Overwegingen bij COM(2018)375 - Gemeenschappelijke bepalingen en financiële regels voor verschillende Europese fondsen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2018)375 - Gemeenschappelijke bepalingen en financiële regels voor verschillende Europese fondsen. |
---|---|
document | COM(2018)375 |
datum | 24 juni 2021 |
(2) Met het oog op een verdere ontwikkeling van de coördinatie en harmonisatie van de uitvoering van de EU-Fondsen onder gedeeld beheer, namelijk het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ("EFRO"), het Europees Sociaal Fonds Plus ("ESF+"), het Cohesiefonds, maatregelen gefinancierd onder gedeeld beheer in het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij ("EFMZV"), het Fonds voor asiel en migratie ("AMIF"), het Fonds voor interne veiligheid ("ISF") en het Instrument voor grensbeheer en visa ("BMVI") moeten financiële regels op basis van artikel 322 VWEU worden vastgesteld voor al deze Fondsen ("de Fondsen"), waarbij het toepassingsgebied van de verschillende bepalingen duidelijk wordt gespecificeerd. Voorts moeten gemeenschappelijke bepalingen op basis van artikel 177 VWEU worden vastgesteld met het oog op beleidsspecifieke regels voor het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het EFMZV.
(3) Wegens de specifieke kenmerken van elk Fonds moeten specifieke regels die gelden voor elk Fonds en voor de doelstelling Europese territoriale samenwerking (Interreg) in het kader van het EFRO worden vastgelegd in afzonderlijke verordeningen ("fondsspecifieke verordeningen") om de bepalingen van deze verordening aan te vullen.
(4) De ultraperifere gebieden en de noordelijke dunbevolkte regio's moeten in aanmerking komen voor specifieke maatregelen en extra financiering overeenkomstig artikel 349 van het VWEU en artikel 2 van Protocol nr. 6 bij de Toetredingsakte van 1994.
(5) Horizontale beginselen als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie ("VEU") en in artikel 10 VWEU, met inbegrip van de beginselen subsidiariteit en evenredigheid als bedoeld in artikel 5 van het VEU moeten worden nageleefd bij de uitvoering van de Fondsen, rekening houdend met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De lidstaten moeten ook voldoen aan de verplichtingen van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, en toegankelijkheid garanderen in overeenstemming met artikel 9 en met de wetgeving van de Unie tot harmonisering van toegankelijkheidseisen voor producten en diensten. Lidstaten en de Commissie moeten ernaar streven ongelijkheden op te heffen, de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen en het genderperspectief te integreren, alsmede discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische oorsprong, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden. De Fondsen mogen geen maatregelen ondersteunen die bijdragen aan enige vorm van segregatie. De doelstellingen van de Fondsen moeten worden nagestreefd in het kader van duurzame ontwikkeling en van de bevordering door de Unie van de in de artikelen 11 en 191, lid 1, VWEU verankerde doelstelling inzake behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, waarbij het beginsel 'de vervuiler betaalt' wordt toegepast. Om de integriteit van de interne markt te beschermen moeten concrete acties waarbij ondernemingen gebaat zijn, in overeenstemming zijn met de staatssteunregels van de Unie zoals bedoeld in de artikelen 107 en 108 van het VWEU.
(6) De horizontale regels die het Europees Parlement en de Raad op basis van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie hebben aangenomen, gelden ook voor deze verordening. Deze regels zijn vastgelegd in het Financieel Reglement en betreffen met name de procedure voor de vaststelling en uitvoering van de begroting door middel van subsidies, opdrachten, prijzen en uitvoering en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van de financiële spelers. De op basis van artikel 322 VWEU aangenomen regels betreffen ook de bescherming van de Uniebegroting in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat omdat de eerbiediging van de rechtsstaat van essentieel belang is voor een solide financieel beheer en een doeltreffende EU-financiering.
(7) Wanneer een termijn is vastgesteld waarbinnen de Commissie kan optreden ten aanzien van lidstaten, moet de Commissie tijdig en efficiënt rekening houden met alle noodzakelijke informatie en documenten. Wanneer de door de lidstaten meegedeelde gegevens onvolledig zijn of niet in overeenstemming zijn met de vereisten van deze verordening of fondsspecifieke verordeningen, waardoor de Commissie niet met kennis van zaken kan optreden, moet deze termijn worden opgeschort totdat de lidstaat in overeenstemming is met de regelgevingsvereisten.
(8) Om bij te dragen tot de prioriteiten van de Unie moeten de Fondsen hun steun toespitsen op een beperkt aantal beleidsdoelstellingen die in overeenstemming zijn met hun fondsspecifieke taken overeenkomstig hun in het Verdrag vastgelegde doelstellingen. De beleidsdoelstellingen voor het AMIF, het ISF en het BMVI moeten worden opgenomen in de desbetreffende fondsspecifieke verordeningen.
