Overwegingen bij COM(2023)443 - Gebruik van spoorweginfrastructuurcapaciteit in de gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In de mededeling van de Commissie “De Europese Green Deal” 13 stelt de Unie zich tot doel om tegen 2050 klimaatneutraal te worden en tegen 2030 de broeikasgasemissies met minstens 55 % te doen dalen in vergelijking met het niveau van 1990. Zij doet een oproep om de broeikasgasemissies van het vervoer met 90 % terug te dringen en te blijven streven naar nulverontreiniging 14 , zodat tegen 2030 de gevolgen van luchtverontreiniging voor de gezondheid met meer dan 55 % worden verminderd en er 30 % minder mensen chronisch last heeft/hebben van verkeerslawaai. Vervoer vertegenwoordigt ongeveer 25 % van de totale broeikasgasemissies van de Unie. In de voorbije jaren zijn deze emissies nog toegenomen. Momenteel verloopt 75 % van het goederenvervoer over land via de weg. Een van de prioriteiten van de Europese Green Deal is een aanzienlijk deel daarvan te verschuiven naar het spoor en de binnenwateren. Aangezien het spoor een grotendeels geëlektrificeerde en energie-efficiënte vervoerswijze is, zal een groter gebruik van het spoor bijdragen tot het beperken van de vervoersemissies en het energieverbruik.

(2) De mededeling over een strategie voor duurzame en slimme mobiliteit 15 bevat mijlpalen om aan te geven welk traject het vervoerssysteem van de Unie moet volgen om de doelstellingen van duurzame, slimme en veerkrachtige mobiliteit te bereiken. In die mededeling wordt vooropgesteld dat het goederenvervoer per spoor met 50 % moet toenemen tegen 2030 en moet verdubbelen tegen 2050; het verkeer op hogesnelheidsspoorlijnen moet verdubbelen tegen 2030 en verdrievoudigen tegen 2050, en geregeld collectief vervoer over afstanden van minder dan 500 km binnen de Unie koolstofneutraal moet zijn tegen 2030. Om deze doelstellingen te bereiken moet het spoorvervoer aantrekkelijker worden in termen van betaalbaarheid en betrouwbaarheid en moet de dienstverlening beter worden afgesteld op de behoeften van reizigers en vrachtvervoerders.

(3) In Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad 16 zijn de regels vastgesteld die van toepassing zijn op het beheer en de exploitatie van spoorweginfrastructuur en de beginselen en procedures die van toepassing zijn op de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit voor binnenlandse en internationale spoordiensten.

(4) Verordening (EU) nr. 913/2010 van het Europees Parlement en de Raad 17 voorziet in de oprichting van corridors voor goederenvervoer per spoor en unieke loketten om aanvragen van infrastructuurcapaciteit voor internationaal goederenvervoer per spoor te vergemakkelijken.

(5) Spoorweginfrastructuurcapaciteit en verkeersbeheer zijn van cruciaal belang voor de goede werking van de spoorsector. De exploitatie van spoorvervoersdiensten moet zorgvuldig worden gepland en gecoördineerd zodat treinen met sterk uiteenlopende kenmerken, zoals snelheid en remafstand, veilig gebruik kunnen maken van dezelfde spoorlijnen. Optimaal beheer van de capaciteit creëert kansen voor spoordiensten en verhoogt de betrouwbaarheid van deze diensten. De regelgeving moet infrastructuurbeheerders voldoende flexibiliteit bieden om de capaciteit doeltreffend te kunnen beheren, en moet garanderen dat alle spoorwegondernemingen op niet-discriminerende wijze worden behandeld bij de toegang tot het netwerk.

(6) Richtlijn 2012/34/EU erkent het recht van de lidstaten om de regels inzake de toewijzing van infrastructuurcapaciteit niet toe te passen op bepaalde delen van het spoornet of op bepaalde spoordiensten, voor zover deze ontheffing van het toepassingsgebied van de Uniewetgeving geen gevolgen heeft voor de werking van de gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte. Deze ontheffingen moeten blijven bestaan en de lidstaten moeten het recht behouden om er ook in de toekomst gebruik van te maken met betrekking tot deze verordening.

