Overwegingen bij COM(2023)226 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 806/2014 wat betreft vroegtijdige-interventiemaatregelen, afwikkelingsvoorwaarden en financiering van afwikkelingsmaatregelen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het afwikkelingskader van de Unie voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (“instellingen”) is opgezet in de nasleep van de wereldwijde financiële crisis van 2008-2009 en naar aanleiding van de internationaal onderschreven Key Attributes of Effective Resolution Regimes for Financial Institutions 24 van de Raad voor financiële stabiliteit. Het afwikkelingskader van de Unie bestaat uit Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad 25 en Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad 26 . Beide handelingen zijn van toepassing op in de Unie gevestigde instellingen en op elke andere entiteit die onder het toepassingsgebied van die richtlijn of die verordening valt (“entiteiten”). Het afwikkelingskader van de Unie is erop gericht het falen van instellingen en entiteiten op ordelijke wijze aan te pakken door de kritieke functies van instellingen en entiteiten in stand te houden en bedreigingen voor de financiële stabiliteit te voorkomen, en tegelijkertijd deposanten en overheidsmiddelen te beschermen. Daarnaast beoogt het afwikkelingskader van de Unie de ontwikkeling van de interne bankenmarkt te bevorderen door een geharmoniseerde regeling in te voeren om grensoverschrijdende crises op gecoördineerde wijze aan te pakken en door problemen in verband met gelijke concurrentievoorwaarden te voorkomen.

(2) Enkele jaren na de uitvoering ervan levert het afwikkelingskader van de Unie in zijn huidige vorm niet de beoogde resultaten op met betrekking tot sommige van deze doelstellingen. Meer in het bijzonder wordt het afwikkelingskader van de Unie weinig gebruikt, ondanks het feit dat instellingen en entiteiten aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt op weg naar afwikkelbaarheid en hiervoor aanzienlijke middelen hebben toegewezen, met name door middel van de opbouw van de verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit en de opvulling van afwikkelingsfinancieringsregelingen. Het falen van bepaalde kleinere en middelgrote instellingen en entiteiten wordt in plaats daarvan hoofdzakelijk afgehandeld met gebruik van niet-geharmoniseerde nationale maatregelen. Hiervoor wordt belastinggeld gebruikt, in plaats van afwikkelingsfinancieringsregelingen. Die situatie lijkt het gevolg te zijn van ontoereikende stimulansen. Deze ontoereikende stimulansen vloeien voort uit de wisselwerking tussen het afwikkelingskader van de Unie en de nationale regels, waarbij de brede beoordelingsruimte bij de beoordeling van het openbaar belang niet altijd op een wijze wordt gebruikt waarin tot uiting komt hoe het afwikkelingskader van de Unie moet worden toegepast. Het afwikkelingskader van de Unie werd bovendien weinig gebruikt als gevolg van de risico’s voor deposanten van instellingen met depositofinanciering op het dragen van verliezen om ervoor te zorgen dat deze instellingen toegang hebben tot externe financiering bij afwikkeling, met name bij gebrek aan andere bail-inbare passiva. Ten slotte heeft het feit dat er minder strikte regels zijn voor de toegang tot financiering buiten de afwikkeling dan in de afwikkeling, de toepassing van het afwikkelingskader van de Unie ontmoedigd ten gunste van andere oplossingen, die vaak het gebruik van belastinggeld inhouden in plaats van de eigen middelen van de instelling of entiteit of door de sector gefinancierde vangnetten. Die situatie genereert op haar beurt risico’s van versnippering, risico’s van suboptimale resultaten bij het beheer van het falen van instellingen en entiteiten, met name in het geval van kleinere en middelgrote instellingen en entiteiten, en opportuniteitskosten door ongebruikte financiële middelen. Daarom moet voor een effectievere en coherentere toepassing van het afwikkelingskader van de Unie worden gezorgd en moet worden gewaarborgd dat het kan worden toegepast wanneer dat in het algemeen belang is, ook voor kleinere en middelgrote instellingen die hoofdzakelijk met deposito’s worden gefinancierd en niet over voldoende andere bail-inbare passiva beschikken.

(3) Ingevolge artikel 4 van Verordening (EU) nr. 806/2014 worden lidstaten die een nauwe samenwerking tussen de Europese Centrale Bank (ECB) en de respectieve nationale bevoegde autoriteiten tot stand hebben gebracht, voor de toepassing van die verordening beschouwd als deelnemende lidstaten. Verordening (EU) nr. 806/2014 bevat echter geen details over het proces ter voorbereiding van de start van de nauwe samenwerking bij afwikkelingsgerelateerde taken. Deze details moeten derhalve worden vastgesteld.

(4) De intensiteit en de mate van gedetailleerdheid van de noodzakelijke planningswerkzaamheden voor de afwikkeling met betrekking tot dochterondernemingen die niet als af te wikkelen entiteiten zijn aangemerkt, lopen uiteen naargelang de omvang en het risicoprofiel van de betrokken instellingen en entiteiten, de aanwezigheid van kritieke functies en de groepsafwikkelingsstrategie. De gemeenschappelijke afwikkelingsraad (“de afwikkelingsraad”) moet derhalve met deze factoren rekening kunnen houden bij het vaststellen van de ten aanzien van dergelijke dochterondernemingen te nemen maatregelen en in voorkomend geval een vereenvoudigde aanpak volgen.

(5) Een instelling of entiteit die naar nationaal recht wordt geliquideerd, nadat is vastgesteld dat de instelling of entiteit faalt of waarschijnlijk zal falen en de afwikkelingsraad heeft geconcludeerd dat de afwikkeling ervan niet in het algemeen belang is, stevent uiteindelijk af op een terugtrekking uit de markt. Dat houdt in dat een plan voor te nemen maatregelen in geval van falen niet nodig is, ongeacht of de bevoegde autoriteit de vergunning van de betrokken instelling of entiteit reeds heeft ingetrokken. Hetzelfde geldt voor een resterende instelling in afwikkeling na de overdracht van activa, rechten en passiva in het kader van een overdrachtsstrategie. Het is derhalve passend om te specificeren dat de goedkeuring van afwikkelingsplannen in dergelijke situaties niet vereist is.