(9) Om recht te doen aan het belang van de strijd tegen de klimaatverandering, in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties ten uitvoer te leggen, zullen de Fondsen fonds bijdragen aan de integratie van klimaatactie en aan de verwezenlijking van een algemene doelstelling van 25 % van de EU-begroting in het kader van de klimaatdoelstellingen.
(10) Een deel van de begroting van de Unie die aan de Fondsen is toegewezen, moet door de Commissie worden uitgevoerd in gedeeld beheer met de lidstaten in de zin van Verordening (EU, Euratom) [nummer van het nieuwe Financieel Reglement] van het Europees Parlement en de Raad 12 ("het Financieel Reglement"). Bij de uitvoering van de Fondsen onder gedeeld beheer moeten de Commissie en de lidstaten derhalve de in het Financieel Reglement opgenomen beginselen in acht nemen, zoals goed financieel beheer, transparantie en non-discriminatie.
(11) Het principe van partnerschap is een essentieel kenmerk bij de uitvoering van de Fondsen, waarbij wordt voortgebouwd op de aanpak van meerlagig bestuur en wordt gezorgd voor de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en de sociale partners. Met het oog op continuïteit bij de organisatie van het partnerschap moet Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014 van de Commissie 13 van toepassing blijven.
(12) Op het niveau van de Unie is het Europees Semester Europees voor coördinatie van het economisch beleid het kader om nationale hervormingsprioriteiten vast te stellen en toezicht te houden op de uitvoering ervan. De lidstaten ontwikkelen hun eigen nationale meerjarige investeringsstrategieën ter ondersteuning van deze hervormingsprioriteiten. Deze strategieën moeten samen met de jaarlijkse nationale hervormingsprogramma's worden voorgesteld om een overzicht te bieden van en te zorgen voor de coördinatie van de prioritaire investeringsprojecten die met nationale middelen en EU-middelen moeten worden ondersteund. Voorts kan met deze strategieën de EU-financiering op een samenhangende wijze worden gebruikt en kan de toegevoegde waarde van de met name van de Fondsen, de Stabilisatiefunctie voor Europese investeringen en InvestEU te ontvangen financiële steun worden gemaximaliseerd.
(13) De lidstaten moeten bepalen op welke wijze bij het opstellen van de programmeringsdocumenten rekening wordt gehouden met de relevante landspecifieke aanbevelingen die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 121, lid 2, VWEU en de relevante aanbevelingen van de Raad die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 148, lid 4, VWEU (hierna 'de landspecifieke aanbevelingen' genoemd). Tijdens de programmeringsperiode 2021-2027 (hierna 'programmeringsperiode' genoemd) moeten de lidstaten op gezette tijden het toezichtcomité en de Commissie in kennis stellen van de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de programma's ter ondersteuning van de landspecifieke aanbevelingen. Tijdens een tussentijdse evaluatie moeten de lidstaten onder meer nagaan of programmawijzigingen noodzakelijk zijn om rekening te houden met de relevante landspecifieke aanbevelingen die sinds de start van de programmeringsperiode zijn vastgesteld of gewijzigd.
(14) Lidstaten moeten rekening houden met de inhoud van de ontwerpen van hun nationale energie- en klimaatplannen die moeten worden ontwikkeld in het kader van de Verordening betreffende de governance van de energie-unie 14 en met de resultaten van het proces dat moet leiden tot de aanbevelingen van de Unie met betrekking tot deze plannen, zowel voor hun programma's als voor de financiële behoeften die worden toegewezen aan koolstofarme investeringen.
(15) De door elke lidstaat opgestelde partnerschapovereenkomst moet een strategisch document zijn dat dient als richtsnoer bij de onderhandelingen tussen de Commissie en de desbetreffende lidstaat over het ontwerp van programma's. Om de administratieve last te verminderen, zou het niet nodig moeten zijn om de partnerschapsovereenkomsten tijdens de programmeringsperiode te wijzigen. Om de programmering te vergemakkelijken en overlappende inhoud in programmeringsdocumenten te voorkomen, kunnen de partnerschapsprogramma's worden opgenomen als onderdeel van een programma.
(16) Elke lidstaat moet over de flexibiliteit beschikken om bij te dragen tot InvestEU voor de voorziening van budgettaire garanties voor investeringen in deze lidstaat.
(17) Om te zorgen voor de noodzakelijke precondities voor een doeltreffend en efficiënt gebruik van de door de Fondsen verleende steun van de Unie, moet een beperkte lijst van randvoorwaarden alsook een beknopte en exhaustieve reeks van objectieve criteria voor de beoordeling ervan worden opgesteld. Elke randvoorwaarde moet aan een specifieke doelstelling worden gekoppeld en moet automatisch kunnen worden toegepast wanneer de specifieke doelstelling voor steun wordt geselecteerd. Wanneer niet aan deze voorwaarden is voldaan, kunnen uitgaven die verband houden met concrete acties onder de desbetreffende specifieke doelstellingen niet worden opgenomen in de betaalaanvragen. Om een gunstig investeringskader te handhaven, moet op gezette tijden worden nagegaan of nog steeds is voldaan aan de randvoorwaarden. Het is ook belangrijk dat de voor steun geselecteerde acties worden uitgevoerd in overeenstemming met de bestaande strategieën en planningdocumenten die aan de basis liggen van de randvoorwaarden waaraan is voldaan. Hierdoor wordt ervoor gezorgd dat alle medegefinancierde concrete acties in overeenstemming zijn met het beleidskader van de Unie.
