Overwegingen bij COM(2022)184 - Wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In zijn arrest van 20 januari 2021 in zaak C-301/19 P3, Commissie/Printeos, heeft het Hof geoordeeld dat de Commissie op grond van de verplichting om de maatregelen te nemen die nodig zijn ter uitvoering van de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarbij een op grond van artikel 266, lid 1, VWEU, provisorisch door een onderneming betaalde mededingingsgeldboete wordt verlaagd of nietig verklaard, verplicht was vertragingsrente te betalen wegens te late terugbetaling van de boete vanaf de datum waarop de onderneming de boete provisorisch aan de Commissie heeft betaald tot aan de datum van terugbetaling.

(2) Die recente jurisprudentie heeft geleid tot ongeziene rentevorderingen, die veel hoger liggen dan de rente op de provisorisch betaalde bedragen, waarvoor in de begroting van de Unie een passende oplossing moet worden gevonden. Om te zorgen voor een passend compensatieniveau in geval van terugbetaling van een provisorisch betaalde boete en om de begroting van de Unie in staat te stellen aan de daaruit voortvloeiende financiële behoeften te voldoen, is het dringend noodzakelijk een aantal gerichte wijzigingen in het Financieel Reglement aan te brengen.

(3) Met name is het nodig te voorzien in een afwijking van de algemene regel van artikel 48, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad4, die bepaalt dat de begroting geen negatieve ontvangsten mag bevatten. Die afwijking moet het mogelijk maken om op de ontvangsten van de algemene begroting van de Unie alle rente of andere verschuldigde heffingen in mindering te brengen op de bedragen van nietig verklaarde of verlaagde boeten, andere dwangsommen of sancties, met inbegrip van een eventueel negatief rendement met betrekking tot die bedragen.

(4) Om te voldoen aan het algemene beginsel van herstel in de vorige toestand (restitutio in integrum) dat van toepassing is op door instellingen van de Unie opgelegde boeten, andere dwangsommen of sancties die later door het Hof van Justitie worden nietig verklaard of verlaagd, moet worden bepaald dat een negatief rendement op het provisorisch geïnde bedrag van dergelijke boeten, andere dwangsommen of sancties die door de instellingen van de Unie zijn opgelegd, niet in mindering wordt gebracht op het terug te betalen bedrag. Het is derhalve passend de desbetreffende bepaling in artikel 108, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 te schrappen.

(5) Ter compensatie van het verlies van het genot van de gelden vanaf de datum waarop de onderneming de boete provisorisch aan de Commissie heeft betaald tot de datum van terugbetaling, wordt voorgesteld het terugbetaalde bedrag te verhogen met rente tegen de rentevoet die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, vermeerderd met anderhalf procentpunt, als passende compensatie voor de onderneming in dergelijke situaties, waardoor geen andere rentevoet op dat bedrag hoeft te worden toegepast. Bovendien komt dit percentage overeen met de voor de schuldenaar geldende rentevoet wanneer deze ervoor kiest de betaling van een boete, een andere dwangsom of een sanctie uit te stellen en een financiële zekerheid stelt in plaats van betaling. Het is ook passend te verduidelijken dat de voor de schuldenaar geldende rentevoet wanneer deze ervoor kiest de betaling van een boete, een andere dwangsom of een sanctie uit te stellen en in plaats van betaling een financiële zekerheid stelt, geen vertragingsrente wegens te late betaling vormt, door artikel 99, lid 4, en artikel 108, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 te wijzigen.

(6) Om voldoende kasstroom te waarborgen om derden te compenseren voor het verlies van het genot van gelden in de in artikel 108, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 bedoelde zaken, moet worden bepaald dat bedragen uit boeten, andere dwangsommen of sancties alsmede de rente hierover of andere hieruit voortvloeiende inkomsten, tegen het einde van het volgende begrotingsjaar in de begroting kunnen worden opgenomen.

(7) Rekening houdend met de mogelijkheid van een negatief investeringsrendement, mag de Commissie niet streven naar een positief verwacht rendement indien dit vereist dat een buitensporig hoog investeringsrisico wordt genomen. De Commissie moet de mogelijkheid krijgen overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer te investeren in financiële activa, waarbij prioriteit moet worden gegeven aan de veiligheid en liquiditeit van de bedragen die provisorisch als boete, andere dwangsom of sanctie zijn betaald.

(8) Gezien de noodzaak van een snelle aanpak van de gevolgen van de recente rechtspraak op de begroting, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

(9) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.