(6) De afwikkelingsraad kan momenteel bepaalde uitkeringen verbieden wanneer een instelling of entiteit niet voldoet aan het gecombineerde buffervereiste wanneer dit wordt beschouwd als aanvulling op het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva (“MREL”). Met het oog op de rechtszekerheid en de afstemming op de bestaande procedures voor de uitvoering van door de afwikkelingsraad genomen besluiten, moeten de rollen van de autoriteiten die betrokken zijn bij het proces voor het verbieden van uitkeringen echter duidelijker worden gespecificeerd. Daarom is het passend te bepalen dat de afwikkelingsraad een instructie om dergelijke uitkeringen te verbieden, moet richten aan de nationale afwikkelingsautoriteit, die het besluit van de afwikkelingsraad moet uitvoeren. Bovendien kan een instelling of entiteit in bepaalde situaties op een andere basis aan het MREL moeten voldoen dan de basis waarop die instelling of entiteit aan het gecombineerde buffervereiste moet voldoen. Die situatie schept onzekerheden met betrekking tot de voorwaarden voor de uitoefening van de bevoegdheden van de afwikkelingsraad om uitkeringen te verbieden en voor de berekening van het maximaal uitkeerbare bedrag in verband met het MREL. Daarom moet worden bepaald dat de afwikkelingsraad in die gevallen de nationale afwikkelingsautoriteiten moet opdragen bepaalde uitkeringen te verbieden op basis van de raming van het gecombineerde buffervereiste dat voortvloeit uit Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1118 van de Commissie 27 . Met het oog op transparantie en rechtszekerheid moet de afwikkelingsraad het geraamde gecombineerde buffervereiste meedelen aan de instelling of entiteit, die dat geraamde gecombineerde buffervereiste vervolgens openbaar moet maken.

(7) In Richtlijn 2014/59/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013 zijn door afwikkelingsautoriteiten uit te oefenen bevoegdheden vastgelegd, waarvan sommige niet in Verordening (EU) nr. 806/2014 zijn opgenomen. In het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme kan dit leiden tot onzekerheid over de vraag wie die bevoegdheden moet uitoefenen en onder welke voorwaarden dat moet gebeuren. Het is derhalve noodzakelijk te specificeren hoe de nationale afwikkelingsautoriteiten bepaalde bevoegdheden moeten uitoefenen die alleen in Richtlijn 2014/59/EU zijn vastgelegd met betrekking tot entiteiten en groepen die onder de directe verantwoordelijkheid van de afwikkelingsraad vallen. In die gevallen moet de afwikkelingsraad, wanneer hij dat nodig acht, de nationale afwikkelingsautoriteiten kunnen opdragen die bevoegdheden uit te oefenen. De afwikkelingsraad moet met name de nationale afwikkelingsautoriteiten kunnen opdragen van een instelling of entiteit te verlangen dat zij gedetailleerde gegevens bijhoudt van de financiële contracten waarbij de instelling of entiteit partij is, of de bevoegdheid toe te passen om sommige financiële verplichtingen op grond van artikel 33 bis van Richtlijn 2014/59/EU op te schorten. Aangezien de in Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad 28 neergelegde machtigingen voor de verlaging van in aanmerking komende passiva-instrumenten, die ook van toepassing is op instellingen en entiteiten en aan het MREL onderworpen passiva, niet de toepassing van nationale wetgeving vereisen, moet de afwikkelingsraad deze machtigingen rechtstreeks aan instellingen of entiteiten kunnen verlenen, zonder dat hij de nationale afwikkelingsautoriteiten hoeft op te dragen die bevoegdheid uit te oefenen.

(8) Bij Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad 29 , Verordening (EU) 2019/877 van het Europees Parlement en de Raad 30 en Richtlijn (EU) 2019/879 van het Europees Parlement en de Raad 31 zijn de internationale nadere kenmerken van de totale verliesabsorptiecapaciteit (“total loss-absorbing capacity” — TLAC) (hierna genoemd “de TLAC-norm”), die op 9 november 2015 door de Raad voor financiële stabiliteit is gepubliceerd, voor mondiaal systeemrelevante banken, in het Unierecht aangeduid als mondiaal systeemrelevante instellingen (MSI’s), in het Unierecht uitgevoerd. Bij Verordening (EU) 2019/877 en Richtlijn (EU) 2019/879 is ook het MREL in Richtlijn 2014/59/EU en in Verordening (EU) nr. 806/2014 gewijzigd. Het is noodzakelijk om de bepalingen in Verordening (EU) nr. 806/2014 betreffende het MREL in overeenstemming te brengen met de uitvoering van de TLAC-norm voor MSI’s met betrekking tot bepaalde passiva die kunnen worden gebruikt om te voldoen aan het deel van het MREL dat moet worden voldaan met eigen vermogen en andere achtergestelde passiva. Met name passiva met dezelfde rang als bepaalde uitgesloten passiva moeten in de eigen middelen en achtergestelde in aanmerking komende instrumenten van af te wikkelen entiteiten worden opgenomen wanneer het bedrag van die uitgesloten passiva op de balans van de af te wikkelen entiteit niet hoger is dan 5 % van het bedrag van de eigen middelen en in aanmerking komende passiva van de af te wikkelen entiteit en uit die opneming geen risico’s voortvloeien die verband houden met het beginsel dat geen enkele crediteur slechter af mag zijn.

(9) De regels voor het bepalen van het MREL zijn hoofdzakelijk gericht op de vaststelling van het passende niveau voor het MREL, waarbij het instrument van bail-in als voorkeursstrategie voor de afwikkeling wordt beschouwd. Verordening (EU) nr. 806/2014 staat de afwikkelingsraad echter toe andere afwikkelingsinstrumenten te gebruiken, namelijk die welke berusten op de overdracht van de onderneming van de instelling in afwikkeling aan een particuliere koper of aan een overbruggingsinstelling. Daarom moet worden gespecificeerd dat, indien het afwikkelingsplan voorziet in het gebruik van het instrument van verkoop van de onderneming of van het instrument van de overbruggingsinstelling en het verlaten van de markt door de af te wikkelen entiteit, de afwikkelingsraad het niveau van het MREL voor de betrokken af te wikkelen entiteit moet bepalen op basis van de specifieke kenmerken van deze afwikkelingsinstrumenten en van de verschillende verliesabsorberende en herkapitalisatiebehoeften die deze instrumenten met zich meebrengen.

(10) Het niveau van het MREL voor af te wikkelen entiteiten is de som van het bedrag van de in afwikkeling verwachte verliezen en het herkapitalisatiebedrag waarmee de af te wikkelen entiteit aan haar vergunningsvoorwaarden kan blijven voldoen en haar activiteiten gedurende een passende periode kan voortzetten. Bepaalde voorkeursafwikkelingsstrategieën omvatten de overdracht van activa, rechten en verplichtingen aan een ontvanger en een terugtrekking uit de markt, met name het instrument van verkoop van de onderneming. In die gevallen zijn de met de herkapitalisatiecomponent nagestreefde doelstellingen wellicht niet in dezelfde mate van toepassing als in het geval van een open-bank bail-in-strategie, omdat de afwikkelingsraad niet verplicht zal zijn ervoor te zorgen dat de af te wikkelen entiteit na een afwikkelingsmaatregel opnieuw aan haar eigenvermogensvereisten voldoet. Niettemin wordt verwacht dat de verliezen in dergelijke gevallen groter zullen zijn dan de eigenvermogensvereisten van de af te wikkelen entiteit. Daarom is het passend te bepalen dat het niveau van het MREL van deze af te wikkelen entiteiten een herkapitalisatiebedrag blijft omvatten dat wordt aangepast op een wijze die evenredig is aan de afwikkelingsstrategie.

(11) Wanneer de afwikkelingsstrategie voorziet in het gebruik van andere afwikkelingsinstrumenten dan bail-in, zal de herkapitalisatiebehoefte van de betrokken entiteit na afwikkeling doorgaans kleiner zijn dan in het geval van een open-bank bail-in. Bij de kalibratie van het MREL in een dergelijk geval moet met dat aspect rekening worden gehouden bij de raming van het herkapitalisatievereiste. Daarom moet de afwikkelingsraad bij het aanpassen van het niveau van het MREL voor af te wikkelen entiteiten waarvan het afwikkelingsplan voorziet in het instrument van verkoop van de onderneming of het instrument van de overbruggingsinstelling en het verlaten van de markt, rekening houden met de kenmerken van die instrumenten, waaronder de verwachte omvang van de overdracht aan de particuliere koper of aan de overbruggingsinstelling, de soorten instrumenten die moeten worden overgedragen, de verwachte waarde en verhandelbaarheid van die instrumenten, en de opzet van de afwikkelingsstrategie waaraan de voorkeur wordt gegeven, met inbegrip van het aanvullende gebruik van het instrument van afsplitsing van activa. Aangezien de afwikkelingsautoriteit per geval een besluit moet nemen over een eventueel gebruik in afwikkeling van middelen van het depositogarantiestelsel en een dergelijk besluit niet vooraf met zekerheid kan worden aangenomen, mag de afwikkelingsraad de potentiële bijdrage van het depositogarantiestelsel (in afwikkeling) niet in aanmerking nemen bij het kalibreren van de hoogte van het MREL.

(12) Er moet worden gezorgd voor gelijke stimulansen om voldoende MREL op te bouwen voor instellingen en entiteiten die zowel in als buiten afwikkeling aan overdrachtsstrategieën zouden worden onderworpen. Bij de vaststelling van de hoogte van het MREL voor instellingen en entiteiten die aan maatregelen in het kader van nationale insolventieprocedures uit hoofde van artikel 11, lid 5, van Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad 32 kunnen worden onderworpen, moeten derhalve dezelfde regels worden gevolgd als die welke gelden voor de vaststelling van het MREL voor af te wikkelen entiteiten waarvan de preferente afwikkelingsstrategie voorziet in de verkoop van de onderneming of de overdracht aan een overbruggingsinstelling die leidt tot het verlaten van de markt.

(13) Krachtens artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad 33 is de ECB bevoegd toezichthoudende taken uit te voeren met betrekking tot vroegtijdige interventie. Het is noodzakelijk de risico’s te beperken die voortvloeien uit de uiteenlopende omzetting in nationaal recht van de vroegtijdige-interventiemaatregelen in Richtlijn 2014/59/EU en de effectieve en consistente toepassing door de ECB van haar bevoegdheden om vroegtijdige-interventiemaatregelen te nemen, te vergemakkelijken. Deze vroegtijdige-interventiemaatregelen zijn in het leven geroepen om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de verslechtering van de financiële en economische situatie van een instelling of entiteit te verhelpen en het risico en de gevolgen van een eventuele afwikkeling zoveel mogelijk te beperken. Wegens een gebrek aan zekerheid over de voorwaarden voor de toepassing van die vroegtijdige-interventiemaatregelen en gedeeltelijke overlappingen met toezichtmaatregelen zijn vroegtijdige-interventiemaatregelen echter zelden gebruikt. De bepalingen van Richtlijn 2014/59/EU betreffende vroegtijdige-interventiemaatregelen moeten derhalve worden weerspiegeld in Verordening (EU) nr. 806/2014, waardoor één enkel en rechtstreeks toepasselijk rechtsinstrument voor de ECB wordt gewaarborgd, en de voorwaarden voor de toepassing van die vroegtijdige-interventiemaatregelen moeten worden vereenvoudigd en nader worden gespecificeerd. Om onzekerheden weg te nemen over de voorwaarden en het tijdschema voor de afzetting van het leidinggevend orgaan en de benoeming van tijdelijke bewindvoerders, moeten deze maatregelen uitdrukkelijk als vroegtijdige-interventiemaatregelen worden aangemerkt en moet de toepassing ervan aan dezelfde voorwaarden worden onderworpen. Tegelijkertijd moet van de ECB worden verlangd dat zij met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel de passende maatregelen kiest om een specifieke situatie aan te pakken. Om de ECB in staat te stellen rekening te houden met reputatierisico’s of risico’s in verband met het witwassen van geld of informatie- en communicatietechnologie, moet de ECB de voorwaarden voor de toepassing van vroegtijdige-interventiemaatregelen niet alleen beoordelen op basis van kwantitatieve indicatoren, waaronder kapitaal- of liquiditeitsvereisten, niveau van hefboomwerking, niet-rendabele leningen of concentratie van blootstellingen, maar ook op basis van kwalitatieve voorwaarden.

(14) De afwikkelingsraad moet zich kunnen voorbereiden op de mogelijke afwikkeling van een instelling of entiteit. De ECB of de desbetreffende nationale bevoegde autoriteit moet de afwikkelingsraad derhalve tijdig op de hoogte stellen van de verslechtering van de financiële situatie van een instelling of entiteit, en de afwikkelingsraad moet over de nodige bevoegdheden beschikken voor de uitvoering van voorbereidende maatregelen. Belangrijk is dat, om de afwikkelingsraad in staat te stellen zo snel mogelijk te reageren op een verslechtering van de situatie van een instelling of entiteit, de voorafgaande toepassing van vroegtijdige-interventiemaatregelen voor de afwikkelingsraad geen voorwaarde mag zijn om regelingen te treffen voor de verkoop van de instelling of entiteit of om informatie op te vragen om het afwikkelingsplan te actualiseren en de waardering voor te bereiden. Om een consistente, gecoördineerde, effectieve en tijdige reactie op de verslechtering van de financiële situatie van een instelling of entiteit te waarborgen en een goede voorbereiding op een eventuele afwikkeling te treffen, is het noodzakelijk de interactie en coördinatie tussen de ECB, de nationale bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsraad te versterken. Zodra een instelling of entiteit voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van vroegtijdige-interventiemaatregelen, moeten de ECB, de nationale bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsraad hun informatie-uitwisseling, met inbegrip van voorlopige informatie, opvoeren en gezamenlijk toezicht houden op de financiële situatie van de instelling of entiteit.

