Overwegingen bij COM(2023)414 - Productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal in de Unie, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2016/2031, (EU) 2017/625 en (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 68/193/EEG, 2002/53/EG, 2002/54/EG, 2002/55/EG, 2002/56/EG, 2002/57/EG, 2008/72/EG en 2008/90/EG (verordening betreffende plantaardig teeltmateriaal)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Sinds de jaren zestig gelden op het niveau van de Unie regels voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van landbouwgewassen, groenten, wijnstokken en fruitgewassen. De productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal op het grondgebied van de Unie is geregeld bij Richtlijn 66/401/EEG van de Raad 26 , 66/402/EEG 27 , 68/193/EEG 28 , 2002/53/EG 29 , 2002/54/EG 30 , 2002/55/EG 31 , 2002/56/EG 32 , 2002/57/EG 33 , 2008/72/EG 34 en 2008/90/EG 35 (de “richtlijnen voor het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal”). Deze rechtshandelingen vormen het rechtskader voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal en zijn daarom van groot belang geweest voor de totstandbrenging van de interne markt voor plantaardig teeltmateriaal in de Europese Unie.

(2) De effectbeoordelingen die de Commissie in 2013 en 2023 heeft uitgevoerd, hebben bevestigd dat deze richtlijnen een aanzienlijk effect hebben gehad op het vrije verkeer, de beschikbaarheid en de hoge kwaliteit van plantaardig teeltmateriaal op de markt van de Unie en aldus de handel in plantaardig teeltmateriaal binnen de Unie hebben vergemakkelijkt.

(3) De regels voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal moeten echter worden aangepast aan de wetenschappelijke en technische ontwikkelingen wat betreft productietechnieken in de land- en tuinbouw en de plantenveredeling. Bovendien moet de wetgeving worden aangepast aan veranderingen van internationale normen en overeenkomstig de ervaring die met de toepassing van de richtlijnen inzake plantaardig teeltmateriaal is opgedaan. Deze regels moeten worden verduidelijkt om een meer geharmoniseerde uitvoering mogelijk te maken. Daarom moeten de richtlijnen voor het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal worden vervangen door één verordening betreffende de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal in de Unie.

(4) Plantaardig teeltmateriaal is het uitgangsmateriaal voor de plantaardige productie in de Unie. Daarom is het van cruciaal belang voor de productie van grondstoffen voor levensmiddelen en diervoeders en voor het efficiënte gebruik van plantaardige hulpbronnen. Plantaardig teeltmateriaal draagt bij tot de bescherming van het milieu en de kwaliteit van de voedselketen en de voedselvoorziening in de Unie als geheel. In dit verband zijn de beschikbaarheid, kwaliteit en diversiteit van plantaardig teeltmateriaal van het grootste belang voor de transitie naar duurzame voedselsystemen, waar in de “van boer tot bord”-strategie 36 op ingezet wordt, en voor de landbouw, de tuinbouw, de bescherming van het milieu, de matiging van en aanpassing aan klimaatverandering, de voedsel- en diervoederzekerheid en de economie in het algemeen.

(5) Om deze transitie naar duurzame voedselsystemen te kunnen verwezenlijken, moet in de wetgeving van de Unie rekening worden gehouden met de noodzaak om ervoor te zorgen dat de productie van plantaardig teeltmateriaal kan worden aangepast aan de veranderende landbouw-, tuinbouw- en milieuomstandigheden, om de uitdagingen in verband met klimaatverandering het hoofd te bieden, om de biodiversiteit te beschermen en te herstellen en om tegemoet te komen aan de groeiende verwachtingen van landbouwers en consumenten met betrekking tot de kwaliteit en duurzaamheid van plantaardig teeltmateriaal.

(6) Deze verordening mag alleen van toepassing zijn op plantaardig teeltmateriaal van bepaalde geslachten en soorten die van groter economisch en sociaal belang zijn. Dat belang moet worden beoordeeld door te bepalen of dergelijke geslachten en soorten een significant productiegebied en een significante waarde in de Unie vertegenwoordigen, wat hun rol is voor het veiligstellen van de voedsel- en diervoederproductie in de Unie en of zij in ten minste twee lidstaten in de handel worden gebracht. Bij het productiegebied en de waarde kunnen verschillende technische aspecten worden meegewogen. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen de berekeningen worden gebaseerd op factoren zoals de totale omvang van de productieve grond in verschillende gebieden van de Unie, de handelswaarde van plantaardig teeltmateriaal voor specifieke sectoren, of de vraag van landbouwers, eindgebruikers en de industrie naar die soorten.

(7) Die geslachten en soorten moeten in een lijst worden opgenomen en worden ingedeeld op basis van de beoogde gebruiksdoeleinden als landbouwgewassen, groenten, fruitgewassen of wijnstokken. Die indeling is noodzakelijk om een evenredige aanpak te waarborgen, aangezien sommige soorten alleen voor bepaalde toepassingen belangrijk zijn.

(8) Bovendien kunnen sommige rassen bepaalde kenmerken hebben die, wanneer zij onder bepaalde omstandigheden worden geteeld, ongewenste agronomische effecten kunnen hebben die afbreuk zouden doen aan de doelstelling van de verordening om bij te dragen tot de duurzaamheid van de landbouwproductie. Die doelstelling kan alleen worden gerealiseerd als voor de teelt van dergelijke rassen passende voorwaarden gelden om ongewenste agronomische effecten te voorkomen. Die voorwaarden moeten gelden voor de teelt van die rassen voor de productie van levensmiddelen, diervoeders of industriële materialen, en niet alleen wanneer zij bestemd zijn voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal. Daarom moet deze verordening betrekking hebben op de voorwaarden die van toepassing zijn op de teelt van die rassen, ook voor de productie van levensmiddelen, diervoeders of andere producten.

(9) Plantaardig teeltmateriaal moet ruim worden gedefinieerd en alle planten omvatten die in staat en bedoeld zijn om volledige planten voort te brengen. Deze verordening moet daarom ook van toepassing zijn op zaad en op alle andere vormen van planten in elk groeistadium, die bedoeld en in staat zijn om volledige planten voort te brengen.

