Overwegingen bij COM(2021)813 - Wijzigen richtlijn 2010/40/EU over Intelligente Transportsystemen op het gebied van wegtransport en voor interfaces van andere manieren van transport - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2021)813 - Wijzigen richtlijn 2010/40/EU over Intelligente Transportsystemen op het gebied van wegtransport en voor interfaces van ... |
---|---|
document | COM(2021)813 |
datum | 22 november 2023 |
(2) De strategie inzake duurzame en slimme mobiliteit bevestigt de doelstelling om het aantal verkeersdoden voor alle vervoerswijzen in de Unie tegen 2050 tot quasi nul terug te brengen. Diverse acties binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad 34 dragen bij tot de veiligheid van weggebruikers, zoals eCall, verkeersveiligheidsgerelateerde informatiediensten en veilige en beveiligde parkeerterreinen 35 .
(3) In de Europese Green Deal 36 wordt gewezen op de toenemende rol van geautomatiseerde en geconnecteerde multimodale mobiliteit, samen met digitale systemen voor slim verkeersbeheer, en op het streven naar ondersteuning van nieuwe duurzame vervoers- en mobiliteitsdiensten die de congestie en vervuiling kunnen verminderen, met name in stedelijke gebieden.
(4) De toenemende behoefte aan een beter gebruik van gegevens om vervoersketens duurzamer, efficiënter en veerkrachtiger te maken, vergt versterkte coördinatie tussen het ITS-kader en andere initiatieven die tot doel hebben de gegevensuitwisseling in de sectoren mobiliteit, vervoer en logistiek te harmoniseren, vanuit een multimodaal perspectief 37 .
(5) Gezien de behoefte aan digitalisering van het wegvervoer, verbetering van de verkeersveiligheid en beperking van de congestie, moeten de uitrol en het gebruik van intelligente vervoerssystemen en -diensten voor het wegvervoer verder worden ontwikkeld op het trans-Europese vervoersnetwerk.
(6) In veel lidstaten worden in de sector van het wegvervoer reeds nationale toepassingen van deze systemen en diensten ingezet. Ondanks verbeteringen sinds de vaststelling van Richtlijn 2010/40/EU 38 in 2010 bracht de evaluatie aanhoudende tekortkomingen aan het licht die leiden tot gefragmenteerde en ongecoördineerde uitrol en tot gebrekkige geografische continuïteit van ITS-diensten binnen de Unie en aan de buitengrenzen.
(7) In het kader van de tenuitvoerlegging van gedelegeerde verordeningen 39 van de Commissie tot aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU hebben de lidstaten nationale toegangspunten 40 (NAP’s) opgericht. De NAP’s organiseren de toegang tot en het hergebruik van vervoersgerelateerde gegevens om de verlening van EU-brede interoperabele ITS-reis- en verkeersdiensten aan eindgebruikers te ondersteunen. Deze NAP’s vormen een belangrijk onderdeel van de in het kader van de Europese datastrategie 41 opgezette gemeenschappelijke Europese ruimte voor mobiliteitsgegevens en moeten met name worden gebruikt met het oog op de toegankelijkheid van gegevens.
(8) Om ITS op een gecoördineerde en effectieve wijze uit te rollen in de hele Unie, moeten er, naast reeds vastgestelde specificaties, nieuwe specificaties worden ingevoerd, in voorkomend geval met inbegrip van normen, waarin verdere gedetailleerde voorschriften en procedures worden vastgelegd. Alvorens aanvullende of herziene specificaties vast te stellen, moet de Commissie beoordelen of deze in overeenstemming zijn met bepaalde in bijlage II gedefinieerde beginselen. In eerste instantie moet prioriteit worden gegeven aan de vier voornaamste gebieden voor de ontwikkeling en invoering van ITS. Bij de verdere invoering van ITS moet rekening worden gehouden met de bestaande, door afzonderlijke lidstaten aangelegde ITS-infrastructuur, zowel wat technologische vooruitgang als wat de financiële inspanningen betreft. In voorkomend geval moet er, met name voor C-ITS, op worden toegezien dat de eisen voor ITS-systemen het gebruik van een bepaald type technologie niet opleggen of bevoordelen.
(9) De specificaties moeten rekening houden met en voortbouwen op de ervaring en resultaten die reeds zijn opgedaan op het gebied van ITS, coöperatieve intelligente vervoerssystemen (C-ITS) en coöperatieve, geconnecteerde en geautomatiseerde mobiliteit (CCAM), met name in de context van de C-ITS 42 - en CCAM 43 -platforms, het Europees Forum voor multimodale passagiersmobiliteit 44 en het Europees platform voor de implementatie van eCall 45 .
(10) De specificaties moeten innovatie bevorderen. De toegenomen beschikbaarheid van gegevens moet bijvoorbeeld leiden tot de ontwikkeling van nieuwe ITS-diensten, en omgekeerd moet innovatie de behoeften aan toekomstige specificaties aan het licht brengen. Het Europees partnerschap inzake coöperatieve, geconnecteerde en geautomatiseerde mobiliteit in het kader van Horizon Europa moet de ontwikkeling en beproeving van de volgende golf C-ITS-diensten ondersteunen, waardoor de integratie van sterk geautomatiseerde voertuigen in nieuwe multimodale mobiliteitsdiensten wordt bevorderd.
(11) C-ITS maakt gebruik van technologieën die wegvoertuigen in staat stellen te communiceren met elkaar en met infrastructuur langs de weg, waaronder verkeerstekens. C-ITS-diensten zijn een categorie van ITS-diensten die gebaseerd is op een open architectuur die een 'many-to-many'- of 'peer-to-peer'-relatie tussen C-ITS-stations mogelijk maakt. Dit betekent dat alle C-ITS-stations beveiligde berichten met elkaar moeten uitwisselen en niet mogen worden beperkt tot de uitwisseling van berichten met vooraf bepaalde stations. Voor de meeste diensten moeten de authenticiteit en integriteit van C-ITS-berichten met informatie zoals positie, snelheid en koers worden gewaarborgd. Daarom moet één gemeenschappelijk Europees C-ITS-vertrouwensmodel worden gecreëerd om een vertrouwensrelatie tot stand te brengen tussen alle C-ITS-stations, ongeacht de gebruikte communicatietechnologieën. Dat vertrouwensmodel moet ten uitvoer worden gelegd via de vaststelling van beleid inzake het gebruik van een publieke-sleutelinfrastructuur (PKI). Het hoogste niveau van die PKI moet de Europese vertrouwenslijst van certificaten zijn, bestaande uit entries van alle betrouwbare basiscertificeringsautoriteiten in Europa. Om de goede werking van dat C-ITS-vertrouwensmodel te waarborgen, moeten bepaalde taken op centraal niveau worden uitgevoerd. De Commissie moet ervoor zorgen dat deze essentiële taken worden uitgevoerd, met name wat betreft de rollen van de autoriteit voor het certificeringsbeleid inzake C-ITS, de beheerder van de vertrouwenslijst en het centraal contactpunt voor C-ITS.
(12) Met uitzondering van eCall zijn de meeste maatregelen in het kader van Richtlijn 2010/40/EG gericht op het waarborgen van de interoperabiliteit en toegankelijkheid van gegevens die reeds beschikbaar zijn in digitaal machineleesbaar formaat en op de uitrol van ITS-diensten; deze richtlijn bevat echter geen verplichtingen voor relevante belanghebbenden om die gegevens beschikbaar te stellen of om specifieke diensten uit te rollen. Het gebruik van een aantal essentiële ITS-diensten is wijdverbreid geworden, zoals wegveiligheidsgerelateerde verkeersinformatiediensten die incidentdetectie mogelijk maken of verkeersregels die belangrijke diensten zoals snelheidsbeperkingen ondersteunen voor voertuigen die zijn uitgerust met intelligente snelheidsondersteuning overeenkomstig Verordening (EU) 2019/2144 van het Europees Parlement en de Raad 46 . De verplichte verstrekking van dergelijke essentiële ITS-diensten en cruciale gegevens wordt noodzakelijk geacht om zowel de continue beschikbaarheid van dergelijke gegevens als de continue verstrekking van dergelijke diensten in de hele Unie te waarborgen. Gegevenssoorten en -diensten die verplicht moeten worden verstrekt, moeten worden geïdentificeerd op basis van de specificaties in de gedelegeerde handelingen ter aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU en moeten de daarin vastgestelde gegevenstypes en -diensten weerspiegelen.