(18) De lidstaten moeten een prestatiekader vaststellen voor elk programma dat betrekking heeft op alle indicatoren, mijlpalen en doelstellingen met het oog op de monitoring, rapportage en evaluatie van de programmaprestaties.
(19) De lidstaat moet een tussentijdse evaluatie uitvoeren van elk programma dat door het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds wordt ondersteund. In deze evaluatie moet een volwaardige aanpassing van de programma's zijn opgenomen die gebaseerd is op de programmaprestaties, waarbij ook wordt voorzien in de mogelijkheid om rekening te houden met nieuwe uitdagingen en de in 2024 gedane landspecifieke aanbevelingen. Daarnaast moet de Commissie in 2024 samen met de technische aanpassing voor het jaar 2025 een herziening uitvoeren van de totale toewijzingen die elke lidstaat in het kader van de doelstelling 'investeren in groei en werkgelegenheid' van het cohesiebeleid voor de jaren 2025, 2026 en 2027 heeft verricht, met toepassing van de toewijzingsmethode in de desbetreffende basishandeling. Deze herziening moet samen met de resultaten van de tussentijdse evaluatie resulteren in aanpassingen van het programma, waarbij de financiële toewijzingen voor de jaren 2025, 2026 en 2027 worden gewijzigd.
(20) Mechanismen die het financieringsbeleid van de Unie moeten koppelen aan het economisch bestuur van de Unie moeten verder worden verfijnd, waarbij de Commissie aan de Raad een voorstel kan doen om alle of een deel van de vastleggingen voor een of meer programma's van de desbetreffende lidstaten te schorsen wanneer deze lidstaat geen doeltreffende actie in het kader van het economisch bestuur onderneemt. Om te zorgen voor een uniforme uitvoering en met het oog op het belang van de financiële gevolgen van de voorgestelde maatregelen, dienen uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad te worden verleend, die moet handelen op basis van een voorstel van de Commissie. Om de vaststelling van besluiten te vergemakkelijken die nodig zijn om een doeltreffend optreden in het kader van het economisch bestuur te garanderen, moet gebruik worden gemaakt van stemming bij omgekeerde gekwalificeerde meerderheid.
(21) Het is noodzakelijk om gemeenschappelijke vereisten vast te stellen met betrekking tot de inhoud van de programma's rekening houdende met de specifieke aard van elk Fonds. Deze gemeenschappelijke vereisten kunnen worden aangevuld met fondsspecifieke regels. In Verordening (EU) [XXX] van het Europees Parlement en de Raad 15 (ETS-Verordening) moeten de specifieke bepalingen worden opgenomen met betrekking tot de inhoud van de programma's in het kader van de doelstelling Europese territoriale samenwerking (Interreg).
(22) Met het oog op flexibiliteit in de uitvoering van het programma en een vermindering van de administratieve lasten, moeten beperkte financiële overdrachten mogelijk zijn tussen prioriteiten van hetzelfde programma zonder dat een besluit van de Commissie tot wijziging van het programma vereist is. De herziene financiële tabellen moeten bij de Commissie worden ingediend om te zorgen voor geactualiseerde informatie over de financiële toewijzingen voor elke prioriteit.
(23) Om de geïntegreerde aanpak voor territoriale ontwikkeling te versterken, moeten investeringen in de vorm van territoriale instrumenten zoals geïntegreerde territoriale investeringen ("ITI"), vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling ("CLLD") of elk ander territoriaal instrument onder de beleidsdoelstelling 'Een Europa dat dichter bij de burger staat' ter ondersteuning van door de lidstaten ontworpen initiatieven voor investeringen die voor het EFRO zijn gebaseerd op territoriale en lokale ontwikkelingsstrategieën. Voor de doelstellingen van de ITI's en door de lidstaten ontworpen territoriale instrumenten moeten minimumvereisten worden vastgesteld voor de inhoud van de territoriale strategieën. Deze territoriale strategieën moeten worden ontwikkeld en goedgekeurd onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende autoriteiten of instanties. Met het oog op de betrokkenheid van de desbetreffende autoriteiten of instanties bij de uitvoering van de territoriale strategieën, moeten deze autoriteiten of organen verantwoordelijk zijn voor selectie van de te ondersteunen concrete acties of betrokken zijn bij deze selectie.
(24) Om het potentieel op lokaal niveau beter te mobiliseren, is het noodzakelijk de CLLD te versterken en te bevorderen. Hierbij moet rekening worden gehouden met de lokale behoeften en mogelijkheden, alsook met de relevante sociaal-culturele kenmerken, en moet voorzien worden in structurele veranderingen, waarbij de lokale capaciteiten worden opgebouwd en innovatie wordt bevorderd. De nauwe samenwerking en het geïntegreerd gebruik van de Fondsen om lokale ontwikkelingsstrategieën tot stand te brengen, moeten worden versterkt. Het is van wezenlijk belang dat lokale actiegroepen die de belangen van de gemeenschap vertegenwoordigen verantwoordelijk zijn voor het ontwerp en de uitvoering van CLLD-strategieën. Om de gecoördineerde steun van verschillende Fondsen aan de CLLD-strategieën te bevorderen en hun uitvoering te vergemakkelijken, moet het gebruik van een aanpak via een 'hoofdfonds' worden bevorderd.
(25) Om de administratieve last te beperken, moet technische bijstand op initiatief van de lidstaat tot stand komen door middel van een vast percentage op basis van de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van het programma. De technische bijstand kan worden aangevuld met gerichte maatregelen voor de opbouw van bestuurlijke capaciteit waarbij terugbetalingsmethoden worden gebruikt die niet gekoppeld zijn aan kosten. Over acties en resultaten alsook de overeenkomstige betalingen van de Unie kan overeenstemming worden bereikt in een stappenplan, hetgeen kan resulteren in betalingen voor het behalen van concrete resultaten.
(26) Het is wenselijk te verduidelijken dat wanneer een lidstaat aan de Commissie voorstelt dat een prioriteit van een programma of een deel daarvan wordt ondersteund door een financieringsregeling die niet gekoppeld is aan kosten, de overeengekomen acties, resultaten en voorwaarden betrekking moeten hebben op concrete investeringen in het kader van programma's onder gedeeld beheer in die lidstaat of regio.
(27) Om de prestaties van de programma's te onderzoeken, moet de lidstaat toezichtcomités oprichten. Voor het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds moeten de jaarlijkse uitvoeringsverslagen worden vervangen door een jaarlijkse gestructureerde beleidsdialoog op basis van meest recente informatie en gegevens over de uitvoering van het programma die door de lidstaat beschikbaar zijn gesteld.
(28) Krachtens de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 16 moeten de Fondsen worden geëvalueerd op basis van gegevens die uit hoofde van specifieke voorschriften voor monitoring worden verzameld, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften ook meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan gegevens over de effecten van de fondsen in de praktijk worden verzameld.
(29) Om de beschikbaarheid te waarborgen van uitvoerige en bijgewerkte informatie over de uitvoering van het programma, is meer frequente digitale rapportering over de kwantitatieve data vereist.
(30) Om de voorbereiding van gerelateerde programma's en activiteiten van de volgende programmeringsperiode te ondersteunen, moet de Commissie een tussentijdse evaluatie van de Fondsen uitvoeren. Op het einde van de programmeringsperiode moet de Commissie evaluaties achteraf uitvoeren van de Fondsen, die moeten toegespitst zijn op de effecten van de Fondsen.
(31) Programma-autoriteiten, begunstigden en belanghebbenden in de lidstaten moeten meer bekendheid geven aan de verwezenlijkingen waaraan de Unie financieel heeft bijgedragen en het publiek hieromtrent informeren. Activiteiten op het vlak van transparantie, communicatie en zichtbaarheid zijn essentieel om ervoor te zorgen dat het optreden van de Unie in de praktijk zichtbaar is en moeten gebaseerd zijn op ware, accurate en geactualiseerde gegevens. Om ervoor te zorgen dat deze vereisten afdwingbaar zijn, moeten de programma-autoriteiten en de Commissie in staat zijn corrigerende maatregelen te nemen bij niet-naleving.
(32) De beheersautoriteiten moeten gestructureerde informatie bekendmaken over geselecteerde concrete acties en begunstigden op de website van het programma waarmee de concrete actie wordt ondersteund, waarbij rekening wordt gehouden met de vereisten op het vlak van de bescherming van persoonsgegevens, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 17 .
(33) Om het gebruik van de Fondsen te vereenvoudigen en het risico op fouten te verkleinen, is het aangewezen zowel de vormen van bijdragen van de Unie aan de lidstaten als de vormen van steun die door de lidstaten aan de begunstigden worden verstrekt, te definiëren.
(34) Wat betreft de aan begunstigden verleende subsidies, moeten lidstaten steeds vaker gebruik maken van vereenvoudigde kostenopties. De drempel voor het verplichte gebruik van vereenvoudigde kostenopties moet worden gekoppeld aan de totale kosten van de concrete actie om ervoor te zorgen dat alle concrete acties onder de drempelwaarde op dezelfde wijze worden behandeld, ongeacht of het gaat om publieke of particuliere steun.
(35) Met het oog op de onmiddellijke uitvoering van forfaitaire financiering moet elk vast percentage dat door lidstaten in de periode 2014-2020 is vastgesteld, verder worden toegepast voor soortgelijke concrete acties die in het kader van deze verordening worden ondersteund zonder dat een nieuwe berekeningsmethode is vereist.
(36) Om de benutting van medegefinancierde milieu-investeringen te optimaliseren, moet worden gezorgd voor synergieën met het LIFE-programma voor het milieu en klimaatactie, in het bijzonder door strategische, geïntegreerde projecten van LIFE en strategische natuurprojecten.
(37) Om rechtszekerheid te bieden is het aangewezen om de subsidiabiliteitsperiode voor uitgaven of kosten die verband houden met concrete acties die in het kader van deze verordening door de Fondsen worden ondersteund te specificeren en de steun voor voltooide concrete acties te beperken. De datum waarop de uitgaven in aanmerking komen voor steun van de Fondsen in geval van goedkeuring van nieuwe programma's of wijzigingen in de programma's moet ook worden verduidelijkt, met inbegrip van de uitzonderlijke mogelijkheid om de subsidiabiliteitsperiode te verlengen tot de aanvang van een natuurramp indien er dringend middelen moeten worden gemobiliseerd om het hoofd te bieden aan een dergelijke ramp.
(38) Om ervoor te zorgen dat de Fondsen een doeltreffend, billijk en duurzaam effect sorteren, zijn bepalingen nodig die het duurzame karakter van investeringen in infrastructuur of productieve investeringen garanderen, en voorkomen dat de Fondsen worden gebruikt om een onrechtmatig voordeel te behalen. De beheersautoriteiten moeten in het bijzonder erop letten om geen verplaatsing te ondersteunen bij de selectie van concrete acties en om bedragen die ten onrechte zijn betaald aan concrete acties zonder te voldoen aan de duurzaamheidsvereiste als onregelmatigheden te behandelen.
(39) Ter verbetering van de complementariteit en ter vereenvoudiging van de implementatie moet het mogelijk zijn de steun uit het Cohesiefonds en het EFRO met steun uit het ESF+ te combineren in gemeenschappelijke programma's in het kader van de doelstelling 'investeren in groei en werkgelegenheid'.
(40) Teneinde de toegevoegde waarde van gedeeltelijk of geheel via de begroting van de Unie gefinancierde investeringen te optimaliseren, moet worden gezorgd naar synergieën, in het bijzonder tussen de Fondsen en direct beheerde instrumenten, met inbegrip van het hervormingsinstrument. Deze synergieën moeten tot stand komen door middel van belangrijke mechanismen, met name de erkenning van vaste tarieven voor subsidiabele kosten van Horizon Europa voor een soortgelijke concrete actie en de mogelijkheid financiering uit verschillende Unie-instrumenten in dezelfde concrete actie te combineren en daarbij dubbele financiering te vermijden. In deze verordening moeten derhalve regels worden opgenomen voor de aanvullende financiering van de Fondsen.
(41) Financiële instrumenten mogen niet worden gebruikt ter ondersteuning van herfinancieringstransacties, zoals het vervangen van bestaande leningovereenkomsten of andere vormen van financiering voor investeringen die reeds fysiek voltooid zijn of volledig zijn uitgevoerd op de datum van het investeringsbesluit, maar wel om elke vorm van nieuwe investeringen te ondersteunen overeenkomstig de onderliggende beleidsdoelstellingen.
(42) Daarom moet het besluit steunmaatregelen door middel van financieringsinstrumenten te financieren, worden genomen op basis van een ex-antebeoordeling. In deze verordening moeten de minimale verplichte elementen van de ex-antebeoordelingen worden vastgesteld. Voorts moet de verordening ervoor zorgen dat lidstaten gebruik kunnen maken van de voor de periode 2014-2020 uitgevoerde ex-antebeoordelingen, waar nodig geactualiseerd, om administratieve lasten en vertraging bij de oprichting van financiële instrumenten te voorkomen.
(43) Om de uitvoering van bepaalde vormen van financiële instrumenten te bevorderen waarbij aanvullende subsidiëring wordt beoogd, is het mogelijk om de regels met betrekking tot financiële instrumenten op een dergelijke combinatie toe te passen in concrete actie in één enkel financieringsinstrument. In deze gevallen moeten specifieke voorwaarden worden vastgesteld om dubbele financiering te voorkomen.
(44) Met volledige inachtneming van de toepasselijke regels inzake staatssteun en openbare aanbestedingen, die reeds verduidelijkt werden tijdens de programmeringsperiode 2014-2020, moeten de beheersautoriteiten kunnen beslissen over de meeste geschikte uitvoeringsopties voor financiële instrumenten om de specifieke behoeften van de doelregio's aan te pakken.
(45) Uit hoofde van het beginsel en de regels van gedeeld beheer zijn de lidstaten en de Commissie verantwoordelijk voor het beheer en de controle van programma's en moeten zij garanderen dat er een legaal en regelmatig gebruik van de Fondsen wordt gemaakt Aangezien de verantwoordelijkheid voor beheer en controle in eerste instantie bij de lidstaten ligt en zij ervoor moeten zorgen dat concrete acties die door de Fondsen worden ondersteund in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht, moeten hun verplichtingen op dit vlak worden gespecificeerd. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Commissie in dit kader moeten ook worden vastgelegd.
(46) Om de aanvang van de uitvoering van het programma te versnellen, moet de doorrol van de uitvoeringsregelingen van de vorige programmeringsperiode worden bevorderd. Het gebruik van het reeds voor de vorige programmeringsperiode ontwikkelde computersysteem moet - waar nodig, aangepast - gehandhaafd blijven, tenzij een nieuwe technologie noodzakelijk is.
(47) Om de functies in het kader van programmabeheer te stroomlijnen, moet de integratie van boekhoudfuncties met die van de beheersautoriteit worden gehandhaafd voor de programma's die door het AMIF, het ISF en het BMVI worden ondersteund en moet dit een optie zijn voor de andere Fondsen.
(48) Aangezien de beheersautoriteit de hoofdverantwoordelijkheid draagt voor de doeltreffende en doelmatige uitvoering van de Fondsen en aldus een groot aantal functies vervult, moeten de functies van de beheersautoriteit met betrekking tot de selectie van projecten, programmabeheer en steun voor het toezichtcomité in detail worden uiteengezet. De geselecteerde concrete acties moeten in overeenstemming zijn met de horizontale beginselen.
(49) Om de synergieën tussen de Fondsen en direct beheerde instrumenten te optimaliseren, moet het verstrekken van steun voor concrete acties die reeds een excellentiekeur hebben ontvangen, worden bevorderd.
(50) Om te zorgen voor een passend evenwicht tussen de doeltreffende en doelmatige uitvoering van de Fondsen en de hieraan gerelateerde administratieve kosten en lasten, moeten de frequentie, reikwijdte en dekking van beheersverificaties gebaseerd zijn op een risicobeoordeling die rekening houdt met factoren zoals het soort uitgevoerde concrete acties, de begunstigden en het door vorige beheersverificaties en audits vastgestelde risiconiveau.
(51) De auditautoriteit moet audits uitvoeren en ervoor zorgen dat het aan de Commissie verstrekte auditadvies betrouwbaar is. Dit auditadvies moet de Commissie zekerheid verschaffen omtrent drie punten, namelijk de wettigheid en regelmatigheid van de gedeclareerde uitgaven, het daadwerkelijke functioneren van het beheers- en controlesystemen en de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de rekeningen.
(52) Het moet mogelijk zijn de verificaties en auditvereisten te verminderen wanneer de zekerheid bestaat dat het programma voor laatste twee opeenvolgende jaren afdoende gefunctioneerd heeft, aangezien dit aantoont dat de Fondsen gedurende langere tijd doeltreffend en efficiënt worden uitgevoerd.
(53) Om de administratieve last voor de begunstigden en de administratieve kosten te beperken, moet de concrete toepassing van het beginsel van één enkele audit voor de Fondsen worden gespecificeerd.
(54) Met het oog op een verbetering van het financieel beheer, moet worden voorzien in vereenvoudigde voorfinancieringsregeling. De voorfinancieringsregeling moet ervoor zorgen dat een lidstaat over de middelen beschikt om begunstigden al vanaf het begin van de uitvoering van het programma steun te verlenen.
(55) Om de administratieve last voor de lidstaten en voor de Commissie te verminderen, moet een verplicht schema van betalingsaanvragen op kwartaalbasis worden vastgesteld. Betalingen door de Commissie moeten nog steeds onderworpen blijven aan een inhouding van 10 % tot de betaling van het jaarlijkse saldo van de rekeningen, wanneer de Commissie in staat is te concluderen dat de rekeningen volledig, nauwkeurig en waarachtig zijn.
(56) Om de administratieve lasten te verminderen, moet de procedure voor jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen worden vereenvoudigd door te voorzien in eenvoudigere voorschriften voor betalingen en terugvorderingen, indien er geen verschil van mening is tussen de Commissie en de lidstaat.
(57) Om de financiële belangen en de begroting van de Unie te vrijwaren, moeten evenredige maatregelen worden vastgesteld en uitgevoerd op het niveau van de lidstaten en de Commissie. De Commissie moet betalingstermijnen kunnen onderbreken, tussentijdse betalingen schorsen en financiële correcties toepassen wanneer de desbetreffende voorwaarden zijn vervuld. De Commissie moet het beginsel van evenredigheid in acht nemen door rekening te houden met de aard, de ernst en de frequentie van de onregelmatigheden en hun financiële gevolgen voor de begroting van de Unie.
(58) Ook moeten de lidstaten het nodige doen om onregelmatigheden met inbegrip van fraude door begunstigden te voorkomen, op te sporen en doeltreffend aan te pakken. Voorts kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 18 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2988/95 19 en nr. 2185/96 20 administratieve onderzoeken uitvoeren, met inbegrip van controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of enige andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 21 kan het Europees Openbaar Ministerie fraude en andere strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden, onderzoeken en vervolgens zoals bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371 22 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt. Lidstaten moeten de noodzakelijke maatregelen nemen opdat elke persoon of entiteit die middelen van de Unie ontvangt, ten volle meewerkt aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verleent aan de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en de Europese Rekenkamer en ervoor zorgt dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen. Lidstaten moet bij de Commissie verslag uitbrengen over de geconstateerde onregelmatigheden, met inbegrip van fraude, alsook over de follow-up die zij hieraan hebben gegeven en over de follow-up van de OLAF-onderzoeken.
(59) Om financiële discipline te bevorderen moeten regelingen voor de vrijmaking van budgettaire vastleggingen op programmaniveau worden vastgesteld.
(60) Ter bevordering van de doelstellingen van het VWEU inzake economische, sociale en territoriale cohesie moeten in het kader van de doelstelling 'investeren in groei en werkgelegenheid' alle regio's worden ondersteund. Om evenwichtige, geleidelijke steun te verlenen op basis van het niveau van economische en sociale ontwikkeling moeten de middelen voor dat doel worden toegewezen uit het EFRO en het ESF+ op basis van een verdeelsleutel die grotendeels is gebaseerd op het bbp per hoofd van de bevolking. Lidstaten waarvan het bruto nationaal inkomen (bni) per inwoner minder dan 90 % van het gemiddelde voor de Unie bedraagt, moeten steun krijgen in het kader van de doelstelling 'investeren in groei en werkgelegenheid' van het Cohesiefonds.
(61) Er moeten objectieve criteria worden vastgesteld om te bepalen welke regio's en gebieden voor steun uit de Fondsen in aanmerking komen. Daartoe moet de identificatie van de regio's en gebieden op Unieniveau worden gebaseerd op het gemeenschappelijke classificatiesysteem voor de regio's in Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad 23 , gewijzigd door Verordening (EG) nr. 868/2014 van de Commissie 24 .
(62) Met het oog op de vaststelling van een passend financieel kader voor het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds moet de Commissie de jaarlijkse verdeling van de beschikbare toewijzingen per lidstaat in het kader van de doelstelling 'investeren in groei en werkgelegenheid' vaststellen samen de lijst van de subsidiabele regio's en de toewijzingen voor de doelstelling Europese territoriale samenwerking (Interreg). Rekening houdende met het feit dat de nationale toewijzingen van lidstaten moeten worden vastgesteld op basis in 2018 beschikbare statistische gegevens en prognoses en gezien de onzekerheden rond de prognoses moet de Commissie de totale toewijzingen van alle lidstaten in 2024 herzien op basis van meest recente statistieken die op dat moment beschikbaar zijn en als het gecumuleerde verschil meer bedraagt dan +/-5 %, moeten de toewijzingen voor de jaren 2025 tot 2027 worden aangepast om ervoor te zorgen dat de resultaten van de tussentijdse evaluatie en de technische aanpassing worden weerspiegeld in de programmawijzigingen die dan tot stand komen.
(63) Projecten met betrekking tot de trans-Europese vervoersnetwerken zullen overeenkomstig Verordening (EU) [nieuwe CEF-verordening] 25 ook in het vervolg uit het Cohesiefonds worden gefinancierd, zowel via gedeeld beheer als via de modaliteit voor directe uitvoering in het kader van de Connecting Europe Facility ("CEF"). Voortbouwend op de succesvolle benadering van de programmeringsperiode 2014-2020 moet met het oog hierop een bedrag van 10 000 000 000 EUR van het Cohesiefonds worden overgedragen naar het CEF.
(64) Een zekere hoeveelheid middelen uit het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds moet aan het Stedelijk Europa"-initiatief worden toegewezen, dat door de Commissie via direct of indirect beheer moet worden uitgevoerd.
(65) Om een passende toewijzing aan elke regiocategorie te waarborgen, mogen in beginsel de totale toewijzingen aan een lidstaat voor minder ontwikkelde regio's, overgangsregio's en meer ontwikkelde regio's niet overdraagbaar zijn tussen de categorieën. Om rekening te houden met de behoeften van een lidstaat om specifieke problemen aan te pakken, moet een lidstaat evenwel kunnen verzoeken om een overdracht van zijn toewijzingen voor meer ontwikkelde regio's of overgangsregio's naar minder ontwikkelde regio's en moet hij deze keuze motiveren. Om te zorgen voor voldoende financiële middelen voor minder ontwikkelde regio's, moet een maximum worden vastgesteld voor overdrachten naar meer ontwikkelde regio's of overgangsregio's. Overdraagbaarheid van middelen tussen doelstellingen is niet mogelijk.
