Overwegingen bij COM(2023)578 - Vaststelling, voor 2024, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)578 - Vaststelling, voor 2024, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse ... |
---|---|
document | COM(2023)578 |
datum | 10 januari 2024 |
(2)Het is aan de Raad om de maatregelen aan te nemen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden, inclusief, waar nodig, bepaalde functioneel daarmee verband houdende voorwaarden. Op grond van artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moeten de vangstmogelijkheden worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 2, lid 2, van die verordening genoemde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). In artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de vangstmogelijkheden aan de lidstaten moeten worden toegewezen op een manier die de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van iedere lidstaat voor elk visbestand of elke visserij waarborgt.
(3)Daarom moeten de totale toegestane vangsten (TAC’s) overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013 worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inachtneming van de biologische en sociaal-economische aspecten, waarbij een gelijke behandeling van de visserijsectoren moet worden gegarandeerd, en van de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren zijn gebracht.
(4)Bij Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad 10 is een meerjarenplan vastgesteld voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee (het plan). Dat plan is erop gericht de maximale duurzame opbrengst (MDO) voor de doelbestanden te bereiken en te behouden en moet ervoor zorgen dat de levende mariene biologische rijkdommen zodanig worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten zich kunnen herstellen tot en zich kunnen handhaven op een niveau dat hoger is dan het niveau dat de MDO kan opleveren.
(5)Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van het plan moeten de vangstmogelijkheden voor de in artikel 1 van die verordening genoemde bestanden zodanig worden vastgesteld dat een niveau van visserijsterfte wordt bereikt waarmee de MDO in steeds verdere mate en zo mogelijk in 2020, doch uiterlijk op 1 januari 2025 wordt verwezenlijkt. De vangstmogelijkheden moeten worden uitgedrukt als de maximaal toegestane visserijinspanning voor trawlers en beugvisserijvaartuigen, vastgesteld overeenkomstig de visserijinspanningsregeling van artikel 7 van het plan, en als maximale vangstbeperkingen voor blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) en rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) in de diepzee overeenkomstig wetenschappelijk advies en artikel 7, lid 3, punt b), van het plan.
(6)[placeholder pending STECF advice] Op basis van dat advies moet voor 2024 de maximaal toegestane visserijinspanning van trawlers in het westelijke deel van de Middellandse Zee derhalve met p.m. % worden verlaagd ten opzichte van de uitgangswaarde voor 2015-2017; dit percentage moet in mindering worden gebracht op de maximaal toegestane visserijinspanning die voor 2023 is vastgesteld bij Verordening (EU) 2023/195 van de Raad 11 .
(7)[placeholder pending STECF advice] Op basis van dat advies moet voor 2024 de maximaal toegestane visserijinspanning voor beugvisserijvaartuigen derhalve p.m. bedragen ten opzichte van de uitgangswaarde voor 2015-2017.
(8)[placeholder pending STECF advice] In het licht van het wetenschappelijk advies moeten de maximale vangstbeperkingen voor blauwrode diepzeegarnaal in de GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7 voor 2024 derhalve op p.m. % worden vastgesteld.
(9)[placeholder pending STECF advice] In het licht van het wetenschappelijk advies moeten de maximale vangstbeperkingen voor blauwrode diepzeegarnaal in de GDG’s 8, 9, 10 en 11 voor 2024 op p.m. % worden vastgesteld.
(10)[placeholder pending final STECF advice] Overeenkomstig artikel 7, lid 3, punt b), van het plan moeten derhalve opnieuw maximale vangstbeperkingen worden vastgesteld als aanvulling op de inspanningsregeling voor de trawlvisserij. In het licht van het wetenschappelijk advies moeten de maximale vangstbeperkingen voor rode diepzeegarnaal in de GDG’s 8, 9, 10 en 11 voor 2024 op p.m. % worden vastgesteld.
(11)Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/5 inzake een meerjarig beheersplan voor duurzame demersale visserij in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM) aangenomen 12 , waarbij een visserijinspanningsregeling en een vlootcapaciteitsmaximum voor bepaalde demersale bestanden voor de periode 2020-2026 werden ingevoerd. Deze maatregelen moeten derhalve voor 2024 worden geïmplementeerd in het recht van de Unie.
