Overwegingen bij COM(2022)54 - Wijziging van verordening 2022/109 wat betreft vangstmogelijkheden voor bepaalde vispopulaties in EU wateren en EU vissersboten in niet-EU wateren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Bij Verordening (EU) 2022/109 van de Raad 9 zijn voor 2022 voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld die in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn.

(2) Op 21 december 2021 heeft de Unie met het Verenigd Koninkrijk overeenstemming bereikt over de vaststelling van een groot aantal totale toegestane vangsten (TAC’s) voor 2022 voor in bijlage 35 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst vermelde bestanden. Het resultaat van het overleg is vastgelegd in het schriftelijk verslag, dat op 21 december 2021 door de Raad is goedgekeurd en op dezelfde dag door het delegatiehoofd van het Verenigd Koninkrijk en de vertegenwoordiger van de Commissie namens de Unie is ondertekend, overeenkomstig artikel 498, lid 6, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en in overeenstemming met het besluit van de Raad van 22 oktober 2021 10 .

(3) Het schriftelijk verslag vloeit voort uit het overleg dat de Unie met het Verenigd Koninkrijk heeft gevoerd in overeenstemming met de artikelen 498, lid 2, 498, lid 4, punten a) tot en met d), en artikel 498, lid 6, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk 11 , de doelstellingen en beginselen van de artikelen 2, 3, 28 en 33 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid 12 , de artikelen 4 en 5 van de Verordeningen (EU) 2019/472 en 2018/973 betreffende de meerjarenplannen voor de westelijke wateren 13 en de Noordzee 14 , en Besluit (EU) 2021/1875 van de Raad 15 betreffende overleg met het Verenigd Koninkrijk over vangstmogelijkheden voor gedeelde bestanden voor 2022. Het standpunt van de Unie tijdens het overleg was gebaseerd op het beste beschikbare wetenschappelijke advies zoals verstrekt door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) overeenkomstig artikel 494, lid 3, punt c), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

(4) Daarom moeten de voorlopige TAC’s die bij Verordening (EU) 2022/109 zijn vastgesteld, worden vervangen in overeenstemming met de in het schriftelijk verslag overeengekomen vangstmogelijkheden en moeten andere maatregelen worden uitgevoerd die functioneel verband houden met de eveneens in het schriftelijk verslag overeengekomen vangstmogelijkheden.

(5) Dergelijke vangstmogelijkheden voor 2022 zullen ecologisch duurzame visserijactiviteiten op lange termijn mogelijk maken, die worden beheerd met als doel voordelen op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid te realiseren en bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden, met inbegrip van de bevordering van een gelijk speelveld voor marktdeelnemers uit de Unie wanneer bestanden worden gedeeld met het Verenigd Koninkrijk.

(6) Voor bepaalde bestanden worden in het wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) na toetsing ervan aan de MDO nulvangsten aanbevolen. Indien de TAC’s voor die bestanden zouden worden vastgesteld op het in dergelijk wetenschappelijk advies aanbevolen niveau, zou de verplichting om in gemengde visserijen alle vangsten in de wateren van zowel de Unie als het Verenigd Koninkrijk, met inbegrip van bijvangsten van die bestanden, aan te landen, leiden tot het verschijnsel van zogenaamde “choke species” (knelsoorten of verstikkingssoorten). Om een evenwicht te vinden tussen de noodzaak tot voortzetting van deze gemengde visserijen — gelet op de mogelijk ernstige sociaal-economische gevolgen bij volledige onderbreking van deze visserijen — en de noodzaak om een goede biologische toestand van die bestanden te bereiken, en rekening houdend met de moeilijkheid om alle bestanden in een gemengde visserij tegelijkertijd op MDO-niveau te bevissen, zijn de Unie en het Verenigd Koninkrijk het erover eens geworden dat het wenselijk is om voor die bestanden specifieke TAC’s voor bijvangsten vast te stellen. Die TAC’s moeten berusten op een niveau dat de sterfte voor die bestanden doet afnemen en dat stimulansen biedt voor verbeteringen op het vlak van selectiviteit en vermijding. Het niveau van de vangstmogelijkheden voor deze bestanden moet conform het schriftelijk verslag worden vastgesteld om een gelijk speelveld voor de marktdeelnemers in de Unie te waarborgen en tegelijkertijd te zorgen voor een duidelijk herstel van de biomassa van deze bestanden.