(10) Bosbouwkundig teeltmateriaal hoort niet onder deze verordening te vallen vanwege de bijzondere kenmerken ervan en de sterk verschillende concepten en terminologie in die context. Daarom geldt voor bosbouwkundig teeltmateriaal een afzonderlijke rechtshandeling, namelijk Verordening (EU).../... van het Europees Parlement en de Raad 37 +.

(11) Teeltmateriaal van siergewassen moet niet onder deze verordening vallen, omdat na overleg met de lidstaten en belanghebbenden is geconcludeerd dat Richtlijn 98/56/EG van de Raad 38 nog steeds voldoende in de behoeften van die sector voorziet.

(12) Deze verordening moet niet van toepassing zijn op plantaardig teeltmateriaal dat naar derde landen wordt uitgevoerd, en ook niet op plantaardig teeltmateriaal dat uitsluitend wordt gebruikt voor officiële tests, veredeling, inspecties, tentoonstellingen of wetenschappelijke doeleinden. De reden hiervoor is dat voor dergelijke categorieën plantaardig teeltmateriaal geen specifieke geharmoniseerde normen betreffende identiteit of kwaliteit vereist zijn en de identiteit en kwaliteit van ander in de Unie in de handel gebracht plantaardig teeltmateriaal hierdoor niet in het gedrang komt.

(13) Deze verordening mag niet van toepassing zijn op plantaardig teeltmateriaal dat wordt verkocht of op enigerlei wijze, al dan niet kosteloos, wordt overgedragen tussen personen voor hun eigen privégebruik en buiten hun handelsactiviteiten om. Het zou onevenredig zijn om regels vast te stellen voor een dergelijk gebruik van plantaardig teeltmateriaal, aangezien dit soort overdracht doorgaans beperkt blijft tot zeer kleine hoeveelheden, geen commerciële doeleinden heeft en privéactiviteiten betreft.

(14) Om de gebruikers in staat te stellen geïnformeerde keuzes te maken, mag plantaardig teeltmateriaal alleen geproduceerd en in de handel gebracht worden als het behoort tot rassen die in een nationaal rassenregister zijn geregistreerd.

(15) Het is echter passend om, waar nodig, onderstammen vrij te stellen van de verplichting om tot een ras te behoren, aangezien zij, hoewel zij wel degelijk een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen, vaak niet onder de definitie van een ras vallen.

(16) Om de identiteit, kwaliteit en transparantie te waarborgen en om de gebruikers in staat te stellen geïnformeerde keuzes te maken, moet plantaardig teeltmateriaal in de regel geproduceerd of in de handel gebracht worden in vooraf bepaalde categorieën. Deze categorieën moeten de verschillende productiefasen en kwaliteitsniveaus weerspiegelen en, op basis van de internationaal vastgestelde terminologie, worden aangeduid als “prebasis-”, “basis-”, “gecertificeerd” en “standaardzaad”, en “prebasis-”, “basis-”, “gecertificeerd” en “standaardmateriaal” in het geval van ander plantaardig teeltmateriaal dan zaden.

(17) Plantaardig teeltmateriaal van elk van deze categorieën moet geproduceerd en in de handel gebracht worden overeenkomstig de toepasselijke internationale normen, teneinde het hoogst mogelijke niveau voor de identificatie en kwaliteit te waarborgen en in overeenstemming te zijn met de meest recente technische en wetenschappelijke ontwikkelingen. Deze normen moeten onder meer, waar van toepassing, de OESO-programma’s voor de certificering van rassen van zaaizaad in het internationale handelsverkeer 39 (hierna de “OESO-programma’s voor zaaizaad” genoemd), de normen voor pootaardappelen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) en de voorschriften voor bemonstering en tests van de International Seed Testing Association (ISTA) omvatten.

(18) Overeenkomstig die normen moet de overeenstemming van plantaardig teeltmateriaal met de voorschriften voor de categorieën prebasis-, basis- en gecertificeerd zaad of materiaal worden bevestigd door inspecties, bemonstering, tests en officiële tests met controlepercelen door de bevoegde autoriteiten (“officiële certificering”) en met een officieel etiket worden gecertificeerd.

(19) Er moeten specifieke regels worden vastgesteld voor de productie en het in de handel brengen van klonen, geselecteerde klonen, multiklonale mengsels en polyklonaal plantaardig teeltmateriaal, vanwege hun toegenomen belang en gebruik in de sector plantaardig teeltmateriaal. Om te zorgen voor transparantie, gebruikers in staat te stellen geïnformeerde keuzes te maken en doeltreffende officiële controles mogelijk te maken, moeten de klonen worden geregistreerd in een speciaal openbaar register dat door de bevoegde autoriteiten wordt opgezet. Er moeten ook regels voor de instandhouding van klonen worden vastgesteld om het behoud en de identificatie ervan te waarborgen.

(20) Professionele exploitanten moeten door de bevoegde autoriteit gemachtigd worden om onder officieel toezicht certificering uit te voeren van plantaardig teeltmateriaal dat tot bepaalde soorten en categorieën behoort en het officiële etiket af te drukken. Er moeten regels worden vastgesteld voor het respectieve officiële toezicht door de bevoegde autoriteit en voor de intrekking of wijziging van die machtiging. Deze regels zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat het hele certificeringssysteem doeltreffend functioneert.

(21) Om de maximale mate van zuiverheid en homogeniteit voor plantaardig teeltmateriaal te waarborgen, moet plantaardig teeltmateriaal in afzonderlijke partijen en gescheiden van ander materiaal dan plantaardig teeltmateriaal, zoals graan voor levensmiddelen of diervoeders, worden bewaard.

(22) Gezien de grote verscheidenheid aan plantaardig teeltmateriaal moeten professionele exploitanten de partijen plantaardig teeltmateriaal in de handel kunnen brengen in de vorm van afzonderlijke planten, verpakkingen, bundels of recipiënten, of in bulk.

(23) Er moeten voorschriften voor de etikettering van plantaardig teeltmateriaal worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat het materiaal per categorie op passende wijze wordt geïdentificeerd aan de hand van de verklaring dat is voldaan aan de respectieve voorschriften inzake prebasis-, basis-, gecertificeerd en standaardzaad en -materiaal.