(15) Het is noodzakelijk te zorgen voor tijdige actie en vroegtijdige coördinatie tussen de afwikkelingsraad en de ECB, of de betrokken nationale bevoegde autoriteit, met betrekking tot minder belangrijke grensoverschrijdende groepen wanneer een instelling of entiteit nog steeds een “going concern” is, maar er een materieel risico bestaat dat die instelling of entiteit faalt. De ECB of de desbetreffende nationale bevoegde autoriteit moet de afwikkelingsraad derhalve zo vroeg mogelijk van een dergelijk risico in kennis te stellen. Die kennisgeving moet de redenen voor de beoordeling van de ECB of de betrokken nationale bevoegde autoriteit bevatten, alsmede een overzicht van de alternatieve maatregelen van de particuliere sector, toezichtmaatregelen of vroegtijdige-interventiemaatregelen die beschikbaar zijn om het falen van de instelling of entiteit binnen een redelijk tijdsbestek te voorkomen. Een dergelijke vroegtijdige kennisgeving mag geen afbreuk doen aan de procedures om te bepalen of aan de afwikkelingsvoorwaarden is voldaan. De voorafgaande kennisgeving door de ECB of de betrokken nationale bevoegde autoriteit aan de afwikkelingsraad van een materieel risico dat een instelling of entiteit faalt of waarschijnlijk zal falen, mag geen voorwaarde zijn voor een latere vaststelling dat een instelling of entiteit daadwerkelijk faalt of waarschijnlijk zal falen. Indien in een later stadium wordt geoordeeld dat de instelling of entiteit faalt of waarschijnlijk zal falen en er geen alternatieve oplossingen zijn om een dergelijk falen binnen een redelijk tijdsbestek te voorkomen, moet de afwikkelingsraad bovendien een besluit nemen over het nemen van afwikkelingsmaatregelen. In een dergelijk geval kan de tijdigheid van het besluit om afwikkelingsmaatregelen op een instelling of entiteit toe te passen van fundamenteel belang zijn voor de succesvolle uitvoering van de afwikkelingsstrategie, met name omdat een vroegere interventie in de instelling of entiteit kan bijdragen tot het garanderen van voldoende verliesabsorptiecapaciteit en liquiditeit om die strategie uit te voeren. Het is derhalve aangewezen dat de afwikkelingsraad in nauwe samenwerking met de ECB of de betrokken nationale bevoegde autoriteit kan beoordelen wat een redelijk tijdsbestek is om alternatieve maatregelen uit te voeren om het falen van de instelling of entiteit te voorkomen. Om een tijdig resultaat te verzekeren en de afwikkelingsraad in staat te stellen zich naar behoren voor te bereiden op de mogelijke afwikkeling van de instelling of entiteit, moeten de afwikkelingsraad en de ECB, of de desbetreffende nationale bevoegde autoriteit, regelmatig bijeenkomen, en moet de afwikkelingsraad een besluit nemen over de frequentie van die bijeenkomsten, rekening houdend met de omstandigheden van het geval.

(16) Om materiële inbreuken op de prudentiële voorschriften te dekken, moeten de voorwaarden om te bepalen of moederondernemingen, met inbegrip van holdings, falen of waarschijnlijk zullen falen, nader worden gespecificeerd. Een inbreuk op deze vereisten door een moederonderneming moet materieel zijn wanneer de aard en de omvang van deze inbreuk vergelijkbaar is met een inbreuk die, indien deze door een kredietinstelling was begaan, de intrekking van de vergunning door de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2013/36/EU zou hebben gerechtvaardigd.

(17) Het afwikkelingskader is bedoeld om te worden toegepast op potentieel elke instelling of entiteit, ongeacht haar omvang en bedrijfsmodel, indien de krachtens het nationale recht beschikbare instrumenten niet volstaan om het falen ervan te beheren. Om een dergelijk resultaat te waarborgen, moeten de criteria voor de toepassing van de beoordeling van het algemeen belang op een falende instelling of entiteit worden gespecificeerd.

(18) Bij de beoordeling of de afwikkeling van een instelling of entiteit in het algemeen belang is, moet rekening worden gehouden met de overweging dat deposanten beter beschermd zijn wanneer de middelen van het depositogarantiestelsel efficiënter worden gebruikt en de verliezen voor die middelen tot een minimum worden beperkt. Daarom moet er bij de beoordeling van het algemeen belang van worden uitgegaan dat de afwikkelingsdoelstelling van bescherming van deposanten beter wordt bereikt bij afwikkeling indien de keuze voor insolventie duurder zou zijn voor het depositogarantiestelsel.

(19) Bij de beoordeling of de afwikkeling van een instelling of entiteit in het algemeen belang is, moet ook, voor zover mogelijk, rekening worden gehouden met het verschil tussen, enerzijds, financiering via door de sector gefinancierde vangnetten (afwikkelingsfinancieringsregelingen of depositogarantiestelsels) en, anderzijds, financiering door de lidstaten met belastinggeld. Bij financiering door de lidstaten is er een groter risico op moreel risico en een geringere stimulans tot marktdiscipline. Bij de beoordeling van de doelstelling om de afhankelijkheid van buitengewone openbare financiële steun tot een minimum te beperken, moet de afwikkelingsraad derhalve financiering via de afwikkelingsfinancieringsregelingen of het depositogarantiestelsel verkiezen boven financiering via een gelijk bedrag aan middelen uit de begroting van de lidstaten.

(20) Om ervoor te zorgen dat de afwikkelingsdoelstellingen op de meest doeltreffende wijze worden verwezenlijkt, mag de uitkomst van de beoordeling van het algemeen belang alleen negatief zijn wanneer de liquidatie van de falende instelling of entiteit volgens een normale insolventieprocedure de afwikkelingsdoelstellingen doeltreffender en niet alleen in dezelfde mate als afwikkeling zou verwezenlijken.

