Overwegingen bij COM(2024)23 - Screening van buitenlandse investeringen in de Unie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2024)23 - Screening van buitenlandse investeringen in de Unie.
document COM(2024)23
datum 24 januari 2024
 
(1) Investeringen in de Unie dragen bij tot de groei van de Unie door haar concurrentievermogen te verbeteren, banen te scheppen en schaalvoordelen te creëren, en kapitaal, technologieën, innovatie en expertise aan te trekken.

(2) Artikel 3, lid 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) bepaalt dat de Unie in haar betrekkingen met de rest van de wereld haar waarden en belangen moet handhaven en zich ervoor moet inzetten, en moet bijdragen tot de bescherming van haar burgers. Bovendien hebben de Unie en de lidstaten een open investeringsklimaat dat is vastgelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en is ingebed in de internationale verplichtingen van de Unie en haar lidstaten.

(3) In het kader van de internationale verplichtingen die zijn aangegaan in de Wereldhandelsorganisatie (WTO), in de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en in de met derde landen gesloten handels- en investeringsovereenkomsten kunnen de Unie en de lidstaten onder bepaalde voorwaarden aan buitenlandse directe investeringen beperkingen opleggen om redenen van veiligheid of openbare orde.

(4) Overeenkomstig Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad0 is een kader opgezet voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie door de lidstaten. Die verordening voorziet met name in een samenwerkingsmechanisme dat de lidstaten en de Commissie in staat stelt informatie over buitenlandse directe investeringen uit te wisselen en bezorgdheid te uiten over risico’s voor de veiligheid of de openbare orde. In het kader van dat samenwerkingsmechanisme moest de lidstaat waar de buitenlandse directe investering werd gepland of voltooid naar behoren rekening houden met de opmerkingen van andere lidstaten en het door de Commissie in haar screeningbesluit afgegeven advies.

(5) Met het overeenkomstig Verordening (EU) 2019/452 opgezette kader is de doelstelling ervan verwezenlijkt om te voorzien in een formeel mechanisme voor de lidstaten en de Commissie om informatie over buitenlandse directe investeringen uit te wisselen en het bewustzijn over grensoverschrijdende risico’s voor de veiligheid of de openbare orde die voortvloeien uit bepaalde buitenlandse directe investeringen te vergroten.

(6) Er is echter een nieuw wetgevingsinstrument nodig om de efficiëntie en doeltreffendheid van Verordening (EU) 2019/452 te versterken en een hogere mate van harmonisatie in de hele Unie te waarborgen.

(7) Bepaalde investeringen die niet onder Verordening (EU) 2019/452 vallen, kunnen risico’s opleveren voor de veiligheid en de openbare orde van de Unie. Het gaat hierbij met name om bepaalde investeringen die worden gedaan in lidstaten die niet over een screeningmechanisme beschikken, investeringen die worden gedaan in lidstaten die beschikken over een screeningmechanisme dat niet op bepaalde gevoelige investeringen van toepassing is, en investeringen die door buitenlandse investeerders worden gedaan via een in de Unie gevestigde dochteronderneming en die mogelijk dezelfde risico’s voor de veiligheid of de openbare orde inhouden als directe investeringen vanuit derde landen.

(8) Een aanzienlijke meerderheid van de lidstaten, maar niet alle lidstaten, beschikt over een wetgevingsinstrument dat voorziet in een mechanisme voor het screenen van buitenlandse directe investeringen. In veel lidstaten heeft de nationale wetgeving ook betrekking op de screening van investeringen binnen de Unie. Tussen de lidstaten bestaan er aanzienlijke verschillen wat betreft het toepassingsgebied, de drempels en de criteria die worden gebruikt om te beoordelen of een investering waarschijnlijk negatieve gevolgen voor de veiligheid of de openbare orde zal hebben. Er bestaan ook verschillen in de screeningprocessen. In bepaalde lidstaten kan de investering worden gedaan voordat daarvoor goedkeuring is verkregen met betrekking tot de gevolgen voor de veiligheid en de openbare orde. Andere lidstaten vereisen echter dat de investering pas wordt voltooid nadat deze in het kader van het screeningmechanisme is toegestaan. Dergelijke verschillen vormen een probleem voor de soepele werking van de interne markt. Zo creëren zij een ongelijk speelveld en zorgen zij voor hogere nalevingskosten voor investeerders die transacties in meer dan één lidstaat ter kennis willen geven. Deze verordening draagt bij tot het verkleinen van de verschillen tussen de belangrijkste elementen van de mechanismen die op nationaal niveau worden toegepast. Dit is van cruciaal belang om investeerders voorspelbaarheid te bieden met betrekking tot de toepasselijke nationale regelingen en de kenmerken ervan, waardoor de daarmee verband houdende nalevingskosten worden verminderd. Dit is des te relevanter gezien de mate van integratie van de interne markt, die ertoe kan leiden dat één enkele transactie gevolgen heeft voor meerdere lidstaten in de EU. Zo kan het gebeuren dat een transactie die bedoeld is voor de verwerving van een doelonderneming in één lidstaat ook gevolgen heeft voor de veiligheid en de openbare orde in een andere lidstaat, als gevolg van de structuur van de toeleveringsketen of van andere economische elementen die de doelonderneming verbinden met andere ondernemingen die in een andere lidstaat zijn gevestigd. Om deze problemen op de interne markt aan te pakken en te zorgen voor meer samenhang en voorspelbaarheid, is het dienstig dat de criteria en elementen die voor de beoordeling van buitenlandse investeringen moeten worden gebruikt via maatregelen op het niveau van de Unie worden vastgesteld.