(12)[placeholder new measures for demersal stocks in the Adriatic Sea from GFCM 46th annual session]
(13)Tijdens haar 44e jaarvergadering in 2021 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/44/2021/20 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van kleine pelagische soorten in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM) aangenomen 13 , waarbij een maximumniveau voor de vangsten en een daarmee verband houdend vlootcapaciteitsmaximum voor ringzegenvaartuigen en pelagische trawlers die vissen op kleine pelagische soorten werden ingevoerd voor de periode 2022-2029, met een afwijking voor de nationale vloten van minder dan tien ringzegenvaartuigen of pelagische trawlers die actief op kleine pelagische soorten vissen. Deze maatregelen moeten derhalve voor 2024 worden geïmplementeerd in het recht van de Unie.
(14)[placeholder new measures for small pelagic stocks in the Adriatic Sea from GFCM 46th annual session]
(15)Rekening houdend met de specifieke kenmerken van de Sloveense vloot en de marginale impact ervan op de bestanden van kleine pelagische en demersale soorten, is het, overeenkomstig punt 33 van Aanbeveling GFCM/44/2021/20 en punt 13 van Aanbeveling GFCM/43/2019/5, wenselijk de bestaande visserijpatronen aan te houden en de toegang van de Sloveense vloot tot een minimumhoeveelheid kleine pelagische soorten en een minimale toewijzing van de inspanning voor demersale bestanden te waarborgen.
(16)[placeholder new measures for red coral from GFCM 46th annual session]
(17)[placeholder new measures for common dolphinfish from GFCM 46th annual session]
(18)Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/4 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van demersale bestanden in het Kanaal van Sicilië (geografische deelgebieden 12 tot en met 16) 14 aangenomen, waarbij de Aanbevelingen GFCM/44/2021/12 en GFCM/42/2018/5 werden ingetrokken. Bij Aanbeveling GFCM/45/2022/4 zijn een inspanningsregeling voor heek, vangstbeperkingen voor roze diepzeegarnaal en een bevriezing van de vangstcapaciteit ingevoerd. Voor 2024 voorziet die aanbeveling in een verlaging met 3 % van de vangstbeperkingen voor roze diepzeegarnaal. Om die maatregelen te implementeren in het recht van de Unie, moet bijgevolg 3 % worden afgetrokken van de maximaal toegestane vangstbeperkingen voor roze diepzeegarnaal die voor 2023 waren vastgesteld bij Verordening (EU) 2023/195 van de Raad.
(19)Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/5 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van bestanden van rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal in het Kanaal van Sicilië (geografische deelgebieden 12 tot en met 16) 15 aangenomen, waarbij de Aanbevelingen GFCM/44/2021/7 en GFCM/43/2019/6 werden ingetrokken. Bij Aanbeveling GFCM/45/2022/5 zijn een vangstbeperking en een bevriezing van de vangstcapaciteit ingevoerd. Voor 2024 voorziet die aanbeveling in een verlaging met 3 % van de vangstbeperkingen voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal. Om die maatregelen te implementeren in het recht van de Unie, moet bijgevolg 3 % worden afgetrokken van de maximale toegestane vangstbeperkingen voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal die voor 2023 waren vastgesteld bij Verordening (EU) 2023/195 van de Raad.
(20)Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/6 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van bestanden van rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal in de Ionische Zee (geografische deelgebieden 19 tot en met 21) 16 aangenomen, waarbij de Aanbevelingen GFCM/44/2021/8 en GFCM/42/2018/4 werden ingetrokken. Bij Aanbeveling GFCM/45/2022/6 zijn een vangstbeperking en een bevriezing van de vangstcapaciteit ingevoerd. Voor 2024 voorziet die aanbeveling in een verlaging met 3 % van de vangstbeperkingen voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal. Om die maatregelen te implementeren in het recht van de Unie, moet bijgevolg 3 % worden afgetrokken van de maximale toegestane vangstbeperkingen voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal die voor 2023 waren vastgesteld bij Verordening (EU) 2023/195 van de Raad.
(21)Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/7 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van bestanden van rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal in de Levantijnse Zee (geografische deelgebieden 24 tot en met 27) 17 aangenomen, waarbij de Aanbevelingen GFCM/44/2021/8 en GFCM/42/2018/4 werden ingetrokken. Bij Aanbeveling GFCM/45/2022/7 zijn een vangstbeperking en een bevriezing van de vangstcapaciteit ingevoerd. Voor 2024 voorziet die aanbeveling in een verlaging met 3 % van de vangstbeperkingen voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal. Om die maatregelen te implementeren in het recht van de Unie, moet bijgevolg 3 % worden afgetrokken van de maximale toegestane vangstbeperkingen die voor 2023 voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal waren vastgesteld bij Verordening (EU) 2023/195 van de Raad.