(7) De regels en procedures voor het beheer van spoorweginfrastructuurcapaciteit moeten een betere afspiegeling vormen van de behoeften van alle segmenten van de spoorwegmarkt. Ze moeten met name rekening houden met de noodzaak aan langetermijnstabiliteit van de beschikbare capaciteit voor passagiersdiensten en met kortetermijnflexibiliteit voor goederenverkeer, teneinde tegemoet te kunnen komen aan de vraag van de markt. Het proces voor het beheer van de capaciteit moet daarom niet langer hoofdzakelijk jaarlijks plaatsvinden, maar moet worden georganiseerd in drie opeenvolgende fasen: strategische capaciteitsplanning, dienstregelingen voor spoorwegdiensten en capaciteitstoewijzing, en aanpassing en herschikking van capaciteit. De invoering van beter gedefinieerde en gestructureerde fasen die langetermijnplanning en kortetermijnaanpassingen van het capaciteitsbeheer mogelijk maken, zou met name ten goede komen van diensten die minder gemakkelijk van tevoren kunnen worden gepland of die complexer zijn, zoals goederentreinen en grensoverschrijdende passagierstreinen.

(8) Een steeds groter deel van het spoorwegnetwerk van de Unie is verzadigd of bijna verzadigd; niet alle aanvragen van spoorwegcapaciteit op dat deel van het netwerk kunnen worden ingewilligd, waardoor het per spoor vervoerde volume niet verder kan groeien. Infrastructuurontwikkelingen en digitalisering, overeenkomstig de technische specificatie voor interoperabiliteit die is opgesteld in het kader van Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad, en met name het European Rail Traffic Management System (“ERTMS”), zullen naar verwachting leiden tot een toename van de beschikbare capaciteit op middellange tot lange termijn. Desondanks zullen infrastructuurbeheerders prioriteiten moeten toekennen voor het gebruik van de verzadigde delen. Onverminderd de beginselen inzake prioritering die door de lidstaten zijn vastgesteld in het kader van de toewijzing van infrastructuurcapaciteit, moeten infrastructuurbeheerders beslissingen over prioriteiten nemen op basis van transparante en geharmoniseerde methoden; het moet duidelijk zijn hoe zij rekening hebben gehouden met sociale, economische en milieufactoren en hoe deze factoren hun beslissing hebben beïnvloed.

(9) De strategische capaciteitsplanning moet het gebruik van spoorweginfrastructuur verbeteren door te anticiperen op de vraag naar spoordiensten en rekening te houden met geplande ontwikkelingen, vernieuwingen en onderhoud van de infrastructuur. Strategische capaciteitsplanning moet ervoor zorgen dat spoorweginfrastructuurcapaciteit zodanig wordt toegewezen dat de spoordiensten zoveel mogelijk waarde opleveren voor de maatschappij. Infrastructuurbeheerders moeten ervoor zorgen dat de strategische planning geleidelijk steeds meer bijzonderheden over de beschikbare capaciteit oplevert en de basis vormt voor de capaciteitstoewijzing.

(10) Om te garanderen dat er capaciteit beschikbaar is voor toewijzing aan verschillende segmenten van de spoorwegmarkt, en met name voor goederenvervoer en grensoverschrijdende spoordiensten, moeten infrastructuurbeheerders toestemming krijgen om het gebruik van capaciteit op verzadigde of intensief gebruikte delen van het spoornet vooraf te plannen en deze planning indien nodig uit te breiden tot andere delen van het netwerk. Bij het vooraf plannen van capaciteit moet rekening worden gehouden met de verschillende methoden voor capaciteitstoewijzing en de kenmerken van verschillende segmenten van de spoorwegmarkt. Planning vooraf moet een betere benutting van de spoorweginfrastructuur mogelijk maken, door treinen met vergelijkbare prestatiekenmerken te groeperen in de fase van capaciteitstoewijzing.

(11) Bij het toewijzen van capaciteit moeten infrastructuurbeheerders zich houden aan de strategische planning voor capaciteitslevering en er tegelijkertijd voor zorgen dat de capaciteit op eerlijke en niet-discriminerende wijze wordt toegewezen op basis van de marktvraag. Daartoe kunnen bepaalde capaciteitsaanvragen worden geweigerd en moet het plan voor capaciteitslevering regelmatig worden geactualiseerd om aan de werkelijke vraag te voldoen.

(12) De mogelijkheid om vooraf hun behoeften inzake spoorweginfrastructuurcapaciteit kenbaar te maken, verschilt van het ene spoorwegsegment tot het andere. Het is met name mogelijk dat sommige verleners van goederendiensten hun capaciteit niet tijdig kunnen bepalen om te worden opgenomen in de dienstregeling, d.w.z. in het jaarlijkse plan voor bewegingen van treinen en rollend materieel, en dat deze diensten niet passen in de jaarlijkse dienstregeling. Daarom moeten infrastructuurbeheerders ook voldoende capaciteit van goede kwaliteit kunnen aanbieden voor spoordiensten waarnaar de vraag onstabiel is, die op betrekkelijke korte termijn worden georganiseerd, meer dan één treinrit omvatten en herhaaldelijk kunnen plaatsvinden gedurende een periode die niet samenvalt met de duur van de dienstregeling.

(13) Aanvragers moeten spoorweginfrastructuurcapaciteit kunnen aanvragen op jaarlijkse basis, via de dienstregeling. Aanvragers moeten ook langer van tevoren spoorweginfrastructuurcapaciteit kunnen aanvragen voor stabiele, meerjarige spoordiensten, via kaderovereenkomsten. Ten slotte moeten aanvragers ook kort vóór het tijdstip van de dienst capaciteit kunnen aanvragen voor individuele treinen, via ad-hoccapaciteitsaanvragen, of, voor herhaalde treindiensten, via aanvragen in het kader van de voortschrijdende planning.

(14) Een aanzienlijk deel van het goederenvervoer per spoor is langeafstandsvervoer en vereist grensoverschrijdende coördinatie tussen infrastructuurbeheerders. De beleidsdoelstelling om het spoorvervoer te doen groeien, is ook afhankelijk van de groei van grensoverschrijdende passagiersdiensten. Om het toenemende grensoverschrijdende verkeer in de gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte te vergemakkelijken en te bevorderen, moet worden gezorgd voor grotere samenhang en harmonisatie van de regels en procedures voor het beheer van spoorweginfrastructuurcapaciteit. De rol van het Europees netwerk van infrastructuurbeheerders moet worden versterkt; met het oog op de geharmoniseerde toepassing van deze verordening moet dit netwerk de opdracht krijgen om richtsnoeren op te stellen inzake procedures en methoden voor het beheer van spoorweginfrastructuurcapaciteit en voor actieve coördinatie van grensoverschrijdende capaciteit en grensoverschrijdend verkeer. Het Europees netwerk van infrastructuurbeheerders moet met name Europese kaders ontwikkelen voor capaciteitsbeheer, de coördinatie van grensoverschrijdend verkeers-, verstorings- en crisisbeheer, en prestatiebeoordeling.

(15) De infrastructuurbeheerders moeten alle mogelijke inspanningen leveren om de richtsnoeren van de door het Europees netwerk van infrastructuurbeheerders opgestelde Europese kaders te volgen, met behoud van hun verantwoordelijkheid voor operationele beslissingen. Elke afwijking van de door het Europees netwerk van infrastructuurbeheerders opgestelde kaders moet door de infrastructuurbeheerders worden gemotiveerd. Deze aanpak wordt geacht het evenwicht te bewaren tussen de behoefte aan coördinatie en toepassing van geharmoniseerde benaderingen in de gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte, en de behoefte aan aanpassing van de procedures en methoden aan de specifieke omstandigheden van bepaalde geografische gebieden. Nadat deze verordening vijf jaar is toegepast, moet de Commissie beoordelen of de mate van convergentie van procedures en methoden en de doeltreffendheid van het coördinatieproces tussen infrastructuurbeheerders, alsmede de algemene vooruitgang op weg naar de vaststelling van de gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte, rechtvaardigen dat secundaire wetgeving wordt vastgesteld ter vervanging van elementen van de door het Europees netwerk van infrastructuurbeheerders opgestelde Europese kaders.

(16) De regels voor het beheer van grensoverschrijdend spoorverkeer onder normale omstandigheden en in het geval van verstoringen moeten zorgen voor een vlotte, veerkrachtige en naadloze werking van de spoorvervoersdiensten. Ze moeten voorzien in een systeem van gestructureerde coördinatie tussen infrastructuurbeheerders en andere belanghebbenden.