(9) Om een samenhangende aanpak van de screening van buitenlandse investeringen in de hele Unie te waarborgen, moeten alle lidstaten worden verplicht om buitenlandse investeringen te screenen om redenen van veiligheid of openbare orde. Daarom moeten de belangrijkste elementen van de nationale screeningmechanismen worden geharmoniseerd. Die minimale harmonisatie heeft betrekking op het toepassingsgebied van de te screenen investeringen, de belangrijkste kenmerken van de screeningprocedure, en de interactie tussen het nationale mechanisme en het samenwerkingsmechanisme van de Unie. Daarnaast moeten de lidstaten het toepassingsgebied van hun nationale screeningmechanisme ook kunnen uitbreiden tot andere soorten buitenlandse investeringen, buitenlandse investeringen in andere sectoren, aanvullende EU-doelondernemingen of economische activiteiten die de betrokken lidstaat van cruciaal belang acht voor zijn veiligheid of openbare orde. Wanneer zij dat doen, moet een dergelijke screening ook in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze verordening.

(10) Verordening (EU) 2019/452 heeft alleen betrekking op buitenlandse directe investeringen vanuit derde landen in de Unie. Het is echter ook noodzakelijk het toepassingsgebied van het samenwerkingsmechanisme uit te breiden tot investeringen die tussen lidstaten worden gedaan en waarbij de investeerder in één lidstaat direct of indirect onder zeggenschap staat van een buitenlandse entiteit, ongeacht of de uiteindelijke eigenaar in de Unie of elders is gevestigd. Dit uitgebreide toepassingsgebied is met name dienstig om ervoor te zorgen dat investeringen die duurzame betrekkingen tussen de buitenlandse investeerder en de EU-doelonderneming tot stand brengen consequent in aanmerking worden genomen en beoordeeld, ongeacht of zij rechtstreeks door een buitenlandse investeerder worden uitgevoerd of via een in de Unie gevestigde entiteit die onder zeggenschap van een buitenlandse investeerder staat. Dit moet de consistentie en voorspelbaarheid van de screeningregels in alle lidstaten bevorderen, wat op zijn beurt zal zorgen voor lagere nalevingskosten voor buitenlandse investeerders en minder stimulansen om een investering te richten op lidstaten waar dergelijke transacties buiten het toepassingsgebied van die regels vallen.

(11) Investeringen in doelondernemingen in de Unie die door buitenlandse investeerders worden gedaan, met inbegrip van investeringen die via een gecontroleerde entiteit in de Unie worden uitgevoerd, kunnen specifieke risico’s inhouden voor de veiligheid en de openbare orde in de Unie en haar lidstaten. Dergelijke met investeerders verband houdende risico’s zullen wellicht niet bestaan en hoeven derhalve niet te worden aangepakt voor een investering waarbij alleen entiteiten zijn betrokken die geen eigendom zijn van, onder zeggenschap staan van, banden hebben met of worden beïnvloed door buitenlandse investeerders, noch wanneer een buitenlandse investeerder zonder meerderheidsbelang in de entiteit in de Unie deelneemt. Om een samenhangend kader voor de screening van investeringen en het controlemechanisme van de Unie te waarborgen, moeten verschillen tussen de regels die van toepassing zijn op de behandeling van buitenlandse investeringen worden vermeden, ongeacht of zij rechtstreeks van buiten de Unie of via een reeds in de Unie gevestigde entiteit worden gedaan. Dit kader weerspiegelt het belang van de bescherming van de veiligheid en de openbare orde en is uitsluitend gericht op risico’s die kunnen voortvloeien uit investeringen waarbij buitenlandse entiteiten zijn betrokken. Daarom moeten de lidstaten ten minste zorgen voor de screening van buitenlandse investeringen die verband houden met projecten of programma’s van Uniebelang of waarbij de EU-doelonderneming actief is op gebieden waar een buitenlandse investering gevolgen kan hebben voor de veiligheid of de openbare orde in meer dan één lidstaat. De lidstaten moeten ook andere buitenlandse investeringen kunnen screenen. Wanneer zij dat doen, moet die screening ook in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze verordening. Transacties zonder betrokkenheid van buitenlandse investeerders of waarbij de mate van betrokkenheid niet leidt tot directe of indirecte zeggenschap over de entiteit in de Unie, vallen niet onder deze verordening.

(12) Buitenlandse investeringen moeten in overeenstemming met deze verordening worden gescreend, waarbij rekening wordt gehouden met alle beschikbare feitelijke informatie en het evenredigheidsbeginsel en andere in de Verdragen verankerde beginselen worden geëerbiedigd. Bovendien moet de screening van buitenlandse investeringen die worden uitgevoerd via in de Unie gevestigde dochterondernemingen van de buitenlandse investeerder in alle gevallen voldoen aan de vereisten die voortvloeien uit het Unierecht, en met name aan de Verdragsbepalingen inzake de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van kapitaal, zoals uitgelegd in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, in overeenstemming met de doelstelling om een open en inclusieve interne markt in stand te houden. Alle beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrije verkeer van kapitaal in de Unie, met inbegrip van de screening en maatregelen die voortvloeien uit de screening, zoals risicobeperkende maatregelen en verboden, moeten zijn gebaseerd op een werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving, en moeten dienstig en noodzakelijk zijn, zoals bepaald in de rechtspraak van het Hof van Justitie. Tegelijkertijd kunnen bij het beoordelen van de rechtvaardiging en evenredigheid van een beperking de bijzonderheden van investeringen binnen de Unie die via een dochteronderneming van een buitenlandse investeerder worden verricht in aanmerking worden genomen bij het beoordelen van beperkingen van de vrijheid van vestiging of van het vrije verkeer van kapitaal, in voorkomend geval ook in een advies van de Commissie dat op grond van deze verordening wordt goedgekeurd. Hierbij moet rekening worden gehouden met de integratie van de regelingen van de lidstaten in een Uniebreed samenwerkingsmechanisme.

(13) Om ervoor te zorgen dat het in deze verordening vastgestelde samenwerkingsmechanisme efficiënt en doeltreffend kan functioneren, moet een minimaal gemeenschappelijk toepassingsgebied worden vastgesteld voor buitenlandse investeringen die alle lidstaten aan het samenwerkingsmechanisme ter kennis moeten geven. Het moet de lidstaten vrijstaan buitenlandse investeringen ter kennis te geven die buiten het toepassingsgebied van deze verordening vallen.

(14) Ook moet ervoor worden gezorgd dat de lidstaat waar de buitenlandse investering wordt gepland of is voltooid meer verantwoording moet afleggen aan de Commissie en aan de lidstaten die naar behoren gemotiveerde bezorgdheid uiten over hun openbare orde of veiligheid of die van de Unie.

(15) Het in deze verordening vastgestelde gemeenschappelijk kader mag geen afbreuk doen aan de exclusieve verantwoordelijkheid van de lidstaten om hun nationale veiligheid te waarborgen, zoals bepaald in artikel 4, lid 2, VEU. Het mag evenmin afbreuk doen aan de bescherming van hun wezenlijke veiligheidsbelangen overeenkomstig artikel 346 VWEU.

(16) Buitenlandse investeringen waarmee duurzame en directe betrekkingen worden gevestigd of gehandhaafd tussen investeerders uit derde landen (met inbegrip van staatsentiteiten) en EU-doelondernemingen die een economische activiteit in een lidstaat uitoefenen, moeten binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Dit moet gelden wanneer die investeringen rechtstreeks worden uitgevoerd vanuit derde landen of door een entiteit in de Unie met buitenlandse zeggenschap. Het kader dient echter niet van toepassing te zijn op de verwerving van effecten van vennootschappen met uitsluitend doel te beleggen, zonder invloed op het bestuur van en de zeggenschap over de onderneming te willen uitoefenen (beleggingen in effecten). De herstructurering van een groep ondernemingen of de fusie van meer dan één juridische entiteit tot één juridische entiteit vormt geen buitenlandse investering, op voorwaarde dat er geen sprake is van een grotere participatie van de buitenlandse investeerders, of de transactie niet resulteert in aanvullende rechten die kunnen leiden tot een wijziging in de daadwerkelijke deelneming van een of meer buitenlandse investeerders in het beheer van of de zeggenschap over een doelonderneming in de Unie.

(17) Er is sprake van buitenlandse greenfieldinvesteringen wanneer de buitenlandse investeerder of een dochteronderneming van een buitenlandse investeerder in de Unie nieuwe installaties of een nieuwe onderneming in de Unie opricht. Buitenlandse greenfieldinvesteringen moeten binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen voor zover zij door een lidstaat relevant worden geacht voor de screening van buitenlandse investeringen omdat zij duurzame en directe betrekkingen tussen een buitenlandse investeerder en dergelijke installaties of ondernemingen tot stand brengen. Daarnaast kan een buitenlandse investeerder door het opzetten van nieuwe installaties de veiligheid en de openbare orde beïnvloeden, ook wanneer dat risico betrekking heeft op essentiële economische inputs. De lidstaten worden daarom aangemoedigd om buitenlandse greenfieldinvesteringen op te nemen in het toepassingsgebied van transacties die onder hun screeningmechanismen vallen, met name wanneer die investeringen plaatsvinden in sectoren die relevant zijn voor hun veiligheid of openbare orde of wanneer zij kenmerken zoals omvang of fundamenteel karakter vertonen om relevant te zijn voor hun veiligheid of openbare orde.

(18) Om samenhangende en voorspelbare screeningprocessen te waarborgen, is het dienstig de belangrijkste kenmerken van de door de lidstaten in te voeren screeningmechanismen vast te stellen. Die kenmerken moeten ten minste betrekking hebben op het toepassingsgebied van de transacties die aan toelatingsvereisten onderworpen zijn, op de termijnen voor de screening en op de mogelijkheid voor ondernemingen waarop het screeningbesluit van toepassing is om tegen dergelijke besluiten in beroep te gaan. De voorschriften en procedures voor screeningmechanismen moeten transparant zijn en mogen geen onderscheid tussen derde landen maken.

(19) Het in Verordening (EU) 2019/452 vastgestelde samenwerkingsmechanisme stelt de lidstaten in staat om samen te werken en elkaar te helpen wanneer een buitenlandse directe investering in één lidstaat gevolgen kan hebben voor de veiligheid of de openbare orde van andere lidstaten of voor projecten of programma’s van Uniebelang. Dit mechanisme is tot dusver zeer nuttig gebleken en moet derhalve worden gehandhaafd en versterkt in het kader van deze verordening.

(20) Om ervoor te zorgen dat buitenlandse investeringen die waarschijnlijk negatieve gevolgen zullen hebben voor de veiligheid of de openbare orde in de Unie naar behoren worden geïnventariseerd, moeten de lidstaten buitenlandse investeringen screenen wanneer de EU-doelonderneming deel uitmaakt van of deelneemt aan een project of programma van Uniebelang of wanneer de economische activiteiten van de EU-doelonderneming betrekking hebben op technologie, activa, installaties, uitrusting, netwerken, systemen of diensten die van bijzonder belang zijn voor de belangen van de Unie op het gebied van veiligheid of openbare orde. Naast deze criteria kunnen screeningmechanismen van toepassing zijn op andere sectoren, EU-doelondernemingen of economische activiteiten die de betrokken lidstaat van cruciaal belang acht voor zijn veiligheid of openbare orde.

(21) Om ervoor te zorgen dat het samenwerkingsmechanisme uitsluitend gericht is op buitenlandse investeringen waarbij de kenmerken van de buitenlandse investeerder of de EU-doelonderneming waarschijnlijk gevolgen hebben voor de veiligheid of de openbare orde, is het dienstig risicogebaseerde voorwaarden vast te stellen voor de kennisgeving aan de andere lidstaten en de Commissie van buitenlandse investeringen die in een lidstaat worden gescreend. Wanneer een buitenlandse investering aan geen enkele van de voorwaarden voldoet, kan de lidstaat waar de buitenlandse investering wordt gescreend de andere lidstaten en de Commissie in kennis stellen van de buitenlandse investering, ook wanneer de EU-doelonderneming aanzienlijke activiteiten in andere lidstaten heeft, of behoort tot een concern met meerdere ondernemingen in verschillende lidstaten.

(22) Om ervoor te zorgen dat het waarschijnlijke effect van een buitenlandse investering op de veiligheid of de openbare orde van een of meer lidstaten naar behoren wordt vastgesteld, moeten de lidstaten opmerkingen kunnen indienen bij een lidstaat waarin een buitenlandse investering wordt gepland of is voltooid, zelfs indien die lidstaat die buitenlandse investering niet screent of indien de buitenlandse investering wel wordt gescreend maar niet bij het samenwerkingsmechanisme ter kennis is gegeven. Verzoeken om informatie, antwoorden en opmerkingen van lidstaten moeten tegelijkertijd ter kennis aan de Commissie worden gegeven.

(23) Om ervoor te zorgen dat het waarschijnlijke effect van een buitenlandse investering op de veiligheid of de openbare orde van meer dan één lidstaat of de Unie in haar geheel naar behoren wordt vastgesteld, moet de Commissie een advies in de zin van artikel 288 VWEU kunnen uitbrengen aan de lidstaat waarin de buitenlandse investering wordt gepland of is voltooid, zelfs indien die buitenlandse investering niet in die lidstaat wordt gescreend of indien die buitenlandse investering wel wordt gescreend maar niet aan het samenwerkingsmechanisme ter kennis is gegeven.

(24) Om de veiligheid of de openbare orde te kunnen beschermen wanneer het waarschijnlijke effect het gevolg is van een buitenlandse investering in een EU-doelonderneming die voorziet in de ontwikkeling, het onderhoud of de verwerving van infrastructuur, technologieën of inputs die van kritiek belang zijn voor de Unie in haar geheel, moet de Commissie bovendien de mogelijkheid hebben een advies uit te brengen. Dit zou de Commissie een instrument bieden om projecten en programma’s te beschermen die de Unie in haar geheel dienen en een belangrijke bijdrage leveren aan de veiligheid of de openbare orde van de Unie. Alle lidstaten moeten in kennis worden gesteld van een advies van de Commissie waarin de waarschijnlijke gevolgen voor projecten of programma’s van Uniebelang worden vastgesteld om redenen van veiligheid of openbare orde.

(25) Voorts moet de Commissie een tot alle lidstaten gericht advies kunnen uitbrengen indien zij meerdere buitenlandse investeringen vaststelt die samen waarschijnlijk gevolgen zullen hebben voor de veiligheid of de openbare orde in de Unie. Dit kan met name het geval zijn wanneer meerdere buitenlandse investeringen vergelijkbare kenmerken vertonen. Dit geldt ook wanneer de buitenlandse investeringen door dezelfde buitenlandse investeerder worden gedaan, of wanneer buitenlandse investeerders vergelijkbare risico’s vertonen, of wanneer meerdere buitenlandse investeringen betrekking hebben op de doelonderneming of dezelfde infrastructuur, met inbegrip van trans-Europese infrastructuur voor vervoer, energie en communicatie. De lidstaten en de Commissie moeten de risicoanalyse en de mogelijke manieren om de in het advies vastgestelde risico’s aan te pakken, bespreken.

(26) Om de veiligheid of de openbare orde te beschermen en investeerders tegelijkertijd meer zekerheid te bieden, moeten de lidstaten opmerkingen kunnen indienen en moet de Commissie advies kunnen uitbrengen over buitenlandse investeringen die zijn voltooid maar waarvan tot 15 maanden na de voltooiing van de buitenlandse investering geen kennisgeving is gedaan.

(27) Met het oog op meer duidelijkheid, moet de lijst van projecten of programma’s van Uniebelang in bijlage I worden opgenomen. Deze lijst moet alle buitenlandse investeringen in de trans-Europese netwerken voor vervoer, energie en communicatie bevatten, alsook programma’s voor de financiering van onderzoek en ontwikkeling voor activiteiten die relevant zijn voor de veiligheid of de openbare orde in de Unie. Gezien het belang van deze projecten en programma’s voor de veiligheid en de openbare orde in de Unie, moeten de lidstaten zorgen voor de screening van buitenlandse investeringen in ondernemingen in de Unie die deel uitmaken van of deelnemen aan deze projecten of programma’s, met inbegrip van die welke financiering van de Unie ontvangen.

(28) Om ervoor te zorgen dat het waarschijnlijke effect van een buitenlandse investering op de veiligheid of de openbare orde van een of meer lidstaten adequaat wordt aangepakt, moeten lidstaten die naar behoren gemotiveerde opmerkingen van andere lidstaten of een advies van de Commissie ontvangen de grootst mogelijke aandacht besteden aan dergelijke opmerkingen of adviezen, ook wanneer zij van mening zijn dat hun eigen veiligheid of openbare orde geen gevolgen ondervindt. De lidstaat moet zo nodig overleg plegen met de Commissie en de betrokken lidstaten en hun schriftelijke feedback geven over het genomen besluit en de wijze waarop de opmerkingen en het advies zo goed mogelijk in aanmerking zijn genomen. Het definitieve besluit over buitenlandse investeringen moet uitsluitend de verantwoordelijkheid blijven van de lidstaat waar de buitenlandse investering wordt gepland of is voltooid.

(29) Om de doeltreffende werking van het samenwerkingsmechanisme te waarborgen, is het belangrijk te eisen dat de lidstaat die de buitenlandse investering aan het samenwerkingsmechanisme ter kennis geeft in gestandaardiseerde vorm een minimale hoeveelheid informatie verstrekt. Indien de samenwerking betrekking heeft op een buitenlandse investering die niet aan het samenwerkingsmechanisme ter kennis is gegeven, moet de lidstaat waar de buitenlandse investering wordt gepland of is voltooid ten minste dezelfde minimale hoeveelheid informatie kunnen verstrekken. De Commissie en de lidstaten kunnen de lidstaat waarin de buitenlandse investering wordt gepland of is voltooid om aanvullende informatie verzoeken. Een dergelijk verzoek om aanvullende informatie moet naar behoren worden gemotiveerd, beperkt blijven tot de informatie die de lidstaten nodig hebben om opmerkingen in te dienen of op basis waarvan de Commissie een advies kan uitbrengen en in verhouding staan tot het doel van het verzoek, en mag niet onnodig belastend zijn voor de kennisgevende lidstaat.

(30) Om ervoor te zorgen dat de samenwerking is gebaseerd op volledige en nauwkeurige informatie, moet een buitenlandse investeerder of een onderneming alle relevante informatie verstrekken die wordt gevraagd door de lidstaat waar hij is gevestigd of de lidstaat waar de buitenlandse investering wordt gepland of is voltooid. In uitzonderlijke omstandigheden, wanneer een lidstaat ondanks alle mogelijke inspanningen de door een andere lidstaat of de Commissie gevraagde informatie niet kan verkrijgen, moet hij die lidstaat of de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen. In dat geval moeten de opmerkingen van een andere lidstaat of de adviezen van de Commissie die in het kader van het samenwerkingsmechanisme zijn ingediend c.q. uitgebracht, worden gebaseerd op de informatie waarover zij beschikken.

(31) Om ervoor te zorgen dat het samenwerkingsmechanisme alleen wordt gebruikt om de veiligheid of de openbare orde te beschermen, moeten de lidstaten elk verzoek om informatie over een specifieke buitenlandse investering in een andere lidstaat en eventuele opmerkingen die zij aan die lidstaat richten naar behoren motiveren. Dezelfde vereisten gelden wanneer de Commissie informatie over een bepaalde buitenlandse investering opvraagt of een advies uitbrengt aan een lidstaat.

(32) De lidstaten of de Commissie, naargelang het geval, kunnen rekening houden met relevante informatie van economische actoren, maatschappelijke organisaties of sociale partners (zoals vakbonden) over een buitenlandse investering die waarschijnlijk nadelige gevolgen voor de veiligheid of de openbare orde zal hebben.

(33) Een lidstaat waarin een buitenlandse investering wordt gepland of is voltooid, kan andere lidstaten of de Commissie daarvan in kennis stellen indien hij wenst dat zij een of meer aspecten van een buitenlandse investering die door het samenwerkingsmechanisme wordt beoordeeld, nader analyseren, of wanneer hem nieuwe informatie of nieuwe omstandigheden ter kennis komen die gevolgen kunnen hebben voor de beoordeling van de buitenlandse investering. De andere lidstaten en de Commissie kunnen dan extra tijd krijgen om hun beoordeling van de buitenlandse investering aan te vullen.

(34) Om de efficiëntie en doeltreffendheid van het samenwerkingsmechanisme te waarborgen, moeten de termijnen en procedures op elkaar worden afgestemd wanneer meerdere buitenlandse investeringen in verband met dezelfde bredere transactie in verschillende lidstaten worden gescreend. Bij dergelijke transacties in meerdere landen moet de aanvrager de verschillende verzoeken om toelating gelijktijdig in de betrokken lidstaten indienen. Bovendien moeten die lidstaten de verzoeken gelijktijdig aan het samenwerkingsmechanisme ter kennis geven. Om een efficiënte behandeling van deze transacties in meerdere landen te waarborgen, moeten de betrokken lidstaten samenwerken en overeenstemming bereiken over de vraag of de buitenlandse investeringen ter kennis moeten worden gegeven en wanneer zij ter kennis moeten worden gegeven. Bovendien moeten de betrokken lidstaten ook overleg plegen over het definitieve besluit. Indien de betrokken lidstaten voornemens zijn de buitenlandse investering onder voorwaarden toe te staan, moeten zij ervoor zorgen dat deze voorwaarden onderling verenigbaar zijn en dat grensoverschrijdende risico’s onder deze voorwaarden adequaat worden aangepakt. Voordat de betrokken lidstaten een buitenlandse investering verbieden, moeten zij nagaan of een voorwaardelijke toelating met gecoördineerde maatregelen en de gecoördineerde handhaving daarvan niet volstaat om de waarschijnlijke gevolgen voor de veiligheid of de openbare orde aan te pakken. De Commissie moet aan deze coördinatie kunnen deelnemen.

(35) Om een consistente aanpak van de screening van investeringen in de hele Unie te waarborgen, is het van essentieel belang dat de normen en criteria die worden gebruikt om de waarschijnlijke risico’s voor de veiligheid en de openbare orde te beoordelen, de normen en criteria zijn die bij deze verordening op het niveau van de Unie worden vastgesteld. Die normen en criteria moeten betrekking hebben op de gevolgen voor de veiligheid, integriteit en werking van kritieke infrastructuur, de beschikbaarheid van kritieke technologieën (inclusief sleuteltechnologieën) en de voortdurende levering van kritieke inputs voor de veiligheid of de openbare orde, waarvan de verstoring, het falen, het verlies of de vernietiging aanzienlijke gevolgen zou hebben voor de veiligheid en de openbare orde in een of meer lidstaten of voor de Unie in haar geheel. In dat verband moeten de lidstaten en de Commissie ook rekening houden met de context en de omstandigheden van de buitenlandse investering. Hierbij moet met name worden nagegaan of een investeerder direct of indirect, bijvoorbeeld via aanzienlijke financiering, onder zeggenschap staat van de overheid van een derde land of betrokken is bij het nastreven van beleidsdoelstellingen van derde landen om hun militaire vermogens te bevorderen. In dit verband moeten de lidstaten en de Commissie, indien van toepassing, ook nagaan waarom de buitenlandse investeerder, zijn begunstigde eigenaar of een van zijn dochterondernemingen of een persoon die namens of op aanwijzing van die buitenlandse investeerder handelt, onderworpen is aan beperkende maatregelen van de Unie op grond van artikel 215 VWEU.

(36) Wanneer de lidstaat waarin de buitenlandse investering wordt gepland of is voltooid van oordeel is dat een buitenlandse investering waarschijnlijk negatieve gevolgen voor de veiligheid of de openbare orde in de Unie zal hebben, is het dienstig die lidstaat ertoe te verplichten passende maatregelen te nemen om de risico’s te beperken, en indien dergelijke maatregelen beschikbaar zijn en door de lidstaat afdoende worden geacht, daarbij zoveel mogelijk rekening te houden met de opmerkingen van andere lidstaten en het advies van de Commissie, indien van toepassing. Buitenlandse investeringen mogen alleen bij wijze van uitzondering worden verboden, en indien andere risicobeperkende maatregelen of maatregelen uit hoofde van het Unierecht of het nationale recht dan het screeningmechanisme ontoereikend zijn om de gevolgen voor de veiligheid of de openbare orde te beperken.

(37) Om de uitvoering van het samenwerkingsmechanisme te ondersteunen en de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten te bevorderen, moet de krachtens Verordening (EU) 2019/452 opgerichte deskundigengroep voor de screening van buitenlandse investeringen in stand worden gehouden.

(38) De lidstaten moeten de Commissie in kennis stellen van hun screeningmechanismen en van eventuele wijzigingen daarvan. Zij moeten jaarlijks verslag uitbrengen aan het publiek over de toepassing van hun screeningmechanismen op relevante wetgevingsontwikkelingen en de activiteiten van de screeningautoriteit, met inbegrip van geaggregeerde gegevens over de gescreende transacties, de resultaten van de screeningprocedures, de nationaliteiten van de partijen bij buitenlandse investeringen en de economische sectoren waarin die transacties hebben plaatsgevonden.

(39) Om de doeltreffendheid van het coördinatiemechanisme te waarborgen, moeten de door de lidstaten en de Commissie opgezette contactpunten een passende plaats binnen de respectieve bestuursdiensten krijgen. De contactpunten moeten over gekwalificeerd personeel en over de nodige bevoegdheden beschikken om hun werkzaamheden in het kader van het coördinatiemechanisme uit te voeren en te zorgen voor een deugdelijke behandeling van vertrouwelijke informatie.

(40) De lidstaten en de Commissie moeten worden aangespoord om met de bevoegde autoriteiten van gelijkgestemde derde landen samen te werken inzake vraagstukken in verband met de screening van buitenlandse investeringen die gevolgen voor de veiligheid of de openbare orde zouden kunnen hebben. Die administratieve samenwerking moet ertoe strekken het kader voor het screenen van buitenlandse investeringen door de lidstaten en de samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie overeenkomstig deze verordening doeltreffender te maken. De Commissie moet op de hoogte worden gehouden van dergelijke bilaterale contacten voor zover deze betrekking hebben op systemische kwesties in verband met de screening van investeringen. Het moet voor de Commissie ook mogelijk zijn om de ontwikkelingen inzake screeningmechanismen in derde landen te monitoren.

(41) De lidstaten en de Commissie waarborgen de vertrouwelijkheid van de informatie die zij uit hoofde van deze verordening verstrekken of ontvangen, overeenkomstig het nationale recht en het Unierecht. Wanneer de ongeoorloofde openbaarmaking van informatie de belangen van de Europese Unie of van een of meer van de lidstaten in meerdere of mindere mate zou schaden, moet de opsteller van de informatie de desbetreffende informatie rubriceren overeenkomstig het nationale recht en het Unierecht. Bij het beantwoorden van verzoeken om toegang tot documenten die op grond van deze verordening worden behandeld, coördineren en bieden de lidstaten en de Commissie ten minste de mate van bescherming van de beschermde belangen die wordt geboden uit hoofde van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/20010, teneinde het doel van onderzoeken te beschermen. De Commissie moet alle nodige maatregelen nemen om de bescherming van vertrouwelijke informatie te waarborgen, zulks met inachtneming van met name Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie0 en Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie0. Evenzo moeten de lidstaten en de Commissie alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de Overeenkomst tussen de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de bescherming van in het belang van de Europese Unie uitgewisselde gerubriceerde informatie0 in acht wordt genomen. Dit omvat met name het verbod gerubriceerde informatie een lagere rubriceringsgraad te geven of te derubriceren zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opsteller. Niet-gerubriceerde gevoelige informatie of informatie die op vertrouwelijke basis wordt verstrekt, moet door de autoriteiten als dusdanig worden behandeld.

(42) Indien op grond van deze verordening persoonsgegevens worden verwerkt, moeten de toepasselijke voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens in acht worden genomen. De verwerking van persoonsgegevens door de contactpunten en andere entiteiten binnen de lidstaten moet conform Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad0 verlopen. De verwerking van persoonsgegevens door de Commissie moet conform Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad0 verlopen.

(43) De Commissie moet jaarlijks een verslag over de uitvoering van deze verordening opstellen en indienen bij het Europees Parlement en de Raad. Met het oog op meer transparantie moet het verslag openbaar worden gemaakt. Het verslag moet onder meer gebaseerd zijn op verslagen die door alle lidstaten op vertrouwelijke basis bij de Commissie zijn ingediend, met gepaste inachtneming van de noodzaak om de bescherming van de vertrouwelijkheid van bepaalde informatie te waarborgen, met name wanneer de bekendmaking van gegevens gevolgen kan hebben voor de veiligheid of de openbare orde van de Unie of de commerciële vertrouwelijkheid in gevaar kan brengen.

(44) De Commissie moet het functioneren en de doeltreffendheid van deze verordening vijf jaar na de datum van toepassing van deze verordening en daarna om de vijf jaar toetsen en een verslag indienen bij het Europees Parlement en de Raad. In dat verslag moet worden beoordeeld of deze verordening gewijzigd moet worden. Wanneer in het verslag wordt voorgesteld deze verordening te wijzigen, kan het vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel.

(45) De uitvoering van deze verordening door de Unie en de lidstaten moet voldoen aan de toepasselijke voorschriften voor het opleggen van beperkingsmaatregelen om redenen van veiligheid en openbare orde zoals bepaald in de WTO-overeenkomsten, met name in artikel XIV, punt a), en artikel XIV bis van de Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten0 (GATS). Ook moet de uitvoering voldoen aan de Verdragen van de Unie en sporen met de toezeggingen in het kader van andere handels- en investeringsovereenkomsten waarbij de Unie of lidstaten partij zijn en handels- en investeringsregelingen waarbij de Unie of lidstaten zich hebben aangesloten.

(46) Wanneer een buitenlandse investering een concentratie vormt die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad0 valt, moet de toepassing van deze verordening de toepassing van artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 139/2004 onverlet laten. Deze verordening en artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 139/2004 moeten op een consistente wijze worden toegepast. Voor zover bij het respectieve toepassingsgebied van die twee verordeningen sprake is van overlapping moeten de in artikel 12 van deze verordening vastgestelde redenen voor screening en het begrip “gewettigde belangen” in de zin van artikel 21, lid 4, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 139/2004 op een samenhangende wijze worden geïnterpreteerd, zonder vooruit te lopen op de beoordeling van de verenigbaarheid van de op de bescherming van die belangen gerichte nationale maatregelen met de algemene beginselen en de overige bepalingen van het Unierecht.

(47) Deze verordening mag geen gevolgen hebben voor de Unieregels inzake de prudentiële beoordeling van gekwalificeerde deelnemingen in de financiële sector, die zijn neergelegd in de Richtlijnen 2009/138/EG0, 2013/36/EU0 en 2014/65/EU0 van het Europees Parlement en de Raad, die een afzonderlijke procedure met een specifieke doelstelling blijft.

(48) De toepassing van deze verordening moet stroken met en mag geen afbreuk doen aan andere kennisgevings- en toelatingsprocedures van het Unierecht. De Commissie moet de door de lidstaten aan het samenwerkingsmechanisme ter kennis gegeven informatie kunnen gebruiken om toezicht te kunnen houden op de toepassing van het recht van de Unie overeenkomstig artikel 17 VEU.

(49) Om rekening te houden met ontwikkelingen in verband met projecten of programma’s van Uniebelang en om de lijst aan te passen van technologieën, activa, installaties, apparatuur, netwerken, systemen, diensten en economische activiteiten die van bijzonder belang zijn voor de belangen van de Unie op het gebied van veiligheid of openbare orde, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van wijzigingen van de bijlagen bij deze verordening. De in bijlage I opgenomen lijst van projecten en programma’s van Uniebelang moet betrekking hebben op projecten of programma’s die onder het EU-recht vallen en die voorzien in de ontwikkeling, het onderhoud of de verwerving van kritieke infrastructuur, kritieke technologieën of kritieke inputs die van essentieel belang zijn voor de veiligheid of de openbare orde. De in bijlage II opgenomen lijst van technologieën, activa, installaties, uitrusting, netwerken, systemen, diensten en economische activiteiten die van bijzonder belang zijn voor de belangen van de Unie op het gebied van veiligheid of openbare orde, moet betrekking hebben op gebieden waar een buitenlandse investering gevolgen kan hebben voor de veiligheid of de openbare orde in meer dan één lidstaat of in de Unie in haar geheel via een EU-doelonderneming, die niet deelneemt aan of geen middelen ontvangt uit een project of programma van Uniebelang. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven0. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(50) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, vooral met betrekking tot het formulier dat moet worden gebruikt om minimale informatie over buitenlandse investeringen te verstrekken, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad0.

(51) Verordening (EU) 2019/452 moet worden ingetrokken. Om de lidstaten en entiteiten voldoende tijd te geven om zich voor te bereiden op de uitvoering, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van [datum toevoegen: 15 maanden na de inwerkingtreding]. In de overgangsperiode tussen de inwerkingtreding en de toepassing van deze verordening moet Verordening (EU) 2019/452 van toepassing blijven.