(24) In het geval van prebasis-, basis- en gecertificeerd zaad en materiaal moet door de bevoegde autoriteit een officieel etiket worden afgegeven, terwijl voor standaardzaad of -materiaal een etiket van de exploitant moet worden afgegeven. Dit is noodzakelijk om een onderscheid te kunnen maken tussen plantaardig teeltmateriaal dat onderworpen is aan certificering (officiële certificering of certificering onder officieel toezicht) en plantaardig teeltmateriaal dat onder de verantwoordelijkheid van de professionele exploitant wordt geproduceerd. Met de afgifte van een specifiek etiket wordt het professionele exploitanten en consumenten die plantaardig teeltmateriaal van verschillende normen willen selecteren, mogelijk gemaakt geïnformeerde keuzes te maken. Hiermee wordt ook het werk van de bevoegde autoriteiten vergemakkelijkt wat betreft het vormgeven van hun officiële controles overeenkomstig de respectieve voorschriften voor elke categorie.

(25) Het officiële etiket moet worden afgedrukt en aangebracht door erkende professionele exploitanten en onder officieel toezicht van de bevoegde autoriteiten. Aangezien echter sommige professionele exploitanten wellicht niet over de middelen beschikken om alle certificeringsactiviteiten uit te voeren en officiële etiketten af te drukken, moet worden bepaald dat de bevoegde autoriteiten op verzoek van professionele exploitanten ook die certificeringsstappen mag uitvoeren.

(26) Er moeten regels worden vastgesteld met betrekking tot de inhoud en de vorm van het officiële etiket en het etiket van de exploitant, om te zorgen voor een uniforme toepassing van de voorschriften voor respectievelijk de productie en het in de handel brengen van elke categorie en voor de identificatie van die etiketten.

(27) Op elk officiële etiket en elk etiket van de exploitant moet een serienummer worden weergegeven om de juiste identificatie en traceerbaarheid van het desbetreffende plantaardig teeltmateriaal en de doeltreffendheid van de officiële controles te waarborgen.

(28) De richtlijnen voor het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal en de internationale praktijk en normen schrijven voor dat zaden van bepaalde soorten alleen geproduceerd en in de handel gebracht worden als prebasis-, basis- of gecertificeerd zaad, gezien het belang van die soorten voor de voedselzekerheid en de industriële verwerking, en ter bescherming van de belangen van de landbouwers die er gebruik van maken. Daarom mogen bepaalde zaden alleen als prebasis-, basis- of gecertificeerd zaad geproduceerd en in de handel gebracht worden indien de kosten voor de productie en het in de handel brengen ervan in verhouding staan tot het doel om te zorgen voor kwaliteitszaad voor de landbouwers en de voedsel- en diervoederzekerheid, of in verhouding staan tot het doel om hoogwaardige industriële verwerking te waarborgen. Deze kosten moeten ook in verhouding staan tot het bereiken van de hoogste normen inzake identiteit en kwaliteit van het zaad, in overeenstemming met de vereisten voor prebasis-, basis- en gecertificeerd zaad. Daarom moet een lijst worden opgesteld van de zaadsoorten waarvoor zaad alleen als prebasis-, basis- of gecertificeerd zaad geproduceerd en in de handel gebracht mag worden.

(29) Zaden worden vaak in mengsels van rassen van dezelfde soort of in soortenmengsels in de handel gebracht. Zaden van onder deze verordening vallende geslachten of soorten mogen echter alleen in mengsels met zaden van onder deze verordening vallende geslachten of soorten geproduceerd en in de handel gebracht worden. Dit is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de respectieve productie- en handelsnormen worden nageleefd. De lidstaten moeten echter de mogelijkheid hebben om de productie en het in de handel brengen van een mengsel van onder deze verordening vallende zaden en niet onder de verordening vallende zaden toe te staan, met het oog op de instandhouding van genetische hulpbronnen en het behoud van het natuurlijke milieu. Deze soorten zijn in deze gevallen de soorten die het meest geschikt zijn voor dat behoud. Er moeten regels voor die mengsels worden vastgesteld om de identiteit en kwaliteit ervan te waarborgen.

(30) Er moeten voorschriften worden vastgesteld voor het herverpakken en heretiketteren van prebasis-, basis- en gecertificeerd zaad, om te waarborgen dat de identiteit en kwaliteit van het betrokken plantaardig teeltmateriaal tijdens die handelingen niet veranderen.

(31) Er moeten tests met controlepercelen worden uitgevoerd om de rasechtheid en raszuiverheid van de afzonderlijke partijen zaad te verifiëren. Voor dergelijke tests op prebasis-, basis-, gecertificeerd zaad en standaardzaad moeten specifieke regels worden vastgesteld op basis van de toepasselijke internationale normen en de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de richtlijnen voor het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal.

(32) Bepaalde soorten rassen voldoen niet aan de vastgestelde vereisten inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid. Zij zijn echter belangrijk voor de instandhouding en het duurzame gebruik van plantgenetische hulpbronnen. Het gaat om van oudsher of sinds kort plaatselijk geteelde rassen die onder specifieke plaatselijke omstandigheden worden geteeld en aan die omstandigheden zijn aangepast. Zij worden met name gekenmerkt door een minder uniforme verschijning door een hoog niveau van genetische en fenotypische diversiteit tussen afzonderlijke teelteenheden. Deze rassen worden “instandhoudingsrassen” genoemd. De productie en het in de handel brengen van deze rassen dragen bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het Internationaal Verdrag inzake plantgenetische hulpbronnen voor voeding en landbouw om het behoud en duurzaam gebruik van plantgenetische hulpbronnen voor voeding en landbouw te bevorderen 40 . Als partij bij het Verdrag heeft de Unie zich ertoe verbonden deze doelstellingen te ondersteunen.