(7) Aangezien de biomassa van de bestanden van BLI/12INT, BLI/24, BLI/03A, COD/5BE6A, COD/7XAD34, HER/7G-K, en WHG/07A onder de biomassa-referentiepunten (Blim) ligt, zijn de Unie en het Verenigd Koninkrijk in het schriftelijk verslag overeengekomen dat het noodzakelijk is dat de lidstaten artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 niet toepassen op deze bestanden voor overdrachten van 2021 naar 2022, zodat de vangsten in 2022 de voor die bestanden vastgestelde TAC niet zullen overschrijden. De Unie en het Verenigd Koninkrijk zijn ook overeengekomen dat hetzelfde geldt voor het bestand van DGS/15X14, een verboden soort krachtens artikel 18, lid 1, punt o), van Verordening (EU) 2022/109.

(8) De Unie heeft met het Verenigd Koninkrijk getracht een zo hoog mogelijk niveau van convergentie te bereiken bij de toepassing van de aanlandingsverplichting, met inbegrip van de-minimisvrijstellingen en vrijstellingen op basis van overlevingskansen, om naleving van de instandhoudingsdoelstellingen en een gelijk speelveld te waarborgen. De vangstmogelijkheden die met het Verenigd Koninkrijk zijn vastgesteld voor bestanden van onder de aanlandingsverplichting vallende soorten, houden rekening met het feit dat teruggooi in beginsel niet meer is toegestaan. De hoeveelheden die, bij wijze van uitzondering, tijdens het uitvoeren van de aanlandingsverplichting nog steeds mogen worden teruggegooid, zijn daarom in mindering gebracht op het adviescijfer voor de totale vangsten zoals verstrekt door de ICES.

(9) De Unie en het Verenigd Koninkrijk zijn overeengekomen om de in artikel 11 van Verordening (EU) 2021/92 16 vastgestelde aanpak voor de instandhouding van noordelijke zeebaars voort te zetten, en met name om de totale visserijdruk op het bestand lager dan of gelijk aan het door de ICES geadviseerde niveau te houden. Daarom moeten voor dit bestand vangstbeperkingsmaatregelen voor 2022 blijven worden vastgesteld in de ICES-sectoren 4b, 4c, 7a en 7d tot en met 7h. In het licht van het advies van de ICES zijn de Unie en het Verenigd Koninkrijk overeengekomen de vangstbeperkingen voor visserijactiviteiten met haken en lijnen en vaste kieuwnetten te verhogen. De Unie en het Verenigd Koninkrijk zijn ook een wijziging overeengekomen van maandelijkse naar tweemaandelijkse vangstbeperkingen voor trawls en zegens. De Unie en het Verenigd Koninkrijk zijn ook overeengekomen om prioriteit te geven aan de verbetering van het ICES-beoordelingsinstrument voor zeebaars, zodat prognoses kunnen worden gemaakt op basis van MDO-modellen. De Unie en het Verenigd Koninkrijk zijn voorts overeengekomen dat de bestaande vangstbeperkingsmaatregelen voor de recreatievisserij moeten worden behouden. Aangezien de voorlopige vangstbeperkingen nu worden vervangen door vangstbeperkingen voor het hele jaar, moeten de betrokken vangstbeperkingsmaatregelen ook gelden voor de periode van 1 april tot en met 31 december 2022.

(10) Verordening (EU) 2022/109 van de Raad voorziet in een verlenging in 2022 van de seizoenssluitingen voor de visserij op zandspieringen met bepaalde gesleepte vistuigen in de ICES-sectoren 2a en 3a en ICES-deelgebied 4. Aangezien de voorlopige TAC voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2022 nu wordt vervangen door een definitieve TAC voor het hele jaar, moet de toepasselijke sluitingsperiode ook de periode van 1 augustus tot en met 31 december 2022 bestrijken.

(11) Bij Verordening (EU) 2022/109 is een voorlopige TAC voor ansjovis in ICES-deelgebied 8 vastgesteld die van toepassing is van 1 januari 2022 tot en met 30 juni 2022, in afwachting van de beschikbaarheid van wetenschappelijk advies. Op 17 december 2021 heeft de ICES het wetenschappelijk advies voor dat bestand voor 2022 uitgebracht. De TAC voor dat bestand voor 2022 moet derhalve worden gewijzigd overeenkomstig dat advies.

(12) Om bepaalde soorten te beschermen tegen bevissing, zijn de Unie en het Verenigd Koninkrijk overeengekomen de bestaande lijsten van verboden soorten te behouden.

(13) Verordening (EU) 2022/109 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14) De in Verordening (EU) 2022/109 vastgestelde vangstbeperkingen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2022. De bij deze verordening ingevoerde bepalingen betreffende vangstbeperkingen moeten derhalve eveneens met ingang van die datum van toepassing zijn. Een dergelijke toepassing met terugwerkende kracht doet geen afbreuk aan de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen aangezien de betrokken vangstmogelijkheden worden verhoogd of nog niet zijn opgebruikt. Gezien de urgentie moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.