(66) In de context van de unieke en specifieke omstandigheden op het eiland Ierland en met het oog op de ondersteuning van de Noord-Zuid-samenwerking in het kader van het Goede Vrijdagakkoord, moet een nieuw grensoverschrijdende Peace-Plus-programma worden voortgezet en voortbouwen op de werkzaamheden van de eerdere programma's Peace and INTERREG in de aangrenzende graafschappen van Ierland en Noord-Ierland. Rekening houdende met het praktische belang ervan, moet dit programma worden ondersteund met een specifieke toewijzing voor verdere steun aan acties op het gebied van vrede en verzoening, waarbij een passend percentage van de Ierse toewijzing in het kader van de doelstelling Europese territoriale samenwerking ook aan het programma moet worden toegewezen.
(67) De maximale medefinancieringspercentages op het vlak van het cohesiebeleid moeten per regiocategorie worden vastgesteld teneinde ervoor te zorgen dat het beginsel van medefinanciering door middel van een passend niveau van publieke of private nationale steunverlening in acht wordt genomen. Deze percentages moet een weerspiegeling zijn van het niveau van economische ontwikkeling van regio's op het vlak van bbp per hoofd van de bevolking ten opzichte van het gemiddelde van de EU-27.
(68) Om bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening te kunnen aanvullen of wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de wijziging van de elementen die in bepaalde bijlagen bij deze verordening zijn vastgesteld, d.w.z. voor de dimensies en codes voor de interventietypes, de modellen voor de partnerschapsovereenkomsten en programma’s, de modellen voor de overdracht van gegevens, het gebruik van het embleem van de Unie, de elementen van de financieringsovereenkomsten en strategiedocumenten, het controlespoor, de systemen voor elektronische gegevensuitwisseling, de modellen voor de beschrijving van het beheers- en controlesysteem, de beheersverklaring, de auditverklaring, het jaarlijkse controleverslag, de auditstrategie, de betalingsaanvragen, de rekeningen en de vaststelling van het niveau van de financiële correcties.
(69) Voorst moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden overgedragen met betrekking tot de vaststelling van de criteria voor het bepalen van de onregelmatigheden die moeten worden gemeld, de vaststelling van eenheidskosten, vaste bedragen, vaste percentages en financiering die geen verband houd met kosten die van toepassing zijn op alle lidstaten alsook de vaststelling van gestandaardiseerde vlot inzetbare steekproefmethoden.
(70) Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden de nodige raadplegingen houdt, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen geschieden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(71) Om eenvormige voorwaarden voor de vaststelling van partnerschapsovereenkomsten, de vaststelling of wijziging van programma's alsook de toepassing van financiële correcties te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. De uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot het model voor het melden van onregelmatigheden, de digitale data die moeten worden geregistreerd en opgeslagen en voor het model voor het eindverslag over de prestaties moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 26 . Hoewel deze handelingen van algemene aard zijn, moet de raadplegingsprocedure worden toegepast, aangezien deze alleen de technische aspecten, formulieren en modellen betreffen. De uitvoeringsbesluiten met betrekking tot de vaststelling van de verdeling van de financiële toewijzingen voor het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds moeten worden vastgesteld zonder comitéprocedure, aangezien zij de loutere weerspiegeling zijn van de toepassing van de vooraf vastgestelde berekeningsmethode.
(72) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en Raad 27 of elke andere handeling die van toepassing is op de programmeringsperiode 2014-2020 moet van toepassing blijven op de programma's en concrete acties die door de Fondsen zijn ondersteund in de programmeringsperiode 2014-2020. Aangezien de uitvoeringsperiode van Verordening (EU) nr. 1303/2013 zich naar verwachting over de programmeringsperiode die door deze verordening wordt bestreken, zal uitstrekken en om de continuïteit van de uitvoering van bepaalde concrete acties die door deze verordening zijn goedgekeurd, te garanderen, moeten faseringsbepalingen worden vastgesteld. Elke afzonderlijke fase van de gefaseerde concrete actie, die hetzelfde algemene doel dient, moet overeenkomstig de regels van de programmeringsperiode in het kader waarvan het financiering ontvangt, worden uitgevoerd.
(73) De doelstellingen van deze verordening, namelijk het versterken van de economische, sociale en territoriale samenhang en het vaststellen van gemeenschappelijke financiële regels voor het deel van de begroting van de Unie dat in het kader van gedeeld beheer wordt uitgevoerd, kan vanwege enerzijds de mate van ongelijkheid tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's, de achterstand van de minst begunstigde regio's en de beperktheid van de financiële middelen van de lidstaten en de regio's, en anderzijds wegens de noodzaak voor een samenhangend uitvoeringskader dat betrekking heeft op verscheidene fondsen van de Unie onder gedeeld beheer, niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. Aangezien deze doelstellingen beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 VEU maatregelen nemen. In overeenstemming met het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(74) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.