(33) In het licht van die bijzondere kenmerken van de instandhoudingsrassen en in afwijking van de vastgestelde voorschriften voor de productie en het in de handel brengen, moet de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal dat tot deze rassen behoort onder minder strenge voorschriften worden toegestaan. Die doelstelling is in overeenstemming met de beginselen van de Europese Green Deal, en met name met het beginsel van bescherming van de biodiversiteit. Het is daarom passend toe te staan dat materiaal moet voldoen aan de voorschriften voor standaardmateriaal van de desbetreffende soort. Het etiket van dat plantaardig teeltmateriaal dat tot instandhoudingsrassen behoort, moet daarom de vermelding “instandhoudingsrassen” bevatten. Deze rassen moeten ook worden geregistreerd, zodat zij door de bevoegde autoriteiten kunnen worden beheerd, de gebruikers geïnformeerde keuzes kunnen maken en de doeltreffendheid van de officiële controles kan worden gewaarborgd.

(34) Uit de ervaring met de toepassing van de richtlijnen voor het in de handel brengen is gebleken dat eindgebruikers van plantaardig teeltmateriaal (amateurtuiniers en anderen) vaak geïnteresseerd zijn in het gebruik van meer divers plantaardig teeltmateriaal dat beantwoordt aan verschillende behoeften, zonder noodzakelijkerwijs dezelfde kwaliteit als de professionele exploitanten te vereisen. Daarom is het passend om, in afwijking van bepaalde regels, toe te staan dat plantaardig teeltmateriaal aan eindgebruikers wordt verhandeld zonder dat het hoeft te voldoen aan de voorschriften voor de registratie van rassen, de certificeringsvoorschriften of de voorschriften voor standaardmateriaal. Die afwijking is noodzakelijk om te zorgen voor een grotere verscheidenheid van het aanbod voor de consument, met inachtneming van de algemene kwaliteitseisen. Bovendien moeten, met het oog op de transparantie en beter beheer, regels worden vastgesteld voor de verpakking en etikettering van plantaardig teeltmateriaal dat uitsluitend bestemd is voor eindgebruikers. Om dezelfde reden moeten professionele exploitanten die gebruikmaken van deze afwijking voor het in de handel brengen aan eindgebruikers, de bevoegde autoriteiten van die activiteit in kennis stellen.

(35) Er zijn veel genenbanken, organisaties en netwerken voor de instandhouding van plantgenetische hulpbronnen in de Unie actief. Om hun activiteiten te vergemakkelijken, is het passend toe te staan dat plantaardig teeltmateriaal dat aan hen, of tussen hen, wordt verhandeld, afwijkt van de vastgestelde voorschriften voor de productie en het in de handel brengen daarvan, en dat het in plaats daarvan aan minder strenge regels voldoet.

(36) Landbouwers wisselen regelmatig kleine hoeveelheden zaad in natura uit vanuit een dynamisch beheer van hun eigen zaaigoed. Het is derhalve passend te voorzien in een afwijking van de vastgestelde voorschriften, voor de uitwisseling van kleine hoeveelheden zaad tussen landbouwers. Een dergelijke afwijking is mogelijk indien dat zaad niet behoort tot een ras waarvoor overeenkomstig Verordening (EU) nr. 2100/94 van de Raad kwekersrechten zijn verleend 41 . De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen om die kleine hoeveelheden voor specifieke soorten per jaar vast te stellen om ervoor te zorgen dat er geen misbruik wordt gemaakt van een dergelijke afwijking met gevolgen voor het in de handel brengen van zaden.

(37) Volgens de richtlijnen voor het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal zijn afwijkingen van de vastgestelde voorschriften toegestaan voor het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal: dat tot nog niet geregistreerde rassen behoort, van rassen die nog niet volledig zijn getest, van zaad dat niet aan de toepasselijke vereisten voldoet om snel op de markt te worden aangeboden, van zaad dat nog niet definitief is gecertificeerd, van plantaardig teeltmateriaal waarvoor een tijdelijke toestemming wordt verleend om tijdelijke voorzieningsproblemen aan te pakken, en van plantaardig teeltmateriaal dat bestemd is voor het uitvoeren van tijdelijke experimenten om betere alternatieven te vinden voor sommige bepalingen van de toepasselijke wetgeving met betrekking tot de vereisten waaraan plantaardig teeltmateriaal moet voldoen om tot een geregistreerd ras te behoren, en om te voldoen aan bepaalde vereisten betreffende identiteit en kwaliteit. Deze afwijkingen zijn voor de professionele exploitanten en de bevoegde autoriteiten nuttig en noodzakelijk geweest, zonder problemen op te leveren voor de interne markt voor plantaardig teeltmateriaal. Daarom moeten zij in stand worden gehouden. Er moeten voorwaarden met betrekking tot die afwijkingen worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat er geen misbruik van wordt gemaakt en dat zij geen negatieve gevolgen hebben voor de interne markt voor plantaardig teeltmateriaal.

(38) Het gebruik van plantaardig teeltmateriaal dat niet tot een ras behoort overeenkomstig deze verordening, maar tot een plantengroep binnen één botanisch taxon, met een hoog niveau van genetische en fenotypische diversiteit tussen afzonderlijke teelteenheden (“heterogeen materiaal”), kan voordelen opleveren, met name in de biologische productie en in landbouw die weinig productiemiddelen vraagt, doordat de veerkracht wordt verbeterd en de genetische diversiteit van de geteelde planten binnen dezelfde soort wordt vergroot. Daarom moet het toegestaan zijn plantaardig teeltmateriaal van heterogeen materiaal te produceren en in de handel te brengen zonder te hoeven voldoen aan de voorschriften voor de registratie van rassen of de andere voorschriften betreffende de productie en het in de handel brengen van deze verordening. Er moeten specifieke voorschriften worden vastgesteld voor de productie en het in de handel brengen van dat materiaal.

(39) De productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal in de Unie moeten voldoen aan de hoogst mogelijke normen. Daarom moet de invoer van plantaardig teeltmateriaal uit derde landen alleen worden toegestaan als uit een beoordeling van de toepasselijke normen inzake identiteit en kwaliteit en het certificeringssysteem blijkt, dat dit plantaardig teeltmateriaal voldoet aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan die welke van toepassing zijn op plantaardig teeltmateriaal dat in de Unie geproduceerd en in de handel gebracht wordt. Als basis voor deze beoordeling moet de door het derde land verstrekte informatie en de desbetreffende wetgeving grondig worden bestudeerd. Daarnaast moet, indien de Commissie dat nodig acht, in het betrokken derde land een audit worden verricht en moet die audit een bevredigend resultaat hebben.

