Overwegingen bij COM(2023)903 - Economisch beleid van de eurozone - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)903 - Economisch beleid van de eurozone. |
---|---|
document | COM(2023)903 |
datum | 21 november 2023 |
(2) Na de piek van oktober 2022 is de totale inflatie in de eurozone afgenomen, met name als gevolg van de dalende energieprijzen, maar ook dankzij een geleidelijke algemene matiging in de andere componenten. De voedsel- en diensteninflatie blijft desondanks hoog, in het bijzonder voor de meest kwetsbaren, en de inflatoire druk is in een aantal lidstaten nog steeds aanzienlijk. De inflatie zal naar verwachting dalen tot 5,6 % in 2023 en vervolgens tot 3,2 % in 2024, en blijft dus boven het ECB-streefcijfer van 2 %. Het desinflatieproces wordt kracht bijgezet door de snelste en grootste renteverhoging door de ECB sinds de oprichting van de monetaire unie. De rendementen op overheidsobligaties in de eurozone zijn gestegen, maar de ecarts bleven relatief stabiel. De ECB heeft zich er herhaaldelijk toe verbonden de rentetarieven hoog te houden zolang als nodig is om de inflatie terug te dringen tot het streefcijfer, en verduidelijkt dat voor het toekomstige monetaire beleidsscenario een gegevensgebaseerde aanpak zal blijven gelden.
(3) De energieprijsschok heeft het kostenconcurrentievermogen in de eurozone aangetast, met name voor de energie-intensievere lidstaten en industrieën. Tot nu toe zijn de negatieve gevolgen van de hogere kosten beperkt door wisselkoersschommelingen en tijdelijke overheidsmaatregelen ter ondersteuning van bedrijven en kwetsbare huishoudens. De hoge energiekosten – in combinatie met verschillen in energie-intensiteit tussen de economieën van de lidstaten, en in hun energiewinning – hebben echter bijgedragen tot grote inflatieverschillen binnen de eurozone. Ondanks de daling van de energieprijzen in 2023 zijn deze verschillen tot dusver slechts gedeeltelijk weggewerkt. De aanhoudende prijsverschillen, in combinatie met de uiteenlopende loonstijgingen in de afgelopen twee jaar, kunnen leiden tot hardnekkige concurrentiekloven tussen de lidstaten van de eurozone en tot macro-economische onevenwichtigheden die de werking van de eurozone kunnen aantasten. Op middellange termijn is het vermogen van de eurozone en de lidstaten om de productiviteit te vergroten deels afhankelijk van de capaciteit om innovatie en investeringen te ondersteunen. In dat opzicht zouden de economieën van de eurozone worden benadeeld door het vooruitzicht van energieprijzen en -kosten die permanent hoger zouden kunnen zijn dan die van handelspartners, een aanhoudende achterstand in productiviteitsgroei ten opzichte van andere economieën en toenemende risico’s van geo-economische fragmentatie.
(4) Het huidige macro-economische klimaat, dat wordt gekenmerkt door voortdurende onzekerheid, hoge inflatie en aantasting van het concurrentievermogen van de eurozone, vraagt om een ambitieuze beleidsagenda. Op korte termijn blijft het een prioriteit ervoor te zorgen dat de inflatie terugkeert naar het ECB-streefcijfer van 2 %. Bovendien kunnen hardnekkige inflatieverschillen tussen de lidstaten zich vertalen in verschillen in concurrentievermogen. Het begrotingsbeleid moet bijdragen tot desinflatie, met een differentiëring naargelang het schuld- en inflatieniveau per land. In 2022 daalde het reële inkomen, wat noopte tot loonontwikkelingen om het verlies aan koopkracht te beperken, met name voor mensen met een laag inkomen. Tegelijkertijd moeten tweederonde-effecten op de inflatie en het concurrentievermogen nauwlettend door de overheid worden gemonitord en bij de loonvorming in aanmerking worden genomen. Daarnaast blijft het van cruciaal belang de risico’s voor de macrofinanciële stabiliteit en de macro-economische gevolgen van strengere financiële voorwaarden te beperken. In de toekomst moet de eurozone inclusieve groei blijven bevorderen en haar mondiale concurrentievermogen in stand houden, en tegelijkertijd verschillen binnen de eurozone vermijden. In dit verband zijn hervormingen en investeringen, onder meer om de groene en de digitale transitie en de veerkracht van de eurozone te bevorderen, van essentieel belang. De tijdige en doeltreffende betrokkenheid van de sociale partners en een sterke sociale dialoog zijn essentieel ter ondersteuning van de beleidsvorming en een breed draagvlak dat de uitvoering bevordert.
