de klimaatdoelstellingen. Naar verwachting zal 30 % van de totale financiële middelen uit het EFRO worden besteed aan maatregelen in het kader van het EFRO voor klimaatdoelstellingen. Naar verwachting zal 37 % van de totale financiële middelen uit het Cohesiefonds worden besteed aan maatregelen in het kader van het Cohesiefonds voor klimaatdoelstellingen.

(15) Om het EFRO in staat te stellen steun te verlenen in het kader van ETS/Interreg in termen van investeringen in infrastructuur en de daarmee gepaard gaande investeringen, opleidingen en integratieactiviteiten, is het noodzakelijk te bepalen dat het EFRO ook steun kan verlenen voor activiteiten in het kader van de specifieke doelstellingen van het ESF +, dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2018/XXX van het Europees Parlement en de Raad [nieuwe ESF +] 18 .

(16) Om het gebruik van de beperkte middelen te concentreren op de meest efficiënte manier, moet de steun van het EFRO voor productieve investeringen in het kader van de relevante specifieke doelstelling worden beperkt tot uitsluitend micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie 19 , tenzij de investeringen samenwerking met kleine en middelgrote bedrijven aan onderzoeks- en innovatieactiviteiten betreffen.

(17) Het EFRO moet bijdragen aan het wegnemen van de belangrijkste regionale onevenwichtigheden in de Unie en het verminderen van de ongelijkheden tussen de ontwikkelingsniveaus van de verschillende regio’s en van de achterstand van de minst begunstigde regio’s, met inbegrip van de uitdagingen in verband met het koolstofarm maken van de energievoorziening. Steun van het EFRO in het kader van de doelstelling 'investeren in werkgelegenheid en groei' moet daarom worden toegespitst op de belangrijkste prioriteiten van de Unie, in overeenstemming met de beleidsdoelstellingen die zijn vastgesteld in Verordening (EU) 2018/xxx [nieuwe GB-verordening]. Daarom moet steun uit het EFRO worden gericht op de beleidsdoelstellingen 'een slimmer Europa door het bevorderen van innovatieve en slimme economische transformatie' en 'een groener, koolstofarm Europa door het bevorderen van schone en eerlijke energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, aanpassing aan de klimaatverandering en risicopreventie en beheer'. Deze thematische concentratie van de steun moet op nationaal niveau worden verwezenlijkt en tegelijkertijd flexibiliteit toelaten op het niveau van individuele programma’s en tussen de drie groepen lidstaten volgens het respectieve bruto nationaal inkomen. Bovendien moet de werkwijze voor de classificatie van lidstaten in detail worden uiteengezet, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van de ultraperifere regio’s.

(18) Teneinde de steun te concentreren op de belangrijkste prioriteiten van de Unie, is het ook passend dat de vereisten van thematische concentratie worden nageleefd tijdens de programmeringsperiode, met inbegrip van overdracht tussen zwaartepunten van een programma of tussen de programma’s onderling.

(19) Deze verordening moet de verschillende soorten activiteiten uiteenzetten, waarvan de kosten mogen worden gedragen door investeringen uit het EFRO en het Cohesiefonds, in het kader van hun respectieve doelstellingen zoals omschreven in het VWEU. Het Cohesiefonds moet ondersteuning kunnen bieden voor investeringen in het milieu en in TEN-V. Wat het EFRO betreft, moet de lijst van activiteiten worden vereenvoudigd en moet het EFRO ondersteuning kunnen bieden aan investeringen in infrastructuur, investeringen in verband met toegang tot diensten, productieve investeringen in kmo's, apparatuur, software en immateriële activa, en in maatregelen met betrekking tot informatie, communicatie, studies, netwerken, samenwerking, uitwisseling van ervaringen en activiteiten waarbij clusters zijn betrokken. Met het oog op ondersteuning van de uitvoering van het programma moeten beide fondsen ook activiteiten op het gebied van technische bijstand kunnen ondersteunen. Tot slot moet, om ondersteuning van een breder spectrum aan maatregelen voor Interreg-programma's mogelijk te maken, het toepassingsgebied worden vergroot, door deze uit te breiden tot een breed spectrum aan voorzieningen en personele middelen en kosten die verband houden met maatregelen die binnen de werkingssfeer van het ESF+ vallen.

(20) Projecten van het trans-Europese vervoersnetwerk in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1316/2013 blijven gefinancierd worden uit het Cohesiefonds via gedeeld beheer en de rechtstreekse uitvoeringswijze in het kader van de Connecting Europe Facility ("CEF").

(21) Tegelijkertijd moet worden verduidelijkt welke activiteiten buiten het toepassingsgebied van het EFRO en het Cohesiefonds blijven, met inbegrip van investeringen in de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen uit de activiteiten die zijn opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad 20 , teneinde overlapping te voorkomen van de beschikbare financiering die reeds bestaat op grond van die richtlijn. Bovendien moet uitdrukkelijk worden vermeld dat de overzeese landen en gebieden die zijn opgenomen in bijlage II bij het VWEU niet in aanmerking komen voor steun uit het EFRO en het Cohesiefonds.

(22) De lidstaten moeten de Commissie regelmatig informeren over de geboekte vooruitgang, met gebruikmaking van de gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren die zijn opgenomen in Bijlage I. Gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren kunnen waar nodig worden aangevuld door programmaspecifieke output- en resultaatindicatoren. De door de lidstaten verschafte informatie moet de basis zijn waarop de Commissie verslag moet uitbrengen over de voortgang in de richting van de verwezenlijking van specifieke doelstellingen over de gehele programmeringsperiode, hiertoe gebruikmakend van een kernreeks van indicatoren als vermeld in bijlage II.

(23) Krachtens de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 moeten de Fondsen worden geëvalueerd op basis van gegevens die uit hoofde van specifieke voorschriften voor monitoring worden verzameld, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften ook meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan gegevens over de effecten van de Fondsen in de praktijk worden verzameld.

(24) Om de bijdrage aan de territoriale ontwikkeling te maximaliseren, moeten maatregelen op dit gebied worden gebaseerd op geïntegreerde territoriale strategieën, waaronder in stedelijke gebieden. Daarom moet de EFRO-ondersteuning worden verleend op de wijze die is voorgeschreven in artikel 22 van Verordening (EU) 2018/xxxx [nieuwe GB-verordening], om ervoor te zorgen dat de lokale, regionale en stedelijke autoriteiten op een passende manier zijn betrokken.

(25) In het kader van de duurzame stedelijke ontwikkeling wordt het noodzakelijk geacht steun te verlenen aan geïntegreerde maatregelen om de economische, ecologische, klimatologische, demografische en sociale uitdagingen aan te pakken,waarmee stedelijke gebieden, inclusief functionele stedelijke gebieden, worden geconfronteerd, en moet ook rekening worden gehouden met de noodzaak om onderlinge banden tussen stedelijke en plattelandsgebieden te stimuleren. De beginselen voor de selectie van stedelijke gebieden waarin geïntegreerde maatregelen voor duurzame stedelijke ontwikkeling moeten worden uitgevoerd, en de indicatieve bedragen voor dergelijke maatregelen, moeten worden vastgesteld in de partnerschapsovereenkomst, met een minimum van 6 % van de EFRO-middelen die op nationaal niveau voor dat doeleinde zijn toegekend. Ook moet worden vastgesteld dat dit percentage wordt nageleefd tijdens de programmeringsperiode in het geval van overdracht tussen zwaartepunten van een programma of tussen programma’s onderling, onder meer bij de tussentijdse evaluatie.

(26) Om oplossingen te identificeren of aan te bieden teneinde problemen aan te pakken die verband houden met duurzame stedelijke ontwikkeling op het niveau van de Unie, moeten de Stedelijke Innovatieve Acties worden vervangen door een Stedelijk Europa-initiatief, dat onder direct of indirect beheer moet worden uitgevoerd. Dit initiatief moet alle stedelijke gebieden omvatten en de stedelijke agenda van de Unie ondersteunen 21 .

(27) Specifieke aandacht moet worden besteed aan de ultraperifere regio’s, met name door maatregelen vast te stellen uit hoofde van artikel 349 VWEU, dat voorziet in een extra toewijzing voor ultraperifere gebieden ter compensatie van de extra kosten die in deze gebieden ontstaan als gevolg van één of meer blijvende beperkingen als bedoeld in artikel 349 VWEU, met name de grote afstand, het insulaire karakter, de kleine oppervlakte, een moeilijk reliëf en klimaat, en de economische afhankelijkheid van slechts enkele producten, die blijvend zijn en een combinatie vormen die hun ontwikkeling ernstig belemmert. Deze toewijzing kan betrekking hebben op investeringen, exploitatiekosten en openbare- dienstverplichtingen die als doel hebben de extra kosten als gevolg van dergelijke beperkingen te compenseren. Exploitatiesteun kan dienen ter dekking van uitgaven voor goederenvervoerdiensten en starterssteun voor vervoersdiensten, alsook voor uitgaven voor acties die verband houden met opslagproblemen, overdimensionering en onderhoud van productiemiddelen, en gebrek aan menselijk kapitaal op de lokale arbeidsmarkt. Om de integriteit van de interne markt te beschermen, zoals het geval is voor alle acties die worden gecofinancierd door het EFRO en het Cohesiefonds, moet elke vorm van EFRO-ondersteuning ter financiering van de exploitatie- en investeringssteun in de ultraperifere gebieden voldoen aan de regels voor staatssteun zoals vastgelegd in de artikelen 107 en 108 VWEU.

(28) Om bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU worden gedelegeerd aan de Commissie, wat betreft het aanbrengen van aanpassingen, in gemotiveerde gevallen, van bijlage II, die een lijst bevat van indicatoren die als basis dienen om informatie te verstrekken aan het Europees Parlement en aan de Raad over de uitvoering van de programma’s. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden, onder meer op deskundigenniveau, passende raadplegingen verricht overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 22 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(29) Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de versterking van economische, sociale en territoriale cohesie door het ongedaan maken van de belangrijkste regionale onevenwichtigheden in de Unie, onvoldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, en die vanwege de grootte van de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's, de achterstand van de minst begunstigde regio's en de beperkte financiële middelen van de lidstaten en regio's, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel dat is vervat in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.