(40) Er moeten regels worden vastgesteld met betrekking tot de etikettering en de informatie die bij het ingevoerde plantaardig teeltmateriaal moet worden verstrekt, met het oog op correcte identificatie, traceerbaarheid en geïnformeerde keuzes voor gebruikers en om officiële controles mogelijk te maken.

(41) Met het oog op de transparantie en om de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal doeltreffender te kunnen controleren, moeten professionele exploitanten geregistreerd worden. Het is passend dat zij zich registreren in de registers die door de lidstaten zijn ingesteld op grond van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad 42 , teneinde de administratieve lasten voor die professionele exploitanten te verminderen. Dit is ook evenredig omdat de overgrote meerderheid van de professionele exploitanten die plantaardig teeltmateriaal produceren en in de handel brengen, reeds zijn ingeschreven in de registers van professionele marktdeelnemers van die verordening.

(42) Er moeten specifieke verplichtingen worden ingevoerd voor professionele exploitanten die actief zijn op het gebied van de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal, om ervoor te zorgen dat zij verantwoording afleggen, dat de officiële controles doeltreffender worden en dat deze verordening correct wordt toegepast.

(43) De ervaring heeft geleerd dat de betrouwbaarheid en kwaliteit van het plantaardig teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht, in het gedrang kunnen komen als het onmogelijk is materiaal dat niet aan de geldende normen voldoet, te traceren. Daarom moet een alomvattend traceerbaarheidssysteem worden opgezet dat het uit de handel nemen van producten of het verstrekken van informatie aan gebruikers van plantaardig teeltmateriaal of bevoegde autoriteiten mogelijk maakt. Het moet dan ook verplicht worden gesteld voor de professionele exploitanten om informatie en documentatie over overdrachten van en naar professionele gebruikers bij te houden. Een dergelijke administratie moeten bijhouden is echter niet geschikt voor de praktijk in de detailhandel.

(44) Het is belangrijk ervoor te zorgen dat in de regel voor al het plantaardig teeltmateriaal van de geslachten en soorten die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, geldt dat het ras waartoe dat plantaardig teeltmateriaal behoort, moet zijn geregistreerd, de beschrijving van dat ras moet kloppen en de overeenkomstige regels moeten worden nageleefd.

(45) Rassen moeten worden geregistreerd in een nationaal rassenregister, zodat de gebruikers geïnformeerde keuzes kunnen maken en de officiële controles doeltreffender zijn.

(46) Het nationale rassenregister moet twee soorten rassen omvatten: rassen die op basis van een officiële beschrijving zijn geregistreerd, indien zij voldoen aan de vereisten van onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid, en rassen die zijn geregistreerd op basis van een officieel erkende beschrijving, voor instandhoudingsrassen. Het bestaan van deze twee verschillende beschrijvingen is noodzakelijk om de twee categorieën rassen te scheiden, waarbij de eerste is gebaseerd op de resultaten van de tests op onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid, en de andere is gebaseerd op historische gegevens over het gebruik van het ras en de praktische ervaring die ermee is opgedaan. Bovendien kan een dergelijke aanpak de nodige informatie verschaffen over de kenmerken van de rassen en hun identiteit.

(47) De geregistreerde rassen moeten door de bevoegde autoriteiten via het EU-portaal voor plantenrassen EUPVP verder worden gemeld aan het EU-rassenregister, om te zorgen voor een overzicht van alle rassen die in de Unie in de handel mogen worden gebracht.

(48) Herbicidetolerante rassen zijn rassen die zodanig zijn gekweekt dat zij opzettelijk tolerant zijn voor herbiciden, zodat zij kunnen worden geteeld in combinatie met het gebruik van die herbiciden. Teelt die niet onder de juiste omstandigheden plaatsvindt, kan leiden tot het ontstaan van onkruid dat resistent is tegen die herbiciden, de verspreiding van dergelijke resistentiegenen in het milieu of de noodzaak om grotere hoeveelheden pesticide te gebruiken. Aangezien deze verordening tot doel heeft bij te dragen tot de duurzaamheid van de landbouwproductie, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de registratie van rassen, de teelt van dergelijke rassen op hun grondgebied kunnen onderwerpen aan passende voorwaarden waarmee die ongewenste effecten kunnen worden voorkomen. Bovendien moeten rassen die andere bijzondere kenmerken dan de tolerantie voor herbiciden hebben met mogelijke ongewenste agronomische effecten, eveneens voldoen aan bepaalde voorwaarden voor de teelt, teneinde die agronomische effecten aan te pakken. Die voorwaarden moeten gelden voor de teelt van die rassen voor welk doeleinde dan ook, waaronder de productie van levensmiddelen, diervoeders en andere producten, en niet alleen wanneer zij bestemd zijn voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal. Dit is noodzakelijk om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken om bij te dragen tot een duurzame landbouwproductie na het stadium van de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal.

(49) Om bij te dragen tot de duurzaamheid van de landbouwproductie en tegemoet te komen aan de economische, ecologische en bredere maatschappelijke behoeften, moeten nieuwe rassen van alle geslachten en soorten met betrekking tot bepaalde aspecten een verbetering vertonen ten opzichte van de andere rassen van dezelfde geslachten of soorten die in hetzelfde nationale rassenregister geregistreerd zijn. Tot die aspecten behoren de opbrengst, met inbegrip van opbrengststabiliteit en opbrengst onder omstandigheden die weinig productiemiddelen vergen; tolerantie/resistentie tegen biotische druk, onder meer tegen plantenziekten veroorzaakt door nematoden, schimmels, bacteriën, virussen, insecten en andere plaagorganismen; tolerantie voor of resistentie tegen abiotische druk, met inbegrip van aanpassing aan klimaatveranderingsgerelateerde omstandigheden; efficiënter gebruik van natuurlijke hulpbronnen, zoals water en nutriënten; verminderde behoefte aan externe productiemiddelen, zoals gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen; kenmerken die de duurzaamheid van opslag, verwerking en distributie verbeteren, en kwaliteit of voedingskenmerken (“waarde voor duurzame teelt en duurzaam gebruik”). Ten behoeve van het oordeel over de registratie van het ras en om voldoende flexibiliteit te bieden voor de registratie van rassen met de meest wenselijke kenmerken, moeten deze aspecten worden beoordeeld voor een bepaald ras in zijn geheel.

(50) Aangezien voor biologische productie geschikte biologische rassen, zoals gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EU) 2018/848, gekenmerkt worden door een hoog niveau van genetische en fenotypische diversiteit tussen de afzonderlijke teelteenheden, is het passend dat voor de registratie ervan aangepaste normen voor hun onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid moeten gelden, met name wat betreft de vereiste homogeniteit. Om deze rassen beter af te stemmen op de specifieke behoeften van de biologische productie, moet daarnaast de beoordeling van de waarde voor duurzame teelt en duurzaam gebruik onder biologische omstandigheden worden verricht.

(51) Met het oog op de efficiëntie en om de administratieve lasten te verlichten, moeten rassen waarvoor op grond van artikel 62 van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad of op grond van de wetgeving van een lidstaat een kwekersrecht is verleend, voor de toepassing van de deze verordening worden geacht onderscheidbaar, homogeen en bestendig te zijn en een geschikte benaming te hebben.

(52) De procedure voor de registratie van rassen moet nauwkeurig worden bepaald om rechtszekerheid voor de aanvragers en de bevoegde autoriteiten en een gelijk speelveld voor alle aanvragers te waarborgen. Daarom moeten regels worden vastgesteld betreffende de indiening, de inhoud, het formele onderzoek en de datum van indiening van de aanvragen, technische onderzoeken, de audit van de werklocaties en organisatie van de bevoegde autoriteit, aanvullende regels inzake technisch onderzoek, de vertrouwelijkheid, het voorlopig onderzoeksverslag en de voorlopige officiële beschrijving, het onderzoeksverslag en de definitieve officiële beschrijving, het onderzoek voor de benaming van een ras en het besluit over de registratie van een ras in het nationale rassenregister.

(53) Met het oog op de efficiëntie en om de administratieve lasten voor de bevoegde autoriteiten en de aanvragers te verminderen, moeten de bevoegde autoriteiten alle rassen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening officieel zijn aanvaard of geregistreerd, in hun nationale rassenregisters registreren, in de (rassen)lijsten of registers die door hun respectieve lidstaten overeenkomstig de Richtlijnen 2002/53/EG, 2002/55/EG, 2008/90/EG en 68/193/EEG zijn opgesteld. Aangezien deze rassen al in de Unie in de handel worden gebracht en door landbouwers en andere professionele exploitanten worden gebruikt, mogen zij niet aan een nieuwe registratieprocedure worden onderworpen.

(54) Er moeten regels worden vastgesteld voor het technisch onderzoek van rassen om te kunnen vaststellen of zij onderscheidbaar, homogeen en bestendig zijn. Gezien het belang van dit onderzoek voor de rassenveredelingssector en het feit dat de resultaten worden meegenomen in de officiële beschrijving, mag dat technisch onderzoek alleen door de bevoegde autoriteit worden verricht.

(55) Het technisch onderzoek naar voldoende waarde voor duurzame teelt en duurzaam gebruik van een ras moet echter op de werklocaties van de aanvrager en onder officieel toezicht van de bevoegde autoriteit kunnen worden uitgevoerd. Dit is noodzakelijk om de administratieve lasten te verlichten, de beschikbaarheid van testfaciliteiten te waarborgen en de kosten voor de bevoegde autoriteiten te beperken. De bevoegde autoriteit moet echter de verantwoordelijkheid hebben wat betreft de testopstellingen. Bovendien hebben professionele exploitanten die betrokken zijn bij het kweken van nieuwe rassen, ook op basis van hun samenwerking met de bevoegde autoriteiten, bewezen gekwalificeerd te zijn om dergelijke onderzoeken uit te voeren, aangezien zij over de benodigde deskundigheid, kennis en passende middelen beschikken.

(56) Om de geloofwaardigheid en de hoge kwaliteit van de onderzoeken op onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid te waarborgen, moeten de werklocaties van de bevoegde autoriteiten waar die tests plaatsvinden, worden geauditeerd door het Communautair Bureau voor plantenrassen (“CPVO”). De werklocaties van de aanvragers waar het onderzoek naar voldoende waarde voor duurzame teelt en duurzaam gebruik onder officieel toezicht plaatsvindt, moeten door de respectieve bevoegde autoriteiten worden geauditeerd om na te gaan of aan de toepasselijke voorschriften wordt voldaan.

(57) De duur van de registratie van een ras moet tien jaar bedragen om innovatie in de veredelingssector aan te moedigen, en te stimuleren dat oude rassen van de markt verdwijnen en door nieuwe rassen worden vervangen. Deze duur moet echter dertig jaar bedragen voor rassen van geslachten of soorten fruitgewassen en wijnstokken, vanwege de langere tijd die nodig is om de productiecyclus van die geslachten of soorten te voltooien.

(58) Het moet mogelijk zijn om op verzoek van een belanghebbende de duur van de registratie van een ras te verlengen om de verdere verhandeling van bepaalde rassen mogelijk te maken indien de noodzaak daarvoor wordt vastgesteld en zij nog steeds aan de toepasselijke voorschriften voldoen.

(59) Er moeten regels worden vastgesteld voor de instandhouding van rassen volgens de gebruikelijke praktijken. Dit is noodzakelijk om de rasechtheid te waarborgen voor de duur van de registratie, hetgeen alleen verzekerd is als de instandhouding van het respectieve ras wordt uitgevoerd door de aanvrager, of door andere personen die door de aanvrager aan de bevoegde autoriteit zijn gemeld, waarbij bepaalde voorschriften moeten worden gevolgd en officiële controles door de bevoegde autoriteiten moeten worden uitgevoerd.

(60) Er moeten regels worden vastgesteld met betrekking tot de inhoud van de nationale rassenregisters en het EU-rassenregister, en het bijhouden van monsters van de geregistreerde rassen (“officieel monster” of “standaardmonster”), een levende beschrijving van het ras. Dit is belangrijk om ervoor te zorgen dat de nodige informatie over het ras, de identificatie ervan voor de duur van de registratie en de beschikbaarheid van standaardmonsters voor tests met controlepercelen in het kader van de certificering van plantaardig teeltmateriaal gewaarborgd zijn.

(61) De richtlijnen voor het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal moeten worden ingetrokken, aangezien zij door deze verordening worden vervangen. Bijgevolg moet Verordening (EU) 2016/2031 worden gewijzigd om verwijzingen naar die richtlijnen te schrappen en ervoor te zorgen dat door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen uitsluitend bij die verordening worden geregeld.

(62) Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad 43 moet worden gewijzigd om de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal in overeenstemming met deze verordening in het toepassingsgebied ervan op te nemen. Dit is belangrijk om een uniforme aanpak van officiële controles voor de gehele plantaardige productie en voedselketen te waarborgen, aangezien Verordening (EU) 2017/625 ook van toepassing is op het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/2031 en Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad 44 .

(63) In dit verband moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om specifieke regels vast te stellen voor officiële controles en voor de acties die de bevoegde autoriteiten ondernemen met betrekking tot plantaardig teeltmateriaal, met name voor de vaststelling van regels voor de uitvoering van officiële controles op plantaardig teeltmateriaal voor de verificatie van de naleving van de regels van de Unie, voor de invoer in en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal in de Unie, en voor de activiteiten van exploitanten tijdens de productie van plantaardig teeltmateriaal.

(64) Verordening (EU) 2018/848 moet worden gewijzigd om de definities van “plantaardig teeltmateriaal” en “heterogeen materiaal” in overeenstemming te brengen met de definities van deze verordening. Bovendien moet de bevoegdheid van de Commissie om specifieke bepalingen vast te stellen voor het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal worden uitgesloten van Verordening (EU) 2018/848, aangezien omwille van de juridische duidelijkheid alle voorschriften betreffende de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal in deze verordening moeten worden opgenomen.

(65) Teneinde de lijst van geslachten en soorten plantaardig teeltmateriaal dat onder deze verordening valt, aan te passen aan de ontwikkelingen met betrekking tot het belang van het productiegebied en de waarde van de productie, de voedsel- en diervoederzekerheid en het aantal lidstaten waar het wordt geteeld, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de wijziging van die lijst.

(66) Teneinde de regels betreffende de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal aan te passen aan de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen en de toepasselijke internationale normen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van de voorschriften van deze verordening betreffende de productie en het in de handel brengen van prebasis-, basis-, gecertificeerd en standaardmateriaal en -zaad.

(67) Teneinde de regels voor de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van heterogeen materiaal aan te passen aan de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen en rekening te houden met de ervaring die is opgedaan met de toepassing van deze verordening, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de wijziging van de voorschriften voor de productie en het in de handel brengen van heterogeen materiaal.

(68) Teneinde de inhoud van rassenregisters aan te passen aan de technische ontwikkelingen en om gevolg te geven aan de ervaring die is opgedaan met de registratie van rassen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de wijziging van de voorschriften betreffende die inhoud.

(69) Teneinde de teelt van rassen aan te passen aan de ontwikkeling van de technische en wetenschappelijke kennis, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van teeltvoorwaarden voor rassen die herbicidetolerant zijn of andere kenmerken hebben die tot ongewenste agronomische effecten kunnen leiden. Die voorwaarden moeten maatregelen op het veld omvatten, zoals gewasrotatie, monitoringmaatregelen, kennisgeving van die maatregelen door de lidstaten aan de Commissie en de overige lidstaten, rapportage door professionele exploitanten aan de bevoegde autoriteiten over de toepassing van die maatregelen, en de vermelding van de voorwaarden in de nationale rassenregisters.

(70) Teneinde de tests en voorschriften voor de waarde voor duurzame teelt en duurzaam gebruik aan te passen aan de potentiële technische en wetenschappelijke ontwikkelingen en de mogelijke ontwikkeling van internationale normen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening met bepaalde elementen. Dit zijn de methoden die nodig zijn voor de teeltproeven die moeten worden uitgevoerd om de waarde voor duurzame teelt en duurzaam gebruik van bepaalde geslachten of soorten te beoordelen en verdere vereisten vast te stellen.

(71) Teneinde de regels voor rasbenaming aan te passen aan de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen, en gevolg te geven aan de ervaring die is opgedaan met de toepassing van deze regels, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening met specifieke criteria voor de geschiktheid van rasbenamingen.

(72) Teneinde de bepalingen van deze verordening inzake technisch onderzoek van rassen aan te passen aan de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen en de praktische behoeften van de bevoegde autoriteiten en professionele exploitanten, en om gevolg te geven aan de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de respectieve regels, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening door de regels vast te stellen voor de audit van de werklocaties van professionele exploitanten die de technische onderzoeken naar voldoende waarde voor duurzame teelt en gebruik verrichten.

(73) Teneinde de bepalingen van deze verordening betreffende het onderzoek naar duurzame teelt en duurzaam gebruik aan te passen aan de technische of wetenschappelijke ontwikkelingen en aan nieuwe beleidsmaatregelen of regels van de Unie inzake duurzame landbouw, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening met minimumvereisten voor de uitvoering van dit onderzoek, de methoden voor de beoordeling van de onderzochte kenmerken, en de normen voor de evaluatie van en de verslaglegging over de resultaten van dit onderzoek en om de onderzochte kenmerken te kunnen wijzigen.

(74) Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 45 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die de gedelegeerde handelingen voorbereiden.

(75) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 46 .

(76) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen en de prestaties van professionele exploitanten en de identiteit en kwaliteit van door hen geproduceerd en in de handel gebracht plantaardig teeltmateriaal te verbeteren, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot het specificeren van de voorschriften voor de audits, opleidingen, onderzoeken, inspecties, bemonstering en tests, wat bepaalde geslachten of soorten betreft, voor het officiële toezicht op de professionele exploitanten door de bevoegde autoriteiten.