(5) Na een aanzienlijke crisisgerelateerde expansie in 2020-2022 zal de begrotingskoers in de eurozone naar verwachting restrictief zijn in 2023 en 2024, wat in overeenstemming is met de noodzaak om het overheidstekort en de overheidsschuld terug te dringen en te voorkomen dat de inflatoire druk wordt aangewakkerd, en tegelijkertijd flexibel blijven in deze tijden van grote onzekerheid. Tussen 2020 en 2022 heeft de expansieve begrotingskoers van de eurozone, ten belope van ongeveer 4 % van het bbp, de economie ondersteund in het licht van de COVID-19-crisis en de stijging van de energieprijzen na de Russische agressie tegen Oekraïne. In 2023 en 2024 zal de geaggregeerde begrotingskoers naar verwachting krimpen, met 0,5 % van het bbp in beide jaren, voornamelijk als gevolg van de bijna volledige uitfasering van de crisisgerelateerde energiemaatregelen. De contractieve begrotingskoers die in 2023 en 2024 wordt verwacht, zal na verloop van tijd bijdragen tot het herstel van de begrotingsbuffers en aldus tot een verbetering van de houdbaarheid van de overheidsschuld in sommige lidstaten. Niet alleen moeten de door de Raad aanbevolen limieten voor de groei van de netto-uitgaven in acht worden genomen, maar ook dient de begrotingskoers zodanig te wordt aangepast dat aanhoudende inflatieverschillen worden voorkomen. Naast de noodzaak van een volgehouden voorzichtige begrotingsstrategie moeten de overheidsinvesteringen ter ondersteuning van de langetermijngroei en de groene transitie worden gehandhaafd en waar nodig worden verhoogd. In 2023 en 2024 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting in de meeste lidstaten verder toenemen, met continue steun uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen. De overheidsfinanciën staan ook onder druk als gevolg van de hoge kosten in verband met vergrijzing, defensie en het minder gunstige rente-groeiverschil. Als onderdeel van de landspecifieke aanbevelingen is een aantal lidstaten van de eurozone aanbevolen maatregelen te nemen om de houdbaarheid van hun pensioen- en gezondheidszorgstelsels te verbeteren en belastinghervormingen door te voeren. De uitvoering van uitgaventoetsingen als integraal onderdeel van het (meer)jaarlijkse begrotingsproces zou de efficiëntie en kwaliteit van de overheidsuitgaven helpen verbeteren. Deze toetsingen moeten duidelijk zijn wat toepassingsgebied, mandaat en methode betreft en de resultaten ervan moeten ondubbelzinnig aan het publiek worden gecommuniceerd.
(6) De geaggregeerde schuldquote van de eurozone zal in 2023-2024 naar verwachting met in totaal 2,8 procentpunt dalen en eind 2024 uitkomen op 89,7 % van het bbp. De daling wordt voornamelijk veroorzaakt door de nominale bbp-groei, die de gemiddelde rente op de uitstaande schuld overtreft. De schuld is in diverse lidstaten echter nog steeds hoog en de hogere rentetarieven zullen geleidelijk leiden tot hogere schuldaflossingskosten, waardoor de schulddynamiek op middellange termijn in wisselende mate onder druk zal komen te staan, afhankelijk van het niveau van de schuld, de looptijdstructuur ervan en het aandeel geïndexeerde obligaties. Het voorstel van de Commissie voor een hervorming van het kader voor economische governance3 is bedoeld om realistische, duurzame en geleidelijke begrotingsaanpassingen te bevorderen op basis van landspecifieke middellangetermijnplannen en om duurzame groei te stimuleren door relevante hervormingen en investeringen aan te moedigen. De Raad is vastbesloten de werkzaamheden aan het kader voor economische governance in 2023 af te ronden. Een snel akkoord over het herziene rechtskader zal duidelijkheid en voorspelbaarheid scheppen voor het toekomstige begrotingsbeleid, en tegelijkertijd de houdbaarheid van de schuld en de economische groei bevorderen.
(7) De kosten van de noodsteunmaatregelen om de economische en sociale gevolgen van de toegenomen energieprijzen te verzachten, zijn in 2023 gestegen, ondanks de daling van de energieprijzen na hun piek in 2022. De Commissie raamt dat de netto begrotingskosten van dergelijke maatregelen in 2023 1,0 % van het bbp van de eurozone bedragen, een daling ten opzichte van 1,3 % in 2022. Ondanks eerder beleidsadvies en toezeggingen van de lidstaten om de kwaliteit van dergelijke steunmaatregelen te verbeteren, is in 2023 bijna de helft van de daarmee samenhangende begrotingskosten naar prijsmaatregelen gegaan die niet gericht zijn op kwetsbare personen en bedrijven. De meeste maatregelen zullen naar verwachting in de loop van 2024 geleidelijk worden afgeschaft, in overeenstemming met de verwachte stabilisatie van de energieprijzen; als deze plannen werkelijkheid worden, zullen de resterende begrotingskosten voor de eurozone als geheel in 2024 ongeveer 0,2 % van het bbp bedragen. Indien de energieprijzen echter opnieuw stijgen tot niveaus die nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, dan moeten deze maatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn en stimulansen voor energiebesparing blijven bieden. Meer in het algemeen, en afgezien van crisisgerelateerde energiemaatregelen, zou een intensiever gebruik van milieubelastingen, in overeenstemming met het beginsel dat de vervuiler betaalt en in combinatie met de geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen en andere milieuschadelijke subsidies, kunnen bijdragen tot meer begrotingsruimte voor de lidstaten van de eurozone.
(8) Voldoende hoogwaardige overheidsinvesteringen kunnen helpen om de potentiële groei te stimuleren en de groene en de digitale transitie te ondersteunen. In dit verband is het een prioriteit om volledig uitvoering te geven aan de hervormingen en investeringen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en aan de cohesiebeleidsfondsen. De uitvoering van de nationale herstel- en veerkrachtplannen vordert goed, maar de voortgang verschilt van lidstaat tot lidstaat en de uitvoering moet in sommige gevallen worden opgevoerd om de opgelopen vertragingen in te lopen. Medio november heeft de Commissie 34 betalingsverzoeken van 19 lidstaten van de eurozone ontvangen en in totaal 162,1 miljard EUR aan subsidies en leningen uitbetaald. Dit bedrag kan worden opgesplitst in 51,6 miljard EUR aan voorfinanciering en 110,5 miljard EUR aan uitbetalingen na verwezenlijkte mijlpalen en streefdoelen. Het uitbetalingstempo in 2023 lag iets lager dan verwacht, onder meer omdat de lidstaten zich richten op de herziening van hun herstel- en veerkrachtplannen als gevolg van veranderingen in de subsidietoewijzing, nieuwe leningaanvragen en de invoering van REPowerEU-hoofdstukken4. Sinds het begin van de COVID-19-pandemie is via het cohesiebeleid (in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief) bijna 120 miljard EUR uitbetaald aan lidstaten van de eurozone. In de context van de tussentijdse evaluatie van het cohesiebeleid krijgen de lidstaten de kans om de cohesiebeleidsprogramma’s te herzien en middelen toe te wijzen om dringende behoeften en nieuwe uitdagingen aan te pakken. De cyclus van het Europees Semester 2024 zal richtsnoeren voor de tussentijdse evaluatie bieden en aanvullende financiering ter beschikking helpen stellen in het licht van de sociaal-economische context en uitdagingen in de lidstaten en de regio’s, en tegelijkertijd de complementariteit met de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen bevorderen.
(9) Het bevorderen van particuliere investeringen, innovatie en ontwikkeling van vaardigheden is van cruciaal belang om de productiviteit te verhogen en het concurrentievermogen van de eurozone te versterken, met name ter ondersteuning van de groene en de digitale transitie. Door belemmeringen voor investeringen weg te nemen, onder meer via hervormingen die planning, vergunningverlening en andere administratieve procedures stroomlijnen en digitaliseren, kunnen particuliere investeringen worden gestimuleerd. Het industriebeleid kan ook bijdragen door investeringen te ondersteunen, het concurrentievermogen te waarborgen en risico’s te vermijden die verbonden zijn aan een buitensporige afhankelijkheid van een beperkt aantal derde landen voor belangrijke technologieën, grondstoffen en industrieel basismateriaal. In het kader van haar industrieel plan voor de Green Deal heeft de Europese Commissie diverse initiatieven voorgesteld om strategische sectoren te versterken, waaronder de verordening voor een nettonulindustrie5, de verordening kritieke grondstoffen6 en het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP)7. Het Innovatiefonds en het moderniseringsfonds bieden ook financiële steun voor de noodzakelijke transitie in de particuliere sector. Met de goedkeuring van het tijdelijke crisis- en transitiekader8 heeft de Europese Commissie de lidstaten bovendien in staat gesteld de flexibiliteit te gebruiken waarin de staatssteunregels voorzien om maatregelen te ondersteunen in sectoren die cruciaal zijn voor de transitie naar een klimaatneutrale economie. Hoewel de lidstaten van de eurozone maatregelen hebben getroffen ter ondersteuning van sectoren die het meest aan de energiecrisis zijn blootgesteld en van de groene transitie, worden dergelijke maatregelen over het algemeen op nationaal niveau vastgesteld, wat het risico met zich meebrengt dat het gelijke speelveld op de eengemaakte markt wordt verstoord. STEP is een eerste stap om tegemoet te komen aan de toegenomen behoefte aan overheidsinvesteringen van de EU in dergelijke kritieke technologieën, om veel grotere particuliere investeringen aan te trekken, en om de cohesie en de eengemaakte markt te helpen waarborgen. Het is ook een belangrijk element voor het testen van de haalbaarheid en voorbereiding van nieuwe interventies als een stap in de richting van een Europees soevereiniteitsfonds. Sterke kapitaalmarkten zijn van cruciaal belang voor een inclusieve, concurrerende en veerkrachtige economie van de eurozone. Een diepere kapitaalmarktenunie zou helpen om de vereiste particuliere financiering voor de groene en de digitale transitie te mobiliseren, versnippering te verminderen en de toegang tot financiering te verbeteren. In februari 2023 heeft de Europese Raad de Raad van de EU en het Europees Parlement opgeroepen de uitvoering van het actieplan voor de kapitaalmarktenunie te versnellen door de werkzaamheden in verband met de wetgevingsvoorstellen op dit gebied te bespoedigen en af te ronden. In mei 2023 heeft de Eurogroep zich ten doel gesteld om uiterlijk in maart 2024 af te spreken welke gebieden de Europese Commissie in overweging moet nemen om de kapitaalmarktenunie verder te verdiepen. Als onderdeel van de werkzaamheden in verband met de economische en monetaire unie heeft de Commissie in 2023 een voorstel ingediend over een rechtskader voor een digitale euro. Een digitale euro, die een aanvulling zou vormen op eurocontanten, zou de digitalisering van de economie en innovatie op het gebied van retailbetalingen ondersteunen en tegelijkertijd de versnippering van betalingen in de hele Unie verminderen. Indien de digitale euro wordt uitgegeven, zou hiermee een nieuwe mogelijkheid worden geïntroduceerd om risicovrij geld van centrale banken te gebruiken in Europese betalingsdiensten. De digitale euro zou ook grensoverschrijdende betalingen vergemakkelijken en bijdragen tot een versterking van de internationale rol van de euro en de open strategische autonomie van Europa.
(10) Ondanks een vertragende groei blijft de arbeidsmarkt veerkrachtig. De werkgelegenheid bleef in 2023 toenemen, evenals het aantal werkuren, tegen de achtergrond van tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden en een toenemende tendens van bedrijven om arbeid te hamsteren. Hoewel de lidstaten over het algemeen goed presteren, zijn sommige groepen nog steeds ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt (vrouwen, jongeren, laaggeschoolden, personen met een handicap). Actief arbeidsmarktbeleid (in combinatie met het aanbieden van hoogwaardige, betaalbare voor- en vroegschoolse educatie en opvang) is belangrijk om de participatie te bevorderen en het aanleren en verwerven van vaardigheden te ondersteunen, en heeft een positief effect op de potentiële productiegroei en het concurrentievermogen op lange termijn. Een grotere benutting van talenten binnen de Unie, beheerste legale migratie uit derde landen, en toezicht op de eerbiediging en handhaving van arbeids- en sociale rechten kunnen helpen om de tekorten aan vaardigheden en arbeidskrachten het hoofd te bieden. De lidstaten van de eurozone hebben in 2022 664 000 eerste werkvergunningen voor arbeidsdoeleinden afgegeven aan onderdanen van derde landen, een aantal dat in tien jaar bijna is verdrievoudigd.
(11) De nominale lonen stegen in 2022 (+ 4,8 %) en de eerste maanden van 2023 door de hoge inflatie en krappe arbeidsmarkten. Hoewel dit het verlies aan koopkracht gedeeltelijk heeft verzacht, hield de nominale loongroei geen gelijke tred met de inflatie (-3,7 % voor de reële lonen in 2022). De nominale loongroei zal in 2023 en 2024 waarschijnlijk krachtig zijn terwijl de reële lonen naar verwachting licht zullen stijgen, waardoor de binnenlandse vraag zal aantrekken. Tegelijkertijd kan de verwachte loongroei van invloed zijn op de prijzen van goederen met een sterke binnenlandse arbeidscomponent, zoals diensten, hoewel de prijsimpact kan worden beperkt als eerdere stijgingen van de winst per eenheid ongedaan worden gemaakt. Hogere lonen kunnen het concurrentievermogen ook beïnvloeden en duurzame verschillen binnen de eurozone kunnen onder meer leiden tot macro-economische onevenwichtigheden. Loonovereenkomsten moeten daarom niet alleen de nationale dynamiek, maar ook de ontwikkelingen in de eurozone op passende wijze weerspiegelen.
(12) De stijging van de kosten van levensonderhoud, voornamelijk als gevolg van de energiecrisis en de daarmee gepaard gaande verslechtering van de ruilvoet, heeft een negatief effect op het reële inkomen en aanzienlijke maatschappelijke gevolgen gehad. In 2022 stegen de prijzen van woningen, water, elektriciteit, gas en andere brandstoffen met 17,5 %, die van voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken met 10,5 % en die van vervoer met 11,2 %. Huishoudens met een laag inkomen hadden te lijden onder bijzonder grote aanpassingen aan de kosten van levensonderhoud. Meer dan de helft van de lidstaten van de eurozone had te maken met een toename van materiële en sociale deprivatie en energiearmoede, ondanks nominale loonontwikkelingen en steunmechanismen. In diverse lidstaten zijn ouderen en mensen op het platteland onevenredig hard getroffen door stijgingen van de kosten van levensonderhoud.
(13) De banksector in de eurozone is veerkrachtig gebleken, ondanks enkele perioden van verhoogde onrust op de markt. De banksector in de eurozone is nu goed gekapitaliseerd en winstgevend, zoals blijkt uit de EU-brede stresstests 2023 die de Europese Bankautoriteit heeft uitgevoerd. In lijn met de aanscherping van de monetaire en kredietvoorwaarden is de kredietstroom naar de particuliere sector aanzienlijk aan het vertragen. In de toekomst kan een scherpe verslechtering van de macro-economische vooruitzichten, in combinatie met rentetarieven die een lange periode hoog blijven, leiden tot een zwakkere activakwaliteit. Tegelijkertijd kan de sector niet-bancaire financiële bemiddeling worden geconfronteerd met kwetsbaarheden. In een context van krappere financieringsvoorwaarden is het belangrijk om de risico’s tijdig te monitoren, proactief in contact te treden met debiteuren, en niet-renderende leningen actief te beheren om ervoor te zorgen dat banken de economie kunnen blijven financieren. Op de financiële markten kunnen zich ook andere risico’s voordoen. Met name kunnen hogere risicopremies en strengere liquiditeitsvoorwaarden leiden tot een sterkere en mogelijk wanordelijke correctie van de activaprijzen. Ook de lopende aanpassingen op de woningmarkt en de markt voor commercieel vastgoed moeten nauwlettend worden gevolgd. De stijgende hypotheekrente en de afnemende schuldaflossingscapaciteit kunnen tot aanzienlijke correcties van de huizenprijzen leiden en financiële instabiliteit in de hand werken.
(14) In de verklaring van de Eurotop van maart 2023 hebben de leiders van de eurozone nogmaals toegezegd de bankenunie te zullen voltooien. In het bijzonder zou de ratificatie van het herziene Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme, waarmee de invoering van het gemeenschappelijk achtervangmechanisme voor het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds mogelijk wordt gemaakt, de veerkracht van de eurozone verder versterken. Tegen deze achtergrond heeft de Commissie in april 2023 een voorstel ingediend voor de hervorming van het kader voor bankencrisisbeheer en depositoverzekering, met als doel de autoriteiten in staat te stellen een ordelijke terugtrekking uit de markt te organiseren voor falende banken, ongeacht hun omvang en bedrijfsmodel, met inbegrip van kleinere banken,
BEVEELT AAN dat de lidstaten van de eurozone in de periode 2024-2025 zowel individueel, onder meer via de uitvoering van hun herstel- en veerkrachtplannen, als collectief binnen de Eurogroep de volgende acties ondernemen:
1. Een gecoördineerd en prudent begrotingsbeleid voeren om de schuld op een prudent niveau te houden of de schuldquotes op een plausibel neerwaarts pad te brengen. Een over het geheel genomen restrictief begrotingsbeleid in de eurozone tot stand brengen en aldus de tijdige terugkeer van de inflatie naar het streefcijfer van 2 % vergemakkelijken, en tegelijkertijd flexibel blijven in deze tijden van grote onzekerheid. Crisisgerelateerde energiesteunmaatregelen zo snel mogelijk afbouwen en de daaruit voortvloeiende besparingen gebruiken om tekorten terug te dringen. De door de Raad aanbevolen uitgavenlimieten naleven, maar tegelijkertijd de begrotingskoers zodanig aanpassen dat aanhoudende inflatieverschillen worden voorkomen. Op middellange termijn begrotingsstrategieën ontwikkelen om een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen en waar nodig de schuld houdbaarder te maken door middel van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met hoogwaardige overheidsinvesteringen en hervormingen. In deze strategieën waar nodig maatregelen opnemen om de efficiëntie en kwaliteit van overheidsuitgaven verder te verhogen en de houdbaarheid en toereikendheid van de pensioen- en gezondheidszorgstelsels te verbeteren.
2. Een hoog niveau van overheidsinvesteringen in stand houden om de groene en de digitale transitie te ondersteunen en de productiviteit en veerkracht te versterken. De uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen, met inbegrip van de REPowerEU-hoofdstukken, versnellen. Ten volle gebruikmaken van de cohesiebeleidsprogramma’s en ervoor zorgen dat bij de tussentijdse evaluatie ervan onder meer rekening wordt gehouden met de uitdagingen die in het kader van het Europees Semester zijn vastgesteld en met de voortgang bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten, zonder de algemene ambitie ervan te verminderen.
3. In overeenstemming met de nationale praktijken en met inachtneming van de rol van de sociale partners, loonontwikkelingen ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten, met name voor mensen met een laag inkomen, waarbij de dynamiek van het concurrentievermogen terdege in aanmerking wordt genomen en aanhoudende verschillen binnen de eurozone worden vermeden. Bij- en omscholing en actief arbeidsmarktbeleid bevorderen om de tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden aan te pakken en de productiviteit te verhogen. Maatregelen nemen om legale migratie van werknemers uit derde landen in knelpuntberoepen te vergemakkelijken, in volledige complementariteit met de benutting van talenten van binnen de EU. Passende, houdbare stelsels voor sociale bescherming en inclusie waarborgen en versterken. De sociale partners effectief bij de beleidsvorming betrekken en het sociaal overleg versterken.
4. Investeringsbelemmeringen wegnemen om het tekort aan investeringen in de groene en de digitale transitie te verkleinen. De toegang tot financiering verbeteren, met name voor innovatieve ondernemingen en kmo’s, door verdere vooruitgang te boeken in de richting van de kapitaalmarktenunie. Ervoor zorgen dat overheidssteun voor relevante strategische sectoren doelgericht is, zonder het gelijke speelveld op de eengemaakte markt te verstoren en met het oog op versterking van het concurrentievermogen en van de open strategische autonomie van de eurozone. De internationale rol van de euro blijven versterken en verdere vooruitgang boeken met de werkzaamheden in verband met de digitale euro.
5. De risico’s monitoren die verbonden zijn aan strengere financiële voorwaarden, met name die welke verband houden met de activakwaliteit en met potentiële correcties in de activaprijzen, ook op de vastgoedmarkten. Toezicht houden op de ontwikkelingen in de niet-bancaire financiële bemiddeling om een toename van systeemrisico’s en negatieve overloopeffecten op de economie te voorkomen. De bankenunie voltooien door verder te werken aan alle elementen, waaronder een Europees depositoverzekeringsstelsel.
Gedaan te Straatsburg,
Voor de Raad
De voorzitter
1PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1, ELI: data.europa.eu/eli/reg/1997/1466/oj
2PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2011/1176/oj
3COM(2023) 240 final, COM(2023) 241 final en COM(2023) 242 final.
4Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2021/241/oj
5COM(2023) 161 final
6COM(2023) 160 final
7COM(2023) 335 final
8PB C 101 van 17.3.2023, blz. 3.
NL NL