(17) De exploitatie van spoorweginfrastructuur vereist niet alleen nauwe coördinatie tussen infrastructuurbeheerders, maar ook een sterke interactie met spoorwegondernemingen en andere belanghebbenden die rechtstreeks betrokken zijn bij spoorvervoer, multimodaal vervoer en logistieke activiteiten. Daarom moet worden gezorgd voor gestructureerde coördinatie tussen infrastructuurbeheerders en andere belanghebbenden.

(18) De betrouwbaarheid van spoordiensten is een van de aspecten die het meest op prijs worden gesteld door de klanten van het spoor. De betrouwbaarheid van dienstregelingen is ook van cruciaal belang voor de vlotte werking van het spoorsysteem, dat sterk onderhevig is aan interactie tussen diensten en externe factoren. Daarom moeten afwijkingen van de dienstregeling tot een minimum worden beperkt. Bovendien moet een systeem van passende stimulansen worden ingevoerd om infrastructuurbeheerders, spoorwegondernemingen en andere relevante belanghebbenden aan te moedigen hun verbintenissen na te komen. Die stimulansen moeten zowel van economische als niet-economische aard zijn.

(19) Voortdurend toezicht op de kwaliteit van de spoorweginfrastructuur en de vervoersdiensten is een voorwaarde om de prestaties van deze diensten te kunnen verbeteren. Het is dan ook nodig een transparant en objectief systeem van indicatoren op te zetten, dat feedback verstrekt over prestatieaspecten die relevant zijn voor de verschillende operationele belanghebbenden en voor de eindgebruikers van vervoersdiensten per spoor. Dit systeem moet er in de eerste plaats voor zorgen dat toezicht wordt gehouden op de naleving van door de operationele belanghebbenden aangegane verbintenissen en op de vooruitgang van de prestaties in de loop van de tijd, en moet rekening houden met uiteenlopende omstandigheden en kenmerken binnen de spoorwegsector. De Commissie moet een beroep kunnen doen op onafhankelijke deskundigen, in de vorm van een prestatiebeoordelingsorgaan, voor het opzetten van dit systeem en het analyseren van de resultaten ervan. Dit orgaan moet in staat zijn onafhankelijk advies te verlenen aan de Commissie op alle gebieden die van invloed zijn op de prestaties van de spoordiensten en het infrastructuurbeheer.

(20) Om de prestaties van spoorinfrastructuurdiensten in de gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte te verbeteren, moeten de infrastructuurbeheerders, in nauwe samenwerking met de Commissie, het prestatiebeoordelingsorgaan en relevante belanghebbenden, een gemeenschappelijk kader voor de beoordeling van prestaties opzetten en toepassen. Dit kader moet garanderen dat alle EU-infrastructuurbeheerders gemeenschappelijke beginselen en methoden gebruiken voor het meten van de prestaties, op basis van overeengekomen indicatoren. Het kader moet het mogelijk maken ondermaatse prestaties op het EU-spoorwegnet op te sporen. Het moet ervoor zorgen dat infrastructuurbeheerders prestatiedoelstellingen vaststellen op een wijze die rekening houdt met de specifieke kenmerken van het netwerk onder hun beheer, maar die tegelijkertijd zorgt voor samenhang bij het opsporen van de meest relevante ondermaatse prestaties. Het kader moet toestaan dat infrastructuurbeheerders op EU-niveau samenwerken bij de vaststelling van maatregelen om ondermaatse prestaties te verbeteren en de opvolging van de resultaten van die maatregelen. In samenwerking met het Europees netwerk voor infrastructuurbeheerders en rekening houdend met het advies van het prestatiebeoordelingsorgaan moeten de infrastructuurbeheerders dit kader regelmatig beoordelen om te garanderen dat het geschikt blijft voor het beoogde doel.

(21) Om een effectief EU-kader voor de coördinatie van spoorweginfrastructuurbeheerders te garanderen, moet het Europees netwerk van infrastructuurbeheerders, dat is opgericht bij Richtlijn 2012/34/EU, operationeler worden. Het moet besluitvormingsmechanismen omvatten die EU-spoorweginfrastructuurbeheerders in staat stellen de strategische planning van spoorweginfrastructuurcapaciteit doeltreffend te coördineren.

(22) De toezichthoudende instanties voor het spoor moeten samenwerken op het niveau van de Unie om te garanderen dat het regelgevingskader coherent wordt toegepast en de aanvragers in de hele gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte op dezelfde wijze worden behandeld. Zij moeten dit doen via het Europees netwerk van toezichthoudende instanties voor het spoor, teneinde gemeenschappelijke praktijken te ontwikkelen voor het nemen van de besluiten waarvoor zij krachtens deze verordening zijn gemachtigd. Daartoe moet het Europees netwerk van toezichthoudende instanties voor het spoor coördinatietaken uitvoeren en niet-bindende aanbevelingen en adviezen vaststellen, die geen gevolgen mogen hebben voor de bevoegdheden van de toezichthoudende instanties voor het spoor of van de infrastructuurbeheerders.

(23) Voor het efficiënte beheer van de spoorwegcapaciteit en het verkeer moeten gegevens en informatie worden uitgewisseld tussen infrastructuurbeheerders, aanvragers en andere operationele belanghebbenden. Deze uitwisseling kan veel effectiever en efficiënter worden als ze wordt ondersteund door interoperabele digitale instrumenten en, voor zover mogelijk, automatisering. Daarom moet prioriteit worden gegeven aan de toepassing van interoperabiliteitsspecificaties, die verder moeten worden ontwikkeld om gelijke tred te houden met technologische ontwikkelingen en met de nieuwe processen die in deze verordening worden vooropgesteld.

(24) Infrastructuurbeheerders moeten hun werkzaamheden, met name op het gebied van digitalisering, afstemmen op die van de bij titel IV van Verordening (EU) 2021/2085 van de Raad opgerichte Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen”, voor wat betreft het in artikel 86, lid 5, bedoelde masterplan en de in artikel 85, lid 2, punt c), bedoelde systeempijler, en via de in artikel 97 van Verordening (EU) 2021/2085 bedoelde uitrolgroep.

(25) Er moet een mechanisme worden opgezet om criteria, beginselen en procedures vast te stellen met betrekking tot capaciteitsbeheer, samenwerking tussen spoorbelanghebbenden en coördinatie op EU-niveau, voor infrastructuurbeheerders en op het gebied van regelgevend toezicht. Dit mechanisme schrijft voor dat infrastructuurbeheerders en toezichthoudende instanties voor het spoor, in samenwerking met relevante belanghebbenden, Europese kaders en richtsnoeren opstellen en toepassen. Indien de vrijwillige toepassing van richtsnoeren voor de sector niet het noodzakelijke niveau van regelgevende coherentie oplevert, moet de Commissie, na een beoordeling van de ontwikkeling en toepassing van de Europese kaders, over de middelen beschikken om deze regelgevende tekortkomingen aan te pakken via uitvoeringshandelingen of gedelegeerde handeling, voor zover van toepassing.

(26) Om een vlot proces van capaciteits- en verkeersbeheer voor internationale spoordiensten te verzekeren, om annuleringen van toegewezen capaciteit en onderbrekingen van spoorwegactiviteiten ten gevolge van verstoringen op het spoornet tot een minimum te beperken, en om rekening te houden met ontwikkelingen in de praktijken van infrastructuurbeheerders en met het gebruik van nieuwe methoden voor capaciteitstoewijzing en nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, moet de Commissie worden gemachtigd om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag. Deze bevoegdheden moeten betrekking hebben op de te bereiken resultaten die voortvloeien uit de strategische planning van infrastructuurcapaciteit; het tijdschema voor de strategische capaciteitsplanning en het proces van capaciteitstoewijzing; de deadlines voor wijzigingen van toegewezen capaciteit en het ontwikkelen van alternatieve oplossingen voor aanvragers; het tijdschema voor coördinatie, raadpleging en publicatie van capaciteitsbeperkingen die voortvloeien uit infrastructuurwerken; de definitie van intensief gebruikte en verzadigde infrastructuur en de procedures en methoden om de benuttingsgraad van infrastructuur te berekenen; de criteria om netwerkverstoringen te identificeren en uit te roepen/af te kondigen; de informatie die moet worden verstrekt aan operationele belanghebbenden; en de gebieden die door infrastructuurbeheerders moeten worden gecoördineerd en de specifieke regelingen voor die coördinatie. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 18 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen moeten het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip ontvangen als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(27) Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te garanderen, moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden krijgen voor de invoering van technische en operationele eisen om de vlotte werking van de gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte te vergemakkelijken aan de hand van uniforme criteria voor de eisen die infrastructuurbeheerders aan aanvragers stellen; gemeenschappelijke procedures, criteria en methoden voor het beheer van schaarse capaciteit, voor noodplanning, en voor de toewijzing van capaciteit buiten de periode die onder de dienstregeling valt; een gemeenschappelijke benadering van compensaties voor wijzigingen van toegewezen capaciteit; gemeenschappelijke criteria en procedures voor de herschikking van capaciteit; de definitie van de technische elementen van een systeem voor toezicht op de prestaties van het spoor en de spoorgerelateerde diensten, met inbegrip van methoden en gegevensvereisten en de beoordeling daarvan. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 19 .

(28) De in Richtlijn 2012/34/EU uiteengezette regels inzake capaciteitstoewijzing worden vervangen door de regels in deze verordening. Daarom moeten de regels voor samenwerking tussen infrastructuurbeheerders, de regels voor samenwerking tussen toezichthoudende instanties, de eisen voor de elementen van de netverklaring waarin de aard van de voor spoorwegondernemingen beschikbare spoorweginfrastructuur wordt beschreven, de voorwaarden voor de toegang tot die infrastructuur en de beginselen en criteria voor capaciteitstoewijzing in deze verordening worden gedefinieerd. De regels inzake samenwerking en coördinatie, alsmede de elementen van de netverklaring die geen betrekking hebben op capaciteitsbeheer, blijven in Richtlijn 2012/34/EU.

(29) De conclusie van de ex-postevaluatie van Verordening (EU) nr. 913/2010 20 luidde dat de impact van de verordening te beperkt was om bij te dragen tot een modale verschuiving van de weg naar het spoor. Bovendien was de samenwerking tussen lidstaten en infrastructuurbeheerders bij het beheer van de spoorweginfrastructuur nog steeds ondoeltreffend vanuit grensoverschrijdend perspectief. Uit de evaluatie bleek ook dat het niet efficiënt is om de capaciteit op de corridors voor goederenvervoer per spoor afzonderlijk te beheren van de rest van het netwerk. Er moet één regelgevingskader van toepassing zijn op de exploitatie van de spoorwegcapaciteit, dat de relevante bepalingen van Richtlijn 2012/34/EG en van Verordening (EU) nr. 913/2010 consolideert. Derhalve moeten Verordening (EU) nr. 913/2010 en de bepalingen van Richtlijn 2012/34/EU inzake capaciteitstoewijzing worden ingetrokken en vervangen door de onderhavige verordening.

(30) Voor de opstelling van de dienstregeling moeten voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd in de jaren die voorafgaan aan de inwerkingtreding van die dienstregeling. De overgang van het bij Richtlijn 2012/34/EU en Verordening (EU) nr. 913/2010 vastgestelde kader naar het bij de onderhavige verordening vastgestelde kader impliceert dan ook dat de voorbereidingen van de dienstregelingen van het nieuwe kader tegelijk met de toepassing van de regels van het nieuwe kader moeten beginnen. Tijdens een overgangsfase moet een dubbele regeling gelden, waarbij de nodige voorbereidende stappen voor een bepaalde dienstregeling moeten voldoen aan het rechtskader dat van toepassing is op die specifieke dienstregeling. Kaderovereenkomsten die onder het huidige kader zijn gesloten, moeten gedurende een overgangsperiode van toepassing kunnen blijven onder de nieuwe regeling.

(31) De eerste stap in de voorbereiding van een dienstregeling onder het nieuwe kader houdt in dat vijf jaar voor de inwerkingtreding van een bepaalde dienstregeling een capaciteitsstrategie wordt bekendgemaakt. Aangezien het belangrijk is dat het nieuwe regelgevingskader zo snel mogelijk wordt toegepast, en rekening houdend met de voorbereidende werkzaamheden die de sector reeds heeft verricht, kan de termijn die gepland is voor de opstelling van de eerste twee dienstregelingen worden teruggebracht tot 38 maanden door de fase van de capaciteitsstrategie in te korten. Derhalve moet de eerste dienstregeling die onder het nieuwe regelgevingskader valt, de dienstregeling zijn die begint op [9 december 2029]. Alle belanghebbenden moeten onverwijld van start gaan met de nodige voorbereidingen om te voldoen aan het nieuwe kader.