(13) De studie uit 2020 “Mapping accessible transport for persons with reduced mobility” 47 toont aan dat het gebrek aan voldoende gegevens over toegankelijkheidskenmerken op dit ogenblik betrouwbare reisplanning in de weg staat wanneer toegankelijkheidsaspecten als zoekvariabelen worden gebruikt. Om de toegankelijkheid van het vervoerssysteem verder te verbeteren en reizen voor personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit te vergemakkelijken, moeten gegevens over toegangsknooppunten en hun toegankelijkheidskenmerken beschikbaar zijn voor multimodale digitale mobiliteitsdiensten.
(14) De steeds verder doorgedreven integratie van ITS en geavanceerde rijhulpsystemen of van voertuig- en infrastructuursystemen in het algemeen impliceert dat dergelijke systemen steeds meer een beroep zullen doen op de informatie die zij elkaar verstrekken. Dit is in het bijzonder het geval voor C-ITS. De betrouwbaarheid zal toenemen naarmate het niveau van automatisering stijgt. Deze hogere automatiseringsniveaus zullen naar verwachting gebruikmaken van communicatie tussen voertuigen en infrastructuur om manoeuvres te orkestreren en verkeersstromen vlotter te laten verlopen, hetgeen ook bijdraagt tot duurzamer vervoer. Als de integriteit van ITS-diensten in het gedrang zou komen, zou dit dus ernstige gevolgen kunnen hebben voor de verkeersveiligheid, bijvoorbeeld wanneer de verkeerde snelheidslimiet wordt meegedeeld of een voertuig een noodstop maakt wegens een niet-bestaand gevaar. Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn te garanderen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend in noodsituaties waarin de integriteit van ITS-diensten in gevaar komt, zodat tegenmaatregelen kunnen worden genomen om de oorzaken en gevolgen van die situatie aan te pakken. Die maatregelen moeten zo snel mogelijk worden genomen en onmiddellijk van toepassing zijn. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 48 . Aangezien de continuïteit van het vervoer moet worden gewaarborgd, is het passend de geldigheidsduur van dergelijke maatregelen tot langer dan zes maanden te verlengen, op basis van de mogelijkheid die wordt geboden in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 182/2011. Dergelijke tegenmaatregelen moeten worden beëindigd zodra een alternatieve oplossing wordt toegepast of de noodsituatie is opgelost.
(15) Wanneer de uitrol en het gebruik van ITS-toepassingen en -diensten gepaard gaat met de verwerking van persoonsgegevens, moet deze verwerking gebeuren overeenkomstig het recht van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens, en met name Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 49 en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad 50 .
(16) Als de in het kader van deze richtlijn op te stellen specificaties de verwerking van persoonsgegevens vereisen, moet in die specificaties rekening worden gehouden met de voorschriften van Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG. Wanneer het mogelijk is de nagestreefde doelen ook te bereiken door gebruik te maken van anonieme in plaats van persoonsgegevens, moet anonimisering worden aangemoedigd als een van de technieken om de privacy te verbeteren, worden aangemoedigd, in overeenstemming met het beginsel van gegevensbescherming door ontwerp.
(17) Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake algemene productveiligheid 51 is van toepassing op producten waarvoor sectorale wetgeving niet voorziet in specifiekere bepalingen met hetzelfde veiligheidsdoel, en in het geval de door sectorale wetgeving opgelegde veiligheidseisen geen betrekking hebben op de aspecten en risico’s of risicocategorieën die onder die richtlijn vallen (het zogenaamde “vangnet”).
(18) Indien een conformiteitsbeoordeling moet worden uitgevoerd, moeten de specificaties nadere bepalingen bevatten inzake de procedure om de conformiteit of de gebruiksgeschiktheid van de onderdelen te beoordelen. Met betrekking tot bepaalde ITS-diensten, en met name wat C-ITS-diensten betreft, zijn de continue naleving van bepaalde eisen en de interoperabiliteit van essentieel belang om de veiligheid en de goede werking van het systeem te waarborgen. Daarom moeten specificaties met eisen voor producten, voor zover nodig, ook procedures voor markttoezicht bevatten, met inbegrip van een vrijwaringsclausule. Die bepalingen moeten, met name wat betreft de modules voor de verschillende stappen in de conformiteitsbeoordelings- en markttoezichtsprocedures, worden gebaseerd op Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad 52 . Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad 53 stelt een kader vast voor de typegoedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en hun onderdelen of aanverwante apparatuur, en de Verordeningen (EU) nr. 167/2013 54 en (EU) nr. 168/2013 55 van het Europees Parlement en de Raad leggen regels vast voor de typegoedkeuring van twee- of driewielige voertuigen en vierwielers, en landbouw- of bosbouwvoertuigen en hun onderdelen of aanverwante apparatuur. Daarom zou het een doublure zijn ook te voorzien in conformiteitsbeoordeling van apparatuur en toepassingen die binnen het toepassingsgebied van die wetgevingshandelingen vallen. De wetteksten inzake de goedkeuring van voertuigen zijn echter van toepassing op ITS-gerelateerde apparatuur die in voertuigen is geïnstalleerd, maar niet op externe ITS-wegapparatuur en -software, die binnen het bestek van de onderhavige richtlijn moeten vallen. Wat deze laatste betreft, kunnen de specificaties voorzien in procedures voor conformiteitsbeoordeling en markttoezicht. Die procedures moeten worden beperkt tot datgene wat in elk afzonderlijk geval noodzakelijk is.
