Overwegingen bij COM(2021)391 - Europese groene obligaties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2021)391 - Europese groene obligaties.
document COM(2021)391 NLEN
datum 22 november 2023
 
(1) De transitie naar een koolstofarme, duurzamere, zuinigere, circulaire en eerlijke economie is cruciaal om het concurrentievermogen van de economie van de Unie op lange termijn en het welzijn van haar bevolking te waarborgen. In 2016 heeft de Unie de Overeenkomst van Parijs 31 gesloten. In artikel 2, lid 1, punt c), van de Overeenkomst van Parijs wordt als doel gesteld de reactie op de dreiging van klimaatverandering te versterken, onder meer door geldstromen in lijn te brengen met een traject naar broeikasgasarme emissies en klimaatbestendige ontwikkeling.

(2) Het investeringsplan voor de Europese Green Deal van 14 januari 2020 32 stelt de invoering voor van een norm voor ecologisch duurzame obligaties waardoor duurzame investeringskansen verder toenemen en duurzame investeringen gemakkelijker te herkennen zijn via een duidelijk label. In zijn conclusies van december 2020 nodigde de Europese Raad de Europese Commissie uit om een wetgevingsvoorstel voor een standaard voor groene obligaties in te dienen 33 .

(3) Ecologisch duurzame obligaties zijn een van de belangrijkste instrumenten voor het financieren van investeringen betreffende koolstofarme technologieën, energie en grondstoffenefficiëntie, alsmede duurzame vervoersinfrastructuur en onderzoeksinfrastructuur. Financiële of niet-financiële ondernemingen of overheden kunnen dergelijke obligaties uitgeven. Verschillende initiatieven voor ecologisch duurzame obligaties leiden niet tot gemeenschappelijke definities van ecologisch duurzame economische activiteiten. Zo kunnen beleggers niet makkelijk nagaan van welke obligaties de opbrengsten stroken met of bijdragen tot milieudoelstellingen zoals vastgelegd in de Overeenkomst van Parijs.

(4) Uiteenlopende regels over de openbaarmaking van informatie, over transparantie en verantwoordingsplicht van externe toetsingsinstanties die ecologisch duurzame obligaties toetsen, en over de criteria voor in aanmerking komende ecologisch duurzame projecten, belemmeren het vermogen van beleggers om ecologisch duurzame obligaties te identificeren, te vertrouwen en te vergelijken, en het vermogen van uitgevende instellingen om ecologisch duurzame obligaties te gebruiken om hun activiteiten om te zetten naar meer ecologisch duurzame bedrijfsmodellen.

(5) Om te zorgen voor afstemming op de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, en gezien de bestaande verschillen en het ontbreken van gemeenschappelijke regels, is het waarschijnlijk dat de lidstaten uiteenlopende maatregelen en benaderingen zullen goedkeuren, die een rechtstreeks negatief effect zullen hebben op de goede werking van de interne markt en deze zullen belemmeren, hetgeen nadelig is voor uitgevende instellingen van ecologisch duurzame obligaties. De parallelle ontwikkeling van marktpraktijken op basis van commercieel aangestuurde prioriteiten die uiteenlopende resultaten opleveren, leidt tot fragmentatie van de markt en dreigt de inefficiënties in de werking van de interne markt nog te verergeren. Uiteenlopende normen en marktpraktijken maken het moeilijk om verschillende obligaties met elkaar te vergelijken, leiden tot ongelijke marktomstandigheden voor uitgevende instellingen, werpen meer barrières op in de interne markt, en kunnen beleggingsbeslissingen verstoren.

(6) Het ontbreken van geharmoniseerde voorschriften voor de procedures die worden gebruikt door externe toetsingsinstanties om ecologisch duurzame obligaties te toetsen, en de uiteenlopende definities van ecologisch duurzame activiteiten maken het voor beleggers almaar moeilijker om obligaties op de hele interne markt doeltreffend met elkaar te vergelijken wat hun milieudoelstellingen betreft. De markt voor groene obligaties is inherent internationaal, met deelnemers die grensoverschrijdend obligaties verhandelen en gebruik maken van externe toetsingsdiensten van derde aanbieders over de grenzen heen. Optreden op het niveau van de Unie kan het risico op fragmentatie van de interne markt voor ecologisch duurzame obligaties en daarmee verband houdende externe toetsingsdiensten verminderen, en waarborgen dat op de markt voor dergelijke obligaties Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad 34 wordt toegepast.

(7) Voor obligaties die worden uitgegeven door financiële of niet-financiële ondernemingen of overheden die daarvoor vrijwillig de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” willen gebruiken, moet daarom een uniforme reeks specifieke vereisten worden vastgesteld. Kwaliteitsvereisten voor Europese groene obligaties vastleggen in een verordening - om te vermijden dat bij de omzetting van een richtlijn uiteenlopende nationale vereisten ontstaan - moet ervoor zorgen dat eenvormige voorwaarden gelden voor de uitgiften van dergelijke obligaties en dat deze voorwaarden rechtstreeks van toepassing zijn op de uitgevende instellingen. Uitgevende instellingen die vrijwillig de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” gebruiken, moeten overal in de Unie dezelfde regels volgen om de marktefficiëntie te vergroten door discrepanties te verminderen en zo ook de kosten voor beleggers in verband met het beoordelen van die obligaties te verlagen.

(8) Overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) 2020/852 en om beleggers duidelijke, kwantitatieve, gedetailleerde en gemeenschappelijke definities te verstrekken, moeten de vereisten van artikel 3 van die verordening worden gebruikt om te bepalen of een economische activiteit kan worden beschouwd als ecologisch duurzaam. Opbrengsten van obligaties die de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” gebruiken, mogen uitsluitend worden gebruikt voor de financiering van economische activiteiten die ofwel ecologisch duurzaam zijn en aldus in overeenstemming zijn met de in artikel 9 van Verordening (EU) 2020/852 bepaalde milieudoelstellingen, ofwel bijdragen tot de transformatie van activiteiten om ecologisch duurzaam te worden. De obligaties zelf kunnen wel worden gebruikt om dergelijke ecologisch duurzame activiteiten te financieren, hetzij direct door middel van de financiering van activa en uitgaven die verband houden met economische activiteiten die voldoen aan de vereisten van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852, hetzij indirect via financiële activa voor de financiering van economische activiteiten die voldoen aan deze voorschriften. Bijgevolg moet dus worden gespecificeerd welke categorieën van activa en uitgaven kunnen worden gefinancierd met de opbrengsten van obligaties die de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” gebruiken.

(9) De opbrengsten van Europese groene obligaties moeten worden gebruikt om economische activiteiten te financieren die een blijvend positief effect op het milieu hebben. Een dergelijk blijvend positief effect kan op verschillende manieren worden bereikt. Aangezien vaste activa langetermijnactiva zijn, is een eerste manier om de opbrengsten van dergelijke Europese groene obligaties te gebruiken, de financiering van materiële of immateriële vaste activa, op voorwaarde dat deze vaste activa betrekking hebben op economische activiteiten die voldoen aan de vereisten voor ecologisch duurzame activiteiten als bepaald in artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852 (“taxonomievereisten”). Aangezien financiële activa kunnen worden gebruikt voor de financiering van economische activiteiten met een blijvend positief effect op het milieu, is een tweede manier om die opbrengsten te gebruiken de financiering van financiële activa, op voorwaarde dat de opbrengsten van deze financiële activa worden toegerekend aan economische activiteiten die voldoen aan de taxonomievereisten. Aangezien de activa van huishoudens ook een positief langetermijneffect op het milieu kunnen hebben, moeten deze financiële activa ook de activa van huishoudens omvatten. Aangezien kapitaaluitgaven en bepaalde bedrijfsuitgaven kunnen worden gebruikt om vaste activa te verwerven, te upgraden of in stand te houden, is een derde manier om de opbrengsten te gebruiken de financiering van kapitaaluitgaven en bedrijfsuitgaven die verband houden met economische activiteiten die voldoen aan de taxonomievereisten of eraan zullen voldoen binnen een redelijk korte periode na de uitgifte van de betrokken obligatie, die kan worden verlengd indien de specifieke kenmerken van de betrokken economische activiteiten en investeringen dit rechtvaardigen. Om deze redenen moeten de kapitaal- en bedrijfsuitgaven ook de uitgaven van huishoudens omvatten.

(10) Overheden zijn vaak uitgevende instellingen van ecologisch duurzame obligaties en moeten dus ook de mogelijkheid krijgen om “Europese groene obligaties” uit te geven, als tenminste de opbrengsten van die obligaties worden gebruikt ter financiering van activa of uitgaven die voldoen aan de taxonomievereisten of eraan zullen voldoen binnen een redelijk korte periode na de uitgifte van de betrokken obligatie, die kan worden verlengd indien de specifieke kenmerken van de betrokken economische activiteiten en investeringen dit rechtvaardigen.

(11) Artikel 4 van Verordening (EU) 2020/852 bepaalt dat de lidstaten en de Unie de criteria van artikel 3 van die Verordening moeten hanteren om te bepalen of een economische activiteit als ecologisch duurzaam kan worden aangemerkt met het oog op maatregelen tot vaststelling van voorschriften voor financiëlemarktdeelnemers of uitgevende instellingen ten aanzien van financiële producten of bedrijfsobligaties die als ecologisch duurzaam beschikbaar worden gesteld. Het is daarom logisch dat de in artikel 3, punt d), van Verordening (EU) 2020/852 bedoelde technische screeningcriteria bepalen welke vaste activa, uitgaven en financiële activa kunnen worden gefinancierd met de opbrengst van Europese groene obligaties. Gezien de verwachte technologische vooruitgang op het gebied van ecologische duurzaamheid zullen de overeenkomstig artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 goedgekeurde gedelegeerde handelingen wellicht mettertijd worden herzien en gewijzigd. Afgezien van dergelijke wijzigingen moeten uitgevende instellingen en beleggers rechtszekerheid krijgen en moet worden voorkomen dat wijzigingen in de technische screeningcriteria een negatief effect hebben op de prijs van reeds uitgegeven Europese groene obligaties; daarom moeten uitgevende instellingen de mogelijkheid hebben om de geldende technische screeningcriteria toe te passen vanaf het tijdstip van uitgifte van de Europese groene obligatie bij het toewijzen van de opbrengsten van dergelijke obligaties aan in aanmerking komende vaste activa of uitgaven, tot de vervaldag van de obligatie. Om voor rechtszekerheid te zorgen voor Europese groene obligaties waarvan de opbrengsten aan financiële activa worden toegewezen, moet worden verduidelijkt dat de onderliggende economische activiteiten die met die financiële activa worden gefinancierd, moeten voldoen aan de technische screeningcriteria die van toepassing waren op het moment dat de financiële activa werden gecreëerd. Als de betrokken gedelegeerde handelingen zijn gewijzigd, moet de uitgevende instelling de opbrengsten toewijzen door de gewijzigde gedelegeerde handelingen binnen vijf jaar toe te passen.

(12) De tijd die nodig is om een actief te transformeren om de economische activiteit waarop het betrekking heeft, in overeenstemming te brengen met de taxonomievereisten, mag redelijkerwijze niet meer dan vijf jaar bedragen, behalve in bepaalde omstandigheden waarin dit tot tien jaar kan duren. Daarom moeten de in aanmerking komende kapitaaluitgaven betrekking hebben op economische activiteiten die aan de taxonomievereisten voldoen of er ten hoogste vijf jaar na de uitgifte van de obligatie aan zullen voldoen, tenzij een langere periode van maximaal tien jaar gerechtvaardigd is door de specifieke kenmerken van de betrokken economische activiteiten en beleggingen.

(13) Beleggers moeten alle informatie krijgen die nodig is om het milieueffect van Europese groene obligaties te beoordelen en deze obligaties met elkaar te vergelijken. Daartoe moeten specifieke en gestandaardiseerde informatievereisten worden vastgesteld die zorgen voor transparantie over hoe de uitgevende instelling van plan is de opbrengsten van de obligatie aan in aanmerking komende vaste activa, uitgaven en financiële activa toe te wijzen en hoe deze opbrengsten daadwerkelijk zijn toegewezen. Dergelijke transparantie kan het best worden bereikt door factsheets over groene obligaties en jaarlijkse allocatierapporten. Om Europese groene obligaties makkelijker vergelijkbaar en de nodige informatie beter vindbaar te maken, zijn templates voor de openbaarmaking van dergelijke informatie nodig.

(14) Beleggers moeten kunnen profiteren van kosteneffectieve toegang tot betrouwbare informatie over Europese groene obligaties. Uitgevende instellingen van Europese groene obligaties moeten daarom externe toetsingsinstanties contracteren om een toetsing vóór uitgifte uit te voeren van de factsheet voor Europese groene obligaties, en een toetsing na uitgifte van de jaarlijkse allocatierapporten voor Europese groene obligaties.

(15) Uitgevende instellingen van Europese groene obligaties moeten hun verplichtingen aan beleggers nakomen en de opbrengsten van hun obligaties binnen een redelijkerwijs beperkte termijn na uitgifte toewijzen. Tegelijkertijd mogen uitgevende instellingen niet worden gestraft voor het toewijzen van obligatieopbrengsten aan economische activiteiten die nog niet aan de taxonomievereisten voldoen maar er binnen de periode van vijf jaar (of de verlengde periode van tien jaar) wel aan zullen voldoen. Uitgevende instellingen moeten in ieder geval alle opbrengsten van hun Europese groene obligaties toewijzen vóór de vervaldag van elke obligatie.

(16) Anders dan uitgevende instellingen die financiële of niet-financiële ondernemingen zijn, kunnen uitgevende instellingen die overheden zijn, de opbrengsten van Europese groene obligaties gebruiken om op de taxonomievereisten afgestemde economische activiteiten indirect te financieren door gebruik te maken van programma’s voor belastinguitgaven of programma’s voor overdrachten, met inbegrip van subsidies. In dergelijke gevallen zorgen overheden ervoor dat economische activiteiten die met dergelijke programma’s worden gefinancierd, voldoen aan de voorwaarden van deze programma’s. Daarom mag van externe toetsingsinstanties niet worden verlangd dat zij bij het verrichten van toetsingen vóór en na uitgifte van Europese groene obligaties die zijn uitgegeven door overheden en waarvan de opbrengsten worden toegewezen aan belastinguitgaven of -subsidies in overeenstemming met de taxonomievereisten, de afstemming op de taxonomie toetsen voor elke economische activiteit die door dergelijke programma’s wordt gefinancierd. In dergelijke gevallen moet het voldoende zijn dat externe toetsingsinstanties toetsen of de voorwaarden van de betrokken financieringsprogramma’s zijn afgestemd op de taxonomievereisten.

(17) Bepaalde financiële ondernemingen met een portefeuille Europese groene obligaties zijn mogelijk niet in staat om voor elke Europese groene obligatie te identificeren aan welke verschillende financiële activa de opbrengsten van die obligatie zijn toegewezen. Dit is het gevolg van een discrepantie tussen enerzijds de looptijd en het financieringsvolume van deze obligaties en anderzijds de looptijd en het volume van de financiële activa op de balans van de financiële onderneming. In dergelijke gevallen moet van financiële ondernemingen worden verlangd dat zij de toewijzing van de totale opbrengsten van hun portefeuille Europese groene obligaties aan een portefeuille van ecologisch duurzame financiële activa op de balans van de onderneming bekendmaken. Deze financiële ondernemingen moeten vervolgens in jaarlijkse allocatierapporten aantonen dat de gerelateerde ecologisch duurzame financiële activa voldeden aan de taxonomievereisten op het moment dat zij werden gecreëerd. Om te garanderen dat alle opbrengsten van Europese groene obligaties worden toegewezen aan ecologisch duurzame economische activiteiten, moet de financiële onderneming ook aantonen dat het bedrag van die ecologisch duurzame activiteiten groter is dan of gelijk is aan het bedrag aan Europese groene obligaties die nog niet zijn vervallen. Om ervoor te zorgen dat de verstrekte informatie volledig en actueel blijft, moet een externe toetsingsinstantie de jaarlijkse allocatierapporten ieder jaar toetsen. Die externe toetsingsinstantie moet zich met name richten op de financiële activa die niet op de balans van de uitgevende instelling stonden in het allocatierapport van het voorgaande jaar.

(18) Om de transparantie te verbeteren moeten uitgevende instellingen ook het milieueffect van hun obligaties bekendmaken door middel van de publicatie van impactrapporten, die ten minste eenmaal tijdens de looptijd van de obligatie moeten worden gepubliceerd. Om beleggers alle informatie te verstrekken die relevant is om het milieueffect van de Europese groene obligaties te kunnen beoordelen, moeten de impactrapporten duidelijk de maatstaven, methodologieën en aannames beschrijven die bij de beoordeling van de milieueffecten zijn toegepast. Om Europese groene obligaties makkelijker vergelijkbaar en de nodige informatie beter vindbaar te maken, zijn templates voor de openbaarmaking van dergelijke informatie nodig.

(19) Overheidsauditors of andere publieke entiteiten die door een overheid zijn gemachtigd om te beoordelen of de opbrengsten van Europese groene obligaties inderdaad worden toegewezen aan in aanmerking komende vaste activa, uitgaven en financiële activa, zijn statutaire entiteiten die verantwoordelijk zijn voor en deskundig zijn in het toezicht op overheidsuitgaven, en waarvan de onafhankelijkheid doorgaans wettelijk gewaarborgd is. Overheden die Europese groene obligaties uitgeven, moeten daarom de mogelijkheid krijgen om voor de externe toetsing van obligaties die zijn uitgegeven door dergelijke overheden, gebruik te maken van dergelijke overheidsauditors of publieke entiteiten. Deze overheidsauditors of publieke entiteiten hoeven volgens deze verordening niet te worden geregistreerd of gecontroleerd.

(20) Om de efficiëntie op de markt voor Europese groene obligaties te waarborgen, moeten uitgevende instellingen op hun website alle details bekendmaken over de Europese groene obligaties die zij uitgeven. Om de betrouwbaarheid van de informatie en het beleggersvertrouwen te waarborgen, moeten zij ook de toetsing vóór en de toetsing na uitgifte bekendmaken.

(21) Om de transparantie over de wijze waarop externe toetsingsinstanties tot hun conclusies komen, te verbeteren, om te waarborgen dat externe toetsingsinstanties beschikken over voldoende kwalificaties, beroepservaring en onafhankelijkheid, om het risico op mogelijke belangenconflicten te beperken en op die manier te zorgen voor passende bescherming voor beleggers, mogen uitgevende instellingen van Europese groene obligaties alleen gebruikmaken van externe toetsingsinstanties die - ook als zij uit derde landen komen - geregistreerd zijn en onderworpen zijn aan permanent toezicht door de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA).

(22) Om beleggers meer transparantie te bieden over de wijze waarop de afstemming van obligatieopbrengsten met de taxonomievereisten wordt beoordeeld, moeten externe toetsingsinstanties de gebruikers van toetsingen vóór en na uitgifte voldoende gedetailleerd informeren over de methoden en belangrijkste aannames die zij bij hun externe toetsingen hanteren; zij moeten daarbij rekening houden met de bescherming van door eigendomsrechten beschermde gegevens en intellectueel eigendom.

(23) Externe toetsingsinstanties moeten beschikken over regelingen voor hun eigen gezonde corporate governance om ervoor te zorgen dat hun toetsingen vóór en na uitgifte onafhankelijk, objectief en van goede kwaliteit zijn. Het senior management van externe toetsingsinstanties moet dus beschikken over voldoende deskundigheid op het gebied van financiële diensten en milieuaangelegenheden, en moet ervoor zorgen dat genoeg werknemers met de nodige kennis en ervaring de externe toetsing uitvoeren. Om dezelfde reden moet de compliancefunctie haar bevindingen kunnen rapporteren aan een toezichthoudend of een bestuursorgaan.

(24) Om de onafhankelijkheid van de externe toetsingsinstanties te waarborgen, moeten die instanties situaties waarin sprake is van belangenconflicten, voorkomen, en deze conflicten adequaat beheren wanneer zij onvermijdelijk zijn. Externe toetsingsinstanties moeten belangenconflicten daarom tijdig openbaar maken. Zij moeten ook een register bijhouden van alle significante bedreigingen voor hun onafhankelijkheid, voor die van hun werknemers en die van andere personen die betrokken zijn bij het externe toetsingsproces. Zij moeten ook een register bijhouden van alle veiligheidsmaatregelen die zijn genomen om die bedreigingen te beperken.

(25) Er moet worden voorkomen dat deze verordening door de nationale bevoegde autoriteiten op uiteenlopende manieren wordt toegepast. Tegelijk moeten de transactie- en operationele kosten van externe toetsingsinstanties worden verlaagd, om het beleggersvertrouwen te versterken en de rechtszekerheid te vergroten. Bijgevolg is het passend dat de ESMA algemeen bevoegd wordt voor de registratie van en het doorlopend toezicht op geregistreerde externe toetsingsinstanties in de Unie. De ESMA de exclusieve verantwoordelijkheid geven voor deze aangelegenheden moet zorgen voor een gelijk speelveld wat betreft registratievereisten en doorlopend toezicht en moet het risico op regelgevingsarbitrage in de verschillende lidstaten beperken. Tegelijkertijd moet een dergelijke exclusieve verantwoordelijkheid de toewijzing van toezichtmiddelen op het niveau van de Unie optimaliseren, zodat de ESMA het expertisecentrum wordt en het toezicht efficiënter wordt.

(26) De ESMA moet alle informatie kunnen opvragen die nodig is om haar toezichthoudende taken doeltreffend uit te voeren. Zij moet daarom dergelijke informatie kunnen vragen van externe toetsingsinstanties, personen die betrokken zijn bij externe toetsingsactiviteiten, entiteiten die worden getoetst en daarbij betrokken derde partijen, derde partijen waaraan de externe toetsingsinstanties operationele functies hebben uitbesteed en personen die anderszins nauw en wezenlijk verbonden zijn met externe beoordelaars of externe toetsingsactiviteiten.

(27) De ESMA moet haar toezichthoudende taken kunnen uitvoeren en met name externe toetsingsinstanties kunnen dwingen een einde te maken aan een inbreuk, volledige en correcte informatie te verstrekken of zich aan een onderzoek of een inspectie ter plaatse te onderwerpen; daarom moet zij de bevoegdheid krijgen om boetes of dwangsommen op te leggen.

(28) Uitgevende instellingen van Europese groene obligaties kunnen toegang zoeken tot de diensten van externe toetsingsinstanties uit derde landen. Er moet dus een regeling voor externe toetsingsinstanties uit derde landen worden vastgesteld op basis van een gelijkwaardigheidsbeoordeling, erkenning of bekrachtiging op grond waarvan externe toetsingsinstanties van derde landen diensten voor externe toetsing kunnen verlenen.

(29) Om de toegang tot externe toetsingsinstanties uit derde landen te faciliteren als er geen gelijkwaardigheidsbesluit is, moet een procedure worden vastgesteld voor de erkenning door de ESMA van in een derde land gevestigde externe toetsingsinstanties.

(30) Om het verlenen van diensten door externe toetsingsinstanties uit derde landen aan uitgevende instellingen van Europese groene obligaties te vergemakkelijken, moet een bekrachtigingsregeling worden vastgesteld waardoor in de Unie gevestigde geregistreerde externe toetsingsinstanties onder bepaalde voorwaarden diensten kunnen bekrachtigen die worden verleend door een externe toetsingsinstantie uit een derde land. Een externe toetsingsinstantie die door een externe toetsingsinstantie uit een derde land aangeboden diensten heeft bekrachtigd, blijft volledig verantwoordelijk voor die bekrachtigde diensten en moet ervoor zorgen dat die externe toetsingsinstantie uit een derde land de verplichtingen uit hoofde van deze verordening naleeft.

(31) Overeenkomstig artikel 290 VWEU moet de Commissie de bevoegdheid krijgen tot nadere invulling van de procedureregels voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten of dwangsommen, met inbegrip van bepalingen inzake de rechten van verdediging, bepalingen inzake termijnen en de inning van geldboeten of dwangsommen, en nadere regels inzake verjaringstermijnen voor het opleggen en de tenuitvoerlegging van sancties, evenals het soort vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor vergoedingen verschuldigd zijn, het bedrag van de vergoedingen en de wijze waarop die vergoedingen moeten worden betaald. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 35 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, moeten het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten ontvangen, en moeten hun deskundigen systematisch toegang hebben tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(32) Het zou efficiënt en passend zijn om de ESMA, als orgaan met hooggespecialiseerde knowhow, te belasten met de uitwerking van aan de Commissie voor te leggen ontwerpen van technische regulerings- en uitvoeringsnormen die geen beleidskeuzen inhouden.

(33) De ESMA moet worden gemachtigd om ontwerpen van technische reguleringsnormen op te stellen tot nadere bepaling van de criteria aan de hand waarvan zij een registratieaanvraag van een externe toetsingsinstantie kan beoordelen, alsmede van de door die externe toetsingsinstantie te verstrekken informatie, om te bepalen in hoeverre deze voldoet aan de vereisten van deze verordening 36 .

(34) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 37 .

(35) De ESMA moet worden gemachtigd ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op te stellen waarin de standaardformulieren, templates en procedures voor het verstrekken van de informatie voor de registratie van externe toetsingsinstanties worden vastgelegd. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om die technische uitvoeringsnormen vast te stellen door middel van een uitvoeringshandeling overeenkomstig artikel 291 VWEU en overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad 38 .

(36) Om de externe toetsingsinstanties aan te moedigen hun diensten te verlenen aan uitgevende instellingen van Europese groene obligaties zodra deze verordening in werking treedt, bevat deze verordening een overgangsregeling voor de eerste 30 maanden na de inwerkingtreding ervan.

(37) Deze verordening heeft twee doelstellingen. Enerzijds wil zij waarborgen dat uniforme vereisten van toepassing zijn op het gebruik van de benaming “Europese groene obligaties” of “EuGB”. Daarnaast wil zij een eenvoudig registratiesysteem en toezichtraamwerk voor externe toetsingsinstanties opzetten door één enkele toezichthoudende autoriteit te belasten met de registratie van en het toezicht op externe toetsingsinstanties in de Unie. Beide doelstellingen moeten het aantrekken van kapitaal voor projecten die ecologisch duurzame doelstellingen nastreven, vergemakkelijken. Aangezien die doelstellingen niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.