(21) In het licht van de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van Richtlijn 2014/59/EU, Verordening (EU) nr. 806/2014 en Richtlijn 2014/49/EU moeten de voorwaarden waaronder preventieve maatregelen die als buitengewone openbare financiële steun kunnen worden aangemerkt, bij wijze van uitzondering kunnen worden verleend, nader worden gespecificeerd. Om concurrentieverstoringen als gevolg van verschillen in de aard van depositogarantiestelsels in de Unie zoveel mogelijk te beperken, moeten interventies van dergelijke stelsels in het kader van preventieve maatregelen die voldoen aan de vereisten van Richtlijn 2014/49/EU en die als buitengewone openbare financiële steun worden aangemerkt, bij wijze van uitzondering worden toegestaan wanneer de begunstigde instelling of entiteit aan geen van de voorwaarden voldoet om als falend of waarschijnlijk falend te worden beschouwd. Er moet voor worden gezorgd dat er tijdig preventieve maatregelen worden genomen. De ECB baseert haar overweging dat een instelling of entiteit solvabel is, met het oog op preventieve herkapitalisatie, momenteel op een toekomstgerichte beoordeling voor de volgende twaalf maanden of de instelling of entiteit kan voldoen aan de eigenvermogensvereisten van Verordening (EU) nr. 575/2013 of van Verordening (EU) 2019/2033, en aan het aanvullende eigenvermogensvereiste van Richtlijn 2013/36/EU of van Richtlijn (EU) 2019/2034. Die praktijk moet worden vastgelegd in Verordening (EU) nr. 806/2014. Bovendien kunnen maatregelen ter ondersteuning van probleemactiva, zoals vehikels voor activabeheer of garantieregelingen voor activa, doeltreffend en efficiënt blijken om de oorzaken van mogelijke financiële moeilijkheden van instellingen en entiteiten aan te pakken en hun falen te voorkomen, en kunnen zij derhalve relevante preventieve maatregelen vormen. Daarom moet worden gespecificeerd dat deze preventieve maatregelen de vorm kunnen aannemen van maatregelen voor probleemactiva.

(22) Om de marktdiscipline te handhaven, de overheidsmiddelen te beschermen en concurrentieverstoringen te voorkomen, moeten preventieve maatregelen de uitzondering blijven en alleen worden toegepast om ernstige verstoringen van de markt aan te pakken of om de financiële stabiliteit te vrijwaren. Bovendien mogen preventieve maatregelen niet worden gebruikt om geleden of te verwachten verliezen aan te pakken. Het meest betrouwbare instrument om geleden of waarschijnlijk geleden verliezen vast te stellen, is een beoordeling van de kwaliteit van de activa door de ECB, de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit, “EBA”), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad 34 , of de nationale bevoegde autoriteiten. De ECB en de nationale bevoegde autoriteiten moeten een dergelijke evaluatie gebruiken om geleden of waarschijnlijk te lijden verliezen vast te stellen, indien een dergelijke evaluatie binnen een redelijk tijdsbestek kan worden uitgevoerd. Indien dat niet mogelijk is, moeten de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten de geleden of waarschijnlijk te lijden verliezen op de meest betrouwbare wijze vaststellen onder de heersende omstandigheden, in voorkomend geval op basis van inspecties ter plaatse.

(23) Preventieve herkapitalisatie is gericht op de ondersteuning van levensvatbare instellingen en entiteiten waarvan is vastgesteld dat zij in de nabije toekomst te maken zullen hebben met tijdelijke moeilijkheden, om te voorkomen dat hun situatie verder verslechtert. Om te voorkomen dat overheidssubsidies worden verleend aan ondernemingen die reeds onrendabel zijn wanneer de steun wordt verleend, mogen de preventieve maatregelen die in de vorm van de verwerving van eigenvermogensinstrumenten of andere kapitaalinstrumenten of via maatregelen voor probleemactiva worden verleend, niet hoger zijn dan het bedrag dat nodig is om de kapitaaltekorten te dekken die in het ongunstige scenario van een stresstest of een gelijkwaardige exercitie zijn vastgesteld. Om ervoor te zorgen dat de overheidsfinanciering uiteindelijk wordt stopgezet, moeten die preventieve maatregelen ook in de tijd beperkt zijn en een duidelijk tijdschema bevatten voor de beëindiging ervan (exitstrategie). Eeuwigdurende instrumenten, waaronder tier 1-kernkapitaal, mogen slechts in uitzonderlijke omstandigheden worden gebruikt en aan bepaalde kwantitatieve beperkingen worden onderworpen omdat zij door hun aard niet geschikt zijn om aan de voorwaarde van tijdelijkheid te voldoen.

(24) Preventieve maatregelen moeten beperkt blijven tot het bedrag dat de instelling of entiteit nodig heeft om haar solvabiliteit te handhaven in geval van een ongunstig scenario, zoals bepaald in een stresstest of een gelijkwaardige oefening. In het geval van preventieve maatregelen in de vorm van maatregelen voor probleemactiva moet de ontvangende instelling of entiteit dat bedrag kunnen gebruiken om verliezen op de overgedragen activa te dekken of in combinatie met een verwerving van kapitaalinstrumenten, mits het totale bedrag van het vastgestelde tekort niet wordt overschreden. Ook moet ervoor worden gezorgd dat dergelijke preventieve maatregelen in de vorm van maatregelen voor probleemactiva in overeenstemming zijn met de bestaande staatssteunregels en beste praktijken, dat zij de levensvatbaarheid van de instelling of entiteit op lange termijn herstellen, dat de staatssteun tot het noodzakelijke minimum beperkt blijft en dat concurrentieverstoringen worden vermeden. Om die redenen moeten de betrokken autoriteiten in geval van preventieve maatregelen in de vorm van maatregelen voor probleemactiva rekening houden met de specifieke richtsnoeren, waaronder de AMC-blauwdruk 35 en de mededeling Aanpak van niet-renderende leningen 36 . Ook voor deze preventieve maatregelen in de vorm van maatregelen voor probleemactiva moet altijd de dwingende voorwaarde van tijdelijkheid gelden. Verwacht wordt dat overheidsgaranties die voor een bepaalde periode worden verleend met betrekking tot de probleemactiva van de betrokken instelling of entiteit, een betere naleving van de voorwaarde van tijdelijkheid garanderen dan overdrachten van dergelijke activa aan een door de overheid gesteunde entiteit. Om ervoor te zorgen dat instellingen en entiteiten die ondanks de ontvangen steun niet levensvatbaar blijken te zijn, zich terugtrekken uit de markt, moet worden bepaald dat indien de betrokken instelling of entiteit niet voldoet aan de voorwaarden van de steunmaatregelen die bij de toekenning van die maatregelen zijn vastgesteld, de instelling of entiteit als falend of waarschijnlijk falend wordt beschouwd.

(25) Het is van belang dat de afwikkelingsraad snel en tijdig maatregelen neemt wanneer het gaat om de toekenning van staatssteun of steun uit het Fonds. Daarom moet de afwikkelingsraad de betrokken afwikkelingsregeling kunnen aannemen voordat de Commissie heeft beoordeeld of deze steun verenigbaar is met de interne markt. Om de goede werking van de interne markt in een dergelijk scenario te garanderen, moeten afwikkelingsregelingen die de verlening van staatssteun of steun uit het Fonds inhouden, echter uiteindelijk onderworpen blijven aan de goedkeuring van de Commissie. Om de Commissie in staat te stellen zo spoedig mogelijk te beoordelen of de steun uit het Fonds verenigbaar is met de interne markt, en om een vlotte informatiestroom te waarborgen, moet ook worden bepaald dat de afwikkelingsraad en de Commissie onverwijld alle nodige informatie over het mogelijke gebruik van de steun uit het Fonds moeten uitwisselen en moeten specifieke regels worden vastgesteld over wanneer de afwikkelingsraad de informatie aan de Commissie moet verstrekken en welke informatie hij moet verstrekken, om de Commissie in staat te stellen de verenigbaarheid van de steun uit het Fonds te beoordelen.

(26) De procedure voor de afwikkeling en de procedure voor het besluit tot toepassing van de bevoegdheden tot afschrijving en omzetting zijn vergelijkbaar. Het is derhalve aangewezen de respectieve taken van de afwikkelingsraad en van hetzij de ECB, hetzij de nationale bevoegde autoriteit, naargelang het geval, op elkaar af te stemmen wanneer zij, enerzijds, beoordelen of de voorwaarden voor de toepassing van de bevoegdheden tot afschrijving en omzetting aanwezig zijn en, anderzijds, wanneer zij de voorwaarden voor de aanneming van een afwikkelingsregeling beoordelen.

(27) Het is mogelijk dat een afwikkelingsmaatregel moet worden toegepast op een af te wikkelen entiteit die aan het hoofd van een af te wikkelen groep staat, terwijl bevoegdheden tot afschrijving en omzetting moeten worden toegepast op een andere entiteit van dezelfde groep. Onderlinge afhankelijkheden tussen dergelijke entiteiten, waaronder het bestaan van geconsolideerde kapitaalvereisten die moeten worden hersteld en de noodzaak om mechanismen voor verliesopname en kapitaalafname in werking te stellen, kunnen het moeilijk maken om de verliesabsorptie en de herkapitalisatiebehoeften voor elke entiteit afzonderlijk te beoordelen, en dus om de noodzakelijke bedragen te bepalen die voor elke entiteit moeten worden afgeschreven en omgezet. De procedure voor de toepassing van de bevoegdheid tot afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva in die situaties moet derhalve worden gespecificeerd, waarbij de afwikkelingsraad rekening moet houden met dergelijke onderlinge afhankelijkheden. Wanneer een entiteit aan de voorwaarden voor de toepassing van de bevoegdheden tot afschrijving en omzetting voldoet en een andere entiteit binnen dezelfde groep tegelijkertijd aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet, moet de afwikkelingsraad daartoe een afwikkelingsregeling vaststellen die op beide entiteiten betrekking heeft.

(28) Om de rechtszekerheid te vergroten, en gezien de mogelijke relevantie van passiva die kunnen voortvloeien uit toekomstige onzekere gebeurtenissen, waaronder de uitkomst van rechtszaken die op het moment van afwikkeling aanhangig zijn, moet worden bepaald welke behandeling deze passiva voor de toepassing van het instrument van bail-in moeten krijgen. De leidende beginselen in dat verband moeten die zijn welke zijn vervat in de boekhoudregels, en met name de boekhoudregels die zijn vastgelegd in de International Accounting Standard 37 zoals aangenomen bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie 37 . Op grond daarvan moeten de afwikkelingsautoriteiten een onderscheid maken tussen voorzieningen en voorwaardelijke verplichtingen. Voorzieningen zijn verplichtingen die verband houden met een waarschijnlijke uitstroom van middelen en die op betrouwbare wijze kunnen worden geraamd. Voorwaardelijke verplichtingen worden niet opgenomen als boekhoudkundige verplichtingen omdat zij betrekking hebben op een verplichting die op het tijdstip van de raming niet als waarschijnlijk kan worden beschouwd of niet op betrouwbare wijze kan worden geraamd.

(29) Aangezien voorzieningen boekhoudkundige verplichtingen zijn, moet worden gespecificeerd dat deze voorzieningen op dezelfde wijze moeten worden behandeld als andere verplichtingen. Dergelijke bepalingen moeten bail-inbaar zijn, tenzij zij voldoen aan een van de specifieke criteria om van het toepassingsgebied van het instrument van bail-in te worden uitgesloten. Gezien de potentiële relevantie van deze voorzieningen bij afwikkeling en om zekerheid te bieden bij de toepassing van het instrument van bail-in, moet worden gespecificeerd dat de voorzieningen deel uitmaken van de bail-inbare passiva en dat bijgevolg het instrument van bail-in erop van toepassing is.

(30) Volgens de boekhoudkundige beginselen kunnen voorwaardelijke verplichtingen niet als verplichtingen worden erkend en mogen zij derhalve niet bail-inbaar zijn. Er moet echter voor worden gezorgd dat een voorwaardelijke verplichting die zou voortvloeien uit een gebeurtenis die onwaarschijnlijk is of op het moment van afwikkeling niet betrouwbaar kan worden ingeschat, geen afbreuk doet aan de doeltreffendheid van de afwikkelingsstrategie en met name van het instrument van bail-in. Om dat doel te bereiken moet de schatter, als onderdeel van de waardering ten behoeve van de afwikkeling, de voorwaardelijke verplichtingen beoordelen die zijn opgenomen in de balans van de instelling of entiteit in afwikkeling en de potentiële waarde van die verplichtingen naar diens beste vermogen kwantificeren. Om ervoor te zorgen dat de instelling of entiteit na het afwikkelingsproces gedurende een passende periode voldoende marktvertrouwen kan genieten, moet de schatter met die potentiële waarde rekening houden bij de vaststelling van het bedrag waarmee de bail-inbare passiva moeten worden afgeschreven of geconverteerd om de kapitaalratio’s van de instelling in afwikkeling te herstellen. De afwikkelingsautoriteit moet met name haar omzettingsbevoegdheden toepassen op bail-inbare passiva voor zover dat nodig is om ervoor te zorgen dat de herkapitalisatie van de instelling in afwikkeling voldoende is om potentiële verliezen te dekken die kunnen worden veroorzaakt door een verplichting die door een onwaarschijnlijke gebeurtenis kan ontstaan. Bij de beoordeling van het af te schrijven of om te zetten bedrag moet de afwikkelingsautoriteit het effect van het potentiële verlies op de instelling in afwikkeling zorgvuldig afwegen op basis van een aantal factoren, waaronder de waarschijnlijkheid dat de gebeurtenis zich voordoet, het tijdsbestek waarbinnen dat gebeurt en het bedrag van de voorwaardelijke verplichting.

(31) In bepaalde omstandigheden kan de afwikkelingsraad, nadat het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds een bijdrage van ten hoogste 5 % van de totale passiva van de instelling of entiteit inclusief eigen vermogen heeft geleverd, gebruik maken van aanvullende financieringsbronnen om hun afwikkelingsmaatregel verder te ondersteunen. Er moet duidelijker worden aangegeven in welke omstandigheden het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds verdere steun kan verlenen wanneer alle passiva met een lagere prioriteitsrangorde dan deposito’s die niet verplicht of vrijwillig van bail-in zijn uitgesloten, volledig zijn afgeschreven of omgezet.

(32) Het succes van de afwikkeling hangt af van de tijdige toegang van de afwikkelingsraad tot relevante informatie van de instellingen en entiteiten die onder de verantwoordelijkheid van de afwikkelingsraad vallen en van overheidsinstellingen en -autoriteiten. In die context moet de afwikkelingsraad toegang hebben tot informatie van statistische aard die de ECB in het kader van haar centralebankfunctie heeft verzameld, naast de informatie waarover de ECB als toezichthouder in het kader van Verordening (EU) nr. 1024/2013 beschikt. Uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad 38 moet de afwikkelingsraad de fysieke en logische bescherming van vertrouwelijke statistische gegevens verzekeren en moet hij toestemming aan de ECB te vragen voor de verdere overmaking die noodzakelijk kan zijn voor de uitvoering van de taken van de afwikkelingsraad. Aangezien informatie met betrekking tot het aantal klanten waarvoor een instelling of entiteit de enige of voornaamste bankpartner is, die wordt bijgehouden door de gecentraliseerde automatische mechanismen die zijn opgezet krachtens Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad 39 , nodig kan zijn om de beoordeling van het algemeen belang uit te voeren, moet de afwikkelingsraad die informatie per geval kunnen ontvangen. Het precieze tijdstip van indirecte toegang tot informatie door de afwikkelingsraad moet ook worden gespecificeerd. Met name wanneer de relevante informatie beschikbaar is voor een instelling of autoriteit die verplicht is met de afwikkelingsraad samen te werken wanneer de afwikkelingsraad om informatie verzoekt, moet deze instelling of autoriteit die informatie aan de afwikkelingsraad verstrekken. Indien de informatie op dat moment niet beschikbaar is, ongeacht de reden voor deze onbeschikbaarheid, moet de afwikkelingsraad deze informatie kunnen verkrijgen van de natuurlijke of rechtspersoon die over deze informatie beschikt via de nationale afwikkelingsautoriteiten of rechtstreeks, na deze nationale afwikkelingsautoriteiten daarvan in kennis te hebben gesteld. De afwikkelingsraad moet ook kunnen bepalen volgens welke procedure en in welke vorm hij informatie van financiële entiteiten moet ontvangen om ervoor te zorgen dat die informatie het best aan zijn behoeften voldoet, met inbegrip van virtuele dataruimten. Om een zo breed mogelijke samenwerking te waarborgen met alle entiteiten die over gegevens kunnen beschikken die relevant zijn voor de afwikkelingsraad en die nodig zijn voor de uitvoering van de aan de afwikkelingsraad opgedragen taken, en om dubbele verzoeken aan instellingen en entiteiten te vermijden, moeten de openbare instellingen en autoriteiten waarmee de afwikkelingsraad moet kunnen samenwerken, de beschikbaarheid van informatie controleren en informatie uitwisselen, bovendien de leden van het Europees Stelsel van centrale banken, de betrokken depositogarantiestelsels, het Europees Comité voor systeemrisico’s, de Europese toezichthoudende autoriteiten en het Europees stabiliteitsmechanisme omvatten. Ten slotte moet de afwikkelingsraad, om te zorgen voor een tijdige interventie van financiële regelingen die voor het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds zijn aangegaan in geval van nood, de Commissie en de ECB in kennis stellen zodra hij van oordeel is dat het nodig kan zijn dergelijke financiële regelingen te activeren, en de Commissie en de ECB alle informatie verstrekken die nodig is voor de uitvoering van hun taken met betrekking tot dergelijke financiële regelingen.

(33) Artikel 86, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU bepaalt dat normale insolventieprocedures met betrekking tot onder die richtlijn vallende instellingen en entiteiten slechts op initiatief van de afwikkelingsautoriteit worden ingeleid en dat een besluit tot plaatsing van een instelling of entiteit in een normale insolventieprocedure slechts met instemming van de afwikkelingsautoriteit wordt genomen. Die bepaling is niet terug te vinden in Verordening (EU) nr. 806/2014. In overeenstemming met de in Verordening (EU) nr. 806/2014 gespecificeerde taakverdeling moeten de nationale afwikkelingsautoriteiten de afwikkelingsraad raadplegen voordat zij overeenkomstig artikel 86, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU optreden voor instellingen en entiteiten die onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de afwikkelingsraad vallen.

(34) De selectiecriteria voor de functie van vicevoorzitter van de afwikkelingsraad zijn dezelfde als die voor de selectie van de voorzitter en de andere voltijdse leden van de afwikkelingsraad. Het is derhalve passend ook aan de vicevoorzitter van de afwikkelingsraad dezelfde stemrechten toe te kennen als aan de voorzitter en de voltijdse leden van de afwikkelingsraad.

(35) Met het oog op de institutionele continuïteit en de opbouw van institutionele deskundigheid moeten de voorzitter, de vicevoorzitter en de andere voltijdse leden van de afwikkelingsraad twee opeenvolgende ambtstermijnen in hun respectieve functies kunnen vervullen. Hun ambtstermijn moet derhalve met vijf jaar kunnen worden verlengd op basis van een evaluatie door de Commissie van de uitvoering van hun taken tijdens de eerste ambtstermijn.

(36) Om de afwikkelingsraad in staat te stellen het voorontwerp van begroting in zijn plenaire vergadering vooraf te beoordelen voordat de voorzitter het definitieve ontwerp indient, moet de termijn waarbinnen de voorzitter een eerste voorstel voor de jaarlijkse begroting van de afwikkelingsraad kan indienen, worden verlengd.

(37) Na de initiële opbouwperiode van het in artikel 69, lid 1, van Verordening (EU) nr. 806/2014 bedoelde gemeenschappelijk afwikkelingsfonds kunnen de beschikbare financiële middelen ervan geconfronteerd worden met lichte dalingen onder het streefniveau, met name als gevolg van een toename van de gedekte deposito’s. Het bedrag van de vooraf te betalen bijdragen dat in die omstandigheden waarschijnlijk zal worden opgevraagd, zal dus waarschijnlijk gering zijn. Het is dus mogelijk dat het bedrag van die vooraf te betalen bijdragen in sommige jaren niet meer in verhouding staat tot de kosten van de inning van die bijdragen. De afwikkelingsraad moet derhalve de inning van de vooraf te betalen bijdragen gedurende één of meer jaren kunnen uitstellen totdat het te innen bedrag een bedrag bereikt dat in verhouding staat tot de kosten van het inningsproces, mits een dergelijk uitstel de capaciteit van de afwikkelingsraad om het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds te gebruiken, niet wezenlijk aantast.

(38) Onherroepelijke betalingsverplichtingen zijn een van de bestanddelen van de beschikbare financiële middelen van het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds. Daarom moeten de omstandigheden waarin deze betalingsverplichtingen kunnen worden opgevraagd, en de toepasselijke procedure voor de beëindiging van de verplichtingen ingeval een instelling of entiteit niet langer onderworpen is aan de verplichting om bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds te betalen, worden gespecificeerd. Om meer transparantie en zekerheid te bieden met betrekking tot het aandeel van de onherroepelijke betalingsverplichtingen in het totale bedrag van de vooraf te betalen bijdragen, moet de afwikkelingsraad dit aandeel bovendien jaarlijks bepalen, met inachtneming van de toepasselijke limieten.

(39) Het maximale jaarlijkse bedrag aan buitengewone achteraf te betalen bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds is momenteel beperkt tot driemaal het bedrag van de vooraf te betalen bijdragen. Na de initiële opbouwperiode als bedoeld in artikel 69, lid 1, van Verordening (EU) nr. 806/2014 zullen dergelijke vooraf te betalen bijdragen, in andere omstandigheden dan het gebruik van het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds, alleen afhangen van variaties in het niveau van de gedekte deposito’s en daarom waarschijnlijk klein worden. Het maximumbedrag van de buitengewone achteraf te betalen bijdragen baseren op vooraf te betalen bijdragen zou dan tot gevolg kunnen hebben dat de mogelijkheid voor het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds om achteraf te betalen bijdragen te heffen, drastisch wordt beperkt, waardoor de slagvaardigheid van het Fonds wordt verminderd. Om een dergelijk resultaat te voorkomen, moet een andere limiet worden vastgesteld en moet het maximumbedrag aan op te vragen buitengewone achteraf te betalen bijdragen worden vastgesteld op driemaal een achtste van het streefniveau van het Fonds.

(40) Het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds kan worden gebruikt ter ondersteuning van de toepassing van het instrument van verkoop van de onderneming of van het instrument van de overbruggingsinstelling, waarbij een reeks activa, rechten en passiva van de instelling in afwikkeling aan een ontvanger worden overgedragen. In dat geval kan de afwikkelingsraad een vordering hebben op de resterende instelling of entiteit bij de latere liquidatie ervan volgens een normale insolventieprocedure. Dat kan gebeuren wanneer het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds wordt gebruikt in verband met verliezen die crediteuren anders zouden hebben gedragen, onder meer in de vorm van garanties voor activa en passiva, of dekking van het verschil tussen de overgedragen activa en passiva. Om ervoor te zorgen dat de aandeelhouders en crediteuren die in de resterende instelling of entiteit achterblijven, de verliezen van de instelling in afwikkeling daadwerkelijk opvangen en de mogelijkheid van terugbetalingen aan de afwikkelingsraad in geval van insolventie verbeteren, moeten de vorderingen van de afwikkelingsraad op de resterende instelling of entiteit, en vorderingen die voortvloeien uit redelijke uitgaven die de afwikkelingsraad naar behoren heeft gemaakt, bij insolventie dezelfde rangorde krijgen als de rangorde van de vorderingen van de nationale afwikkelingsfinancieringsregelingen in elke deelnemende lidstaat, die hoger moet zijn dan de rangorde van deposito’s en depositogarantiestelsels. Aangezien compensaties die aan aandeelhouders en crediteuren uit het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds worden betaald wegens inbreuken op het beginsel dat geen enkele crediteur slechter mag zijn, bedoeld zijn om de resultaten van de afwikkelingsmaatregel te compenseren, mogen deze compensaties geen aanleiding geven tot vorderingen van de afwikkelingsraad.

(41) Aangezien sommige van de bepalingen van Verordening (EU) nr. 806/2014 betreffende de rol die depositogarantiestelsels bij afwikkeling kunnen spelen, vergelijkbaar zijn met die van Richtlijn 2014/59/EU, moeten de wijzigingen die in Richtlijn 2014/59/EU door [OP, gelieve het nummer van de richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU in te vullen] in die bepalingen zijn aangebracht, worden weerspiegeld in Verordening (EU) nr. 806/2014.

(42) Transparantie is essentieel om de marktintegriteit, de marktdiscipline en de bescherming van de beleggers te waarborgen. Om ervoor te zorgen dat de afwikkelingsraad inspanningen voor meer transparantie kan bevorderen en eraan kan deelnemen, moet de afwikkelingsraad informatie die voortvloeit uit zijn eigen analyses, beoordelingen en vaststellingen, met inbegrip van zijn afwikkelbaarheidsbeoordelingen, openbaar kunnen maken wanneer die openbaarmaking de bescherming van het algemeen belang op het gebied van financieel, monetair of economisch beleid niet ondermijnt en wanneer een hoger algemeen belang openbaarmaking gebiedt.

(43) Daarom moet Verordening (EU) nr. 806/2014 worden gewijzigd.

(44) Met het oog op de samenhang moeten de wijzigingen van Verordening (EU) nr. 806/2014 die vergelijkbaar zijn met de wijzigingen van Richtlijn 2014/59/EU door ... [OP, gelieve het nummer van de richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU in te voegen] worden toegepast vanaf dezelfde datum als de datum voor de omzetting van ... [OP, gelieve het nummer van de richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU in te voegen], namelijk ... [OP, gelieve de datum in te voegen = 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening]. Er is echter geen reden om de toepassing van de wijzigingen van Verordening (EU) nr. 806/2014 die uitsluitend betrekking hebben op de werking van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme uit te stellen. Deze wijzigingen moeten derhalve van toepassing zijn met ingang van ... [OP, gelieve de datum in te voegen = 1 maand na de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening].

(45) Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het verbeteren van de effectiviteit en efficiëntie van het herstel- en afwikkelingskader voor instellingen en entiteiten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt vanwege de risico’s die uiteenlopende nationale benaderingen voor de integriteit van de interne markt met zich mee kunnen brengen, maar veeleer door het wijzigen van regels die reeds op Unieniveau zijn vastgesteld, beter op Unieniveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.