(19) Wanneer de uitrol en het gebruik van ITS-apparatuur en -software artificiële-intelligentiesystemen omvat, moet rekening worden gehouden met de relevante bepalingen van de komende wet inzake artificiële intelligentie 56 .
(20) Voor ITS-toepassingen en -diensten die een accurate en tijds- en plaatsbepaling vergen, moet een beroep worden gedaan op satellietinfrastructuur of een andere technologie die eenzelfde mate van precisie waarborgt. De synergieën tussen de vervoers- en ruimtevaartsectoren van de Unie moeten worden benut om het bredere gebruik te bevorderen van nieuwe technologieën die behoefte hebben aan nauwkeurige en gegarandeerde tijds- en plaatsbepalingsdiensten. Het ruimtevaartprogramma van de Unie, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad 57 , voorziet in hoogwaardige, geactualiseerde en beveiligde met de ruimtegerelateerde gegevens, informatie en diensten via de systemen Galileo, Egnos (European Geostationary Navigation Overlay Service) en Copernicus.
(21) De verstrekking van beveiligde en betrouwbare tijds- en plaatsbepalingsdiensten is een essentieel onderdeel van de doeltreffende werking van ITS-toepassingen en -diensten. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat deze diensten verenigbaar zijn met het authenticatiemechanisme van het Galileo-programma, teneinde spoofingaanvallen op het GNSS-signaal (Global Navigation Satellite Systems) te beperken.
(22) De lidstaten en andere relevante belanghebbenden, met inbegrip van andere deskundigengroepen en comités van de Commissie die zich bezighouden met digitale aspecten van vervoer, moeten worden geraadpleegd bij het opstellen van de werkprogramma’s die in het kader van Richtlijn 2010/40/EU door de Commissie worden vastgesteld.
(23) Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn te garanderen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor de vaststelling van het model voor de door de lidstaten in te dienen verslagen en voor de vaststelling en actualisering van werkprogramma’s. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 58 .
(24) Om de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken moet de Commissie, overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de bevoegdheid krijgen om handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst van gegevenstypes waarvan de lidstaten de beschikbaarheid moeten garanderen en tot wijziging van de lijst van ITS-diensten waarvan de lidstaten de uitrol moeten garanderen, voor een periode van vijf jaar vanaf de inwerkingtreding van deze richtlijn. Deze periode moet daarna stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur worden verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich tegen dergelijke verlenging verzet. Het is met name belangrijk dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer met deskundigen en belanghebbenden, en dat die raadplegingen plaatsvinden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 59 . Met name om gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen te waarborgen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.
(25) Om een gecoördineerde aanpak te waarborgen moet de Commissie zorgen voor samenhang tussen de activiteiten van het bij deze richtlijn ingestelde comité en de comités die zijn ingesteld bij Verordeningen (EU) nr. 165/2014 60 , (EU) 2019/1239 61 , (EU) 2020/1056 62 en (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad, en bij Richtlijnen 2007/2/EG 63 en (EU) 2019/520 64 van het Europees Parlement en de Raad.
(26) Aangezien het doel van deze richtlijn, namelijk de gecoördineerde en coherente invoering van interoperabele intelligente vervoerssystemen in de hele Unie, niet voldoende kan worden bereikt door de lidstaten en/of de particuliere sector maar, vanwege de omvang en gevolgen daarvan, beter op Unieniveau kan worden bereikt, kan de Unie maatregelen vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het evenredigheidbeginsel, dat eveneens in dat artikel is vervat, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om dat doel te bereiken.
(27) Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken 65 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.
(28) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 66 en heeft op XX XX 2022 een advies uitgebracht,