(77) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening met betrekking tot de behandeling en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal en de respectieve regels aan te passen aan de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de bepalingen van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het vaststellen van specifieke voorschriften voor alle of bepaalde soorten plantaardig teeltmateriaal betreffende het samenvoegen of opsplitsen van partijen plantaardig teeltmateriaal met betrekking tot de oorsprong ervan, de identificatie ervan, de registratie van die verrichting en de etikettering na het samenvoegen of opsplitsen van partijen plantaardig teeltmateriaal.

(78) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, gevolg te geven aan de praktische ervaring die is opgedaan met de toepassing van de bepalingen ervan, en de integriteit van het in de handel gebrachte plantaardig teeltmateriaal te verbeteren, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het vaststellen van specifieke voorschriften met betrekking tot de (af)sluiting, bevestiging, afmetingen en vorm van verpakkingen, bundels en recipiënten van specifieke soorten plantaardig teeltmateriaal.

(79) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, en met name met betrekking tot de leesbaarheid, herkenbaarheid en waarborgen van etiketten, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om specifieke bepalingen vast te stellen met betrekking tot de officiële etiketten, etiketten die worden gebruikt voor bepaalde afwijkingen en etiketten die worden gebruikt voor bepaalde specifieke soorten plantaardig teeltmateriaal, en moeten de inhoud, afmetingen, kleur en vorm van die etiketten voor de respectieve categorieën of soorten plantaardig teeltmateriaal worden vastgesteld.

(80) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen en gevolg te geven aan de praktische ervaring die met de toepassing van de respectieve voorschriften is opgedaan, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het vaststellen van specifieke bepalingen betreffende mengsels van zaden.

(81) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening met betrekking tot het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal in de detailhandel, en om het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal voor elke soort zo praktisch en geschikt mogelijk te maken, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor de vaststelling van voorschriften betreffende de afmetingen, de vorm, de (af)sluiting en de behandeling van de kleine verpakkingen voor zaden en de verpakkingen en bundels voor ander plantaardig teeltmateriaal die aan eindgebruikers worden verhandeld.

(82) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen en dringende problemen bij de voorziening van plantaardig teeltmateriaal aan te pakken, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om in geval van tijdelijke problemen bij de voorziening van plantaardig teeltmateriaal voor een periode van ten hoogste één jaar toestemming te verlenen voor het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal van de categorieën prebasis-, basis- of gecertificeerd materiaal of zaad waarvoor minder strenge voorschriften gelden, of om af te wijken van de vereiste dat het tot een ras behoort, en met betrekking tot de intrekking en wijziging van die toestemming.

(83) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen en de lidstaten enige flexibiliteit te bieden om nationale maatregelen vast te stellen die zijn aangepast aan hun agroklimatologische omstandigheden en strengere kwaliteitsnormen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de lidstaten toe te staan om met betrekking tot de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal strengere voorschriften vast te stellen op het gehele grondgebied of een deel van het grondgebied van de betrokken lidstaat, en met betrekking tot de intrekking of wijziging van dergelijke maatregelen die uit hoofde van de richtlijnen voor het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal zijn vastgesteld.

(84) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen en te zorgen voor een snelle respons bij plotselinge risico’s, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om noodmaatregelen te nemen wanneer de productie of het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal waarschijnlijk een ernstig risico vormt voor de gezondheid van mensen, dieren of planten, het milieu of de teelt van andere soorten, en dat risico niet op bevredigende wijze kan worden beheerst door maatregelen van de betrokken lidstaat, en met betrekking tot de intrekking of wijziging van een dergelijke maatregel van een lidstaat.

(85) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om te besluiten over de organisatie van tijdelijke experimenten om te zoeken naar betere alternatieven voor het toepassingsgebied en een aantal bepalingen van deze verordening.

(86) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening met betrekking tot de invoer van plantaardig teeltmateriaal te waarborgen en ervoor te zorgen dat de voorschriften van het derde land voldoen aan de voorschriften van de Unie op datzelfde gebied, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot het erkennen dat plantaardig teeltmateriaal van specifieke geslachten, soorten of categorieën dat in een derde land of in bepaalde gebieden van een derde land wordt geproduceerd, voldoet aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan die welke van toepassing zijn op plantaardig teeltmateriaal dat in de Unie wordt geproduceerd en in de handel gebracht, zodat het kan worden ingevoerd.

(87) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen en te zorgen voor een passende instandhouding van de geregistreerde rassen in derde landen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot het erkennen dat de in het derde land uitgevoerde controles op de instandhouding van rassen dezelfde garanties bieden als die welke in de Unie zijn vastgesteld.

(88) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen en de bepalingen ervan aan te passen aan de ontwikkeling van de toepasselijke protocollen van de Internationale Unie tot bescherming van kweekproducten (UPOV) of de protocollen van het CPVO, en aan de relevante technische en wetenschappelijke ontwikkelingen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het vaststellen van specifieke voorschriften inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid per geslacht of soort van elk ras.

(89) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het vaststellen van specifieke regels met betrekking tot de omvang van het standaardmonster van geregistreerde rassen dat wordt gebruikt voor de officiële nacontroles van plantaardig teeltmateriaal, de regels voor de vernieuwing van die monsters en de verstrekking van die monsters aan andere lidstaten.

(90) Omdat de doelstelling van deze verordening, namelijk het waarborgen van een geharmoniseerde aanpak ten aanzien van de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de gevolgen, de complexiteit en het internationale karakter ervan, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. In dit verband, en voor zover nodig, worden bij deze verordening afwijkingen of specifieke voorschriften voor bepaalde soorten plantaardig teeltmateriaal en professionele exploitanten ingevoerd.

(91) Deze verordening moet drie jaar na de inwerkingtreding ervan van toepassing worden om de bevoegde autoriteiten en de professionele exploitanten de gelegenheid te geven om zich op de bepalingen voor te bereiden en om de benodigde tijd te bieden voor de vaststelling van de respectieve gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. De voorschriften inzake voldoende waarde voor duurzame teelt en duurzaam gebruik van rassen van groenten en fruitgewassen moeten echter vijf jaar na de inwerkingtreding ervan van toepassing worden. Deze extra termijn is nodig om de bevoegde autoriteiten en de professionele exploitanten de tijd te bieden om de nodige voorbereidingen te treffen en de eerste tests op het veld uit te voeren om aan deze nieuwe regels te voldoen.