(22)Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/3 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van zeebrasem in de Zee van Alborán (geografische deelgebieden 1 tot en met 3) 18 aangenomen, waarbij de Aanbevelingen GFCM/44/2021/4, GFCM/43/2019/2 en GFCM/41/2017/2 werden ingetrokken. Bij Aanbeveling GFCM/45/2022/3 zijn maximale vangstniveaus voor 2023, 2024 en 2025, een maximumaantal toegestane beuglijnen en handlijnen en nieuwe maatregelen voor de recreatievisserij ingevoerd. Om die maatregelen te implementeren in het recht van de Unie, moet bijgevolg 7 % worden afgetrokken van de maximaal toegestane vangstbeperkingen voor zeebrasem die voor 2023 waren vastgesteld bij Verordening (EU) 2023/195 van de Raad.
(23)Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/3 tot wijziging van Aanbeveling GFCM/41/2017/4 inzake een meerjarig beheersplan voor de tarbotvisserij in de Zwarte Zee (geografisch deelgebied 29 van de GFCM) 19 aangenomen. Aanbeveling GFCM/43/2019/3 bevatte, voor de periode 2020-2024, een bijgewerkte regionale TAC en een regeling voor de toewijzing van quota voor tarbot, evenals verdere instandhoudingsmaatregelen, en met name een sluitingsperiode van twee maanden en een beperking tot 180 visdagen per jaar. Overeenkomstig aanbeveling GFCM/43/2019/3 zijn deze verdere instandhoudingsmaatregelen functioneel verbonden met de vangstmogelijkheden omdat de TAC voor tarbot zonder die maatregelen zou moeten worden verlaagd om het herstel van het bestand te waarborgen. Deze maatregelen moeten derhalve worden geïmplementeerd in het recht van de Unie.
(24)[placeholder roll-over decision turbot quota from GFCM 46th annual session]
(25)[placeholder carry over decision turbot quota from GFCM 46th annual session]
(26)Op basis van het wetenschappelijk advies van de GFCM-werkgroep voor de Zwarte Zee moet de visserijsterfte van sprot op het huidige niveau worden gehouden om de duurzaamheid van de sprotbestanden in de Zwarte Zee te waarborgen. Daarom moet voor die bestanden opnieuw een autonoom quotum worden vastgesteld.
(27)De in deze verordening vermelde vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad 20 , en met name de artikelen 33 en 34 van die verordening betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de melding van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve moet worden gepreciseerd welke codes de lidstaten moeten gebruiken wanneer zij gegevens over aanlandingen van onder deze verordening vallende bestanden indienen bij de Commissie.
(28)Om het gebruik van selectief vistuig te bevorderen en efficiënte sluitingen van gebieden vast te stellen voor de bescherming van jonge vissen en paaiende vissen, is in Verordening (EU) 2022/110 een compensatiemechanisme vastgesteld voor de inspanningsregeling voor trawls. Aangezien het WTECV voor 2024 opnieuw aanbeveelt de selectiviteit en de efficiënte sluiting van gebieden ter bescherming van jonge vis verder te verbeteren, is het passend p.m. % van de visdagen toe te wijzen.
(29)Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad 21 bevat aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en onder meer, in de artikelen 3 en 4, flexibiliteitsbepalingen voor voorzorgs- en analytische TAC’s. Krachtens artikel 2 van die verordening moet de Raad bij de vaststelling van de TAC’s bepalen op welke bestanden de artikelen 3 en 4 van die verordening niet van toepassing zijn, met name op basis van de biologische toestand van de bestanden. Om te voorkomen dat excessieve flexibiliteit het beginsel van een rationele en verantwoorde exploitatie van de levende mariene biologische rijkdommen ondergraaft, een belemmering vormt voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot een verslechtering van de biologische toestand van de bestanden leidt, moet expliciet worden bepaald dat artikel 3, lid 2, artikel 3, lid 3, en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 alleen op analytische TAC’s van toepassing zijn wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de jaarflexibiliteit waarin artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet.
(30)Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2024. Gezien de urgentie moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan.