Overwegingen bij COM(2023)416 - Bodemmonitoring en -veerkracht (richtlijn bodemmonitoring) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)416 - Bodemmonitoring en -veerkracht (richtlijn bodemmonitoring). |
---|---|
document | COM(2023)416 |
datum | 5 juli 2023 |
(2) Gezonde bodems bevinden zich in een goede chemische, biologische en fysische staat zodat zij ecosysteemdiensten kunnen leveren die van vitaal belang zijn voor mens en milieu, zoals veilig, voedzaam en toereikend voedsel, biomassa, schoon water, de kringloop van voedingsstoffen, koolstofopslag en een habitat voor biodiversiteit. 60 tot 70 % van de bodems in de Unie is echter aangetast en blijft verslechteren.
(3) Bodemaantasting kost de Unie jaarlijks tientallen miljarden euro. Bodemgezondheid heeft gevolgen voor de verlening van ecosysteemdiensten met een belangrijk economisch rendement. Een duurzaam beheer en herstel van de bodems is daarom economisch zinvol en kan de prijs en de waarde van de grond in de Unie aanzienlijk doen stijgen.
(4) In de Europese Green Deal31 is een ambitieus stappenplan vastgesteld om de Unie om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, met als doel het natuurlijk kapitaal van de Unie te beschermen, te behouden en te verbeteren en de gezondheid en het welzijn van burgers te beschermen. In het kader van de Europese Green Deal heeft de Commissie de EU-biodiversiteitsstrategie voor 203032, de “van boer tot bord”-strategie33, het actieplan om de verontreiniging tot nul terug te brengen34, de EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering35 en de EU-bodemstrategie voor 203036 vastgesteld.
(5) De Unie zet zich in voor de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de bijbehorende duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s)37. Gezonde bodems dragen rechtstreeks bij tot de verwezenlijking van verschillende SDG’s, met name SDG 2 (geen honger), SDG 3 (goede gezondheid en welzijn), SDG 6 (schoon water en sanitaire voorzieningen), SDG 11 (duurzame steden en gemeenschappen), SDG 12 (verantwoorde consumptie en productie), SDG 13 (klimaatactie) en SDG 15 (leven op het land). SDG 15.3 beoogt woestijnvorming tegen te gaan, aangetaste bodems (onder meer als gevolg van woestijnvorming, droogten en overstromingen) te herstellen, en te streven naar een wereld zonder verdere bodemaantasting tegen 2030.
(6) De Unie en haar lidstaten, als partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit dat werd goedgekeurd bij Besluit 93/626/EEG van de Raad38, bereikten tijdens de 15e Conferentie van de Partijen een overeenkomst over het “Mondiaal Biodiversiteitskader van Kunming-Montreal”39 (GBF), dat verscheidene actiegerichte mondiale doelstellingen voor 2030 omvat die verband houden met de gezondheid van de bodem. De voordelen van de natuur voor de mensheid, waaronder bodemgezondheid, moeten worden hersteld, behouden en versterkt.
(7) Als partijen bij het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van woestijnvorming (UNCCD), dat is goedgekeurd bij Besluit 98/216/EG van de Raad40, hebben de Unie en haar lidstaten zich ertoe verbonden woestijnvorming te bestrijden en de gevolgen van droogte in de getroffen landen te beperken. Dertien lidstaten41 hebben in het kader van het UNCDD verklaard partijen te zijn die door woestijnvorming worden getroffen.
(8) In het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) worden land en bodem tegelijkertijd als bronnen van koolstof en als koolstofputten beschouwd. De Unie en de lidstaten hebben zich er als partijen toe verbonden duurzaam beheer, behoud en verbetering van koolstofputten en -reservoirs te bevorderen.
(9) In de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 wordt gesteld dat het essentieel is om meer inspanningen te leveren om de vruchtbaarheid van de bodem te beschermen, bodemerosie te beperken en de hoeveelheid organisch materiaal in de bodem te vergroten door middel van duurzame praktijken op het gebied van bodembeheer. Ook wordt gesteld dat er aanzienlijke vooruitgang nodig is bij het identificeren van vervuilde bodems, het herstellen van aangetaste bodems, het vaststellen van de voorwaarden voor een goede ecologische toestand van de bodem, het invoeren van hersteldoelstellingen en het verbeteren van de monitoring van de bodemgezondheid.
(10) In de EU-bodemstrategie voor 2030 wordt de visie voor de lange termijn uiteengezet, waarin alle bodemecosystemen in de Unie tegen 2050 in gezonde staat verkeren en dus veerkrachtiger zijn. Gezonde bodems dragen als belangrijke oplossing bij tot de doelstellingen van de Unie om klimaatneutraliteit te bereiken en weerbaarder te worden ten aanzien van klimaatverandering, een schone en circulaire (bio-)economie te ontwikkelen, het biodiversiteitsverlies om te buigen, de menselijke gezondheid te beschermen, woestijnvorming te stoppen en bodemaantasting om te keren.
(11) Om de overgang naar gezonde bodems mogelijk te maken, is financiering van vitaal belang. Het meerjarig financieel kader biedt verschillende financieringsmogelijkheden voor de bescherming, het duurzame beheer en de regeneratie van bodems. Een “bodemdeal voor Europa” is een van de vijf EU-missies van het programma Horizon Europa en is specifiek gericht op de bevordering van de bodemgezondheid. De bodemmissie is een essentieel instrument voor de uitvoering van deze richtlijn. De missie heeft tot doel dat de EU het voortouw neemt bij de transitie naar gezonde bodems door een ambitieus onderzoeks- en innovatieprogramma te financieren, een netwerk van 100 “levende laboratoria” en “vuurtorens” op te zetten op het platteland en in stedelijke gebieden, de ontwikkeling van een geharmoniseerd kader voor bodemmonitoring te bevorderen en het besef van het belang van de bodem te vergroten. Andere Unieprogramma’s met doelstellingen die bijdragen tot een gezonde bodem zijn het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de fondsen voor het cohesiebeleid, het programma voor milieu en klimaatactie, het werkprogramma van Horizon Europa, het instrument voor technische ondersteuning, de faciliteit voor herstel en veerkracht en InvestEU.
(12) In de bodemstrategie voor 2030 werd aangekondigd dat de Commissie een wetgevingsvoorstel over bodemgezondheid zou indienen waarmee de doelstellingen van de bodemstrategie kunnen worden verwezenlijkt en een goede bodemgezondheid in de hele EU tegen 2050 kan worden bewerkstelligd. In zijn resolutie van 28 april 2021 over bodembescherming42 benadrukte het Europees Parlement het belang van de bescherming van de bodem en de bevordering van gezonde bodems in de Unie, rekening houdend met het feit dat de aantasting van de bodems in de Unie voortduurt ondanks de beperkte en ongelijke maatregelen die in sommige lidstaten zijn genomen. Het Europees Parlement heeft de Commissie verzocht een gemeenschappelijk rechtskader voor de hele Unie te ontwerpen waarin alle belangrijke bedreigingen voor de bodem worden aangepakt, met volledige inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, voor de bescherming en het duurzame gebruik van de bodem.
(13) In zijn conclusies van 23 oktober 202043 steunde de Raad de Commissie in het opvoeren van de inspanningen om bodems en bodembiodiversiteit, als niet-hernieuwbare hulpbron van vitaal belang, beter te beschermen.
(14) Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad44 bevat een bindende doelstelling inzake klimaatneutraliteit in de Unie tegen 2050 en inzake negatieve emissies daarna, waarbij prioriteit moet worden gegeven aan snelle en voorspelbare emissiereducties en tegelijkertijd verwijderingen per natuurlijke put moeten worden verbeterd. Duurzaam bodembeheer leidt tot een grotere koolstofvastlegging en in de meeste gevallen tot nevenvoordelen voor ecosystemen en de biodiversiteit. In de mededeling van de Commissie over duurzame koolstofcycli45 werd benadrukt dat er behoefte is aan een duidelijke en transparante identificatie van de activiteiten die koolstof definitief uit de atmosfeer verwijderen, zoals de ontwikkeling van een EU-kader voor de certificering van koolstofverwijderingen uit natuurlijke ecosystemen, waaronder bodems. Bovendien wordt in de herziene verordening inzake landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw niet alleen koolstof in de bodem centraal gesteld bij de verwezenlijking van de doelstellingen op weg naar een klimaatneutraal Europa, maar worden de lidstaten ook opgeroepen een systeem op te stellen voor de monitoring van koolstofvoorraden in de bodem, waarbij onder meer gebruik kan worden gemaakt van de gegevenssets van Lucas (Land Use Cover Area Frame Survey).
(15) In de mededeling van de Commissie over aanpassing aan de klimaatverandering46 werd benadrukt dat het landinwaarts toepassen van op de natuur gebaseerde oplossingen, onder meer het herstel van de sponsfunctie van de bodems, de voorziening van zuiver drinkwater stimuleert en de gevolgen van overstromingen en droogten vermindert. Het is van belang het vermogen van de bodem tot het vasthouden en zuiveren van water en het terugdringen van vervuiling zo groot mogelijk te maken.
(16) Het actieplan van de Commissie om de verontreiniging tot nul terug te brengen, bevat de ambitie om de lucht-, water- en bodemverontreiniging tegen 2050 terug te dringen tot een niveau dat niet langer als schadelijk voor de gezondheid en de natuurlijke ecosystemen wordt beschouwd en dat de grenzen van onze planeet in acht neemt, waardoor een gifvrij milieu wordt gerealiseerd.
(17) In de mededeling van de Commissie over het waarborgen van de voedselzekerheid en het versterken van de veerkracht van voedselsystemen47 werd benadrukt dat duurzaam voedsel van fundamenteel belang is voor de voedselzekerheid. Gezonde bodems vormen de basis voor voedzaam en toereikend voedsel en maken zo het voedselsysteem van de Unie veerkrachtiger.
(18) Er moeten maatregelen worden vastgesteld om de gezondheid van de bodem te monitoren en te beoordelen, bodems duurzaam te beheren en verontreinigde locaties aan te pakken om tegen 2050 tot gezonde bodems te komen, deze in gezonde staat te houden en de doelstellingen van de Unie inzake klimaat en biodiversiteit te verwezenlijken, droogte en natuurrampen te voorkomen en erop te reageren, de menselijke gezondheid te beschermen en de voedselzekerheid en -veiligheid te waarborgen.
(19) De bodem herbergt meer dan 25 % van alle biodiversiteit en vormt het op een na grootste koolstofreservoir ter wereld. Door hun vermogen om koolstof op te vangen en op te slaan, dragen gezonde bodems bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie inzake klimaatverandering. Gezonde bodems vormen ook een gunstige habitat voor organismen om te gedijen en zijn van cruciaal belang voor het verbeteren van de biodiversiteit en de stabiliteit van ecosystemen. Biodiversiteit onder de grond en biodiversiteit boven de grond zijn nauw met elkaar verweven en interageren via wederzijds voordelige verhoudingen (bv. mycorrhizale zwammen die plantenwortels met elkaar verbinden).
(20) Overstromingen, bosbranden en extreme weersomstandigheden zijn natuurrampen die in heel Europa grote risico’s vormen. De bezorgdheid over droogte en waterschaarste neemt in de hele Unie snel toe. In 2020 beschouwden 24 lidstaten droogte en waterschaarste als belangrijke opkomende of klimaatgerelateerde rampenrisico’s, tegenover slechts 11 lidstaten in 2015. Gezonde bodems zijn van groot belang voor de weerbaarheid tegen droogte en natuurrampen. Praktijken ter bevordering van de waterretentie en de beschikbaarheid van nutriënten in bodems, de bodemstructuur, de bodembiodiversiteit en koolstofvastlegging vergroten de bestendigheid van ecosystemen, planten en gewassen tegen en hun vermogen om te herstellen van droogte, natuurrampen, hittegolven en extreme weersomstandigheden, die in de toekomst als gevolg van de klimaatverandering vaker zullen optreden. Als de bodem niet naar behoren wordt beheerd, leiden droogte en natuurrampen tot bodemaantasting en maken zij bodems ongezond. De verbetering van de bodemgezondheid zal bijdragen tot een vermindering van de economische verliezen en dodelijke slachtoffers als gevolg van klimaatgerelateerde extremen — tussen 1980 en 2021 bedroegen in de Unie de verliezen ongeveer 560 miljard EUR en vielen er meer dan 182 000 slachtoffers.
(21) De gezondheid van de bodem draagt rechtstreeks bij tot de gezondheid en het welzijn van de mens. Gezonde bodems leveren veilig en voedzaam voedsel en kunnen verontreinigende stoffen filteren, waardoor de kwaliteit van drinkwater behouden blijft. Verontreiniging van de bodem kan de menselijke gezondheid schade toebrengen in geval van inslikken, inademen of contact met de huid. Blootstelling aan een gezonde microbiële gemeenschap in de bodem is bevorderlijk voor de ontwikkeling van het immuunsysteem van de mens en de resistentie tegen bepaalde ziekten en allergieën. Gezonde bodems ondersteunen de groei van bomen, bloemen en grassen en creëren groene infrastructuur die esthetische waarde, welzijn en levenskwaliteit biedt.
(22) Bodemaantasting heeft gevolgen voor de vruchtbaarheid, de opbrengst, de resistentie tegen plagen en de voedingskwaliteit van voedsel. Aangezien 95 % van ons voedsel direct of indirect op of in de bodem wordt geproduceerd en de wereldbevolking blijft groeien, is het van essentieel belang dat deze eindige natuurlijke hulpbron gezond blijft om de voedselzekerheid op lange termijn te waarborgen en de productiviteit en winstgevendheid van de landbouw van de Unie veilig te stellen. Duurzame bodembeheerpraktijken behouden en verbeteren de bodemgezondheid en dragen bij tot de duurzaamheid en veerkracht van het voedselsysteem.
(23) De langetermijndoelstelling van de richtlijn is het bewerkstelligen van gezonde bodems tegen 2050. Bij wijze van tussenstap volgt de richtlijn een gefaseerde aanpak, gezien de beperkte kennis over de gesteldheid van de bodem en over de doeltreffendheid en de kosten van de maatregelen om de bodemgezondheid te herstellen. In de eerste fase zal de nadruk liggen op het opzetten van een kader voor bodemmonitoring en het beoordelen van de gesteldheid van de bodems in de hele EU. Ook omvat de richtlijn eisen om maatregelen te treffen om bodems duurzaam te beheren en ongezonde bodems te regenereren zodra de gesteldheid ervan is vastgesteld, zonder evenwel een verplichting op te leggen om tegen 2050 gezonde bodems te bereiken en zonder tussentijdse streefdoelen. Deze evenredige aanpak zal het mogelijk maken duurzaam bodembeheer en de regeneratie van ongezonde bodems goed voor te bereiden, te stimuleren en in gang te zetten. In een tweede fase en zodra de resultaten van de eerste analyse van de bodem en de trends beschikbaar zijn, zal de Commissie de balans opmaken van de vorderingen in de richting van de doelstelling voor 2050 en de daarbij opgedane ervaring, en zal zij zo nodig een herziening van de richtlijn voorstellen om de vooruitgang in de richting van die doelstelling te versnellen.
(24) Om de druk op de bodem aan te pakken en passende maatregelen vast te stellen om de bodemgezondheid in stand te houden of te herstellen, moet rekening worden gehouden met de verscheidenheid aan bodemtypen, de specifieke lokale en klimatologische omstandigheden en het landgebruik of de bodembedekking. Daarom is het passend dat de lidstaten bodemdistricten afbakenen. Bodemdistricten moeten de basisbestuurseenheden vormen voor het beheer van bodems en voor het nemen van maatregelen om te voldoen aan de vereisten van deze richtlijn, met name met betrekking tot de monitoring en beoordeling van de bodemgezondheid. Het aantal, de geografische omvang en de grenzen van de bodemdistricten voor elke lidstaat moeten worden vastgesteld om de uitvoering van Verordening (EU).../... van het Europees Parlement en de Raad+ te bevorderen. In elke lidstaat moet een minimumaantal bodemdistricten worden afgebakend, waarbij rekening moet worden gehouden met de omvang van die lidstaat. Het minimumaantal bodemdistricten voor elke lidstaat moet overeenkomen met het aantal territoriale eenheden op NUTS 1-niveau die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad48.
(25) Om een juist beheer van de bodem te waarborgen, moeten de lidstaten worden verplicht voor elk bodemdistrict een bevoegde autoriteit aan te wijzen. De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen om op passend niveau, ook op nationaal of regionaal niveau, aanvullende bevoegde autoriteiten aan te wijzen.
(26) Om tot een gemeenschappelijke definitie van een gezonde staat van de bodem te komen, moet een gemeenschappelijke minimumreeks meetbare criteria worden vastgesteld waarvan de niet-naleving zou leiden tot een kritiek verlies van het vermogen van de bodem om als vitaal leefsysteem te functioneren en ecosysteemdiensten te leveren. Dergelijke criteria moeten een weerspiegeling zijn van en gebaseerd zijn op het bestaande niveau van bodemwetenschap.
(27) Om bodemaantasting te kunnen beschrijven is het noodzakelijk bodemdescriptoren vast te stellen die kunnen worden gemeten of geraamd. Hoewel er aanzienlijke verschillen bestaan tussen bodemtypen, klimatologische omstandigheden en landgebruik, maakt de huidige wetenschappelijke kennis het mogelijk om voor sommige van die bodemdescriptoren criteria op het niveau van de Unie vast te stellen. De lidstaten moeten echter de criteria voor sommige van deze bodemdescriptoren kunnen aanpassen op basis van specifieke nationale of lokale omstandigheden en de criteria kunnen vaststellen voor andere bodemdescriptoren waarvoor in dit stadium geen gemeenschappelijke criteria op EU-niveau kunnen worden vastgesteld. Voor de descriptoren waarvoor op dit moment geen duidelijke criteria kunnen worden vastgesteld om een onderscheid te maken tussen gezonde en ongezonde staat, zijn alleen monitoring en beoordeling vereist. Dit zal de ontwikkeling van dergelijke criteria in de toekomst vergemakkelijken.
(28) Om stimulansen te creëren, moeten de lidstaten mechanismen opzetten voor de erkenning van de inspanningen van landeigenaren en landbeheerders om de bodem in gezonde staat te houden, onder meer in de vorm van bodemgezondheidscertificering ter aanvulling van het regelgevingskader van de Unie voor koolstofverwijderingen, en ter ondersteuning van de uitvoering van de duurzaamheidscriteria voor hernieuwbare energie als vastgesteld in artikel 29 van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad49. De Commissie moet de certificering van bodemgezondheid vergemakkelijken door onder meer informatie uit te wisselen en beste praktijken te bevorderen, de bekendheid ervan te vergroten en na te gaan of het haalbaar is certificeringsregelingen op het niveau van de Unie te erkennen. Synergieën tussen verschillende certificeringsregelingen moeten zoveel mogelijk worden benut om de administratieve lasten voor aanvragers van de desbetreffende certificeringen te verminderen.
(29) Sommige bodems hebben bijzondere kenmerken omdat zij van nature atypisch zijn en zeldzame habitats voor de biodiversiteit of unieke landschappen vormen, of omdat zij sterk zijn gewijzigd door menselijke activiteiten. Met deze kenmerken moet rekening worden gehouden bij het vaststellen van de definitie van gezonde bodems en van de vereisten om een gezonde bodemgesteldheid te bereiken.
(30) De bodem is een beperkte hulpbron, en door de vele verschillende toepassingen ervan is er steeds meer concurrentie om het gebruik. Ruimtebeslag is een proces dat vaak wordt aangedreven door de behoeften in verband met economische ontwikkeling en dat natuurlijke en semi-natuurlijke gebieden (met inbegrip van land- en bosbouwgrond, tuinen en parken) omvormt tot kunstmatig land, waarbij de bodem wordt gebruikt als platform voor bouw en infrastructuur, als directe bron van grondstoffen of als archief voor historisch erfgoed. Deze omvorming leidt tot het vaak onomkeerbare verlies van het vermogen van bodems om andere ecosysteemdiensten te leveren (zoals de voorziening van voedsel en biomassa, de water- en nutriëntenkringloop, of de basis voor biodiversiteit en koolstofopslag). De meest vruchtbare landbouwgrond wordt vaak door ruimtebeslag ingenomen, waardoor de voedselzekerheid in gevaar komt. Door afdekking van de bodem zijn menselijke nederzettingen vaak kwetsbaarder voor hogere overstromingspieken en intensere warmte-eilanden. Daarom moet toezicht worden gehouden op ruimtebeslag en bodemafdekking en de gevolgen daarvan voor het vermogen van de bodem om ecosysteemdiensten te leveren. Ook is het passend om, in het kader van duurzaam bodembeheer, bepaalde beginselen vast te stellen om de effecten van ruimtebeslag te beperken.
(31) De beoordeling van de bodemgezondheid op basis van het monitoringnetwerk moet nauwkeurig zijn en de kosten van die monitoring moeten op een redelijk niveau worden gehouden. Daarom moeten criteria worden vastgesteld voor bemonsteringspunten die representatief zijn voor de bodemgesteldheid bij verschillende bodemtypen, klimatologische omstandigheden en vormen van landgebruik. Het raster van bemonsteringspunten moet worden bepaald aan de hand van geostatistische methoden en moet voldoende dicht zijn om op nationaal niveau een schatting van het oppervlakte aan gezonde bodems mogelijk te maken met een onzekerheid van niet meer dan 5 %. Deze waarde wordt algemeen beschouwd als een statistisch verantwoorde schatting die redelijke zekerheid biedt dat de doelstelling is bereikt.
(32) De Commissie moet de monitoring van de bodemgezondheid door de lidstaten ondersteunen door regelmatig bodembemonstering ter plaatse en daarmee verband houdende bodemmetingen (de bodemmodule van Lucas) te blijven uitvoeren en versterken in het kader van het Lucas-programma (Land Use/Cover Area Frame Survey). Daartoe wordt het Lucas-programma uitgebreid en opgewaardeerd om het volledig in overeenstemming te brengen met de specifieke kwaliteitseisen waaraan voor de toepassing van deze richtlijn moet worden voldaan. Om de lasten te verlichten, moet het de lidstaten worden toegestaan om de bodemgezondheidsgegevens in aanmerking te nemen die in het kader van de uitgebreide Lucas-module voor de bodem zijn verzameld. De aldus ondersteunde lidstaten moeten de nodige wettelijke regelingen treffen om ervoor te zorgen dat de Commissie dergelijke bodembemonstering ter plaatse kan uitvoeren, ook op percelen in particulier bezit, en in overeenstemming met de toepasselijke nationale of Uniewetgeving.
(33) De Commissie werkt aan de ontwikkeling van teledetectiediensten in het kader van het door gebruikers gestuurde Copernicus-programma, en ondersteunt daarbij ook de lidstaten. Om de tijdigheid en doeltreffendheid van monitoring van de bodemgezondheid te verbeteren, moeten de lidstaten voor het monitoren van relevante bodemdescriptoren en voor de beoordeling van de bodemgezondheid, in voorkomend geval, gebruikmaken van teledetectiegegevens, met inbegrip van de output van de Copernicus-diensten. De Commissie en het Europees Milieuagentschap moeten het onderzoek naar en de ontwikkeling van bodemdetectieproducten ondersteunen om de lidstaten te bij te staan bij het monitoren van de relevante bodemdescriptoren.
(34) De Commissie moet voortbouwen op de bestaande EU-waarnemingspost voor bodems en deze opwaarderen, en een digitaal portaal voor bodemgezondheidsgegevens opzetten dat compatibel moet zijn met de EU-datastrategie50 en de dataruimten van de Unie en dat als centraal portaal toegang moeten bieden tot bodemgegevens uit verschillende bronnen. Dat portaal moet in de eerste plaats alle gegevens bevatten die de lidstaten en de Commissie uit hoofde van deze richtlijn hebben verzameld. Het moet ook mogelijk zijn om op vrijwillige basis andere relevante bodemgegevens in het portaal te integreren die door de lidstaten of een andere partij zijn verzameld (met name gegevens die voortvloeien uit projecten in het kader van Horizon Europa en de missie “Een bodemdeal voor Europa”), op voorwaarde dat die gegevens voldoen aan bepaalde vereisten wat het formaat en specificaties betreft. Die vereisten moeten door de Commissie worden vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen.
(35) Ook moeten de in de lidstaten gebruikte bodemmonitoringsystemen beter worden geharmoniseerd en moeten de synergieën tussen de monitoringsystemen van de Unie en die van de lidstaten worden benut om over meer vergelijkbare gegevens in de hele Unie te kunnen beschikken.
(36) Met het oog op een zo breed mogelijk gebruik van bodemgezondheidsgegevens die voortvloeien uit de in het kader van deze richtlijn uitgevoerde monitoring, moeten de lidstaten worden verplicht de toegang tot dergelijke gegevens voor belanghebbenden, zoals landbouwers, bosbouwers en lokale autoriteiten, te vergemakkelijken.
(37) Om de bodemgezondheid in stand te houden of te verbeteren, moeten bodems duurzaam worden beheerd. Duurzaam bodembeheer zal de verlening van bodemdiensten, waaronder betere lucht- en waterkwaliteit en voedselzekerheid, voor de lange termijn mogelijk maken. Daarom moeten beginselen voor duurzaam bodembeheer worden vastgesteld als leidraad voor bodembeheerpraktijken.
(38) Economische instrumenten, waaronder de instrumenten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) die steun verlenen aan landbouwers, spelen een cruciale rol bij de transitie naar een duurzaam beheer van landbouwgrond en, in mindere mate, bosbodems. Het GLB heeft tot doel de bodemgezondheid te ondersteunen door de uitvoering van conditionaliteit, ecoregelingen en maatregelen voor plattelandsontwikkeling. Ook de particuliere sector kan financiële steun genereren voor landbouwers en bosbouwers die duurzame bodembeheerpraktijken toepassen. Bij vrijwillige duurzaamheidsetiketten in de voedsel-, hout-, biogebaseerde en energiesector, vastgesteld door particuliere belanghebbenden, kan bijvoorbeeld rekening worden gehouden met de in deze richtlijn vastgestelde beginselen van duurzaam bodembeheer. Zo kunnen producenten van voedsel, hout en andere biomassa die deze beginselen volgen bij hun productie, dit weerspiegelen in de waarde van hun producten. Via de “levende laboratoria” en “vuurtorens” van de bodemmissie zal aanvullende financiering worden verstrekt voor het testen, demonstreren en opschalen van oplossingen, onder meer op het gebied van koolstoflandbouw, voor een netwerk van locaties in de praktijk. Onverminderd het beginsel dat de vervuiler betaalt, moeten de lidstaten steun en advies verlenen om landeigenaren en landgebruikers te helpen die worden getroffen door maatregelen uit hoofde van deze richtlijn, waarbij met name rekening wordt gehouden met de behoeften en de beperkte capaciteit van kleine en middelgrote ondernemingen.
(39) Krachtens Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad51 moeten de lidstaten in hun strategische GLB-plannen beschrijven hoe de milieu- en klimaatmaatregelen van die plannen moeten bijdragen tot de verwezenlijking van, en consistent zijn met, de nationale langetermijnstreefcijfers die zijn vastgesteld in of voortvloeien uit de in bijlage XIII bij die verordening vermelde wetgevingshandelingen.
(40) Om ervoor te zorgen dat de beste praktijken voor duurzaam bodembeheer worden toegepast, moeten de lidstaten worden verplicht het effect van bodembeheerpraktijken nauwlettend te monitoren en waar nodig praktijken en aanbevelingen aan te passen, rekening houdend met nieuwe kennis uit onderzoek en innovatie. In dit verband worden waardevolle bijdragen verwacht van de Horizon Europa-missie “Een bodemdeal voor Europa” en met name van de levende laboratoria en activiteiten ter ondersteuning van bodemmonitoring, bodemeducatie en burgerbetrokkenheid.
(41) Door regeneratie worden aangetaste bodems weer gezond. Bij het vaststellen van maatregelen voor bodemregeneratie moeten de lidstaten worden verplicht rekening te houden met de resultaten van de bodemgezondheidsbeoordeling en deze regeneratiemaatregelen aan te passen aan de specifieke kenmerken van de situatie, het type, het gebruik en de toestand van de bodem en de plaatselijke, klimatologische en milieuomstandigheden.
(42) Om te zorgen voor synergieën tussen de verschillende maatregelen die in het kader van andere wetgeving van de Unie zijn vastgesteld en die gevolgen kunnen hebben voor de bodemgezondheid, en de maatregelen die moeten worden genomen om bodems in de Unie duurzaam te beheren en te regenereren, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de duurzame bodembeheer- en regeneratiepraktijken in overeenstemming zijn met de nationale herstelplannen die zijn vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU).../... van het Europees Parlement en de Raad52+, de door de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid op te stellen strategische plannen overeenkomstig Verordening (EU) 2021/2115, de codes van goede landbouwpraktijken en de actieprogramma’s voor aangewezen kwetsbare zones als vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 91/676/EEG van de Raad53, de instandhoudingsmaatregelen en het prioritair actiekader die overeenkomstig Richtlijn 92/43/EEG van de Raad54 zijn vastgesteld voor Natura 2000-gebieden, de maatregelen voor het bewerkstelligen van een goede ecologische en chemische toestand van waterlichamen als opgenomen in de overeenkomstig Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad55 opgestelde stroomgebiedsbeheersplannen, de overeenkomstig Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad56 vastgestelde maatregelen inzake overstromingsrisicobeheer, de droogtebeheerplannen van de Uniestrategie inzake aanpassing aan de klimaatverandering57, de overeenkomstig artikel 10 van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van woestijnvorming vastgestelde nationale actieprogramma’s, de in het kader van Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad 58 en Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad59 gestelde streefdoelen, de overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad60 vastgestelde geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen, de in het kader van Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad opgestelde nationale programma’s ter beheersing van de luchtverontreiniging61, overeenkomstig Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad62 opgestelde risicobeoordelingen en plannen voor rampenrisicobeheer, en overeenkomstig Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad63+ opgestelde nationale actieplannen. Duurzame bodembeheer- en regeneratiepraktijken moeten zoveel mogelijk in deze programma’s, plannen en maatregelen worden geïntegreerd voor zover zij bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Bijgevolg moeten relevante indicatoren en gegevens, zoals bodemgerelateerde resultaatindicatoren in het kader van de GLB-verordening en statistische gegevens over de landbouwinput en ‑output die uit hoofde van Verordening (EU) 2022/2379 van het Europees Parlement en de Raad64 zijn gerapporteerd, toegankelijk zijn voor de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor duurzaam bodembeheer en duurzame bodemregeneratiepraktijken en voor de beoordeling van de gezondheid van de bodem, zodat deze gegevens en indicatoren aan elkaar kunnen worden gekoppeld waardoor de doeltreffendheid van de gekozen maatregelen zo nauwkeurig mogelijk kan worden beoordeeld.
(43) Verontreinigde locaties zijn de nalatenschap van decennia van industriële activiteiten in de Unie en kunnen nu en in de toekomst risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu veroorzaken. Het is daarom noodzakelijk de mogelijk verontreinigde locaties eerst te identificeren en te onderzoeken om vervolgens, in geval van bevestigde verontreiniging, de risico’s te beoordelen, en maatregelen te treffen om onaanvaardbare risico’s aan te pakken. Uit bodemonderzoek kan blijken dat een mogelijk verontreinigde locatie in werkelijkheid niet verontreinigd is. In dat geval mag de locatie niet langer door de lidstaat als mogelijk verontreinigd worden aangeduid, tenzij op basis van nieuw bewijsmateriaal wordt vermoed dat er wel sprake is van verontreiniging.
(44) Om mogelijk verontreinigde locaties te identificeren, moeten de lidstaten bewijsmateriaal verzamelen, onder meer aan de hand van historisch onderzoek, industriële incidenten en ongevallen in het verleden, milieuvergunningen en meldingen van het publiek of de autoriteiten.
(45) Om ervoor te zorgen dat bodemonderzoeken naar mogelijk verontreinigde locaties tijdig en doeltreffend worden uitgevoerd, moeten de lidstaten, naast de verplichting om de termijn vast te stellen waarbinnen dat onderzoek moet worden uitgevoerd, worden verplicht specifieke gebeurtenissen te definiëren die ook aanleiding geven tot een dergelijk onderzoek. Mogelijke voorbeelden van dergelijke gebeurtenissen zijn het aanvragen of herzien van een milieu- of bouwvergunning of een krachtens de wetgeving van de Unie of nationale wetgeving vereiste vergunning, uitgravingen van bodems, veranderingen in landgebruik of transacties in verband met grond of onroerend goed. Bodemonderzoeken kunnen uit verschillende fasen bestaan, zoals een bureauonderzoek, een bezoek ter plaatse, een voorbereidend of verkennend onderzoek, een gedetailleerder of beschrijvend onderzoek en veld- of laboratoriumtests. In voorkomend geval kunnen situatierapporten en monitoringmaatregelen die overeenkomstig Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad65 zijn uitgevoerd, ook als bodemonderzoek worden aangemerkt.
(46) Bij het beheer van mogelijk verontreinigde locaties en verontreinigde locaties is flexibiliteit vereist zodat de kosten, baten en lokale bijzonderheden in aanmerking kunnen worden genomen. De lidstaten moeten daarom ten minste een risicogebaseerde aanpak hanteren voor het beheer van mogelijk verontreinigde locaties en verontreinigde locaties, waarbij rekening wordt gehouden met het verschil tussen deze twee categorieën, en waarmee middelen kunnen worden toegewezen op basis van de specifieke ecologische, economische en sociale context. Besluiten moeten worden gebaseerd op de aard en de omvang van de potentiële risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu als gevolg van blootstelling aan bodemverontreinigende stoffen (bv. blootstelling van kwetsbare bevolkingsgroepen zoals zwangere vrouwen, personen met een handicap, ouderen en kinderen). De kosten-batenanalyse van de sanering van de locatie moet een positieve uitkomst hebben. De optimale saneringsoplossing moet duurzaam zijn en moet worden geselecteerd door middel van een evenwichtig besluitvormingsproces waarin rekening wordt gehouden met de ecologische, economische en sociale gevolgen. Bij het beheer van mogelijk verontreinigde locaties en verontreinigde locaties moeten het beginsel dat de vervuiler betaalt, het voorzorgsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel in acht worden genomen. De lidstaten moeten de specifieke methode vaststellen voor het bepalen van de locatiespecifieke risico’s van verontreinigde locaties. De lidstaten moeten ook bepalen wat zij verstaan onder een onaanvaardbaar risico van een verontreinigde locatie, rekening houdend met de wetenschappelijke kennis, het voorzorgsbeginsel, specifieke kenmerken van de locatie en het huidige en toekomstige landgebruik. De lidstaten moeten passende risicobeperkende maatregelen nemen om de risico’s van verontreinigde locaties tot een aanvaardbaar niveau voor de menselijke gezondheid en het milieu te beperken, waaronder sanering. Maatregelen die in het kader van andere wetgeving van de Unie zijn genomen, moeten kunnen worden aangemerkt als risicobeperkende maatregelen uit hoofde van deze richtlijn wanneer die maatregelen de risico’s van verontreinigde locaties op doeltreffende wijze verminderen.
(47) Bij maatregelen uit hoofde van deze richtlijn moet ook rekening worden gehouden met andere beleidsdoelstellingen van de EU, zoals de doelstellingen van [Verordening (EU) xxxx/xxxx66+] die gericht zijn op het waarborgen van een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen voor de Europese industrie.
(48) Transparantie is een essentieel onderdeel van het bodembeleid en waarborgt de publieke verantwoording en bewustwording, eerlijke marktvoorwaarden en monitoring van de vooruitgang. Daarom moeten de lidstaten een nationaal register van verontreinigde locaties en mogelijk verontreinigde locaties opzetten en bijhouden, dat locatiespecifieke informatie bevat die openbaar toegankelijk moet worden gemaakt in een onlinedatabank in een ruimtelijk formaat met geografische referenties. Het register moet de informatie bevatten die nodig is voor een goede voorlichting van het publiek over het bestaan en het beheer van mogelijk verontreinigde locaties en verontreinigde locaties. Aangezien de aanwezigheid van bodemverontreiniging op mogelijk verontreinigde locaties nog niet is bevestigd maar alleen wordt vermoed, moet het publiek duidelijk worden voorgelicht over het verschil tussen verontreinigde locaties en mogelijk verontreinigde locaties, om onnodige bezorgdheid hieromtrent te voorkomen.
(49) Artikel 19, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) verplicht de lidstaten om te voorzien in toereikende rechtsmiddelen om daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden te verzekeren. Daarnaast moeten de leden van het betrokken publiek, overeenkomstig het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden67, toegang hebben tot de rechter, aangezien dit bijdraagt tot de bescherming van het recht te leven in een milieu dat passend is voor de gezondheid en het welzijn van elke persoon.
(50) Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad68 bepaalt dat overheidsgegevens in vrij toegankelijke gegevensformaten beschikbaar moeten worden gesteld. De algemene doelstelling is de dataeconomie van de Unie helpen versterken door meer overheidsgegevens beschikbaar te stellen voor hergebruik, eerlijke concurrentie en gemakkelijke toegang tot overheidsinformatie te waarborgen, en grensoverschrijdende innovatie op basis van gegevens te bevorderen. Het belangrijkste beginsel is dat overheidsgegevens standaard en met opzet vrij toegankelijk moeten zijn. Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad69 heeft tot doel het recht op toegang tot milieu-informatie in de lidstaten te waarborgen, overeenkomstig het Verdrag van Aarhus. Het Verdrag van Aarhus en Richtlijn 2003/4/EG omvatten ruime verplichtingen met betrekking tot zowel de terbeschikkingstelling van milieu-informatie op verzoek als de actieve verspreiding van dergelijke informatie. Ook Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad70 heeft een breed toepassingsgebied, en heeft betrekking op uitwisseling van ruimtelijke informatie, met inbegrip van gegevensverzamelingen over verschillende milieugerelateerde onderwerpen. Het is van belang dat de bepalingen van deze richtlijn inzake toegang tot informatie en afspraken voor gegevensdeling een aanvulling vormen op die richtlijnen, en geen afzonderlijke wettelijke regeling in het leven roepen. Daarom moeten de bepalingen van deze richtlijn inzake de voorlichting van het publiek en informatie over het toezicht op de uitvoering de Richtlijnen (EU) 2019/1024, 2003/4/EG en 2007/2/EG onverlet laten.
(51) Met het oog op de noodzakelijke aanpassing van de voorschriften inzake bodemgezondheidsmonitoring, duurzaam bodembeheer en beheer van verontreinigde locaties, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden toegekend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen tot wijziging van deze richtlijn teneinde de methoden voor het monitoren van de bodemgezondheid, de lijst van beginselen van duurzaam bodembeheer, de indicatieve lijst van risicobeperkende maatregelen, de fasen en vereisten voor de locatiespecifieke risicobeoordeling en de inhoud van het register van verontreinigde en mogelijk verontreinigde locaties aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven71. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(52) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om het formaat, de structuur en de nadere regelingen voor het elektronisch rapporteren van gegevens en informatie aan de Commissie vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad72.
(53) De Commissie moet zes jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn een empirisch onderbouwde evaluatie en, in voorkomend geval, een herziening van deze richtlijn uitvoeren op basis van de resultaten van de gezondheidsbeoordeling van de bodem. Bij de evaluatie moet met name worden nagegaan of er specifiekere vereisten moeten worden vastgesteld om te zorgen voor de regeneratie van ongezonde bodems en de vervulling van de doelstelling van gezonde bodems tegen 2050. Bij de evaluatie moet ook worden beoordeeld of de definitie van gezonde bodems moet worden aangepast aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang door bepalingen toe te voegen over bepaalde descriptoren of criteria op basis van nieuw wetenschappelijk bewijs met betrekking tot de bescherming van bodems of wegens een specifiek probleem in een lidstaat als gevolg van nieuwe milieu- of klimaatomstandigheden. Overeenkomstig punt 22 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven moet die evaluatie worden uitgevoerd op basis van de criteria doelmatigheid, doeltreffendheid, relevantie, samenhang en meerwaarde van de EU, en vormt die evaluatie de basis voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties.
(54) Gecoördineerde maatregelen van alle lidstaten zijn nodig om de ambitie dat alle bodems tegen 2050 gezond zijn, te verwezenlijken en om de verlening van ecosysteemdiensten door bodems in de hele Unie op lange termijn veilig te stellen. Individuele acties van de lidstaten zijn ontoereikend gebleken, aangezien de bodemaantasting voortduurt en zelfs verergert. Daar de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(55) Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken73 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.